Hoofdstuk 24


De kou van het water bracht hem weer tot leven - dat en het brandende gevoel van zeewater in zijn longen.

Hoe ver was hij gevallen? Hij werd wakker in een zwarte leegte waarin hij verdronk...

Hij verdronk, ja, verdomme, hij was aan het verdrinken. Hij sloeg heftig met zijn benen, en begon omhoog te komen, en hij sloeg weer met zijn benen, zichzelf dwingend geen adem te halen, niet voor de verleiding te bezwijken...

Te sterven.

Zijn gezicht kwam boven water. Het was nacht geworden en een Vlaams schip voer weg, meters van hem vandaan. Hij was in zee gegooid, ver van de kust vandaan, in het ruwe water van het Kanaal.

Eerst wist hij niet waar hij was, en hij kon de kust niet zien. Hij werd heen en weer geslingerd door de golven; zijn hoofd bonsde. Het water was diep en koud.

Hij vond de kustlijn en begon te zwemmen, eerst te snel. Hij kon wel kilometers van land verwijderd zijn; hij kon niet zien hoe ver. De golven spoelden over hem heen, tilden hem op, gooiden hem verder. Er begonnen schuimkoppen op het water te komen.

Toen zag hij vuren. Ze waren aangestoken langs de kust. Met hernieuwde energie begon hij weer te zwemmen. Hij kreeg zichzelf in de hand. Soepele, langzame slagen. Slagen die kracht spaarden, langzaam, zeker, regelmatig. Door de pijn in zijn armen voelde hij de pijn in zijn hoofd niet meer. Hij ging drijven, vechtend tegen de golven die over zijn gezicht gutsten, de smaak van het zout, de aangeboren angst voor wat er onder hem kon zitten in het pikkedonker. Hij moest de kust zien te bereiken. Bij Christus en alle heiligen, hij moest de kust bereiken.

Hij ging weer zwemmen...

Maar zelfs zijn vastbeslotenheid zou misschien niet genoeg zijn geweest als hij de schepen niet had gezien toen hij de kustlijn naderde.

Hij sloot zijn ogen en bad. Hij moest in leven blijven. Om Simon te doden. Om Danielle thuis te brengen. Om haar te vertellen dat hij in haar geloofde. Dat hij van haar hield. Simon had hem willen laten sterven met de gedachte dat zijn vrouw hem had verraden. Hij weigerde dood te gaan en hij weigerde te geloven dat Danielle dat had gedaan. Hij vroeg zich af waar zijn zoon was en deed zijn ogen open. Een heftige uitbarsting van wanhoop gaf hem plotseling weer nieuwe kracht.

In het licht van het vuur zag hij de rotsen. Ze zagen er echt wit uit, als de vleugels van een engel. Hij begon weer te zwemmen en vervloekte de kust, want het leek of telkens als hij dichterbij kwam, een golf hem optilde en hij weer verder weg was.

'Adrien!'

Eerst dacht hij dat hij zich verbeeldde dat zijn naam werd geroepen, dat een of andere sirene hem riep uit de diepten van de hel.

'MacLachlan, verdomme man, je kan niet dood zijn!'

Hij kende de stem, had die telkens weer horen dreunen in het strijdgewoel, een deel van zijn leven. Edward, de Zwarte Prins, was geen sirene. De prins was op het water... in het bootje dat nu naar hem toeschoot.

'Roeien, mannen!' bulderde Edward.

En een ogenblik later werden armen in het water gestoken. Naakt en bibberend werd hij aan boord getrokken. Er werd een deken om hem heen gegooid, en hij kreeg een drinkzak met warm bier in zijn handen gedrukt. 'Drink, beste vriend, zorg dat je warm wordt. Jezus, man, hoe lang heb je in dat water gelegen?'

Tot zijn verbazing merkte hij dat het vreselijke bibberen ophield door de deken en het bier. Hij ademde in, ademde uit, leunde achterover en keek de prins aan. 'Ik weet het niet. Edward, bij God, vertel me wat je weet.'

'De kamenier van je vrouw kwam gillend naar de mannen toe die het schip aan het klaarmaken waren. Ze zei dat jij in zee werd gegooid, terwijl Danielle werd ontvoerd. Intussen had dat Franse meisje, degene die jij hebt gered van Armagnacs aanval op haar dorp, zich snikkend aan de voeten van mijn moeder geworpen met een verhaal dat graaf Langlois had gedreigd haar te vermoorden als ze niet voor paarden zorgde waarmee hij kon ontsnappen - met Simon de Valois. Maak je geen zorgen, er is haar niets overkomen - ze wil trouwens met jouw jonge wapenknecht trouwen - de jongeman nam het voor haar op, daarmee zijn eigen leven wagend. Hoe dan ook, ik ben zo snel mogelijk gekomen en zag dat jouw mannen vuren aan het aansteken waren en de kust naar je afzochten. Als we je niet snel hadden gevonden, zou ik zonder je zijn afgevaren. Graaf Langlois is kennelijk uit Frankrijk gekomen om Simon de Valois te helpen ontsnappen, en ik veronderstel dat ze naar de Franse kust zullen moeten gaan en zich aan de genade van hun bondgenoot zullen moeten overleveren, graaf Germaine van Cardineau. Daar zullen we slag leveren.'

Na een ogenblik glimlachte Adrien. 'Je bent een goede prins om te dienen, Edward. Je hebt mijn leven gered, en je bent bereid slag te leveren voor mijn vrouw.'

Edward haalde zijn schouders op. 'Ach, beste vriend, jij hebt een aantal keren mijn huid gered. En wat je vrouw betreft...'

'Ja?'

Edward schudde zijn hoofd, terwijl hij neerhurkte in het bootje zodat de roeiers hem niet zouden horen. 'En dat voor zo'n slimme Schotse jongen. Ik móet gaan. Vader wil dat graaf Germaine uit het kasteel wordt verdreven, en ik moet Danielle halen. Ze is mijn zuster.'

'Ja, de pupil van de koning.'

Edward zuchtte, met een lichte twinkeling in zijn ogen. 'Ben je er nog niet achter? Ik bedoel niet dat ze zijn pupil is, ik bedoel dat ze mijn zuster is.' Hij leunde achterover en brulde: 'Roeien, mannen! We moeten naar het schip en het Kanaal op. Snel!'

Gewikkeld in de deken, kon Adrien even met Monteine praten voor ze scheep gingen naar Frankrijk. Er ging een gejuich op toen hij aan wal stapte; zijn mannen riepen dat het een wonder was, dat hij door de hemel gezegend was. 'De heiligen waken over u, laird MacLachlan!' werd er geroepen, en een ogenblik later rende Monteine naar hem toe.

'Laird MacLachlan! Ik zweer u dat Danielle er niets mee te maken had! De ellendeling heeft haar bewusteloos geslagen, hij heeft haar meegenomen!'

'Maak je geen zorgen, Monteine, we gaan haar halen.'

Daylin kwam achter Monteine aan. Hij pakte Adrien bij zijn schouder en omhelsde hem. 'Goddank...'

'Mijn zoon-' begon Adrien.

'De baby is in de allerbeste handen,' verzekerde prins Edward hem, terwijl hij hem zó'n harde klap op zijn rug gaf dat hij naar voren struikelde. 'Robin is bij mijn moeder.'

 

De zee schuimde en kookte; het leek of het schip eindeloos heen en weer werd geslingerd. Danielle lag in een kleine hut en voelde zich diep ellendig. Ze was vreselijk misselijk, maar het kon haar weinig schelen. Adrien was dood. Ze hadden hem bewusteloos geslagen en hem midden in de nacht in de kolkende zee gegooid. Ze wilde zelf ook dood.

Simon kwam de hut binnen. Hij was mooi gekleed, maar ze vroeg zich af hoe ze hem ooit charmant had kunnen vinden. Zijn gezicht zag er vanavond niet zo knap uit; het was te mager, te smal. Zich vasthoudend aan het hout boven haar kooi, keek hij op haar neer.

'In het begin is het misschien moeilijk. Maar we zijn Fransen. Je zal hem vergeten

'Vergeten dat jij hem hebt vermoord?'

'Langlois heeft de klap gegeven.'

'En jij hebt bevel gegeven hem overboord te gooien.'

'Hij was een mes in de zij van Frankrijk. Danielle...' Hij ging naast haar zitten.

'Raak me aan en ik ga overgeven.'

'O, toe nou, je went wel weer aan me. Denk eens terug aan hoe we op elkaar gesteld waren, hoeveel plezier we samen hadden

'Raak me aan en ik ga overgeven.'

Hij raakte haar aan. Ze hield haar belofte. Vloekend schoot hij overeind en stormde de hut uit.

Nog steeds in lakens gehuld kwam Danielle in Frankrijk aan en keek vol ontsteltenis naar het kasteel van Cardineau. De muren waren hoog en dik en het fort was zwaar bemand. Ze wist niet of iemand haar zou komen halen, of het iemand iets zou kunnen schelen. Als Adrien door een wonder was blijven leven en als hij probeerde haar te bevrijden, zou er een beleg nodig zijn.

Ze werd naar de hoogste toren gebracht in het noordoostelijke deel van het kasteel. Er waren hier geen balkons, geen manier om te ontsnappen, behalve een wenteltrap.

Toen ze binnen werd gebracht, zag ze dat een warm bad op haar wachtte, samen met een kist met kleren, parfums, wijn, brood en een groot, rijk bewerkt bed. Ze ging op de grond zitten, tot een bal opgerold in haar lakens, en weigerde Simon aan te kijken.

'Danielle, ga jezelf verzorgen,' zei hij tegen haar, 'anders zal ik het doen.' Ze bewoog zich niet en hij deed een stap naar haar toe. Ze wilde niet dat hij haar aanraakte, dus stond ze op en zei tegen hem: 'Ga uit mijn buurt, Simon, en ik zal opstaan en me aankleden.'

'Doe dat dan,' zei hij ferm.

Moeizaam kwam ze overeind en liep naar het elegante, met koper afgewerkte zitbad, met de lakens nog steeds om zich heen gewikkeld. Simon keek toe. Ze hield haar rug naar hem toe en zei: 'Simon, het spijt me als ik je ooit de indruk heb gegeven dat ik van je hield. Ik ben getrouwd met Adrien MacLachlan en ik houd van hem, en als je denkt dat je me kunt dwingen -'

'MacLachlan is dood,' zei Simon vlak.

'Dat geloof ik pas als ik het zie,' zei ze.

'Hij ligt in het Kanaal, als visvoer, Danielle.'

Tranen prikten in haar ogen. 'Dan zal ik nooit geloven dat ik weduwe ben.'

'Misschien spoelt zijn lijk aan op de Engelse kust!' snauwde Simon. 'Het doet er niet toe, Danielle. Je leven bij de Engelsen is voorbij.'

Ze draaide zich naar hem om. 'Er is oorlog tussen Engeland en Frankrijk, Simon, maar daar heeft dit absoluut niets mee te maken. Ik ben Française, Simon, mijn mensen zijn Fransen, maar hoewel het oorlog is, blijven sommige mensen fatsoenlijk en andere niet. Ik haat je. Ik zie wat je werkelijk bent. Je hebt deel uitgemaakt van de troepen van graaf Armagnac toen ze mensen in Frankrijk beroofden, verkrachtten en vermoordden in een poging Edward macht te ontnemen. Ik zal mijn leven nooit met je delen. Je hebt genade gekregen en het enige wat je teruggaf, was wreedheid.'

'Stap in het bad, Danielle, en was die stank van je af.'

Terwijl ze aan het water voelde, zag ze dat hij bewoog. Ze vroeg zich af of ze de kracht had om hem te vermoorden. Dan zouden ze haar natuurlijk ook doden, maar ze wist niet zeker of dat erg was. Hij zei dat haar man dood was; ze wist niet of haar kind nog leefde of niet. Ze zou liever dood zijn dan zich te laten aanraken door degene die haar man en kind had afgeslacht.

Het water was koud, maar boven het vuur in de haard borrelde een ketel. Ze liep om het bad heen en pakte de ketel water boven het vuur om dat bij haar bad te gooien. 'Simon, je bent gek geworden!' zei ze tegen hem. 'Begrijp je het niet? Je hebt de man vermoord van wie ik hield.'

'Liefde is vergankelijk, Danielle - dat is wat ik heb begrepen.'

Ze hapte naar adem en draaide zich met een ruk om, omdat hij naast haar was komen staan. Hij stak zijn handen uit om het laken van haar af te trekken en haar in het water te duwen.

Ze had haar aanval eigenlijk niet zozeer beraamd, het gebeurde gewoon. Ze hief haar arm op om hem af te weren, waardoor het kokende water over zijn onderlijf en kruis gutste.

Simon schreeuwde van pijn. Danielle besefte wat ze had gedaan en deinsde vol afgrijzen achteruit. Simon rukte aan zijn kleding, schreeuwend om hulp. Bewakers stormden de kamer binnen.

Danielle drukte zich tegen de muur. Even lette niemand op haar, terwijl Simon het uitschreeuwde en nog meer bewakers kwamen binnenrennen. Vervolgens werd hij weggedragen. De mannen riepen om een dokter. De deur werd vergrendeld. Bevend liet ze zich langs de muur naar beneden glijden tot ze op de grond zat. Plotseling begon ze te snikken, en toen, even plotseling, hield ze weer op. Ze weigerde te geloven dat Adrien dood was. Ze stond op, liep naar het bad, waste zich in het lauwe water, zocht wat kleren en kleedde zich aan. Ze wachtte en bad.

Die nacht kwam er niemand in haar buurt.

De volgende ochtend vloog de deur open en stormde Simon naar binnen. Hij kon zijn woede nauwelijks beheersen. Hij bewoog langzaam en stijf, en ze besefte dat hij nog in het verband zat en vreselijk veel pijn had.

Ondanks haar boosheid over zijn binnenkomst, dwong ze zich bij het torenraam te blijven staan. Ze keek hem aan en wachtte, zonder haar angst te verraden.

'De Engelsen zijn altijd meesters geweest in de kunst van het martelen, maar wij, Fransen, verstaan die kunst ook. Ik heb vele manieren bedacht waarop ik je iets van de pijn kan laten voelen die je mij hebt aangedaan.'

'Als je pijn hebt, is dat je eigen schuld. Ik heb gezegd dat je me niet moest aanraken.'

'Duimschroeven zijn verschrikkelijk pijnlijk- ik heb ze zien gebruiken. Je zou in een kerker aan de muur kunnen worden geketend, aan het plafond worden gehangen tot je armen uit je lijf werden getrokken. Je ogen zouden doorboord kunnen worden met een gloeiende staaf, zó heet, dat ze in je hoofd ontploften... en toch zou je in leven blijven. Ah, je denkt dat er hier geen kerker is? Nou en of, die is er! Er zijn kamers en tunnels onder dit kasteel die helemaal tot aan de zee gaan, en ik verzeker je dat in de twee eeuwen dat dit kasteel stand heeft gehouden, menig vijand is verminkt, gemarteld, verbrand... en weggewerkt zonder dat iemand er iets van wist. Ik kan je niet zeggen hoe groot de verschrikkingen zijn die de argelozen beneden wachten.

Ik genees wel. Dat duurt misschien niet langer dan een week. Ik heb ernstig overwogen je te laten geselen tot je zo'n pijn had dat je niet langer kon schreeuwen. Maar, Danielle, je man is dood, en jij gaat met mij trouwen. En ik wil geen mismaakte vrouw vol littekens. Dus wacht je op je straf tot ik zo ver ben. En op dat moment zal je boeten, want ik zal je alle mogelijke vernederingen laten ondergaan, en je zult aan mijn behoeften voldoen, omdat ik je ertoe zal dwingen.'

Ze keerde zich van hem af, ze kon niet langer de schijn ophouden dat ze niet bang was. Ze keek naar het raam; als hij genas, zou ze zich uit het raam gooien.

'Danielle!' zei Simon zacht. 'Kijk nóg een keer. Het is een schietgat, meer niet. Zelfs jouw slanke lichaam gaat er niet doorheen!'

Ze kon zichzelf uithongeren tot ze vel over been was, zei ze tegen zichzelf, overweldigd door ellende en wanhoop.

Maar terwijl Simon haar stond aan te kijken, stormden graaf Langlois en een lange, grijzende man die ze nooit had ontmoet, de kamer binnen. De man die ze niet kende, bleef staan en keek haar aan. Hij maakte een diepe buiging, nam haar van het hoofd tot de voeten op, en zei toen bitter: 'Gravin! Dus u bent de vrouw om wie mannen zich als dwazen gedragen! De grote prijs die de ene krijger tegen de andere opzet! Welnu, vrouwe, ik, de graaf Germaine en heer van dit kasteel, ben niet blij met uw komst!' Woedend draaide hij zich om naar Simon. 'MacLachlan is dood, althans dat heb jij beweerd!'

'Hij is dood - we hebben hem in zee gegooid -' protesteerde Simon.

'Nou, de Engelsen zijn gekomen, en -'

'Prins Edward leidt de troepen!' zei graaf Langlois.

'Kijk uit het raam, graaf Langlois, Simon de Valois, want buiten de poort ziet u een man op een reusachtige vos, en dat is MacLachlan.'

Danielle slaakte een kreet en rende naar het raam.

De Engelse troepen waren gearriveerd, en masse. Ze zag hen hun posities innemen buiten de dikke muren van het fort. Gewapende ruiters en voetvolk werden vooraan gezet, daarachter zag ze dat belegeringswerktuigen naar de muren toe werden getrokken.

Vooraan de rij cavalerie zag ze een ruiter. Op Adriens grote strijdros, Mattheus. In Adriens harnas, en een tuniek die Adriens wapen droeg.

Simon trok haar bij het raam vandaan en smeet haar de kamer door, terwijl hij zelf naar buiten staarde. 'Het is een truc. Een bedrieger heeft zijn kleding en harnas aan, rijdt op zijn paard. Kijk, daar is de Zwarte Prins...'

Germaine zei: 'Daar is de Zwarte Prins, die overlegt met de ruiter in het harnas van MacLachlan! Het is MacLachlan, zeg ik u. Ik heb hem op het slagveld meegemaakt en ik weet hoe hij op zijn paard zit. Ik ken zijn bewegingen en u beiden hebt onheil over mijn kasteel gebracht!'

Simon was niet onder de indruk van de woede van Germaine. 'U zegt dat u MacLachlan kent, graaf, omdat u met hem ten strijde bent getrokken. Het is úw keus geweest uw Engelse koning te verraden en zijn kasteel in te nemen. Ik heb geen onheil over u gebracht. Al voor wij kwamen, was MacLachlan bezig troepen tegen u te verzamelen. In zijn plaats is de Zwarte Prins gekomen. Wees dankbaar voor de mannen en wapens die ik heb meegebracht om dit kasteel tegen hem te verdedigen!'

Terwijl de drie mannen heftig stonden te redetwisten, voelde Danielle een zoete hoop in zich opkomen. Ze wilde dolgraag naar het raam terug rennen en zelf de man in de uitrusting van haar echtgenoot bekijken, maar dat kon niet terwijl de drie er nog waren.

'Er komt een boodschapper naar de poorten!' zei Langlois.

'Wat roept hij, kunt u het horen?' vroeg Simon.

'Ja, ik hoor het!' riep Germaine. 'Hij zegt dat koning Edward me de nobele dood van onthoofding zal verlenen als ik de gravin ongedeerd teruggeef! Verdomme, Simon, geef de vrouw terug!'

Germaine draaide zich woedend om naar de andere twee. Simon keek naar Danielle, en hij moest de opwinding in haar ogen hebben gezien. 'Ach, heer graaf...'

Hij stapte naar Germaine toe en legde een hand op zijn schouder. Germaine deed zijn mond open om iets te zeggen... maar er kwam slechts een zucht uit. Danielle zag waarom. Simon had snel en geruisloos een kleine dolk in de borst van de man gestoken. Het bloed spoot over zijn tuniek. Hij gleed op de grond, al dood voor hij de vloer raakte.

'En zijn mannen binnen deze muren?' tierde Langlois tegen Simon.

'Zijn mannen - dat zijn Fransen. Zij zullen voor ons vechten. We moeten niet langer jeremiëren en de boodschapper antwoorden met een regen van pijlen van de kantelen.'

'En wat doen we met Germaine?' vroeg Langlois.

Simon keek naar Danielle. 'Laat het lijk voorlopig maar bij haar. Laat haar maar zien hoe de dood is, terwijl hij ligt te rotten en de stank in haar neus binnendringt.'

Ze liepen naar de deur.

Danielle snelde naar het raam. Ze zag de ruiter, die met prins Edward vooraan de troepen stond te wachten. Ze bekeek hem aandachtig, zijn bewegingen, de manier waarop hij gebaarde. Toen deed hij zijn vizier omhoog en het leek of haar hart stilstond. Het was Adrien.

Ze draaide zich om, te blij om voorzichtig te zijn. 'Het is Adrien. En deze keer zal hij je doden, Simon. Geef je aan hem over - hij weet wat genade betekent, al weet jij dat niet.'

'Laat haar nou maar! We hebben belangrijker zaken te doen!' snauwde Langlois.

Maar Simon kwam terug naar Danielle, pakte een handvol van haar haar en trok haar naar zich toe. ik overleef het en jij zal de mijne zijn, en ik zal genieten van elke kreet van ellende die over je lippen komt...'

Hij gooide haar van zich af. Ze struikelde, hervond haar evenwicht en richtte zich fier op. Uitdagend riep ze: 'Nee, Simon, ik blijf in leven. Adrien blijft in leven.'

Simon deed woedend een stap naar haar toe.

'Het kasteel moet verdedigd worden!' bulderde Langlois, en eindelijk wendde Simon zijn woedende blik van haar af en liep stampvoetend de kamer uit. De deur viel met een klap dicht en de grendel schoof op zijn plaats. Ze keek de mannen na, opgetogen... en bang. De muren waren hoog en dik. Het was een formidabel kasteel. Een beleg kon weken duren...

 

Adrien had nooit eerder reden gehad het kasteel Cardineau te bestuderen, omdat hij er nooit een opstand had hoeven neerslaan. Met opeengeklemde kaken bekeek hij het kasteel, en wat hij zag, stemde hem niet vrolijk. Het had drie hoofdtorens en nergens in het gebouw was een zwakke plek te zien. Verder was het volledig omringd door een tien meter hoge muur, met een toegangspoort en een brug, die nu opgehaald was.

Een boodschapper had vanaf de kantelen het antwoord geroepen op de eisen die in naam van de koning van Engeland aan Germaine waren gesteld. Volgens het antwoord was de Engelsman, graaf Germaine, dood, was het kasteel ingenomen in naam van koning Jean van Frankrijk - en was gravin d'Aville van plan geweest uit Engeland te ontsnappen en naar Frankrijk terug te keren.

Adrien wist dat hij een paar afschuwelijke seconden aan Danielle had getwijfeld, toen hij was neergeslagen en zij was ontvoerd. Hij twijfelde nu niet meer aan haar. Dat zou hij niet doen, welke leugens Simon en Langlois ook probeerden te vertellen. Zijn hart deed pijn. Hij bad dat ze zich niet te erg zou verzetten en dat haar niets zou worden aangedaan. Wat Simon haar ook aandeed, zou van voorbijgaande aard zijn en het zou niets aan zijn liefde veranderen. Maar hij zou een manier vinden om Simon te doden. Of hij zou zelf sterven.

'Maak je geen zorgen, beste vriend,' zei Edward tegen hem. 'We beginnen nu de aanval.'

'Pijlen kunnen niet door steen heen komen,' zei Adrien, terwijl hij zijn vizier weer sloot. 'Ik zie geen zwakke plek in de muren.'

'Er zijn bedienden van het kasteel die mijn vader trouw zijn, die naar buiten zijn geglipt. We zullen plattegronden laten tekenen.'

'Ja, we zullen een zwakke plek vinden,' stemde Adrien in.

'Boogschutters!' schreeuwde Edward.

Daarmee begon de aanval. Adrien had al jaren met prins Edward gevochten, evenals vele van Edwards mannen, en ze waren goed in wat ze deden. Ze konden zonder moeite met elkaar overleggen en efficiënt een leger in beweging zetten met dodelijke gevolgen. Brandende pijlen werden over de muren heen geschoten; ze hoorden vele van de verdedigers schreeuwen terwijl ze neervielen. Na de eerste aanval stelden voetsoldaten een ram op tegen de ophaalbrug die de buitenste poort naar het fort vormde. Toen Adrien zag dat de verdedigers klaar stonden om kokende olie over de aanvallers te gooien, riep hij de troepen terug; zodra de Engelsen veilig uit de weg waren, namen de boogschutters hun positie weer in en viel een volgende dodelijke regen neer op het kasteel.

Zo ging het de hele dag door. Aanvallen, terugtrekken, aanvallen, terugtrekken. Ze verloren heel weinig mannen.

Maar op geen enkele manier konden ze een bres in de verdediging van het kasteel krijgen.

Adrien liep die avond om de muren heen en keek omhoog naar het kasteel. Zijn spieren waren tot het uiterste gespannen en hij dacht koortsachtig na. Waar was Danielle nu het donker was geworden? Zijn liefde voor haar ging uit boven alles wat Simon zou kunnen doen, maar zijn woede en angst waren bijna niet meer te beheersen. Hoe kon hij de tijd doorkomen die het zou kosten om een bres in de muren te slaan, terwijl hij zich voortdurend afvroeg wat Simon met haar deed.

'Laird MacLachlan!'

Het was sir George, die haastig aan kwam lopen.

'Ja, sir George, hebt u nieuws?'

Sir George glimlachte. 'Geen manier om een bres in de muur te slaan, Adrien, maar wel goed nieuws. Het gaat goed met je vrouw.'

'Goddank!' zuchtte Adrien. 'Hoe weet u dat?'

'Een van de keukenjongens die voor badwater zorgde, is naar onze kant overgelopen voor de brug werd opgetrokken. En er is nog meer.'

'Ja?'

De glimlach van sir George werd breder. 'Het gaat goed met haar, en, eh, ze is kuis - voorlopig tenminste.'

Adrien fronste zijn voorhoofd, zijn hart sprong op. 'Hoe weet u dat? Haar verkrachten zou het eerste zijn wat Simon had gedaan.'

'Ja, maar kennelijk besloot hij zichzelf op te dringen toen er kokend water in de buurt was, en... nou ja, op het moment kan hij niets uitrichten.'

'En Langlois? Hij wilde ons huwelijk ongeldig laten verklaren en Danielle dwingen met hem te trouwen.'

'Simon is een Valois en is kennelijk van hogere adel.'

Ondanks zijn angst en wanhoop, keek Adrien tevreden op naar het kasteel. 'Dus ze heeft kokend water over zijn...'

'Ja, Adrien, dat is het geval.'

Adrien begon te lachen en draaide zich vervolgens abrupt om naar sir George. 'Simon heeft haar niets aangedaan uit kwaadheid?'

'Hij is van plan op een geschikt moment wraak te nemen.'

Adrien verstrakte, zichzelf voorhoudend dat hij niet gek moest worden en zichzelf tegen de stenen moest gooien.

'We moeten een bres slaan in die muren!' riep hij.

'Ja, laird Maclachlan, dat moeten we!'

 

Ze lieten Danielle de hele nacht alleen met het lijk van graaf Germaine. Ze had een laken van het bed over hem heen gelegd, maar ze kon haar ogen er niet van afhouden.

Het wemelde van de vliegen in de torenkamer. Ze begon gek te worden van hun gezoem.

Toen het licht werd, hoorde ze mannen schreeuwen. Een katapult gooide projectielen over de muren, en op de binnenplaats schreeuwden mannen, die werden getroffen door brandend, versplinterend hout. Ze stond tevreden toe te kijken en hoorde de deur van haar kamer niet opengaan. Ze wist niet dat Simon achter haar stond, tot hij haar met een ruk naar zich omdraaide. 'Kom, we gaan naar de kantelen. We zullen eens kijken wat prins Edward over de muren gooit als jij in de vuurlinie staat! En als je ook maar enig verstand hebt, zal je zeggen dat je hier uit eigen vrije wil bent en dat je van plan bent met mij te trouwen.'

'Dat zal ik nooit zeggen.'

'Je weet hoe handig ik ben met een mes. Je gaat praten, of je gaat eraan.'

Hij stak zijn vingers in haar haar en trok haar mee. Ze had gedacht dat ze zich tegen hem kon verzetten, maar het deed vreselijk pijn. Hij trok haar mee de twee trappen af naar de begane grond, de binnenplaats over, en vervolgens de trap op die naar de kantelen voerde. Ze hoorde de Engelsen schreeuwen en de pijlen die op het kasteel af hadden gevlogen, vielen niet langer neer. Van waar ze stond, zag ze de uitgestrekte troepenmacht van de Engelsen opgesteld staan, met zoals altijd prins Edward en Adrien aan het hoofd.

Simon klemde haar arm in een pijnlijke greep vast, ervoor zorgend dat de mannen haar konden zien. 'Engelsen, kijk! Vrouwe Danielle van Aville! Ze staat hier uit vrije wil! ik zeg dat je een bedrieger bent, jij die de kleuren van MacLachlan draagt. Als haar echtgenoot nog in leven is, moet hij naar voren komen, en zal ze hem vertellen dat ze hier uit vrije wil is gekomen, mijn maîtresse is, en mijn vrouw zal worden zodra we ons land zelf weer hebben ingenomen!' Hij hield op met roepen en voegde er zacht aan toe tegen de boogschutters op de muur: 'Hou je gereed!'

Danielle zag dat Adrien zijn paard dichter bij de muur bracht. Hij deed zijn vizier omhoog. Ze hoorde Simon scherp inademen toen hij besefte dat Adrien nog leefde.

'Praat tegen hem!' tierde Simon. 'Haal hem dichter naar de muur, zeg dat je hem hebt verraden met mij, dat je bij mij wil zijn - als hij weggaat, zal hij niet sterven!'

Ze verhief haar stem. 'Adrien! Kom niet dichterbij!' waarschuwde ze.

'Kreng!' bulderde Simon en ze voelde de punt van zijn mes in haar zij prikken. Ze wilde leven, Adrien was in leven. En misschien was er zelfs een manier...

'Adrien! Verlaat dit kasteel! Hoe kun je het vergeten? Denk je dat ik het kan vergeten?'

Ze zag de ogen van haar man, die een ander zo weinig verrieden. Maar ze zag ook dat hij niet geloofde dat ze hem had verraden.

'Adrien MacLachlan! Weet je het niet meer? Jij was degene die verantwoordelijk was voor de val van Aville! Dat was jij. Weet je nog hóe?'

'Nu!' riep Simon. Hij trok Danielle naar achteren, terwijl zijn boogschutters op Adrien richtten.

Maar Mattheus was snel, en Adrien was al gauw buiten de vuurlinie.

Vloekend sleepte Simon haar terug naar de torenkamer.

'Ik heb tegen hem gezegd wat je wilde!' verklaarde ze, hem aankijkend. Hij staarde haar aan en gaf haar vervolgens zó'n harde klap in haar gezicht dat ze op het bed viel. Hij boog zich over haar heen. 'Bid dat hij weggaat,' zei hij. 'Je tijd nadert.'

De deur sloeg achter hem dicht. De grendel gleed op zijn plaats.

 

Adrien stond voor Edward in de commandotent. 'Tunnels!'

'Wat?' vroeg Edward.

'We zijn via een tunnel Aville binnengekomen. Ze vertelde me dat er een ondergrondse toegang tot het kasteel moet zijn en dat we die moeten gebruiken om binnen de muren te komen.'

Edward, die op een kampstoel had gezeten, stond op. 'Haal die keukenjongen!' beval hij zijn mannen.

De jongen kwam.

Terwijl de pijlen bleven vliegen en de stormram tegen de brug beukte, begonnen ze een plan te maken. De jongen wist van de kerkers en vertelde wat hij wist van het doolhof onder het kasteel. 'Ze hebben daar menige arme stakker gemarteld, heer prins!' zei de jongen tegen Edward. 'Ik heb gehoord dat ze lijken - van edelen soms - regelrecht naar de zee brachten om ze te laten verdwijnen.'

'Ik ga de ingang zoeken. Ik neem twintig man mee, met lichte wapens, zonder zware harnassen. Dan gaan we naar binnen en laten de brug neer,' zei Adrien.

'Misschien moet je niet - je bent misschien te haastig, Adrien, te betrokken -'

'Ik heb het al eens eerder gedaan!' zei hij zacht tegen Edward. 'Bij Aville. Hou de schijn op dat we alleen van buitenaf aanvallen.'

'Ja, dat zal ik doen,' zei Edward. 'Neem het kasteel in uit naam van mijn vader, Adrien.'

'Ja.'

'En breng je vrouw veilig thuis uit die muren!'

Adrien knikte, draaide zich om en riep sir George toe voor de mannen te zorgen die met hem mee zouden gaan. Daylin was snel bij hem, en Michael, uit Aville. Anderen kwamen achter hen aan.

Ze reden rechtstreeks van het kasteel naar de zee en splitsten zich daar om de rotsen en de grotten die op zee uitkwamen te verkennen. Daylin vond de ingang. 'Hier, Adrien, hier!' riep hij. Adrien rende naar de plek waar Daylin stond. Hij bekeek de opening in de rots en zei tegen zijn mannen: 'Als het tij opkomt, loopt deze opening vol. We moeten hier zo snel mogelijk doorheen.'

Vanaf de zeekant gingen ze de rots binnen en begonnen een donkere tunnel in te lopen. Fakkels lichtten hen bij.

Het water begon te stijgen terwijl ze voortliepen.

Hoger en hoger.

Tot hun middel...

Tot hun borst...

Geen van de mannen zei hardop dat hij bang was te verdrinken. En toen maakte de tunnel een scherpe bocht en kwamen ze op hogere grond. In een grote, vochtige, holle ruimte, zagen ze de lijken van een tiental mannen, hoofdzakelijk beenderen, die aan de muren geketend waren... om dood te gaan van de honger, te verdrinken, of te bezwijken aan de elementen.

De mannen keken zwijgend om zich heen. 'Daar is een tunnel,' zei Adrien en ze liepen erdoorheen.

Ze liepen nog een half uur voor ze meer gangen tegenkwamen.

'Verspreiden,' beval Adrien zacht en dat deden ze. Zelf liep hij ook snel verschillende gangen in die doodliepen - ruimtes waar anderen gevangen hadden gezeten. Ze kwamen martelwerktuigen tegen - en nog meer lijken. Onverschrokken keek elk van de mannen naar de dood om hem heen. Ze keerden naar een centraal punt terug om verslag uit te brengen van wat ze hadden gezien.

ik geloof dat ik de goede weg heb gevonden,' zei Michael tegen Adrien.

'Ja, en hoe weet je dat zo zeker?'

'Michael was doorweekt en zat onder de modder. Zijn tanden staken wit af tegen het vuil, terwijl hij glimlachte. 'Ik ruik eten. Als we de keukens vinden...'

'Goed, Michael, ga ons voor.'

 

Danielle stond bij het raam en keek bezorgd naar het gevecht. Koning Edward was vasthoudend; zijn zoon was dat nog meer. Maar het kasteel was sterk. En als het beleg voortduurde, dag na dag, week na week...

Haar deur vloog plotseling open. Daar stond Simon. Hij was bleek en zei niets.

Ze hoorde geschreeuw en wapengekletter vanaf de binnenplaats beneden, en toen ze naar beneden keek, zag ze dat er een gevecht uitgebroken was. Mannen vochten met zwaarden, bijlen, hamers, alles wat voorhanden was.

De poorten gingen open; de brug was neergelaten. Haar hart bonsde in haar keel. Adrien had haar boodschap begrepen.

'Je zou naar beneden moeten gaan en je mannen aanvoeren in de strijd, Simon,' zei ze tegen hem.

Hij schudde zijn hoofd. 'Je gaat niet naar hem terug.'

'Misschien zou je moeten ontsnappen. Vlug, zorg dat je hier vandaan komt.'

Hij schudde nogmaals zijn hoofd en keek haar aan. 'Het spijt me, Danielle, het had zo anders kunnen zijn. Als je met mij was getrouwd voor hij kwam...'

Zijn stem stierf weg. Hij keek haar alleen maar aan. Toen besefte ze dat hij zijn mes in zijn hand hield. Zijn duim gleed over het lemmet.

Hij kwam naar haar toe.

'Nee!' riep ze, zich bewust dat hij haar in het hart wilde steken. Hij kwam steeds dichterbij. Ze sprong over het bed, pakte de waskom en gooide die naar zijn hoofd. Hij kwam achter haar aan om het bed heen, en ze schoot er weer overheen. Ze schreeuwde het uit toen ze over het lijk van Germaine struikelde. Ze gooide het laken naar Simon toe, daarna een kussen, toen een schoen, beseffend dat ze geen projectielen meer had en weerloos was - en hij was heel erg goed met een mes.

Ze probeerde langs hem heen te schieten, maar hij greep haar bij haar arm. Spuwend en krabbend vocht ze tegen hem en probeerde hem het mes te laten vallen.

Hij draaide haar om, zodat ze achterover struikelde en op het bed viel. Hij ging boven op haar zitten en drukte haar naar beneden met zijn gewicht. Toen hield hij met beide handen het mes boven haar vast.

'Danielle...' fluisterde hij.

Gillend probeerde ze zich met haar armen te beschermen.

Maar toen het mes naar beneden gekomen zou zijn, werd hij plotseling van haar afgerukt en de kamer door gegooid. Hij vloog met een dreun tegen een muur en zakte naar beneden.

Adrien keek op haar neer. Hij zat onder de modder, zijn haar zat in de war, zijn tuniek was gescheurd. Zijn ogen brandden. Hij stak zijn armen naar haar uit en hielp haar opstaan.

'Adrien...' begon ze zacht, waarna ze opnieuw een kreet slaakte, want ze zag dat Simon weer overeind was gekomen. Hij schoot op Adrien af, zijn mes geheven, gericht op het hart.

Met een soepel gebaar trok Adrien zijn zwaard.

En Simon reeg zich eraan.

Langzaam viel hij op de grond, hen beiden aanstarend. Toen werden zijn ogen wazig en was hij dood.

Danielle wierp zich snikkend van opluchting tegen haar man aan. Hij ving haar op in zijn armen.

'Kom, liefste, laat me je hier weghalen. Laat me je naar huis brengen... ach, Danielle, ik bedoelde -'

'Thuis, Adrien, is Frankrijk, Engeland, Schotland - overal waar jij bent!' zei ze tegen hem. En ze drukte zich dichter tegen hem aan. in jouw armen ben ik thuis.'

Bevend van opluchting droeg hij haar weg van de plek waar ze gevangen had gezeten.