Hoofdstuk 22


De avond viel - en daarmee kwam een koude wind uit het noorden.

Danielle trok haar knieën tegen haar borst toen ze de wind voelde die over het meer kwam aanwaaien. Ze haatte het hier niet; ze vond het heerlijk. Ze vond het hier misschien wel fijner dan ze het ooit ergens anders had gevonden. Iets aan de kleuren van het land vond ze vooral heel erg mooi. Ze vond de stenen die uit de grond kwamen prachtig, de golvende heuvels en vlakten, de kristallen schoonheid van het meer dat zich uitstrekte in de zonsondergang. Ze hield zelfs van het gehuil van de wolven 's nachts. Ze vond het alleen niet leuk dat Adrien bij haar wegging. Zij was de Franse vrouw die hem en de koning had verraden. Ze had hem een continentale titel en landgoed bezorgd, een groot inkomen uit dat landgoed, en nu stond ze op het punt hem een erfgenaam te schenken. En hij ging weer weg.

Ze legde haar handen tegen haar wangen en voelde ze gloeien. Ze stond op en staarde over het water. Hij zou nooit meer in haar geloven, niet zo lang het huis Valois Frankrijk regeerde.

Het meer zag er ongelooflijk verleidelijk uit. Ze waadde er weer in, blij met het koude water dat dwars door haar heen leek te stromen. Ze ging nog dieper, en toen het kon, begon ze te zwemmen, in een wanhopige poging haar woede en frustratie, haar jaloezie en angst kwijt te raken. Ze dook onder water, bibberend van de kou, maar tegelijk een vreemde, heerlijke bevrijding voelend.

'Danielle!'

Toen ze weer boven kwam, merkte ze dat ze een heel eind uit de kant was geraakt. Adrien, zonder zijn laarzen, zwaard en schede, sprong het water in en kwam achter haar aan, hard zwemmend. Geschrokken door het geluid van zijn stem, zwom ze naar de kant. Halverwege was hij bij haar en trok haar mee naar de oever.

'Wat is er?'

'Ben je gek geworden, heb je je verstand verloren?' vroeg hij boos.

Ze stond voor hem, nu echt bibberend, want ze was uit het water en had overal kippenvel gekregen.

'Ik was aan het zwemmen, Adrien, verder niet. Mag ik niet zwemmen?'

'Je was aan het zwemmen?' herhaalde hij, zijn gouden ogen toegeknepen.

'Ik ben gaan zwemmen. Ik mag niet mee naar Londen. Mag ik ook het water niet in? Je bent vergeten me te vertellen dat er niet gezwommen mocht worden!'

Ze schrok toen hij haar plotseling tegen zich aan trok. Zijn vingers weefden zich door haar haar terwijl hij haar tegen zijn borst drukte. 'Zwemmen. Danielle, het is koud. En dat water is veel kouder dan in Frankrijk. Je wordt doodziek.'

Hij droeg haar het kasteel in en naar hun slaapkamer, waar hij haar voor het vuur neerzette, haar natte jurk uittrok en haar in een warme, wollen deken wikkelde. Hij trok zijn eigen natte tuniek en broek uit, tilde haar op en ging met haar in zijn armen in een stoel voor het vuur zitten. 'Je kunt niet het risico lopen ziek te worden,' zei hij, terwijl hij haar haar naar achteren streek.

'Vanwege het kleintje,' zei ze zacht. 'Ik was niet van plan mezelf iets aan te doen, of de baby.'

Hij zei niets. Ze leunde tegen zijn borst, vechtend tegen de verleiding te gaan huilen. Ze zou dit zo missen. Ze kende zijn borst zo goed. De spieren, de littekens, alles aan hem. Ze liet een vinger over zijn wang glijden en keek hoe het vuur weerspiegelde in zijn ogen. 'Adrien... het is nu al zo lang geleden, maar ik herinner me nog goed toen mijn moeder stierf - ze was zo fel! Ze stond erop dat ik de koning zou erkennen. Ze had zo geleden in de oorlog... en misschien vond ze dat ze door de overgave van Aville haar eigen volk had verraden. Ik had haar een belofte gedaan. Daar heb ik me aan gehouden.'

Hij knikte. 'Je hebt mij beloften gedaan.'

'Die heb ik niet verbroken.'

'Daar zouden we ernstig over van mening kunnen verschillen.'

'Maar,' zei ze, 'ik heb in ieder geval een goed argument.'

Hij glimlachte en streelde haar haar. 'Jij zal altijd een argument hebben.' Even later zuchtte hij. 'Het was allemaal heel vreemd... ik heb je moeder gekend, weet je.'

'Natuurlijk weet ik dat. Jij hebt de val van Aville veroorzaakt. Ik zou je heel veel kunnen blijven verwijten.'

Daar ging hij niet op in. 'Ze was dan misschien een Valois en de vijand van Edward, maar ze was erg op de koning gesteld. Eerlijk waar. Ik weet niet waarom ze tegen je gezegd zou hebben zo dwaas tegen hem te vechten.'

'Adrien?'

'Wat?'

Ze keek op naar zijn gezicht, zijn geliefde gezicht, en streelde zijn kin, terwijl ze zich afvroeg hoe ze hem ooit had kunnen haten. 'Ik hou van je,' fluisterde ze.

Hij keek haar een ogenblik lang aan. Er glinsterde een vreemd vuur in zijn gouden ogen, maar ze verrieden niets. Hij pakte haar vingers en kuste ze. 'O ja?' vroeg hij zacht. 'Of ben je alleen zo'n mooie verleidster dat je koste wat het kost je zin probeert te krijgen?'

Ze sloot haar ogen, woedend dat tranen tegen haar oogleden prikten. Ze had de waarheid bekend en niets anders gewonnen dan nieuwe beschuldigingen. Ze begon tegen hem aan te duwen en probeerde op te staan, maar hij hield haar dichter tegen zich aan. 'Danielle, ik wou dat het waar was wat je zei! Ik kan en wil je nu niet meenemen naar het hof. Ik wil niet meer dat je reist, en God weet, ik wil je verre van de verleiding houden.'

'Ik wil jou ook verre van de verleiding houden!' kaatste ze terug, nog steeds proberend zichzelf te bevrijden. Ze had net zo goed tegen een stenen muur kunnen duwen. Zijn armen gaven niet toe.

'En wat betekent dat?'

'Het betekent dat het lot van de vrouw in deze wereld me niet bevalt. Je hebt mij opgesloten in een kasteel, terwijl je maîtresse je volgde naar het slagveld. En nu ga je naar Londen -'

Ze zweeg omdat hij lachte. Ze gaf hem een klap tegen zijn schouder en hij greep haar pols. 'Sorry, sorry, liefste. Maar zou dit kunnen betekenen... zou je het erg vinden, als ik een maîtresse had?'

'Ik geef geen antwoord en je kunt ophouden met dit spelletje. Ik zeg dat ik van je hou en jij noemt me een leugenaar. Moet ik mezelf nog verder vernederen en me aan je voeten werpen, terwijl jij lacht en vertrekt naar...'

'Naar wie?' vroeg hij met ogen die in haar brandden.

'Edward!' loog ze.

Hij leunde glimlachend achterover, tilde een lok van haar door het vuur gedroogde haar op en krulde hem om zijn vingers. Ze trok de lok weg en hij glimlachte weer. 'Ik ben echt nieuwsgierig. Met wie denk je dat ik me heb vermaakt?'

'Laat me met rust, laat me opstaan -'

'O, liefste, ik ben van alles van plan met je vanavond, maar je met rust laten en laten opstaan zijn daar niet bij!'

'Verdomme, Adrien!'

'Met wie?' vroeg hij, terwijl hij haar vasthield en doordringend aankeek.

'Ik weet het niet! Hoe moet ik dat weten? Het hof van de koning is vol vrouwen -'

'Ik heb oorlog gevoerd.'

'Er zijn vrouwen die de legers volgen.'

'Ah... dus je beschuldigt me van een hoer hier en daar?'

'O! Kunnen we het niet -'

'Wie heb je op het oog?'

'Dat meisje, Terese, die tegen me zei dat ze alles zou doen wat je vroeg.'

Met een brede glimlach leunde hij achterover in de stoel. Weer probeerde ze op te springen. Weer had ze geen schijn van kans aan hem te ontsnappen.

'Het spijt me. Misschien zou ik hier niet zoveel plezier om moeten hebben, maar ik heb me zo lang gepijnigd met de vraag wat je volgende streek zou kunnen zijn.'

Hij pakte haar bij haar kin en dwong haar naar hem op te kijken. 'Ik ben nooit met Terese naar bed geweest. Ze is inderdaad de troepen gevolgd, en ik denk dat ze me inderdaad heeft laten merken dat ze me in alle opzichten van dienst wilde zijn. En het is een knap, jong ding.'

'Adrien -'

'Ik heb mijn huwelijksgelofte nooit verraden, Danielle. Nooit. Hoewel ik moet toegeven dat ik me soms heb afgevraagd waarom niet.'

Hij stond op, tilde haar op, zette haar neer, trok de deken van haar af en liet die op de schapenvacht voor het vuur vallen. Het was donker geworden, en alleen het rood gouden schijnsel van de vlammen bescheen hun naaktheid. Hij liet zijn vingers tussen het haar achter in haar nek glijden, legde zijn hand om haar hoofd en kuste haar. En toen hij klaar was met haar lippen, kuste hij haar schouderbladen en borsten. En toen ze begon te beven, ging hij op zijn knieën zitten en legde zijn handen om de ronding van haar buik. Hij drukte zijn wang tegen haar aan, alsof hij de beweging van het kind probeerde te voelen. Haar knieën werden slap en ze zakte voor hem neer. Zijn lippen drukten zich weer op de hare en terwijl hij haar kuste, legde hij haar neer voor het vuur. De vlammen leken te dansen op hun lichamen. Elk plekje dat hij streelde, kwam tot leven, zijn kussen plaagden en martelden. Waar de vlam danste, streelde hij en wachtte, verslond haar dan met zijn ogen, streelde weer, kuste weer. Ze begon te kronkelen van verlangen naar hem, tot ze het niet langer kon uithouden en zijn naam riep. Maar toen ze voor het eerst bevredigd waren, voelde ze een vreemde wanhoop, en zij was het, niet hij, die opnieuw begon. Ze kon niet teder genoeg vrijen, niet hartstochtelijk genoeg... wanhopig genoeg. Ze wilde meer en meer. Ze wilde hem op de een of andere manier bij zich houden als hij weg zou zijn.

In de loop van de avond klopte iemand om hen eten te brengen. Maar ze gingen beiden te veel in elkaar op. Als ze honger hadden, was het alleen naar meer van elkaar, naar meer intieme momenten om herinneringen van te maken. Ergens in de lange uren voor de dageraad vielen ze in slaap op de schapenvacht.

Toen het licht werd, deed Adrien zijn ogen open. Ze lag tegen zijn borst aan gekruld, haar haar om hem heen, haar vingers sierlijk op zijn lichaam. Hij deed zijn ogen weer dicht om haar beter te kunnen voelen, en besefte dat hij het vreselijk zou vinden bij haar weg te gaan.

Misschien was zijn bedoeling geweest weg te gaan in de hoop dat ze zou leren dat ze zich niet eeuwig tegen hem en de Engelsen kon blijven verzetten. Maar nu wist hij dat hij haar niet wilde meenemen omdat hij bang was. Hij wist niet hoe de situatie aan het hof zou zijn, maar koning Jean was er, een geëerde gevangene, en haar oude vriend Simon was er, evenals Paul de Valois, die allemaal werden vastgehouden tot er losgeld was betaald. Als er problemen zouden komen in Londen...

God sta hen allen bij.

Hij deed zijn ogen open en keek enkele ogenblikken lang naar haar. Ze was haar moeders dochter, ongelooflijk mooi, onverschrokken, attent, liefdevol, intelligent. Ze had gezegd dat ze van hem hield...

Hij maakte zich zachtjes van haar los, stond op, tilde haar op, legde haar op hun bed en legde de linnen lakens en een deken over haar heen. Ze bewoog nauwelijks, en hij streek het haar uit haar gezicht, terwijl hij een spanning in zich voelde vanwege de hartstocht die ze hadden gedeeld, en tegelijk een golf van beschermende tederheid. Hij hield van haar. Dat had hij nog niet tegen haar gezegd. Er was nog iets wat pijnlijk aan zijn hart knaagde, nog steeds de angst. De tijd zou verstrijken. Zijn kind zou geboren worden. En hopelijk zouden ze meer tijd krijgen samen, ver van de strijd in de wereld.

Hij kleedde zich stilletjes aan, en toen hij klaar was, ging hij weer naar haar toe. Hij kuste haar voorhoofd, toen haar lippen, en ze sliep uitgeput verder. En uiteindelijk dwong hij zichzelf weg te gaan.

 

Adrien kwam net op tijd aan het hof aan om met een leger naar Wales gestuurd te worden, om een opstand bij de grens neer te slaan. Het was een leuke taak, want hij voelde een diepe verwantschap met de mensen uit Wales. Ze vochten vaak voor hun identiteit, net als de Schotten. Maar Edward liet zijn aanwezigheid duidelijk voelen; overal werden enorme kastelen neergezet als bolwerken van de Engelsen. Het bouwen was fascinerend om te zien, maar Adrien was rusteloos. Hij had gehoopt aan het hof te kunnen dienen en dan naar huis te kunnen terugkeren. Zijn kind zou eind januari of februari geboren worden en hij had gehoopt erbij te kunnen zijn. Naarmate de maanden verstreken, begon hij ook ongerust te worden, want nu hij vader ging worden, leek het of steeds meer van zijn vrienden klaar stonden met een of ander ellendig verhaal, kinderen die te vroeg geboren werden en doodgingen, mooie vrouwen die in het kraambed stierven.

Toen hij klaar was met vechten in Wales, moesten er nog meer gevangenen naar de toren in Londen worden gebracht. Kerstmis ging voorbij, terwijl hij naar het hof van Edward terugkeerde, en hij vond het heel erg dat hij niet thuis was. Elke minuut dat hij niet bij zijn vrouw was, werd een marteling, ondanks het feit dat het leven rondom Edward absoluut niet saai was. Elke avond woonden de edelen aan het hof grote banketten bij, waar de Engelse koning David Bruce, koning van Schotland, Jean, koning van Frankrijk, edelen uit Schotland, Frankrijk en Wales liet aanzitten, evenals zijn eigen hovelingen. David en Jean waren beide jonge vorsten en interessante mannen, en ondanks het feit dat ze gevangenen waren, waren het boeiende en aangename avonden. Adrien zat meestal naast David, omdat ze beiden Schotten waren. Ze praatten enthousiast over Schotse geschiedenis, godsdienst, de mensen, hooglanders en laaglanders.

Maar ook anderen kwamen met de koninklijke gasten mee. Simon, de zogenaamde minnaar van Danielle, behoorde tot de Franse edelen die vaak aan de maaltijd deelnamen, evenals Paul de Valois, familie van Jean - en zijn vrouw. Adrien ergerde zich niet aan koning Jean, en, verbazend genoeg, evenmin aan Paul de Valois. Maar Simon de Valois, graaf Montjoie, irriteerde hem bovenmatig, misschien omdat Danielle ooit gedacht zou kunnen hebben verliefd op hem te zijn.

Simon was populair bij de Engelsen, charmant tegen de dames van het Franse hof die niet wisten - en dat vertelde Simon ook niet - dat hij zich aan de zijde van graaf Armagnac had geschaard, die meedogenloos had verkracht en geplunderd. Simon was gewoon gevangene door omstandigheden, hij zat in de Engelse toren omdat hij verliefd was geworden op de verloofde van een andere man. Toen hij en Adrien elkaar ontmoetten, deden ze vriendelijk tegen elkaar, zoals hun positie en het hof vereisten. Adrien wist dat Simon hem intens haatte. Hij had hetzelfde gevoel.

Het gerucht ging dat Simon een verhouding had met de jonge vrouw van een oude edelman, een situatie die vaak genoeg voorkwam als jonge meisjes met grootvaders getrouwd waren.

De arme jonge vrouw was verliefd op hem, een treurige situatie die telkens bleek als ze op haar plaats aan het eind van de lange eetzaal zat. Ze was de dochter van een oude vriend die jaren geleden in de strijd tegen de Fransen was gesneuveld, en Adrien vond het naar te zien dat ze zoveel verdriet had. Op zulke momenten was hij blij dat Danielle niet bij hem was. Hij wilde haar niet in de buurt van Simon hebben, die hem vaak in de gaten leek te houden alsof hij een of ander plan beraamde. Simon was goed van de tongriem gesneden. God alleen wist hoe hij zijn situatie zou kunnen verdraaien als hij Danielle zou spreken.

Simon woonde in een ander deel van de toren dan koning Jean. Edward vond het niet erg een charmante gastheer te zijn voor zijn gevangene, maar hij zou niet toestaan dat ze iets beraamden samen, terwijl ze onder zijn vleugels waren. Koning Edward had veel plezier in de omstandigheid dat hij 'gastheer' was van twee van zijn lastigste vijanden. Hij was uitgelaten als een kind. Adrien wilde naar huis. Edward beloofde hem dat dat kon, als het een maand lang rustig bleef in Wales.

Half februari, tijdens een banket aan het hof, kwam er een boodschapper die iets tegen de koning zei. Adrien, die een aantal stoelen links van de koning zat - aan de 'Schotse' kant van de tafel - zag het gezicht van de koning veranderen, het hoofd lager. Edward gebaarde dat de man naar Adrien moest gaan. Terwijl hij naar de boodschapper keek, voelde Adrien dat zijn hart om de een of andere reden begon te bonzen. Er was nieuws gekomen uit het noorden. Hij was bang dat het slecht zou zijn.

Maar toen de man naar hem toekwam, zag hij dat de boodschapper glimlachte. 'Ik ben uit het noorden gekomen, heer -'

'Danielle?' onderbrak Adrien gespannen.

'Maakt het uitstekend, laird MacLachlan. Evenals uw zoon, die zaterdag Adrien Robert is gedoopt.'

Adrien wist niet dat hij was opgestaan tot hij weer in zijn stoel zakte. Kennelijk had de boodschapper zo luid gesproken dat velen het hadden gehoord, want er ging een gejuich op aan tafel. Ridders, edelen, dames - en zelfs vorsten - hieven hun glas naar hem.

Zijn zoon. Ze had een meisje willen hebben, om hem dwars te zitten. Maar het zou hem niet hebben kunnen schelen. Hij had nooit zo'n vreemd gevoel van paniek gekend. Hij had alleen maar gebeden dat alles goed zou zijn met Danielle, al het andere was niet belangrijk.

Later die avond ging hij naar de koning en kreeg een audiëntie. 'Sire, het kan nog maanden lang rustig blijven in Wales, of er kan elk moment weer een opstand komen. Ik heb u al heel lang trouw gediend, en ik wil graag mijn zoon zien -'

'Denk je, laird MacLachlan, dat ik al mijn kinderen heb gezien meteen nadat ze geboren waren? Nee, jongeman, ik kan je verzekeren dat dat niet zo is!'

'Maar -'

'Laat je vrouw hierheen komen, en je kind. Ik wil ze zelf graag zien.'

Adrien keek Edward argwanend aan. 'Sire, koning Jean van Frankrijk zit hier nog steeds gevangen, en er zijn anderen -'

'Lieve God! We zijn in onze toren, in onze stad.' Hij zweeg even. 'Ik zou je vrouw, mijn pupil, en het kind graag willen zien.'

'Dus u beveelt me Danielle te laten komen?'

'Ik vraag het je.'

Dat kwam op hetzelfde neer. 'Ik zal de boodschapper meteen wegsturen,' zei Adrien en liet hem alleen.

Hij verliet het vertrek en met een knikje naar de bedienden die voor de deur stonden, liep hij de lange gang door naar zijn vertrekken. Toen hij een hoek omsloeg, zag hij plotseling de gordijnen voor een afgesloten nis bewegen. Hij bleef even staan, denkend dat een paar geliefden daar een afspraakje hadden gemaakt. Hij aarzelde en keek of hij langs een andere kant kon gaan. Hij zag een aantal gewapende bewakers in de hal staan en toen hij weer naar de nis keek, zag hij een gelaarsde voet onder het gordijn uit steken, voor hij zich kon omdraaien, hoorde hij een vrouwenstem in het Frans fluisteren.

Hij kende de stem; het was het meisje Terese, die had verkozen het leger van prins Edward te volgen naar de overkant van het Kanaal. De nieuwsgierige ondeugd. Ze bleef zich af en toe uitnodigend gedragen ten opzichte van hem, dus vroeg hij zich af hoe erg ze verliefd kon zijn op de man achter het gordijn.

De man sprak en hij verstrakte.

Simon. Simon de Valois, graaf Montjoie. Kennelijk gunde koning Edward zijn nobele gasten elk vermaak dat ze wensten, want zonder toestemming van de koning zouden de bewakers de graaf zo'n onderonsje niet hebben toegestaan.

Adrien liep door. Hij zou blij moeten zijn. Het was mooi dat die twee elkaar gevonden hadden. Maar toch...

Iets aan de ontmoeting verontrustte hem.

Toen hij later die nacht alleen in het donker lag te staren, miste hij zijn vrouw en verlangde ernaar zijn zoon te zien. Maar op de een of andere manier zat het hem niet lekker dat zij naar hem toe zouden komen in plaats van dat hij naar hen terugkeerde.

Terwijl hij zo lag te peinzen, werd er zacht op zijn deur geklopt. Toen fluisterde een vrouwenstem: 'Laird MacLachlan!'

Hij stond op, gooide een mantel om zijn schouders, en deed de deur open. Verbaasd trok hij een wenkbrauw op toen hij Terese zag staan. 'Ja, meisje?'

Ze glimlachte bedeesd. 'Mag ik binnenkomen?'

Hij trok zijn wenkbrauw nog hoger op.

'Ik kan hier niet in de gang blijven staan, laird MacLachlan...'

Hij deed een stap opzij en ze ging naar binnen. Toen hij de deur dichtdeed, leunde ze ertegenaan. Wat hijgend keek ze hem aan. 'Uw vrouw komt binnenkort op bevel van de koning.'

'Ja?'

Ze glimlachte lief en hief haar handen op.

'De komende nachten... dat is misschien onze laatste kans om...'

'Om?' vroeg hij en deed een stap naar achteren.

Ze sloeg haar ogen neer. 'Ik kan niet vergeten dat u mijn leven hebt gered, laird MacLachlan. Ik zou u in alle opzichten willen dienen. Ik zou mijn leven geven voor één nacht met u. Uw vrouw is ver weg. Ik heb gehoord dat ze uw vijand is en u telkens weer verraadt.'

'En waar heb je dat gehoord?'

'Er was een man die een complot tegen Edward beraamde en zich voordeed als priester - daarom hebt u haar naar kasteel van Renoncourt gebracht. Dat wist iedereen. Ze doet u kwaad. Ik zou de pijn willen verzachten. Ik zou u een nacht van pure gelukzaligheid geven, ik zou gewoon van u houden en zonder moeilijkheden, ik zou uw geest, uw ziel, uw lichaam ontspanning geven.'

Een mooie toespraak. 'Werkelijk?' zei hij zacht.

'Uw vrouw is niet te vertrouwen, heer!'

Hij pakte haar bij haar armen en trok haar bij de deur vandaan. 'Je bent een knap meisje, Terese, en dat was een mooie toespraak, maar er is een probleem.'

'Nee, heer, ik heb geen probleem -' Ze zweeg en kreeg een kleur. 'Het enige wat ik wil is een korte tijd samen. Alleen om u te behagen.'

'Ik vraag me af of er niet meer achter zit,' mompelde hij.

'Laird Adrien, u hebt mijn leven gered -'

'Wees er dan zuinig op. Wees voorzichtig met de vrienden die je maakt. Maar het feit blijft dat er een probleem is -'

'Die kan ik allemaal oplossen

'Nee, ik heb het probleem. Ik hou namelijk van mijn vrouw. Goedenacht, Terese, en kijk uit voor wolven in de gang.'

Hij draaide haar om en duwde haar zachtjes de gang weer op. Daarna deed hij de deur dicht.

Op de gang staarde Terese woedend naar de deur. Ze was vreselijk jaloers op gravin Danielle. De vrouw had bezittingen, titels, en ze werd aanbeden en bewonderd door de Fransen en de Engelsen. En Simon had van haar gehouden en...

Met al haar listen kon Terese Adrien MacLachlan niet bij haar vandaan krijgen.

Terwijl ze geërgerd naar de deur keek, kwam een andere man de gang inlopen. Het was de schildknaap van MacLachlan, Luke, de knappe jongeman die ze voor het eerst had ontmoet op het kasteel van Renoncourt.

Hij lachte toen hij haar zag.

'O, hoe durf je!' hijgde ze boos.

Hij leunde tegen de muur en keek haar aan. 'Je blijft je maar aan hem opdringen. Wanneer dringt het tot je door dat hij getrouwd is met een engel, en dat hij van haar houdt.'

'Ze is een heks, en na verloop van tijd zal hij haar verachten.'

Luke schudde zijn hoofd. 'Nee, ze is een schoonheid. Er is iets heel dieps en echts tussen hen, en daar kun je niets aan veranderen.'

Ze boog haar hoofd, van haar stuk gebracht door deze jongeman. Ze dacht aan de anderen die ze had ontmoet, de rijke mannen, de belangrijke mannen, de edelen, die haar allemaal vleiden - maar iets van haar wilden. Hij vleide haar niet; hij keek haar alleen maar indringend aan.

'Je zult laird MacLachlan niet krijgen,' zei hij vol overtuiging tegen haar. 'Zo'n groot man kun je niet krijgen.'

'O nee?' vroeg ze brutaal.

Met een glimlach zette hij zijn bundel neer op de grond voor de deur van MacLachlan en stak zijn armen naar haar uit. 'Je kunt mij krijgen.'

Ze wilde hem aan klap geven. Hoe durfde hij? Maar hij hield haar stevig vast. Zijn ogen keken haar aan met echte honger en hoewel hij en geen doekjes om wond, waren zijn woorden eerlijk.

'Laat me los.'

'Jij hebt hem begeerd, ik heb jou begeerd. Maar ik heb iets te bieden,' zei hij zacht.

'Wat is dat?' vroeg ze ademloos, tot haar eigen verbazing.

Hij was de schildknaap van MacLachlan. Jong, onervaren, onbeproefd. Maar met zo'n edelman achter zich, zou hij ridder worden. Hij zou ten strijde kunnen trekken...

Met grote rijkdommen terugkeren.

En hij wilde haar.

'Ik kan met je trouwen!' zei hij.

'O!' riep ze zacht en gleed in zijn armen.

Later, op zijn kleine kamertje, keek ze naar het plafond en vroeg zich af of ze wel of niet de beloften moest uitvoeren die ze aan een andere man had gedaan. Ze draaide zich om en keek naar de gouden ring die ze eerder had gekregen. Betaling... Betaling...

En nu moest ze zich aan haar belofte houden.

Nee... Ze kon het niet. Wilde het niet...

Maar ze was bang. Heel bang.