43
Toen inspecteur Insch verscheen, zag hij eruit alsof iemand hem om halfdrie ’s nachts uit zijn bed had gesleept. Hij luisterde zwijgend terwijl Logan hem alles vertelde, vanaf het moment waarop Jackie de brand had gemeld tot aan de huidige stand van zaken met de wegversperringen. Insch deed een stukje Engelse drop in zijn mond en kauwde er bedachtzaam op. Zijn grote, kale schedel glom in het licht van de bouwlampen van de technische recherche. ‘Goed,’ zei hij ten slotte. ‘Het lijkt me beter dat je naar huis gaat.’ Hij wees op Jackie die in de patrouillewagen lag te slapen. ‘En neem de Schone Slaapster met je mee. Ik zie je morgen om twaalf uur. Er moet een grondig onderzoek naar deze schietpartij worden ingesteld.’ Er verdween opnieuw een dropje in zijn mond. ‘Ze zullen wel willen weten wat jullie hier allemaal aan het doen waren.’
Logan bloosde. ‘Eh, ja… dat zit zo…’
Insch stak een hand op en keek hem koud en uitdrukkingsloos aan. ‘Nee. Ik wil het niet weten. Maar je kunt maar beter hopen dat jullie verhalen kloppen. Maitland is omgekomen tijdens de reguliere uitoefening van zijn ambt. Maar als blijkt dat dit de een of andere privéactie is geweest, dan kun je het wel schudden.’
Een patrouillewagen zette hen af in Union Grove zodat ze de recherchewagen die Jackie had meegenomen terug naar het bureau konden rijden. Van het appartement van grootmoeder Kennedy was niet veel meer over. De twee bovenste verdiepingen van het gebouw waren volledig verbrand. Er restte alleen nog een lege granieten huls en wat zwartgeblakerd hout. Ze had geluk dat ze die dag was gearresteerd wegens drugshandel, anders was ze nu morsdood geweest.
Logan klom achter het stuur, maar Jackie zei dat hij aan de andere kant moest gaan zitten. Hij had gedronken. ‘Maar dat is zó lang geleden, ik…’
‘Het kan me niet schelen. Het laatste wat we nu kunnen gebruiken is dat je wordt gearresteerd wegens rijden onder invloed. We hebben al genoeg problemen.’ Ze startte de wagen en deed met veel pijn en moeite haar gordel om. ‘Wist Insch dat je had gedronken?’
‘Ik geloof het niet… hij heeft in ieder geval niets gezegd.’
‘Mooi.’ Ze reed weg, in de richting van de flat. ‘Wat heb je hem verteld?’
‘Alles…. Nou, ja, alles behalve wat er met de vingers van Colin is gebeurd en dat we Chibs woning op eigen initiatief in de gaten hebben gehouden. Volgens mij had hij dat niet erg gewaardeerd.’
Jackie bromde instemmend en sloeg Holburn Street in. ‘Waarom hebben we ons in vredesnaam door jou laten overhalen dit te doen?’
Logan liet zich achteroverleunen. ‘Bedankt voor de morele steun,’ zei hij. Hij zette de politieradio aan en informeerde naar de stand van zaken met de wegversperringen. En hij vroeg hoe het met Steve was. Ze wisten nog niets. Hij haalde zijn telefoon tevoorschijn en belde de afdeling Spoedeisende Hulp. Agent Jacobs werd op dit moment geopereerd en zijn toestand was kritiek. Over een paar uur wisten ze waarschijnlijk meer.
Logan liet zijn hoofd tegen het koele glas van het portierraam rusten. Wat een dag: ’s ochtends was hij naar de begrafenis geweest van iemand die door zijn schuld was neergeschoten; ’s middags had hij een seriemoordenaar in de val gelokt; ’s avonds had iemand anders daar alle eer voor opgestreken; en nu was hij opnieuw betrokken bij een schietpartij waarbij een agent zwaargewond was geraakt. Een echte topdag! En dan was hij er niet te vergeten ook nog voor verantwoordelijk dat een vriend van hem zijn vingers was kwijtgeraakt. Geen wonder dat hij deel uit maakte van de Screw-up Squad van Steel. Hij hoorde er domweg thuis. Trouwens, hij kon nu maar beter meteen door de zure appel heen bijten… Hij haalde zijn telefoon opnieuw tevoorschijn en beluisterde zijn voicemail. ‘Logan, waar ben je? Over een halfuur is er een persconferentie. Zorg dat je er bent!’ Piep. ‘Ik ben het weer. Zit je soms nog te mokken? Schiet op, want de hoofdcommissaris wil dat je een toespraak houdt voor de pers of zoiets.’ Piep. ‘Nog tien minuten! Waar ben je nou? Luister, ik ben niet meer boos op je, oké? Kom nou als de sodemieter hierheen!’ Piep. ‘Logan, hou nou eens op met die sterallures. Kom op!’ Piep. En zo ging het door. De laatste boodschap was kort: ‘Ik hoop dat je een goede reden had om niet te komen opdagen!’ Ze had helemaal niet alle eer voor zichzelf op willen eisen. In plaats daarvan had ze juist haar best gedaan hem in de eer te laten delen. ‘Sodeju!’ Hij wiste alle boodschappen. Hij kon er nu niets meer aan doen. Hij had dit verknald, zoals hij de rest ook verknald had.
Hij wist nog steeds niet wat hij met Miller aan moest. Nu Chib voortvluchtig was kon hij verwachten dat Isobel hem het vuur na aan de schenen zou leggen. Ze zou hem verwijten dat hij iets had moeten doen, vragen waarom ze hem nog steeds niet hadden gepakt, en stel je voor dat ze terug zouden komen, en… Logans gezicht vertrok in een grimas en hij begon hardop te vloeken. ‘Rij terug!’
‘Wat?’ Jackie wees naar de naderende kruising. ‘We zijn bijna thuis.’
‘Rij terug!’
Ze zuchtte theatraal en maakte een draai in Union Street. ‘Waarheen, o grote, wijze meester?’
‘Stel dat Chib besluit niet naar het zuiden te rijden. Stel dat hij vindt dat hij eerst nog een karwei moet afmaken?’
Nu was het Jackies beurt om te vloeken. ‘Colin Miller! Zijn vingers!’
‘Precies. Chib weet dat we achter hem aan zitten. Misschien denkt hij dat het Millers schuld is.’
Ze trapte het gaspedaal dieper in en negeerde het stoplicht bij Union Terrace en het oranje licht bij het muziektheater. De verlaten winkels en de lege zijstraten van Union Street flitsten voorbij. ‘Vraag je versterking?’
Logan hield zich vast aan het dashboard terwijl Jackie in volle vaart de T-kruising bij Holburn Street naar Albyn Place nam. ‘Stel dat ik het bij het verkeerde eind heb?’
‘Dan sta je voor paal. Maar stel dat je gelijk hebt?’
‘Miller wil niet dat iemand weet wat er met zijn vingers is gebeurd. Hij…’
‘Dat is dan jammer. Steve wil niet dat hij in het ziekenhuis ligt met een kogel in zijn lijf! Als die vervloekte journalist zijn handen eerder had opgestoken, dan hadden we Chib nu in de cel gehad. Dan waren we vannacht niet beschoten!’
Ze had gelijk. Logan haalde zijn telefoon tevoorschijn, sloot zijn ogen terwijl Jackie over de rotonde bij Queen Victoria scheurde en belde de meldkamer. Maar er was niemand beschikbaar. Iedereen was ingezet bij de wegversperringen. Logan vloekte en verbrak de verbinding. Hij belde het mobiele nummer van Insch. ‘Je realiseert je toch wel dat hij me nu gaat ontslaan, nietwaar?’ zei hij, terwijl hij de telefoon hoorde overgaan. ‘Inspecteur? Met Logan. Ik heb versterking nodig.’
‘Versterking? Waarom heb je versterking nodig?’ Logan vertelde hem over de vingers van Miller en over Chibs dreigement terug te komen als hij Miller erop betrapte met de politie te praten. ‘Je denkt toch niet dat hij stom genoeg is daar opnieuw naartoe te gaan? Ben je niet goed wijs? Die is met zijn staart tussen de benen onderweg naar huis!’
‘Maar stel nou dat hij het tóch doet?’
Insch bromde dat hij zou zien wat hij kon doen en hing op. Jackie bracht het tempo omlaag totdat ze met normale snelheid reden en nam Forest Road, die naar de goudkust van Aberdeen leidde. ‘En?’ vroeg ze.
‘Misschien.’
‘Misschien? Wat is dat nou voor een antwoord?’
‘Dat is wat hij zei, oké?’ Hij wees naar de ingang van het noordelijke deel van Rubislaw Den. ‘Linksaf en dan is het om de hoek.’
Het was doodstil in de straat. Het licht van de natriumlampen dat door de zachtjes heen en weer waaiende takken van de grote berkenbomen scheen, vormde dansende lichtvlekjes op de bestrating. Het huis bevond zich recht voor hen. Het was er net zo stil en donker als in de rest van de straat. Logan tikte tegen het portierruitje. ‘Stop hier maar.’
Jackie parkeerde de wagen tussen een vuile blauwe Transitbus en een Porsche cabriolet. ‘Goed,’ zei ze, terwijl ze de handrem aantrok. ‘Wat doen we nu?’
‘Laten we even een kijkje gaan nemen. Als we niets zien gaan we terug en wachten we in de auto.’
‘Fantastisch. Nóg meer uren in dat wrak. Precies waar ik zin in heb.’
Ze stapten uit en liepen langs de smerige Transit. Logan bleef staan, fronste zijn wenkbrauwen en vroeg Jackie of ze hem wel eens eerder had gezien. ‘Al die vieze Transits zien er hetzelfde uit. Ik dacht dat we haast hadden?’
Logan liep naar Isobels huis en tuurde naar binnen door het raam van de hal. Het was er donker en er viel niets te zien. Hetzelfde gold voor de woonkamer. Ze konden vanaf hier niet in de achtertuin komen.
‘En nu?’ vroeg Jackie.
‘We kunnen altijd aanbellen.’ Logan drukte op de bel en in de krochten van het grote huis klok het bekende ‘dingdong’. Ze wachtten. Er gebeurde niets. Logan belde opnieuw. De beide auto’s stonden op de oprijlaan: ze móésten thuis zijn, het was halfvier ’s nachts!
Jackie keek door de brievenbus naar binnen. ‘Het lijkt wel een kerkhof.’
‘Ligt het aan mij,’ vroeg Logan, ‘of krijg jij ook het gevoel dat er iets niet in de haak is?’
‘Misschien slapen ze allebei hun roes uit? Je zei dat je haar de vorige keer veel whisky hebt geven. En Miller is aan de pijnstillers…’
Logan deed een stap achteruit en keek omhoog naar het donkere huis. ‘Wat is het ergste dat er kan gebeuren als we naar binnen gaan en er niets aan de hand blijkt te zijn?’
‘Dan kunnen ze je pakken wegens inbraak.’
‘Niet als we een sleutel hebben.’ Hij tilde de kleine pot met violen op die naast de voordeur stond en stak zijn hand eronder, maar het enige wat hij tevoorschijn wist te toveren was een handjevol aarde en een worm. Hij probeerde hetzelfde met de pot aan de andere kant, Niets. ‘Shit, vroeger had ze hier altijd een reservesleutel liggen.’
‘Onder een bloempot bij de deur? Waarom zette ze niet gewoon een groot bord in de tuin met de tekst: “Ik ben een domme koe, kom me alsjeblieft beroven”?’
‘Heb je een zaklantaarn bij je?’ Dat had Jackie Tenslotte was ze nog in uniform, al was dat dan nat van het zweet en rood van het bloed en rook het enigszins naar brand en benzine. Net toen ze hem de zaklantaarn wilde geven, zagen ze door de glaspanelen naast de voordeur dat het licht in de hal aan ging.
‘Dat werd tijd,’ zei Jackie zachtjes, terwijl het slot werd omgedraaid, de grendel opzij werd geschoven en de deur wijd openging.
Isobel staarde hen aan. Ze zag er vreselijk uit. Haar haren zaten aan één kant plat op haar hoofd en aan de andere kant stonden ze recht overeind. Ze had bloeddoorlopen ogen en een verse schaafwond op haar linkerwang. Ze droeg een babyblauwe pyjama met een pingüinmotief. Heel toepasselijk. ‘Wat wil je?’ De whiskywalm kwam hen tegemoet.
Logan liep dichter naar de deur. ‘Isobel, is alles goed met je? Wat is er met je wang gebeurd?’
Ze raakte de schaafwond even aan en probeerde vergeefs te glimlachen. ‘Misschien ben ik… gevallen toen ik een beetje misselijk werd.’ Ze deed een stap achteruit en stak een hand naar hem uit. ‘Maar kom toch binnen, met je lieftallige vrouw Daphne.’ Ze maakte een draaiende beweging met haar arm en probeerde met een gestrekte vinger agent Watson aan te wijzen. ‘Ik heb nog ergens een fles pernod. Daar zijn jullie toch zo dol op?’
Logan wilde zijn mond opendoen om te zeggen: ‘Je weet toch dat ik pernod haat?’, maar ze waggelde alweer terug de gang in.
‘Daphne?’ siste Jackie. Logan haalde zijn schouders op. Kennelijk had Isobel nog meer gedronken dan hij al dacht. Maar ze had er ook nooit erg goed tegen gekund. Ze liepen achter haar aan het huis binnen, rechtstreeks naar de keuken. Daar brandden alle lichten en aan de ontbijtbar zat Colin, naakt en strak gekneveld, zodat zijn mond wijd openstond. Hij was vastgebonden aan een keukenstoel en vanaf de plaats waar zijn linkertepel had gezeten liep een straal bloed omlaag over zijn borst.
Achter hen in de gang bewoog iets; Logan draaide zich bliksemsnel om en keek recht in de loop van een pistool. Het was de Manke. Eén kant van zijn gezicht zat nog onder het opgedroogde bloed. Hij gebaarde Logan de keuken binnen te gaan.
‘Brigadier McRae,’ zei een bekende stem met een Edinburghs accent, terwijl de deur achter hen werd gesloten. ‘Wat een leuke verrassing.’