9
Het was bijna een uur ’s nachts en het was, toepasselijk, doodstil in het mortuarium. Het enige geluid werd veroorzaakte door het gepiep van Logans schoenen op de tegels en het gezoem van de tl-buizen. Boven de glimmende snijtafels hing een enorme afzuigkap, klaar om de geur van de dood snel af te voeren. Het was maar goed dat het ding beter werkte dan de afzuigkap in Logans keuken; die kon nog niet eens de lucht van gebakken uien aan, laat staan de stank van een rottende labrador. ‘Hallo?’ Het mortuarium was volgens de regels vierentwintig uur per etmaal bemand, maar terwijl hij de deuren waardoor de kadavers naar binnen werden gebracht, de koelkasten en de toeschouwersruimte passeerde, zag hij niemand. ‘Hallo?’ Eindelijk zag hij iemand in het kantoor van de patholoog. Ze zat met haar rug naar de deur, had een koptelefoon op, las een vuistdikke roman van Stephen King en dronk uit een flesje met een oranjekleurig glucosedrankje. Logan tikte haar op de schouder. Ze gilde. Stephen King en het glucosedrankje vielen op de grond terwijl ze opsprong en zich in paniek omdraaide. ‘Allemachtig! Je bezorgt me nog een hartaanval!’ Logans gezicht vertrok terwijl ze de koptelefoon van haar hoofd trok. ‘Allemachtig!’ zei ze, terwijl het metalige tssshk-tssshk-tssshk van luide muziek uit de speakertjes siste. ‘Ik dacht dat je…’ ze onderbrak zichzelf, waarschijnlijk omdat ze tegenover Logan niet wilde bekennen dat ze dacht dat de doden uit hun graven waren opgestaan om haar te komen halen. Carole Shaw, aankomend patholoog-anatoom. Beetje aan de zware kant, kort van postuur, vroeg in de dertig met lang, blond krullend haar. Ronde bril en onder haar openhangende witte laboratoriumjas een T-shirt met de opdruk ‘Pathologen doen het met lijken!’ De witte jas zat nu onder de kleverige oranje vlekken.
‘Is het een goed boek?’ vroeg Logan op onschuldige toon.
‘Sukkel. Ik ben helemaal nat…’ Ze bukte om het boek van de grond op te rapen en vloekte toen ze zag dat het oranje drankje ook in de pagina’s was getrokken. ‘Wat wil je in vredesnaam?’
‘De romp van die labrador, die hier woensdagmiddag is gebracht. Hebben jullie daar al een sectierapport van?’
Ze huiverde. ‘Ja, dat herinner ik me. Hoe komt het dat jij altijd degene bent die komt aanzetten met een smerig, rottend lijk?’
Logan kon er niet om lachen. Het jaar daarvoor waren het een klein jongetje en een klein meisje geweest. Allebei al lange tijd dood toen ze waren gevonden. ‘Puur geluk, denk ik,’ antwoordde hij.
‘Hier.’ Ze haalde een dunne dossiermap uit een ladekast tevoorschijn. ‘Pluto is van zijn ledematen ontdaan met behulp van een uitbeenmes – een lemmet van veertien centimeter, een beetje hol vlakbij het handvat en gebogen aan het eind. Zulke messen zitten standaard in een tafelbestek. Niets bijzonders. Als je het mes vindt, kunnen we het waarschijnlijk wel matchen, maar het stoffelijk overschot is behoorlijk vergaan… we kunnen niets garanderen.’ Ze bladerde door het dossier. Haar lippen bewogen terwijl ze snel de inhoud doornam. ‘Ja, hier is het… nog iets waar je misschien wat aan hebt: Pluto heeft iets toegediend gekregen voordat ze hem hebben gedood. Amitriptyline, dat is een medicijn tegen depressies. Qua werking lijkt het een beetje op een kalmerend middel. Ze geven het aan mensen die opgewonden of angstig zijn. Het maakt ze rustig. In de maag hebben we gehakt aangetroffen en ongeveer een half flesje van dat spul. Je wilt niet weten hoe dat rook.’
Inderdaad. Dat wilde hij niet weten. ‘En de koffer?’
Carole haalde haar schouders op. ‘Doorsnee. De ASDA had ze een paar maanden geleden in de aanbieding, in de filialen in Dyce, Bridge of Don, Garthdee en Portlethen. Ze hebben er honderden van verkocht.’ Logan vloekte en ze knikte. ‘Vingerafdrukken kun je ook vergeten, net als vezelresten. Alles was brandschoon. Degene die dit heeft gedaan, wilde beslist niet gepakt worden.’
De rest van de nacht besteedde Logan aan het laten maken van compositiebeelden van het veertienjarige meisje uit Litouwen en haar pooier, die hij vervolgens op het intranet plaatste en naar de bureaus in de omgeving stuurde in de hoop dat iemand ze misschien kon identificeren.
Toen hij terugliep naar zijn appartement, had de regen een kwetsbaar bestand gesloten met de vroege ochtendzon; paarsgrijze wolken verplaatsten zich met grote snelheid door de lucht. Jackie sliep nog. Ze lag opgerold onder het dekbed als een bom die op scherp stond. Ze explodeerde toen Logan haar vertelde dat hij om halftien naar het bureau moest om inspecteur Steel bij te staan tijdens haar verhoor van Jamie McKinnon. ‘Hoe bedoel je “ik moet werken”? Je komt net thuis van je nachtdienst! Ze heeft ons hele weekend al verpest en nu moet je ook nog terug naar het bureau? Ik had plannen gemaakt! We zouden vandaag van alles gaan doen!’
‘Het spijt me, maar het is…’
‘Hou op met je gespijt, Logan McRae! Waarom moet je je altijd zo door dat mens laten commanderen? Waarom zeg je niet eens gewoon een keer nee? Je hebt toch zeker recht op je vrije tijd? Het is alleen maar een baan!’
‘Maar Rosie Williams…’
‘Die is dood! En ze wordt heus niet minder dood als jij gaat overwerken!’ Ze beende vloekend naar de douche. Een kwartier later worstelde ze met de föhn, terwijl ze met de vingers van haar gebroken hand een kam probeerde te hanteren. Ze vloekte nog steeds terwijl ze in de spiegel keek.
Logan stond in de deuropening. Hij keek naar haar woedende rug en wist niet wat hij moest zeggen. Sinds ze drie maanden geleden bij hem was ingetrokken, was alles in harmonie verlopen. Maar de laatste tijd leek ze zich af en toe aan hem te ergeren. En hij had niet het gevoel dat hij er iets aan kon doen. ‘Jackie, het spijt me. Morgen kunnen we…’
Ze gaf een laatste ruk aan de kam, die bleef steken in de weerbarstige donkere krullen. Ze vloekte opnieuw, trok de kam uit haar haar en gooide hem op de kaptafel, waardoor een paar potjes en tubes op de grond vielen. ‘Kutkam!’ Ze stond op en keek kwaad naar de rommel. ‘Ik ga een stukje lopen.’ Ze pakte haar jack en haar sleutels, en weg was ze.
Logan stond alleen in de keuken. Vloekend.
De Black Friars was een traditionele pub aan het begin van Marischal Street, met drie verdiepingen, donkere houten vloeren en houten plafondbalken. Op doordeweekse ochtenden was het er meestal tamelijk rustig; er zaten dan alleen wat gepensioneerden te genieten van een uitgebreid Schots ontbijt – eieren, worst, spek, bloedworst, een zoet aardappelbroodje, vruchtencake, champignons en toast, allemaal drijvend in een flinke plas tomatensaus – dat ze wegspoelden met een paar biertjes. Logan ging aan het eind van de bar zitten, bestelde ontbijt en nam een glas Dark Island. Wat kon het hem schelen dat het halftien ’s ochtends was? Hij had eigenlijk een vrije dag moeten hebben, op stap moeten zijn samen met zijn vriendin. Die niet meer tegen hem wilde praten, dankzij die vervloekte inspecteur Steel die zo’n haast had haar zaak rond te krijgen omdat ze bang was dat anders haar reputatie in het korps nóg slechter zou worden dan hij al was. Ze hadden nog in bed kunnen liggen en doktertje kunnen spelen. Somber kijkend leegde Logan zijn glas. Hij bestelde er nog een.
‘Beetje vroeg om je te bezatten, vind je niet?’
Logan gromde, legde zijn vork met bonen neer en keek opzij. Colin Miller, de trots van de Press and Journal, leunde naast hem tegen de bar. Zoals gewoonlijk was de in Glasgow geboren en getogen journalist onberispelijk gekleed: een perfect zittend zwart pak, een zijden hemd en een dito stropdas. Hij was breedgeschouderd en maakte een gespierde indruk. Aan zijn gezicht moesten de meeste mensen altijd even wennen. Gelukkig had Isobel iets gedaan aan zijn hang naar glimmende gouden sieraden. De kilo’s manchetknopen, ringen, kettingen en armbanden waren vervangen door een enkele zilveren ring aan zijn linkerpink. Een soort trouwring aan de verkeerde vinger. Maar met het edelmetaal in zijn enorme horloge kon je waarschijnlijk nog wel een klein derdewereldland voeden. Hij kwam naast Logan zitten en bestelde een mochachino latte met extra kaneel.
‘Wat doe jij hier?’ vroeg Logan. ‘Zocht je mij?’
‘Nee, ik heb een afspraak. Iemand die ik liever op neutraal terrein ontmoet. Je kent dat wel.’ Miller keek rond in de pub en nam toen een slokje van zijn koffie. ‘Zo, Laz, hoe gaat het? Ik heb je al eeuwen niet gezien, jongen.’
‘Het gaat waardeloos sinds je me de verkeerde informatie over die vervloekte loods hebt gegeven.’
Miller haalde zijn schouders op. ‘Nou, ja, een mens kan het niet altijd bij het goede eind hebben. Volgens mijn bron was het keiharde informatie.’
Logan snoof en spoelde het restant van zijn gebakken ei weg met een flinke slok bier. ‘En wie was die bron dan wel? O, nee, laat maar. Ik weet al wat ik dan te horen krijg: ‘“Dat kan ik je niet vertellen, ik moet mijn bronnen beschermen, dat gaat je niet aan, enzovoort.’”
‘Allemachtig, wat heb jij vandaag? Heb ik niet keurig jouw naam uit de krant gehouden?’ Toen Logan niet reageerde, haalde Miller zijn schouders op en nipte van zijn koffie. ‘En toevallig kan ik je deze keer wél vertellen wie mijn bron was. Het was Graham Kennedy. Weet je wie ik bedoel? Een van de krakers die onlangs is verbrand in dat kraakpand. Hij heeft me verteld dat die loods vol zat met gestolen spul. Bronnen die dood zijn hebben geen privacy meer die ik moet beschermen.’
Logan kreunde. Die verdomde Graham Kennedy was hij helemaal vergeten. Hij moest inspecteur Insch nog over hem vertellen. Weer iets wat hij had verknald. ‘Waarom heb je me dit afgelopen woensdag niet allemaal verteld?’
‘Ik wist niet dat je boos op me was.’ Hij zweeg en hield het kopje halverwege zijn lippen. ‘O, ik moet gaan, mijn afspraak van halfelf is gearriveerd.’ Hij wees naar het middelste gedeelte van de bar, waar een gevaarlijk uitziende kerel in een duur donkergrijs pak een aow’er met een muts van FC Aberdeen een smerige blik toewierp.
‘Wie is die crimineel?’ vroeg Logan.
‘Dat is geen crimineel, Laz, dat is een beleggingsconsultant. En als hij hoort dat je hem een crimineel hebt genoemd, laat hij allebei je benen breken. Of je nu politieman bent of niet.’ Miller glimlachte geforceerd. ‘Als je morgen niets van me hoort, laat ze dan maar in de haven naar me gaan dreggen.’ Hij zwaaide en zei Logan gedag, waarna hij op de ‘beleggingsconsultant’ af stapte en hem een hand gaf. Samen liepen ze naar een rustig hoekje. Logan bestudeerde ze een tijdje en vergat zijn ontbijt verder op te eten. Miller glimlachte overdreven veel. Alsof hij zijn uiterste best deed de man in het grijze kostuum niet tegen de haren in te strijken. De man was ruim een meter tachtig lang. Hij had kort, blond haar, een vierkante kin en een gebit dat rechtstreeks afkomstig was uit een tandpastareclame. Na vijf minuten overhandigde de man Miller een bruine A4-envelop. Miller glimlachte beleefd, maar pakte de envelop aan alsof het een volgepoepte luier was. De conversatie leek te worden afgerond. Logan stond op en kuierde naar het bord met de specialiteit van de dag, tussen hun tafel en de uitgang. Hij botste ‘per ongeluk’ tegen de man op toen hij met een handdruk afscheid van Miller had genomen en aanstalten maakte om de pub te verlaten. De journalist keek verschrikt toe terwijl Logan zich breedsprakig verontschuldigde, waarbij hij de consultant meerdere malen ‘beste jongen’ noemde en aanbood een drankje voor hem te bestellen. Het antwoord luidde kort: ‘Sodemieter op.’ Zonder stemverheffing. Rustig en erg duidelijk. Logan liep naar achteren en stak zijn handen in de lucht. Die twee woorden maakten duidelijk dat hij niet uit de omgeving afkomstig was. Waarschijnlijk kwam hij uit Edinburgh en was hij hier alleen maar omdat iemand hier een ‘consultant’ nodig had. De man streek zijn pak glad, wierp een laatste onaangename blik op Logan en verdween.
Miller ging op zijn tenen staan om te zien hoe de man in het grijze pak in de regen de straat overstak en achter in een enorme grijze Mercedes stapte. Logan kon de chauffeur maar met moeite zien toen hij het portier sloot, achter het stuur plaatsnam en wegreed. Hij had een snor en zwart haar tot op zijn schouders. Zodra ze uit het zicht verdwenen waren, veegde Miller het zweet van zijn voorhoofd en vroeg Logan wat hem in vredesnaam had bezield. ‘Heb ik je niet gezegd dat die man je benen breekt? Wil je dat ik mijn vingers kwijtraak?’
Miller trok een barkruk naar zich toe, ging zitten en bestelde een dubbele Macallan whisky, die hij in één keer achteroversloeg.
‘Ga je me nog vertellen wat dit allemaal te betekenen heeft?’
‘Je denkt zeker dat ik gek ben? Hou op! Ik heb al genoeg problemen!’
De verslaggever stond op van de kruk en beende driftig weg. Hij nam met twee treden tegelijk de trap naar boven. Logan keek hem verbaasd na en draaide zich toen om naar de bar om zijn ontbijt te betalen en zijn bier op te drinken.
Om kwart over elf slenterde hij rond bij de ingang van het hoofdbureau. Hij had Insch willen spreken om hem over Graham Kennedy te vertellen, maar de inspecteur was niet aanwezig. Volgens iemand van de administratie was hij vertrokken naar de supermarkt in Altens om een grote doos gesuikerde lolly’s te kopen. Maar hij kon gerust een boodschap achterlaten als hij dat wilde. Maar dat wilde Logan niet. Hij wilde zelf de eer opstrijken voor het identificeren van Graham Kennedy. Dus restte hem niets anders dan buiten te wachten op inspecteur Steel. Het daglicht werd amberkleurig en de granieten muren kregen een goudkleurige glans. Boven hem vormden de wolken een onheilspellend donkerpaars en wit geheel. Je kon ruiken dat het zou gaan regenen.
En inderdaad begonnen de eerste druppels te vallen toen inspecteur Steel de parkeerplaats op reed. Vloekend en zwetend begon ze aan de linnen kap te rukken, terwijl ze Logan toeriep haar snel te komen helpen. Net toen het begon te stortregenen, hadden ze de kap overeind. Logan stapte in. ‘Flitsend, hoor,’ zei hij, toen de inspecteur de motor liet grommen en met de sportwagen Queen Street op reed.
‘De aankoop van dit ding is de beste midlifecrisisbeslissing die ik ooit heb genomen,’ zei ze. ‘Het is een eersteklas meidenmagneet…’ Ze zette de ruitenwissers aan en bekeek hem vanuit haar ooghoeken. ‘Ben jij aan de zuip geweest?’
Logan haalde zijn schouders op. ‘Ik moest iemand in de gaten houden in een café. Een onbetrouwbaar sujet dat iets aan het bekokstoven is.’
‘O? Iemand die ik ken?’
Hij liet een lange stilte vallen en antwoordde toen simpelweg: ‘Nee.’ Ze reden zwijgend verder over Union Street. Het gebrom van de motor en het getik van de regen op de linnen kap waren de enige geluiden. Steel wilde duidelijk graag dat Logan met details op de proppen kwam, maar hij was niet van plan haar die voldoening te geven. Tenslotte was het haar schuld dat Jackie die ochtend zijn huis uit was gestormd.
De regen spatte van de voorruit terwijl de namiddagzon volop scheen op de zich langzaam voortbewegende auto’s en de talloze voetgangers. Sommigen hadden een paraplu opgestoken en liepen snel door, de meesten leken zich weinig van de regen aan te trekken. Als je lang genoeg in het noordoosten van Schotland woont, merk je de regen nauwelijks meer op. Aan het einde van Union Street had zich tegen de achtergrond van de laaghangende bewolking een regenboog gevormd.
‘Typisch Aberdeen,’ mopperde de inspecteur terwijl ze op haar stoel heen en weer schoof in een poging een hand in haar broekzak te krijgen. ‘Stralende zon en regen tegelijkertijd. Ik snap niet waarom ik de moeite heb genomen een open sportwagen te kopen.’
Logan glimlachte. ‘De midlifecrisis? Een meidenmagneet? Weet je nog?’
De inspecteur knikte bedachtzaam. ‘Ja, dat is zo… schiet op…’ Ze voerde nog steeds een gevecht met haar broek. ‘Shit. Hou het stuur eens even vast, oké?’ Ze wachtte niet op een antwoord maar haalde haar hand van het stuur, deed haar gordel af en haalde een verkreukeld pakje Marlboro Lights uit haar broekzak. Ze viste er een kromme sigaret uit en stak die in haar mond, waarna ze het stuur weer van Logan overnam. ‘Je vindt het toch niet erg?’ vroeg ze, zonder op een antwoord te wachten. Ze stak de sigaret aan, waarop de kleine sportwagen zich snel met rook vulde. Logan kuchte en draaide het raampje een beetje open. Het monotone geluid van de regen die neerdaalde op het wegdek, de gebouwen, de auto’s en de voetgangers was nu nog duidelijker hoorbaar.
Steel sloeg bij Marks & Spencer Market Street in. Terwijl ze langs de haven reden keek Logan om, maar Shore Lane werd aan het zicht onttrokken door een groot, vuil bevoorradingsschip. Het gebonk van de containers die werden uitgeladen, overstemde het geluid van de regen.
‘Hoe zit het met de sectie van onze harige vriend?’ vroeg de inspecteur terwijl ze langs de noordelijke oever van de rivier de Dee reden, op weg naar Craiginches. Hij vertelde haar over het mes, de koffer en het antidepressivum. Steel snoof alleen maar. ‘Daar hebben we niks aan.’
‘Nou, die medicijnen krijg je alleen maar op recept, dus…’
‘Dus misschien zijn ze van de moordenaar? Of van de vrouw van de moordenaar, of van de buren, misschien wel van zijn schoonmoeder…’ Ze draaide haar raampje omlaag en smeet de smeulende peuk de zonnige en regenachtige buitenwereld in. ‘Die pillen kunnen wel zijn overgebleven van de Golfoorlog! Weet jij veel? Wie zegt nou dat ze hier in de buurt zijn voorgeschreven?’ zei Steel, terwijl ze via de rotonde de Queen Mother Bridge opreed. ‘Wat moeten we doen? Alle artsen en apotheken in het land bellen om ze een lijst te vragen met de namen en telefoonnummers van hun patiënten?’
‘We kunnen het wat inperken door alleen te vragen naar gebruikers met psychische problemen.’
‘Psychische problemen?’ Ze lachte. ‘Als ze die niet hadden waren ze niet aan de antidepressiva. Toch?’ Ze draaide haar hoofd en keek hem verbaasd aan. ‘Allemachtig, Lazarus, hoe hebben ze jou ooit brigadier kunnen maken. Waren die strepen in de aanbieding bij een gezinsverpakking Frosties?’ Logan keek boos naar het dashboard. ‘Nou, als we weer terug zijn op het bureau moet je de zaak maar eens voorleggen aan een van die geitenwollen sokken die zich bezighouden met dierenmishandeling. Een dooie hond, daar zullen ze blij mee zijn. Wij wachten dan gewoon tot er iets uitkomt.’
De Craiginches-gevangenis was van de buitenwereld afgesloten door een acht meter hoge muur en een klein, metalen bord waarop stond: ‘PRIVÉTERREIN. VERBODEN TOEGANG.’ Alsof het scherpe prikkeldraad nog niet duidelijk genoeg was. Aan drie kanten van het terrein bevonden zich woonhuizen – goed beveiligd met alarmsystemen – maar aan de noordzijde werd de gevangenis slechts van de rivier de Dee gescheiden door de snelweg en een extreem steile helling. Inspecteur Steel parkeerde op een plaats die was gereserveerd voor het personeel en beende energiek naar de ingang. Logan volgde met minder enthousiaste tred. Twaalf minuten later zaten ze in een piepklein, verwaarloosd vertrek, aan een tafel met een gebarsten formicablad met bruine, langwerpige brandvlekken van sigaretten. Op een aan de muur vastgeklonken standaard stond een bandrecorder, maar van de videofaciliteit waren alleen de schroeven en de aansluitkabels over. Vijf minuten lang telden ze de plafondtegels – het waren er tweeëntwintigeneenhalf – en toen werd Jamie McKinnon naar binnen geduwd door een verveeld uitziende bewaker. Logan stopte een paar nieuwe banden in het audioapparaat en begon de vereiste riedel op te dreunen: namen, datum en plaats van handeling. Toen hij klaar was nam Steel het woord. ‘Zo, Jamie, hoe bevalt het eten hier? Is het te vreten of spuit die onsmakelijke Duncan Dundas nog steeds eerst zijn kwakje in jullie pap? Jamie rilde alleen maar en begon onder zijn vingernagels te pulken, net zolang totdat het vlees onder de randen donkerpaars kleurde. Zo te zien was de gevangenis geen ideale plek voor McKinnon. Zijn gezicht was bedekt met een laagje zweet en hij had donkere kringen onder zijn ogen. Zijn lip was gespleten en hij had een bloeduitstorting op zijn wang. Steel leunde achterover in haar stoel en grinnikte naar hem. ‘We zijn hier, mijn kleine papvreter, omdat er jammer genoeg iets niet in orde is met je alibi: iemand heeft jou en Rosie tekeer zien gaan, dezelfde avond dat iemand haar tot pulp heeft geslagen. Is dat geen merkwaardig toeval?’
Jamie zakte langzaam voorover in zijn stoel totdat zijn gezicht plat op het formicablad rustte. Hij sloeg zijn armen over zijn hoofd.
‘Moeten we misschien even een paar minuten wachten zodat je weer nieuwe leugens kunt bedenken, Jamie?’ vroeg de inspecteur.
‘Ik wilde haar geen pijn doen…’
‘Nee, dat geloven we best.’ Steel haalde haar sigaretten tevoorschijn en stak er een in haar mond zonder er hem een aan te bieden. ‘Waarom heb je het dan gedaan?’
‘Ik had gedronken… in de Regents Arms… daar was een kerel die maar bleef zeggen dat ze alleen maar een stomme hoer was. En nog ergere dingen…’ Hij huiverde. ‘Ik ben hem achternagegaan toen hij naar het toilet moest en daar heb ik hem helemaal in elkaar geslagen. Niemand mag zo over Rosie praten, alsof ze een doodgewone hoer is…’
Het antwoord van Steel kwam uit een dichte mist van sigarettenrook: ‘Ze wás een hoer, Jamie, ze verkocht haar poes op straat voor…’
‘Hou je bek! Ze was geen hoer!’ Hij sprong overeind en bonkte met zijn vuisten zo hard op de tafel dat die een stukje omhoogsprong. Zijn gezicht was rood aangelopen en er stonden tranen in zijn ogen.
Logan zuchtte en kwam tussenbeide in zijn rol van de vriendelijke, begripvolle oom agent. ‘Dus je hebt die vent een lesje gegeven omdat hij je vriendin heeft beledigd. Daar kan ik inkomen. En wat deed je daarna. Ben je haar toen gaan zoeken?’
Jamie knikte. Hij hield zijn blik strak op Logan gericht en negeerde de inspecteur. ‘Ja… ik wilde haar vertellen dat ze ermee moest ophouden. Dat ze thuis moest blijven om voor de kleine te zorgen. Dat ze niet langer op straat moest rondhangen…’ Hij snikte en wreef zijn neus droog met de mouw van zijn hemd.
‘En wat gebeurde er toen je haar vond, Jamie?’
Hij keek naar de wondjes onder zijn vingernagels. ‘Ik had gedronken.’
‘Dat weten we, Jamie. Wat is er precies gebeurd?’
‘We kregen ruzie… Ze… Ze zei dat ze het geld nodig had. Dat ze er niet mee kon stoppen.’ Jamie smeerde opnieuw snot aan zijn mouw. ‘Ik zei dat ik haar kon onderhouden, dat het beter ging, dat ze zich geen zorgen zou hoeven maken… Maar ze wilde me niet geloven. Ze bleef maar zeggen dat ik niet voor haar en het kind kon zorgen…’ Hij beet op zijn onderlip. ‘Toen heb ik haar geslagen. Het ging vanzelf. En ze begon tegen me te schreeuwen. Dus sloeg ik haar opnieuw. Alleen maar omdat ik wilde dat ze ophield…’
Logan liet de stilte even in de lucht hangen. Steel liet wat rook uit haar neusgaten ontsnappen. ‘En wat deed je toen?’
‘Ik moest overgeven op de wc. Toen heb ik het bloed van mijn handen gewassen… Ze lag op de grond, ze zag er behoorlijk toegetakeld uit. Dus heb ik haar naar bed gebracht.’
Steel produceerde een cynisch lachje. ‘Gut, heet dat zó tegenwoordig? “Iemand naar bed brengen”? Wat een grappige manier om te zeggen dat je iemand in een donkere steeg hebt gewurgd. Wat is dat voor idiote nieuwe stroming in de dichtkunst?’
Jamie negeerde haar. ‘De volgende dag zat ze onder de blauwe plekken. Ze heeft me het huis uitgegooid. Ze zei dat ze me nooit meer wilde zien. Maar ik wilde haar helemaal geen pijn doen!’
Logan leunde achterover en probeerde niet te kreunen van frustratie. ‘We willen weten wat er op maandagavond is gebeurd, Jamie. Wat gebeurde er op maandagavond?’
‘Ik ben haar gaan zoeken, op straat.’ Hij haalde zijn schouders op. ‘Ik wilde haar vertellen dat het me speet… ik wilde haar laten zien dat ik goed verdiende. U weet wel, met die fastfoodrestaurants. Ik kon best voor haar en de kinderen zorgen. Ik hield van haar… Maar ze wilde helemaal niet praten. Ze zei dat ze geld moest verdienen, dat ze niets meer met me te maken wilde hebben. Dat ze klanten moest hebben. Dat ik moest betalen als ik iets wilde…’
‘En heb je dat gedaan?’
Jamie boog zijn hoofd. ‘Ik… ja.’
Inspecteur Steel gromde afkeurend en morste as. ‘Dus je hebt je ex betaald voor een wip? Allemachtig, wat ziek!’
Logan keek haar afkeurend aan. ‘En wat gebeurde er toen, Jamie?’
‘We hebben het in een portiek gedaan… en daarna heb ik gehuild en gezegd dat ik van haar hield en dat ik zo’n spijt had van wat er was gebeurd, maar dat het kwam omdat ik het niet kon hebben dat ze steeds met andere mannen bezig was…’ Zijn rode ogen vulden zich weer met tranen. ‘Ik verdiende goed, ik kon het best, we hadden samen kunnen zijn…’ Hij wreef zijn ogen droog met zijn van snot doordrenkte mouw.
Steel boog zich voorover, waardoor Jamie in een rookwolk kwam te zitten. ‘Maar ze wilde niet, hè? Ze wilde niet en toen sloeg je haar. En je bleef haar slaan omdat ze zo’n slappe slijmjurk als jij niet terug wilde nemen. Je hebt haar vermoord. Je had geen keus. Anders had je de rest van je leven voor haar moeten betalen. Om haar te kunnen neuken in een portiek, net als al die andere wanhopige losers.’
‘Nee! Ze zei dat ze erover zou nadenken! Ze wilde bij me terugkomen! We zouden weer een familie worden!’ De tranen stroomden nu vrijuit, liepen over zijn dikke wangen, terwijl zijn hele lichaam schokte en er nog meer snot uit zijn neusgaten droop. ‘O, god, ze is dood! Ze is dood!’ Hij liet zijn bovenlichaam vallen op het tafelblad. Zijn schouders schokten.
Logan vroeg het op zachte toon: ‘Heb je haar toen opnieuw geslagen, Jamie? Heb je haar doodgemaakt?’
Het antwoord was nauwelijks verstaanbaar. ‘Ik hield van haar.’