Hoofdstuk 10


Adrien zat op een van de hoge, woeste heuveltoppen bij het oude kasteel van zijn familie op zijn gemakje te kijken hoe een grote kudde schapen door twee jonge meisjes en een paar blaffende honden werd voortgedreven. Hij zag hen gaan en ging toen achterover liggen op de koele rots waarop hij zat en keek omhoog naar de zon, terwijl hij de kilte van de wind voelde.

Hij was niet meteen na de dood van Joanna hierheen gegaan, zoals zijn plan was geweest. Er was toen een soort roekeloosheid over hem gekomen en hij was door Europa gaan reizen, naar Hainault, Brugge, Gent, en zelfs naar Beieren. Hij deed aan elk toernooi mee en maandenlang vocht hij met zo'n intense vastberadenheid dat hij niet te verslaan was. Hij verloor geen enkele wedstrijd.

Maar sir George had hem bij een overwinningsbanket in Vlaanderen opgezocht, waar hij erg dronken was geweest. En sir George had hem medegedeeld dat de koning hem beval in leven te blijven, met al zijn ledematen intact. Adrien had gezegd dat hij naar Schotland wilde gaan; als hij dat nog wilde, moest hij dat nu doen. De volgende ochtend was hij weer nuchter en was begonnen aan zijn reis naar de winderige velden van rots en heide die zijn vader de zijne had genoemd.

Hij was blij geweest thuis te komen en het was een vreemde ervaring geweest. Er was geen land waar hij zoveel van hield als van deze rotsige streek, nergens ter wereld groeiden de graspollen zo hardnekkig, in zoveel verschillende kleuren, nergens kon de wind het ene ogenblik koud zijn, en even later weer warm. Hij hield van de heuvels, de kale rotsen, de meren, de ruwe schoonheid. Hij was zó lang weg geweest dat hij niet had geweten dat hij het had gemist. Hij was er als jongen weggegaan en als man teruggekeerd, en er was veel geweest wat hij gedaan wilde hebben. Het MacLachlan-kasteel dat hij eens zo groot en mooi had gevonden, was in verval en klein. Hij haalde metselaars om het te vergroten en herstellen, kocht meer schapen voor zijn kuddes, haalde meer handwerkslieden naar zijn dorp. Dit alles deed hij met een zekere heftigheid, in een poging de pest te vergeten, het overdadige hof van de koning, de dood van Joanna, zijn verloving met Danielle. Hij beslechtte ruzies in de clan, koos nog meer jongemannen om te trainen voor de strijd, en bleef hard aan zijn eigen kracht en behendigheid werken, want hij wist dat hij niet eeuwig thuis kon blijven. Het leek een periode van wachten, hoewel hij niet wist waarop hij wachtte.

Een tijd lang koesterde hij het verdriet om de dood van Joanna, maar ten slotte dwong hij zichzelf te beseffen dat het voor een deel ook schuldgevoel was. Hij had telkens weer besloten dat ze zouden trouwen en toch had hij de tijd voorbij laten gaan. Hij had het fijn gevonden haar minnaar te zijn, maar had zich eigenlijk niet willen binden. Hij had heel erg veel om haar gegeven. Maar nog niet genoeg.

Na verloop van tijd vergaf hij zichzelf, net zoals hij wist dat zij hem zou hebben vergeven. Ja, al die tijd had ze hem beter begrepen dan hij dat zelf had gedaan. Maandenlang rouwde hij om Joanna door zich van seks te onthouden. Maar zelfs nadat hij vrede met zichzelf had gesloten en een aantal minnaressen had genomen, merkte hij dat niemand zijn rusteloosheid kon wegnemen. En op een avond, in het warme, gezellige huisje van de dochter van een goudsmid die weduwe was geworden, zat hij in het vuur in haar haard te staren en vroeg zich af wat hij miste. Er leek een aantal kleuren te dansen in het vuur - blauw, rood en groen - en hij fronste zijn voorhoofd. Tot zijn verbazing besefte hij dat het groen van de vlam hem aan Danielle had doen denken, aan de bijzondere kleur van haar ogen.

Niet dat hij niet eerder aan haar had gedacht, of vaak zelfs. Hij had het bevel van de koning zich met haar te verloven om twee redenen aanvaard. Allereerst omdat het hem toen gewoon niets had uitgemaakt met wie hij verloofd was, een heks of een wrattenzwijn, aangezien hij niet met Joanna kon trouwen. En ten tweede, hij had om Danielle gegeven. Hij had het gevoel niet helemaal begrepen, maar al die tijd dat hij haar graag een pak slaag had willen geven, had hij haar ook bewonderd. Tijdens de gruwelen en de ellende van de pest, had ze zich wijs en vol mededogen gedragen en hij kon niet vergeten dat ze tijdens zijn brandende koorts voortdurend aan zijn zijde was geweest. Hij had met de verloving ingestemd om haar iets terug te geven - haar vaderland. Hij had het heftige verlangen gekend zijn eigen vaderland terug te zien. Hij had haar behoefte begrepen.

Waar hij ook was geweest, hij had Aville redelijk strak in de hand gehouden, dat dacht hij tenminste. Zijn voornaamste zorg was geweest dat ze geen moeilijkheden zou veroorzaken voor Edward, en uit alle rapporten die hem bereikten, had ze zich bijna engelachtig gedragen. Ze had zich niet verzet tegen het Engelse bestuur van Gascogne, maar was ook met veel tact en diplomatie met haar Franse verwanten omgegaan. Hij had haar een paar keer geschreven, hopend dat het haar goed ging en dat ze gelukkig was. Zij had hem teruggeschreven dat ze hoopte dat het hem goed ging en dat hij het naar zijn zin had in het noorden. Ze hoopte natuurlijk dat hij precies zou blijven waar hij was.

Vreemd genoeg was het in die duistere kamer bij de dochter van de goudsmid dat hij plotseling overeind was geschoten, zonder te letten op de jonge vrouw die naast hem half overeind kwam, nieuwsgierig naar waar hij zo van was geschrokken. Het was alleen het groene flakkeren in de vlam geweest, de vlam die hem deed denken aan de ogen van Danielle. Hij herinnerde zich dat hij had gedacht aan de dag dat hij met haar had gesproken over Lenore, haar had verteld dat hij nog nooit zo'n mooie vrouw had gezien...

Tenzij het de vrouw zou zijn die Danielle zou worden. Dat had hij natuurlijk niet tegen haar gezegd. Ze was zich toch al veel te veel bewust geweest van haar eigen macht, het vermogen mannen van hun stuk te brengen met haar mooie glimlach. Ze had hém van zijn stuk gebracht, hem kwaad gemaakt, hem laten lachen. Ze was verschrikkelijk trots geweest en onvoorstelbaar koppig. Maar in bepaalde dingen was haar edelmoedigheid bijna even groot geweest.

In het bed van de dochter van de goudsmid had Adrien plotseling naar Danielle verlangd.

'Adrien, wat is er...'

Toen hij het gefluister van de vrouw in het donker hoorde, had hij zich omgedraaid en haar aanraking gevoeld, en was klaargekomen. De weduwe was een ervaren minnares, die hem graag wilde behagen, maar hij had weer een gevoel van rusteloosheid en teleurstelling gehad. Er ontbrak iets. Iets wat hij een keer bijna had aangeraakt.

Iets wat hij heel graag terug wilde vinden.

Daar dacht hij nu over na terwijl hij op zijn steen lag, en de schapen en de geiten - en het leven - voorbij gleden. Hij was hier nu allang. De pest die Joanna had gedood was al vijf jaar voorbij. Hij had zijn kracht en behendigheid in het gevecht hervonden, en hij had de oude taal gesproken, was bevriend geraakt met zijn koning, was de MacLachlan geworden, het hoofd van zijn clan. Maar hoewel Schotland en de grensstreken een gebied bleef dat voortdurend waakzaam was, heerste er nu vrede en welvaart. Hij kon het feit niet negeren dat hij de kampioen was van koning Edward. Koning Edward had hem tot ridder geslagen, en bij hun terugkeer naar Engeland na de val van Calais, had Edward hem nog verder geëerd door hem tot een van de zesentwintig leden van de Orde van de Kousenband te maken.

Bij zijn verloving met Danielle had hij ook alle titels en het vermogen gekregen dat de koning had beloofd. Hij was graaf van Glenwood geworden, en hij behoorde tot de rijkste mannen van Engeland en Schotland.

Hij was verplicht zijn diensten aan Edward te verlenen.

En juist terwijl deze gedachte door zijn hoofd speelde, schrok hij op, knipperde met zijn ogen en zag sir George - nog steeds lang en rechtop in het zadel. Met zijn grijze hoofd ontbloot keek hij op hem neer vanaf zijn grote, grijze strijdros. Met een glimlach sprong Adrien op, blij de oude ridder te zien. 'Helaas! Zijn de Engelsen weer in oorlog met de Schotten? Bedriegen mijn ogen me? Wat brengt u zo ver naar het noorden?'

'Jij, mijn vermetele jongeman! Heb je jezelf zo diep tussen de rotsen en de schapen begraven dat je de wereld vergeten bent?'

'Mijn wereld bevalt me wel!' verzekerde Adrien hem. 'Maar ga met me mee naar huis, drink een kroes bier met me - en dan kunt u me alles over uw wereld vertellen!'

Sir George was met een aantal mannen gekomen. Adrien bracht hen onder bij zijn eigen mannen voor voedsel en onderdak, en nam sir George mee zijn kasteel in, waar ze de avondmaaltijd gebruikten in de rijk bewerkte grote zaal. Eerst praatten ze over van alles en nog wat; daarna, toen ze uitgegeten waren, gingen ze voor het vuur zitten en dronken nog wat. George keek om zich heen en slaakte een lange, diepe zucht. 'Het is hier prachtig, Adrien. Je ziet er jong en goed uitgerust uit. Je hebt je kracht en gezondheid terug, je ziet er sterker uit dan ooit. Die wilde mannen hier hebben je goed in conditie gehouden.'

'Vergeet niet dat ik een van die wilde mannen ben, zoals u ze noemt, en toen ik klein was, hebben ze me alles over conditie geleerd,' bracht Adrien hem in herinnering.

Sir George knikte glimlachend. Toen werd hij ernstig. 'De koning heeft je diensten nodig, Adrien. Hij valt Normandië binnen en trekt ten strijde tegen de Fransen.'

'Wanneer is dat niet zo?'

'Hij wil dat Aville veilig wordt gesteld.'

Adrien schrok op en leunde met gefronst voorhoofd naar voren. 'Aville is veilig. Zijn er nieuwe problemen?'

Sir George hief zijn handen op. 'In Aville? Je hebt daar toch mannen?'

'Ja, Daylin. Richard Huntingdon, Giles Reeves, en nog meer. Ik heb geen verontrustende berichten van hen gekregen.'

'Dat klopt. Aville is een centrum van ridderlijkheid. Het zit er vol musici, dichters en kunstenaars. Engelse ridders worden graag uitgenodigd in de grote zaal van de gravin - evenals de Fransen - onder wie haar Valois-familieleden.'

'Wat kan het meisje voor kwaad?'

'Meisje?' zei sir George verbaasd, en glimlachte toen. 'Je hebt je te lang schuilgehouden, mijn jonge ridder! Lady Danielle is zeer volwassen - allang voorbij de huwbare leeftijd. In heel Europa spreken mannen over haar schoonheid. Ridders en edellieden uit heel Frankrijk komen aan haar deur.'

Adrien schrok van de golf van woede die door hem heen ging. 'Wat zegt u? Dat ze samenzweert met de Fransen?' vroeg hij kortaf.

'Nee, ze ontvangt haar verwanten, zoals je haar hebt toegestaan, hetgeen beleefd en gepast is. Maar aangezien koning Jean en onze eigen Edward op een ernstige botsing aansturen, wordt de situatie gevaarlijk. Het is tijd dat je mijn wereld binnentreedt, Adrien.'

Adrien leunde achterover, verontrust door het brandende gevoel dat door zijn lichaam trok. Hij popelde om naar Aville te gaan - onmiddellijk.

'Zodra het licht wordt, vertrekken we,' beloofde Adrien.

'Mooi. De prins van Wales brengt zijn troepen bijeen om naar Bordeaux te gaan om een opstand neer te slaan. Hij zal blij zijn te ontdekken dat je weer in dienst van de koning bent getreden. Er is nog één ding,' zei sir George aarzelend.

'En dat is?'

'Er gaat een gerucht dat...'

'Gaat u verder,' zei Adrien, geïrriteerd rakend.

'Er is één bepaalde jonge edelman van het huis van Valois, die regelmatig aan het hof van uw dame verkeert. Er zijn mensen die denken dat de twee een manier willen zoeken om Danielles verloving ongedaan te maken, zodat ze zelf man en vrouw kunnen worden.'

Het leek of er iets was ontploft in zijn hoofd. Lieve Jezus, wat was hij een blinde idioot geweest. Misschien was het rechtvaardig geweest, vijf jaar geleden, Danielle haar vrijheid te geven - maar het was oerstom geweest zoveel tijd voorbij te laten gaan terwijl hij zich koesterde in zelfmedelijden. Edward had hem vertrouwd. En hij had Danielle de vrijheid gegeven haar Franse verwanten het hof te maken, en zelf een gevaar te worden voor Edward.

'De verloving wordt niet ongedaan gemaakt!' bezwoer hij woedend.

Hij stond op, liep naar het vuur en staarde in de vlammen. Ze knetterden - rood en goud, blauw - en groen diep van binnen. Hij begreep zijn eigen woede niet goed toen hij besefte dat die op haar was gericht. Wat had hij van haar verwacht? Ze had wanhopig graag vrij willen zijn, ze had nooit beweerd iets anders te zijn dan Frans. Hij had ooit de val van Aville veroorzaakt, en dat feit had ze nooit vergeten, noch vergeven. Het was niet onlogisch dat ze zou besluiten dat ze verliefd was op een edelman uit het huis Valois.

Het was niet onlogisch!

Maar hij had haar de vrijheid en Aville gegeven met één waarschuwing - hem, of koning Edward niet te verraden.

Wel verdomme, maar hij zou iedere man vermoorden die ook maar overwoog haar aan te raken!

'Zo!' zei sir George tevreden. 'Als je vastbesloten bent te trouwen, misschien moeten we dan vast -'

'Nee, sir George, ik denk het niet. Ik hou niet van een hoop drukte, en ik ben ook niet van plan de dame - of haar verwanten - te waarschuwen dat ik eraan kom. We zijn allang verloofd. Een huwelijksvoltrekking op de avond van mijn aankomst is voldoende. Aangezien ik heel vroeg wil vertrekken, sir George, wens ik u nu goedenacht.'

Hij draaide zich om en liet zijn vriend in de zaal achter. Kokend van woede ging hij de trap op naar zijn kamer op de eerste verdieping. Hij ging naar binnen, liep naar het raam, gooide het open, en voelde de koele nachtwind op zijn gezicht. De rotmeid! Goed, er was een hoop tijd verstreken. Maar toch! Hij had haar gewaarschuwd hem niet te verraden in Aville! Bij God, hij had haar gewaarschuwd!

Het was tijd te nemen wat van hem was.

 

Het was een ongelooflijk mooie dag vroeg in de herfst. De zon scheen helder en weerspiegelde op het water van de vijver. Danielle zat op een uit steen gehouwen stoel en liet haar vingers door het water glijden. Ze lachte opgetogen, terwijl Simon de Valois, graaf Montejoie, op de snaren van een luit tokkelde en dapper probeerde een liefdeslied te zingen. Zijn stem was te zwaar, te hees, voor de tedere ballade, en na een ogenblik lachte hij en begon toen een wat schunniger lied te zingen, waar zijn stem veel geschikter voor was.

Het was heerlijk hier vandaag. Ze was er zeker van dat Edwards ridders uit Engeland en Gascogne, die in haar kasteel woonden, nog in de buurt waren - waarschijnlijk hielden ze haar vanuit de schietgaten in het oog - maar ze had het gevoel alsof ze wat privacy had gevonden, en dat waren heerlijke momenten.

Niet dat ze zich ooit veel had aangetrokken van de waakzame ogen die altijd op haar gericht leken te zijn. Ze was gaan rijden wanneer en waarheen ze maar wilde, en alles wat ze deed, had ze open en eerlijk gedaan.

Niets wat ze had gedaan gaf haar ook maar enigszins een onprettig gevoel.

Dat deed de wereld om haar heen.

Er was onrust in het noorden. De graaf van Armagnac organiseerde een opstand in gebieden die Edward als de zijne beschouwde. De graaf handelde met de zegen van koning Jean, die vastbesloten was de Engelsen uit geheel Frankrijk te verdrijven. Danielle was zich er pijnlijk van bewust dat haar vredige jaren hier ten einde kwamen. De mannen in haar eigen fort zouden haastig elk hun eigen kant kiezen.

En zij zou er midden tussen zitten.

Niet in het midden, bedacht ze ongelukkig, want ze had haar stervende moeder een belofte gedaan, en een belofte op het sterfbed was heilig.

Ze was nu al lange tijd terug op Aville. Ze was hier opgegroeid, was hier volwassen geworden. Ze regéérde hier nu, en dat deed ze heel goed. Met trots herinnerde ze zich hoe Lenore het kasteel had beheerd en ze deed haar best even rechtvaardig te zijn. Het leven had een heerlijk, bekend patroon. Op maandag deed ze de boekhouding, op dinsdag keek ze naar het trainen van de mannen binnen de kasteelmuren, op woensdag hield ze toezicht bij het maken van zeep, kaarsen en andere benodigdheden. Op donderdag hield ze zitting voor alle klachten onder haar mensen, op vrijdag begroette ze reizigers, stimuleerde de komst van priesters en pelgrims, jongleurs, dansers, musici, en alle handwerkslieden. Op zaterdag ontving ze een verslag van de voorraden in het fort en op het platteland, en op zondag, de sabbat, ging ze naar de mis in de kapel en droeg de mensen op zich aan Gods rustdag te houden En dan waren er feestdagen en heilige dagen. En dan waren er tijden dat de mensen een paar uur vergaten hoe christelijk ze waren geworden, en zetten een meipaal op, of dansten om een kampvuur.

Toen ze pas thuis was gekomen, vreesde ze de mogelijkheid dat Adrien elke dag kon komen en de leiding van haar zou overnemen. Maar naarmate de tijd verstreek, had ze zich met een merkwaardig zwaar hart gerealiseerd dat hij haar vergeten was - op af en toe een korte boodschap na. Maar ze had er natuurlijk voor gezorgd dat hij geen reden had zich met Aville bezig te houden. De drie bewakers die hij had meegestuurd om op haar te passen, waren buitengewoon aardig - Daylin, bedacht ze met een glimlachje, was haar heel trouw geworden. Richard Huntingdon was ongeveer een jaar ouder dan Daylin, met felblauwe ogen, een lichaam als een os, en een vriendelijk karakter. Giles Reeves was een strenge oude Schot, zo recht als een speer, kaal als een gier, en argwanend - maar altijd bereid naar rede te luisteren. Vanaf het begin had ze zorgvuldig hun mening gevraagd bij alles wat ze wilde doen. Ze had er alleen voor gezorgd dat ze de antwoorden kreeg die ze wilde. Meestal kon ze de zaken wel zó uitleggen dat het haar lukte haar zin te krijgen. Zij was de gravin; ze aanvaardde geen bevelen, maar liet zich adviseren. Overal in Aville gehoorzaamden mensen haar en probeerden haar te behagen, en ze dacht vaak dat in de ellendige strijd tussen de koningen die zoveel van het land had verwoest, zij altijd moest proberen te zorgen dat haar mensen niets overkwam. Zij was verantwoordelijk voor hun welzijn.

Maar als gravin, en afstammeling van het huis Valois, had ze vanaf het begin gezegd dat het kasteel een plaats moest zijn waar iedereen welkom was. Aville had overal in Europa een soort reputatie gekregen als centrum van de schone kunsten. Ze verwelkomde iedereen - kunstenaars, musici, handwerkslieden, en edelen - ook die van het huis Valois. Ze had koning Jean ontvangen en de kroonprins, Charles. Simon, graaf Montejoie, was met koning Jean meegekomen, en er was al snel een plezierige relatie tussen hen ontstaan. Simon was zes jaar ouder dan zij en heel knap, met lichtblauwe ogen, roodbruin haar, een scherpgesneden gezicht en een snelle, gretige lach. Hij was een getraind vechter, lang en mager, maar stevig gespierd. Hij genoot van alle soorten van vermaak, lachte met haar om de kunsten van de jongleurs, om de poppenspelers, en zangers, en gaf haar ook raad over de verdedigingstactieken voor een kasteel als het hare. Ze had zelf heel veel gelezen over belegeringen en verdediging, vastbesloten dat Aville nooit meer zou vallen. Ondanks de pest, die bijna de helft van de bevolking van Europa had gedood, hadden de rijke akkers van Aville jaar na jaar overvloedige oogsten opgeleverd en door zorgvuldig met de tijd en de mankracht om te gaan, was haar aandeel hoog gebleven en was het kasteel rijk. Jaren geleden had ze steenhouwers laten komen en een tweede muur om het kasteel gebouwd om het soort tunnels te voorkomen waardoor het bouwwerk zo vele jaren geleden ten val was gebracht. Niemand zou Aville meer zo gemakkelijk veroveren.

Soms vroeg ze zich af of ze bouwde tegen een inname door de Engelse koning of door de Franse koning, en soms vroeg ze zich zelfs wat nerveus af wat Adrien zou denken van haar bouwen en uitgaven. In naam bleef hij haar voogd. Ze was ervan overtuigd dat Edward had verwacht dat ze onderhand wel getrouwd zouden zijn, aangezien ze de leeftijd allang voorbij was waarop de meeste jonge vrouwen geacht werden de echtelijke plichten te gaan vervullen. Maar Adrien had Joanna verloren, en hoewel ze vernederende geruchten had gehoord over zijn verschillende verhoudingen in de christelijke wereld, leek hij geen vrouw te willen. Of haar als vrouw te willen. Zijn hart was met Joanna gestorven; hij had het gemeend toen hij zei dat hij voor haar vrijheid met de verloving had ingestemd.

Maar de verloving was nog steeds van kracht, en doordat Adrien voortdurend wegbleef, had ze zich jarenlang afgevraagd hoe de banden met hem verbroken zouden kunnen worden. Hij kon nu geen belangstelling meer voor haar hebben; ze was er eigenlijk van overtuigd dat hij haar volkomen was vergeten - al was hij het inkomen niet vergeten dat hun verloving hem had gebracht.

Ze wenste dat ze hem kon vergeten. Zijn reputatie was levensgroot. Hij was de schrik van het toernooiveld geworden en zou geen enkel gevecht hebben verloren. Giles schreef hem voortdurend en hield Adrien op de hoogte van wat er op Aville gebeurde. Kennelijk kreeg Giles meer brieven van hem dan zij, want soms zei hij: 'ik denk dat de graaf het daar niet mee eens zou zijn.' Dan moest ze glimlachen en uitleggen waarom het goed was wat ze deed, intussen ietwat opstandig bedenkend dat de graaf niet de graaf zou zijn als hij niet de hand op haar en haar bezit had gelegd! Maar dat deed er allemaal eigenlijk niet toe, omdat Adrien bleef waar hij was, en zij haar leven leidde precies zoals ze verkoos.

'Milady, ik geloof dat ik uw aandacht niet heb kunnen vasthouden. Ik heb de meest decadente verzen gezongen die je je kunt voorstellen en u hebt niet eens geknipperd met uw ogen!' verklaarde Simon.

Ze glimlachte langzaam en leunde achterover tegen het metselwerk van de vijver. 'Decadente verzen? Foei toch, Simon!' Simon was charmant en ze vond het leuk met hem te flirten. Onwillekeurig vroeg ze zich af hoe het zou zijn vrij te zijn - en verliefd. Echt tot over haar oren verliefd.

Hij legde de luit weg en kwam naast haar zitten. 'Ik betreur het feit,' fluisterde hij, 'dat de decadentie niet verder kan gaan dan verzen!'

'Simon

'Ik hou van je, weet je, Danielle,' zei hij tegen haar, terwijl hij haar hand pakte en er luchtig een kus op drukte.

Dit was te verwachten geweest, dacht ze, en ze kon alleen zichzelf de schuld geven, omdat ze zo had genoten van het gezelschap van Simon. Ze gaf heel veel om hem - hij maakte haar aan het lachen en wekte diepe emoties in haar. Maar hij wilde meer - net zoals hij Aville wilde. Ze vroeg zich toen af of ze soms niet blij was geweest met haar verloving. Het had haar ervan weerhouden zich elders vast te leggen en ze vond het fijn hier zelfstandig gravin te zijn. Echtgenoten speelden meestal graag de baas over hun bezit - en hun vrouw.

'Danielle,' fluisterde hij rondkijkend, ook al waren ze helemaal alleen in de tuin. 'Danielle, ik heb de zijde gekozen van de graaf van Armagnac. We hebben rebellie veroorzaakt in de Languedoc, we hebben tot diep in Gascogne geplunderd.'

Ze hapte naar adem en drukte een vinger tegen zijn lippen. 'Vertel me dat niet!' smeekte ze hem.

Hij pakte haar hand weer. 'Danielle! Je weet dat je liefde en trouw toebehoren aan koning Jean en de Fransen.'

'Ik weet dat Edward sterk is en dat jij je stil moet houden.'

'Er is niemand in de buurt. En ik vertrouw jou mijn leven toe.'

'Simon -'

'Luister naar me! Ik hou van je, ik hou van je sinds de dag dat we elkaar hebben ontmoet. Je verloving is een lachertje. Koning Jean kan de hulp van de kerk inroepen en de zaak ongeldig laten verklaren.'

'Op welke gronden?'

'Dat weet ik niet, maar geloof me - advocaten en geestelijken kunnen redenen vinden als dat nodig is.'

'Simon, dit is gevaarlijk!'

'Zeg alleen dat je me niet zult verraden!'

'Je weet dat ik je nooit zou verraden!' beloofde ze snel. Ze hoorde dat er uiteindelijk voetstappen op het tuinpad klonken en dat er iemand aankwam.

'Danielle, alsjeblieft!' zei Simon. 'Ik moet met je praten.'

'Dit is gevaarlijk, je riskeert zoveel-'

'Ik zweer je dat ik nu meteen mijn leven zal wagen, als je niet onder vier ogen met me wilt praten! Alsjeblieft, ik smeek je! Laten we morgen een jacht organiseren, en dan kunnen we een stuk vooruit rijden en nog een poosje samen zijn.'

'Simon -' begon ze, maar op dat moment kwam Giles Reeves naar hen toe. Zijn ogen stonden streng en zijn kale kruin glom in het zonlicht.

'Ah, my lady, daar bent u!' Alsof hij dat niet had geweten! dacht ze lichtelijk geamuseerd.

'Inderdaad, Giles, had je me nodig?'

'Ja, vrouwe. De rentmeester weet niet zeker welk bedrag we de man hadden beloofd die gisteravond met de beer is opgetreden op de binnenplaats. Hij denkt dat de man ons wil afzetten en wil dat u de zaak regelt.'

'Ah!' zei Danielle. Ze stond snel op, geholpen door Giles. Maar toen ze overeind was, pakte Simon haar hand en drukte er met een diepe buiging een kus op. Het leek of Giles uit elkaar zou knappen, maar er was niets aan te merken op de hoffelijke manier waarop Simon haar behandelde. Hij was lid van koning Jeans Orde van de Ster, een Frans equivalent van de Engelse Orde van de Kousenband.

'Ik ga vanmiddag uit rijden, milady,' zei Simon tegen haar. 'Maar ik zal uw uitnodiging voor morgen graag aannemen.'

'Uitnodiging?' vroeg Giles argwanend.

'Een jacht,' hoorde Danielle zichzelf snel uitleggen. 'Er is een hoop wild in het bos achter de rivier. Simon heeft me verteld dat er veel herten zitten.'

Giles fronste zijn voorhoofd. 'Er zit inderdaad veel wild, my lady. Maar u weet toch dat die ellendige graaf van Armagnac steeds verder het gebied van Gascogne in trekt om te plunderen! Er zijn streken hier in de buurt waar de mensen doodsbang zijn. Een klein jachtgezelschap zou een gemakkelijke prooi kunnen lijken.'

'Ach, Giles! Wie zou mij last durven veroorzaken?' vroeg ze. 'Geen enkele Engelsman zou mij iets doen, en een Fransman ook niet, aangezien ik verwant ben aan het huis van Valois.' Met een glimlach raakte ze zijn wang aan. 'Adieu dan, Simon. Tot morgen.'

Hij boog en liet haar alleen met Giles.

'Die zal nog last veroorzaken,' zei Giles.

'Giles! Hij is een hoffelijke ridder, lid van de Orde van de Ster!'

'De Fransen doen zijne koninklijke hoogheid, Edward, in alles na,' zei Giles minachtend.

Danielle glimlachte. 'Giles, de Fransen zullen onmiddellijk zeggen dat de Orde van de Kousenband alleen de Orde van de Kousenband is omdat de maîtresse van Edward, de gravin van Salisbury, haar kousenband niet kon omhouden terwijl ze danste. Wat is het motto, Giles? Honi soit qui mal y pense! Onheil over hem die er kwaad van denkt!' Ze lachte zacht.

'De graaf van Glenwood is lid van die uiterst nobele orde, my lady! Ze plaatsen eer boven al het andere, vechten met grote trouw, zorgen voor ridders die verarmd zijn geraakt, die niet langer voor zichzelf kunnen zorgen!'

'Heel nobel!' stemde ze in, terwijl ze probeerde een glimlach te verbergen. Koning Edward was zelf lid van de orde die hij had opgericht. En ze was er helemaal niet zo zeker van welk nobel gevoel hem ertoe had gebracht de Orde van de Kousenband op te richten, terwijl hij zo'n lieve, trouwe en nobele koningin had!

'U bent te lang van huis weggeweest, milady,' zei Giles treurig.

Ze wilde tegen hem zeggen dat dit haar thuis was, maar ze aarzelde. Het leven kon zo vreemd zijn. Soms verlangde ze ernaar naar Gariston terug te keren, sir Thackery terug te zien, zijn oude handen vast te houden, met hem voor het vuur te zitten.

'Misschien mis ik Engeland soms,' zei ze met een glimlach tegen hem. 'Maar ons leven hier is toch goed?'

Vandaag was Giles het er niet mee eens. 'Milady, ik denk niet dat u begrijpt wat er allemaal om u heen gebeurt. Graaf Armagnac is openlijk in opstand gekomen - koning Jean beweert dat hij zelfstandig opereert, maar iedereen weet dat hij voor de Franse koning werkt!'

'Een huichelaar?' opperde Danielle geamuseerd, Edwards bijnaam voor Jean gebruikend.

Giles snoof. 'De mannen onder de graaf van Armagnac gedragen zich als heidenen!'

'Alle mannen gedragen zich als heidenen als het oorlog is.'

'Ze verbranden huizen, doden mannen, grijpen de vrouwen.'

'Giles, ik ga jagen met een aantal van de best getrainde mannen uit het land. Aville is sterker dan het ooit is geweest, het zal zeker overeind blijven tegen een leger zoals dat van Armagnac - als hij het zou wagen me aan te vallen. Er zal me niets overkomen, Giles, dat beloof ik je!' Ze gaf hem snel een kus op zijn wang en haastte zich naar binnen.

Ze glimlachte terwijl ze bij hem vandaan liep. Er was altijd een diplomatieke manier om te doen wat ze wilde. Ze wilde sir Giles absoluut niet kwetsen.

Maar zij was hier gravin.

En zij zou degene zijn die de lakens uitdeelde in een kasteel dat rechtens van haar was.

Er ging een vreemde rilling langs haar ruggengraat en verdween weer. Ze vroeg zich af waar het plotselinge gevoel van angst vandaan kwam. Giles had haar ongerust gemaakt, dat was alles. Niemand zou haar iets durven doen. Ze moest morgen gaan jagen, ze moest proberen te begrijpen waar Simon precies mee bezig was, en ze moest heel erg haar best doen hem van gevaar af te houden. Ze wist niet precies wat haar gevoelens voor hem waren, maar hij was in ieder geval een goede vriend, en ze wilde niet dat hem iets overkwam.

Bladeren ritselden plotseling toen de wind van richting veranderde. Ze keek om zich heen en had het gevoel dat de wereld ook weer aan het veranderen was, dat ze zich moest hoeden voor...

Voor... iets.

Ongeduldig lachte ze hardop, stak haar kin in de lucht, en genoot van het windje.

Het weer was mooi; haar thuis was mooi.

Ze glimlachte bij zichzelf en liep haastig verder naar de grote zaal.