24

Op het grindpad voor het huis van Insch stond een ambulance met de zwaailichten nog aan. Twee ziekenbroeders hielpen de vrouw van de in specteur de wagen in. Terwijl Logan de oprijlaan op liep hoorde hij dat ze haar vertelden dat alles goed zou komen. Ze zag er niet uit alsof ze er iets van geloofde.

Hij haalde diep adem, overwoog even zich om te draaien en dit aan iemand anders over te laten, maar liep toen het granieten huis binnen. Het was een puinhoop. Overal omgegooid meubilair, kapotte spiegels en fotolijsten, kleine druppels bloed op het beigegrijze tapijt. De stank van menselijke uitwerpselen vocht met de lucht van een schaal met potpourri. Insch zat op zijn knieën in de keuken, bij de hondenmand.

‘Inspecteur?’

‘De klootzak heeft hem geschopt. Ze is al vijftien, een oude dame… maar ze wilde hem aanvallen.’ Hij aaide de spaniël. ‘Het arme beest…’

‘Inspecteur, ik wil even met je praten…’

‘Ze is kapot vanbinnen…’ De inspecteur keek even op. De ogen in zijn gezwollen en gekneusde gezicht leken uit te puilen en zagen nat van de tranen. ‘De dierenarts is onderweg. Dan hoeft ze geen pijn meer te lijden… Dan heeft ze geen…’ Hij haalde diep adem; het ging schokkerig. ‘Wiseman wilde ons laten geloven dat we een van onze meiden opaten. Maar het was gewoon varkensvlees. Anna en Brigit hebben de hele tijd in hun kamer opgesloten gezeten.’

‘Inspecteur, ik…’

‘Nee.’ Hij wreef in zijn ogen. ‘Zeg het niet. Ik wil geen doodsbericht. Dat kun je niet…’

‘Het spijt me. De ambulancebroeders hebben hun uiterste best gedaan. Maar Sophie… Ze was zo klein en de klap van het ongeluk… Ze …’

Insch beet op zijn onderlip, wendde zich af en ging zwijgend door met het aaien van zijn spaniël. Zijn schouders schokten. Hij huilde zachtjes.

Logan verliet het huis.

De rit terug naar het hoofdbureau duurde bijna anderhalf uur, om dat de spits Aberdeen al in zijn greep had. Hij had de sirene aan kunnen zetten, maar Logan had bepaald geen haast. De verkeersdrukte betekende dat hij het onvermijdelijke nog wat kon uitstellen.

Toen hij de rumoerige recherchekamer binnenliep viel het stil. Toen begon de commissaris te applaudisseren, waarna alle aanwezige rechercheurs en agenten van de uniformdienst zijn voorbeeld volgden. De commissaris gaf hem schouderklopjes en vertelde de aanwezigen wat een fantastische politieman hij was. Hoe ze Wiseman uitsluitend en alleen dankzij Logan te pakken hadden gekregen. Hoe apetrots iedereen op hem was.

Maar Logan voelde zich niet zo trots. Niet nu hij alleen maar kon denken aan het meisje dat daar op het asfalt had gelegen. Met haar witte gezichtje. Met haar blauwe lippen. De pieptoon van de defibrillator waarmee de ambulancebroeders hadden geprobeerd haar hart weer aan de praat te krijgen. De uitdrukking op het gezicht van haar moeder, toen hij het haar vertelde. Insch in tranen. Nee, hij voelde zich helemaal niet trots.

Middernacht. Twee passen naar rechts… een zwaai naar links… een knal tegen dat ding in de hal, spul dat op de grond viel… Logan zocht naar het lichtknopje, miste, probeerde het opnieuw en eindelijk ging het licht aan in de hal. ‘Schat, ik ben thuis!’ Pas na drie pogingen kreeg hij de sleutel weer uit het slot. Jas aan de haak naast de deur.

Strompelend naar de keuken.

‘O… verdomme.’ Het was een bende: overal op het aanrecht en op de vloer meel en eieren. De slaapkamer was er even erg aan toe; de laden waren open en overal lagen kledingstukken. En de woonkamer zag eruit alsof er een bom in was ontploft. Het tapijt lag bezaaid met cd's, kussens en reclamedrukwerk. Plotseling voelde Logan zich een stuk minder aangeschoten.

Maar de televisie en de dvd-speler stonden er nog, net als zijn laptop. Wat was dat voor een inbreker, die inbrak maar niets meenam?

Alleen Jackies kleding en bezittingen waren weg: het oostblokondergoed, de biggenknuffels en de porseleinen biggetjes, de haarföhn, de uitgebreide verzameling shampoos, conditioners, vochtinbrengende crèmes en andere smeerseltjes…

Ze was langs geweest, had haar spullen opgehaald en had zijn huis verbouwd. Het zou weken duren voordat dit allemaal weer was opgeruimd.

Terug in de slaapkamer tilde Logan voorzichtig een hoek van het dekbed op, in de hoop dat Jackie niet zo wraakzuchtig zou blijken te zijn als de ex van Alec. Gelukkig bleek zijn bed een poepvrije zone. Hij ging op het matras zitten en bestudeerde de chaos. Voor de zekerheid besloot hij vanavond zijn tanden niet te poetsen; Jackie mocht dan niet zo diep zijn gezonken dat ze haar behoeften op zijn hoeslaken had gedaan, hij sloot bepaald niet uit dat ze de wc had geschrobd met zijn tandenborstel.

‘Wat een waardeloze dag.’