26
‘Ze heet Joanna,’ zei agente Caldwell, terwijl ze wees naar een meisje van nauwelijks zestien dat zichtbaar moeite had rechtop te blijven staan. ‘Ze zegt dat ze altijd afspreekt met een oudere collega voordat ze aan het werk gaan. Je weet wel, om cider en wodka te drinken, zodat ze al lekker aangeschoten en een beetje verdoofd zijn als ze beginnen.’ De agente keek medelijdend naar de prostituee die nauwelijks op haar benen kon staan. Ze was zo jong dat ze haar dochter had kunnen zijn. ‘Maar “Holly” is vanavond niet komen opdagen. En gisteravond ook al niet.’
Logan knikte. Het had waarschijnlijk niets te betekenen. Holly kon best een paar dagen vrij hebben genomen, of misschien was ze in het ziekenhuis om zich te laten behandelen voor een soa, maar je wist maar nooit. Aan haar ingevallen wangen en lome oogopslag te oordelen gebruikte het meisje meer dan alleen maar alcohol. Om haar hals en nek droeg ze een ketting van zuigzoenen en haar borstjes staken parmantig vooruit achter een groezelig groenblauw topje. Haar linkertepel stak naar buiten door een slijtplek in het kant. Daaronder droeg ze een zwart minirokje en laarsjes met hoge hakken. Over het geheel had ze een versleten kastanjebruine jas aangetrokken. Erg stijlvol als je hield van verlopen junkie chic. ‘Joanna?’
Ze keek hem aan en glimlachte hongerig. ‘Heb je zin?’
‘Nee, sorry.’ En als hij zin had gehad, dan zeker niet met haar. ‘Ik wilde je even spreken over je vriendin, Holly.’
Joanna trok een lelijk gezicht en lanceerde een fluim die op de kinderhoofdjes uiteenspatte. ‘Die trut is al tijden niet komen opdagen! En ik krijg nog een pakje sigaretten van haar.’ De onrustige blik was weer terug. ‘En vijftig pond.’
‘Wanneer heb je haar voor het laatst gezien?’
Ze haalde haar schouders op en stak haar handen in de zak van haar jas. ‘Ik weet het niet… wat voor dag is het vandaag?’ Logan vertelde haar dat het vrijdag was en ze telde terug op haar vingers. Nadat ze het tweemaal had overgedaan had ze de puzzel opgelost. ‘Dinsdagnacht. Toen heeft ze die sigaretten van me gebietst.’ Dinsdagnacht: vier dagen nadat Michelle Wood was vermoord. Joanna boog zich voorover waardoor haar borsten beter zichtbaar werden. Logan probeerde ze niet te zien. ‘Sindsdien is ze hier niet meer geweest. Ze heeft niets van zich laten horen! We hadden afgesproken om wat te drinken voordat we aan het werk gingen.’ Een passerende auto minderde vaart, maar toen de bestuurder onder de straatlantaarn in plaats van een gewillig snolletje een opstootje ontwaarde, gaf hij snel gas. ‘Hè!’ riep Joanna stampvoetend terwijl ze de wagen nakeek. ‘Die wou écht wel stoppen! Gaan jullie nou een keer weg, stelletje klootzakken. Hoe kan ik zo nou wat verdienen?’
‘Zodra je me de achternaam van Holly hebt gegeven, en haar adres.’
Joanna staarde nog steeds naar de snel kleiner wordende achterlichten van de auto. Ze bevochtigde haar lippen met haar tong en keek toen naar Logan. De hongerige blik was terug. ‘Dat gaat je geld kosten.’
Het kwam erop neer dat Logan de zogenaamde schuld van Holly moest betalen: vijftig pond en een pakje sigaretten. Hij kreeg het adres van een huurwoning in Froghall, een van de mindere buurten van Aberdeen. Er was geen enkele zekerheid dat Holly uit Froghall daadwerkelijk werd vermist, maar je kon nooit weten. Hij belde het hoofdbureau met het verzoek er een patrouillewagen langs te sturen. Als ze opendeed in een rubberen verpleegstersoutfit dan wisten ze in ieder geval dat ze niet dood was. Hij probeerde het zich weer gemakkelijk te maken op de passagiersstoel van de recherchewagen en deed een tukje in afwachting van het resultaat, terwijl Rennie agente Menzies in de gaten hield die ‘tippelde’ in Shore Lane.
Even na één uur werd hij wakker, stijf en met spierpijn van het slapen in de auto. Volgens Rennie was het behoorlijk rustig geweest op straat. Er was niet bepaald sprake van een oververhitting van de economie in de rosse buurt van Aberdeen. Logan geeuwde. Gelukkig had hij morgen eindelijk een dag vrij, want dit hield hij niet veel langer vol. Hij masseerde zijn pijnlijke nek en zocht daarna via de radio contact met de rest van het team. Rennie had gelijk, het was een rustige nacht. Sterker nog, je kon buiten een kanon afschieten.
Om halftwee belde de meldkamer. De Alfa 20 was bij het adres in Froghall langs geweest maar er was niemand thuis. Als er niets belangrijkers tussenkwam, zouden ze het nog een keer proberen, maar Logan moest daar maar niet op rekenen. Operatie Assepoester nam al genoeg mankracht in beslag. Aberdeen bestond uit meer dan alleen maar een hoerenbuurt en iedereen in de stad had recht op blauw op straat.
Tegen drie uur ’s nachts speelden Davidson en Menzies ‘ik-zie-ik-zie-wat-jij-niet-ziet’ via hun radio’s, terwijl de rest van het team de tijd verdreef met het meer intellectuele ‘krikken of stikken’, waarbij namen als Saddam Hoesein, koningin Elisabeth, Ann Widdecombe, Homer Simpson, Oprah Winfrey en één keer zelfs inspecteur Insch de revue passeerden. Zoals te verwachten was, gaf de meerderheid de voorkeur aan stikken boven een wipje met de inspecteur. Uiteindelijk liet Logan weten dat het feest voor die avond was afgelopen en stuurde hij iedereen terug naar het hoofdbureau.
Hij liet Rennie de wagen parkeren en liep naar Steels recherchekamer. Daar was ze niet, ze was nog steeds bezig met het verhoor van Chib en zijn maat. Logan keek op zijn horloge. Ze hadden nog maar iets meer dan een uur, voordat ze het tweetal formeel in staat van beschuldiging moesten stellen of vrij moesten laten. Een verveeld kijkende agent stond in de gang tegen de muur geleund naast de deur van verhoorkamer drie. Hij stond binnensmonds te mompelen en las de Evening Express.
‘Goedemorgen, brigadier,’ zei hij toen hij Logan in de gang zag naderen. ‘Zoekt u de inspecteur?’
‘Ja. Is ze binnen?’ Logan wees naar de deur naast de schouder van de agent.
‘Nee. Alleen die Chib. De inspecteur zit in nummer vier met die andere kerel.’
‘Weet je of hij al iets heeft bekend?’
‘Ik betwijfel het. Deze heeft de hele nacht niks gezegd.’
Het verbaasde Logan niets. Het leek hem niet waarschijnlijk dat iemand met de reputatie van Chib plotseling zou doorslaan en al zijn zonden zou bekennen. Hij klopte op de deur van verhoorkamer nummer vier en liep naar binnen zonder op antwoord te wachten. Inspecteur Steel zat onderuitgezakt op haar stoel, met de armen over elkaar. Ze keek zwijgend en misprijzend naar de man die aan de andere kant van de tafel zat. Hij droeg een witte overall van de technische recherche. Hij zag er volledig op zijn gemak uit, alsof dit een slaapfeestje was van de vereniging van slachtoffers van buitenaardse ontvoeringen. In een hoek stond een agente. Ze zag er minstens even verveeld uit als de agent die op de gang stond opgesteld. Kennelijk was de maat van Chib evenmin erg spraakzaam. Op de tafel, voor inspecteur Steel, lag een bruine map. Logan pakte hem op en bladerde door de pagina’s terwijl Steel doorging met het wedstrijdje zwijgen.
Uit het dossier bleek dat de verdachte een zekere Greg Campbell uit Edinburgh was. Zijn strafblad was niet erg indrukwekkend. In zijn jeugd had hij een tijdje in dezelfde jeugdgevangenis gezeten als Chib. Daarna waren er enkele veroordelingen voor inbraak en heling, en op zijn zeventiende had hij iemand tijdens een vechtpartij in een pub met een gebroken fles bewerkt. Maar sindsdien had hij zijn leven kennelijk gebeterd. Of misschien hadden ze hem daarna nergens meer op kunnen betrappen, wat iets heel anders was. Als Greg niet rondhing met Chib, dan was hij aan het werk voor Malk the Knife. En Malkie huurde geen koorknapen in. Tenminste niet als hij ze niet kon verhuren aan ‘zondige’ geestelijken.
Plotseling dook Steel naar voren. Ze sloeg met beide vuisten op de tafel, zodat die een stukje omhoogwipte. Maar Greg Campbell vertrok geen spier, hij bleef wazig en ongeïnteresseerd voor zich uit kijken. ‘Genoeg!’ Steel stak haar wijsvinger uit naar Gregs gezicht. ‘Je wilt niets zeggen? Goed.’ Ze draaide zich om en wierp een sombere blik op de verveeld kijkende agente. ‘Agent. Breng deze hoop stront maar naar de cel. Op verdenking van geweldpleging en het in bezit hebben van drugs. Bovendien ziet hij eruit als een kinderverkrachter.’
Voor het eerst verscheen er emotie in het gezicht van Greg Campbell. ‘Ik ben geen kinderverkrachter.’
‘Allemachtig!’ Steel maakte een dramatisch gebaar. ‘Het praat!’
‘Ik ben geen kinderlokker.’ Zijn stem klonk donker en zacht. Niet dreigend of boos, eerder gewoon zakelijk.
‘Natuurlijk ben je dat. Je hebt lang haar en een snor. Dan is er toch geen twijfel mogelijk?’ Steel boog zich over de tafel en bracht haar gezicht vlak voor dat van Greg. ‘Ben je daarvoor hiernaartoe gekomen? Om wat kinderen aan de crack te krijgen zodat je daarna met ze kan doen wat je wilt?’ Ze knipoogde. ‘Kom, Greggy, vertel het tante Roberta maar. Wat spook je hier uit?’
Greg haalde diep adem en zei: ‘Ik heb niets verkeerd gedaan. Ik werk mee met de politie.’ Vervolgens keek hij weer wazig voor zich uit en kreeg Steel hem niet meer aan de praat. Ten slotte gaf ze het op en liet ze hem door de agente naar het cellenblok brengen.
Zodra Greg Campbell weg was, explodeerde Steel. Ze vloekte, pakte het dossier en smeet het tegen de muur, waardoor de papieren op de vloer van de muffe verhoorkamer vielen. Logan sloeg zijn armen over elkaar en ging op de rand van de tafel zitten, wachtend totdat de driftbui ging liggen. Uiteindelijk raakte ze buiten adem en verstomde het gevloek en getier. ‘Allemachtig,’ zei ze, terwijl ze in een van de plastic stoelen plofte. ‘Dat had ik even nodig, ik werd gek van die klootzak. En ik snak naar een sigaret.’ Ze haalde een pakje tevoorschijn en stak er een op, waarbij ze haar middelvinger opstak naar het verboden te rokenbordje dat naast de deur in de muur was geschroefd. Toen zag ze dat het rode lampje op de videorecorder nog brandde. Ze vloekte opnieuw en drukte op de stopknop. ‘Shit, nou moet ik ook nog met die band gaan knoeien om het bewijs te verdonkeremanen. Roken op de werkplek, dat zal de Schotse overheid niet fijn vinden.’ Ze masseerde haar lubberende gezichtshuid met een vermoeide hand.
‘En heb je nog iets uit hem gekregen?’
Steel lachte, maar het klonk als het blaffen van een terminaal zieke hond. ‘Die uitbarsting van daarnet is ongeveer het enige wat hij de hele nacht heeft gezegd. Ik begon al te denken dat hij doofstom was.’
‘Maar met die opmerking dat hij een kinderverkrachter was bracht je wel iets teweeg.’
‘Maar veel heb ik er niet aan.’ Ze liet zich achterover tegen de muur leunen, nam het laatste trekje van haar sigaret en drukte de peuk met haar schoen uit op de vloer. ‘Kom mee, laten we meneer Sutherland maar eens een paar smerige leugens gaan vertellen.’
Brendan ‘Chib’ Sutherland zag er iets minder fris uit. Na meer dan vijf uur gevangenschap had hij lichte wallen onder zijn ogen en de perzikkleurige zweem van een stoppelbaardje op zijn kin. Hij rekte zich overdreven uit en geeuwde demonstratief terwijl inspecteur Steel tegenover hem aan tafel plaatsnam. Ze glimlachte gemeen. ‘Brigadier McRae, doet u het welkomstwoord?’ Waarop Logan de banden startte en de gebruikelijke introductie verrichtte door de namen van de aanwezigen te noemen: Chib Sutherland, inspecteur Steel, brigadier Logan en de verveelde agent op de gang. Toen begon Steel opgewonden te wippen op haar stoel. ‘Chib, Chib, Chibbity, Chib, Chib, Chib… wat dacht je dat we zojuist van een ander vogeltje hebben gehoord?’ Ze greep de zijkanten van de tafel en boog zich naar Sutherland voorover. ‘Schiet op, raad eens. Ik denk niet dat je erop zult komen, maar probeer het toch maar!’ Stilte. ‘Oké.’ De inspecteur gaf Chib een vette knipoog. ‘Ik zal je een beetje helpen. We hebben gesproken met je vriendje, de kinderverkrachter Greg, en die heeft ons allemaal rare verhaaltjes verteld over jou, twee condooms vol met crack en het achterwerk van Jamie McKinnon!’
Het gezicht van Chib bleef zo onbewogen als een stuk beton. ‘Hij is geen kinderverkrachter. Dat zeg ik nu voor de laatste keer.’
‘Arme Chib. Nou ben jij bezig hem in bescherming te nemen terwijl hij jou zojuist gewoon heeft verlinkt. Volgens hem heb jij het helemaal alleen gedaan. Je hebt de vingers van Jamie gebroken en daarna een paar met crack gevulde condooms tussen zijn billen naar binnen geschoven.’ Ze stak een vinger in haar mond en trok die er toen met een plopgeluid weer uit. ‘Hij zegt dat je daar erg van geniet. Dat je houdt van dat soort dingen…’ Chib begon steeds dreigender te kijken, alsof er storm op til was. ‘O, nu ik eraan denk, ik heb hier ergens een paar tijdschriften waar je je vingers bij af zou likken. Die heb ik gekregen van iemand die dat soort dingen óók heel lekker vindt. Maar tussen ons gezegd en gezwegen, persoonlijk vind ik het onbeleefd om iemand iets in z’n achterste te stoppen, tenminste als je ze niet eerst op een etentje hebt getrakteerd.’
‘Ik heb niets verkeerd gedaan. Ik werk mee met de politie.’ Chibs stem trilde. Hij had hoorbaar moeite om kalm en onbewogen te blijven. Hij had zijn kaken gespannen en er zwol een ader op bij zijn slaap.
Steel trok haar stoel nog wat dichter naar de tafel. ‘Maar waarom hebben jullie nou gekozen voor crack? Wisten jullie niet dat heroïne hier veel gewilder is? Of proberen jullie een nieuwe modetrend te introduceren?’
‘Ik heb niets verkeerd gedaan. Ik werk mee…’
‘Met de politie,’ vulde Steel hem aan. ‘Ja, dat weten we nou wel. Jouw maat, de pedofiel, heeft het wel tien keer gezegd voordat hij jou verlinkte.’
‘Hij is geen pedofiel!’ Chib was half overeind gekomen. De aanwezige agent greep hem bij de schouders en duwde hem weer terug op de stoel.
‘Chibby.’ De inspecteur glimlachte naar hem. ‘Waarom wind je je zo op? Straks bezeer je je nog. Waarom vertel je ons jóúw versie van het verhaal niet? Misschien kun je de schade dan nog een beetje beperken. Want zoals het er nu uitziet, gaan wij straks naar de rechtercommissaris met een verhaal waardoor jij het voorlopig wel kunt schudden. Zoals de kaarten er nu bijliggen, gaat jouw maat vrijuit en draai jij de bak in. Nou vraag ik je: is dat eerlijk?’
Chib keek inspecteur Steel dreigend aan en zei: ‘Ik heb niets verkeerd gedaan. Ik werk mee met de politie.’ Daarna waren zijn lippen verzegeld.