Hoofdstuk 15
De volgende dag besloot ze te proberen naar de mannen te luisteren terwijl ze aan het trainen waren. Ze oefenden met hun zwaard op de binnenplaats en ze vond talloze redenen om langs hen heen te lopen - op een veilige afstand, dat dacht ze tenminste. Maar Adrien was zich er heel goed van bewust dat ze hem gadesloeg. Terwijl ze de binnenplaats overstak om een boek met Latijnse gedichten terug te brengen naar de Kapel - het was misschien de zesde keer dat het haar was gelukt langs de mannen te lopen - werd ze tegengehouden. Tot haar verbazing was Adrien plotseling voor haar gesprongen, met zijn uitzonderlijk mooie, in Toledo gemaakte zwaard in zijn hand. Hij hield de punt op haar keel gericht. Even schrok ze, toen werd ze kwaad en stak nijdig haar kin in de lucht. 'Wat is dit voor nieuw spelletje?'
Hij gaf haar geen antwoord, maar sprak tegen de aanwezige mannen 'Makkers, ik weet zeker dat mijn vrouw haar mond heeft gehouden uit beleefdheid ten opzichte van mij, de kasteelheer hier, haar mentor in alle zaken, maar aangezien ze de training zo nauwgezet heeft gevolgd, denk ik dat ze er iets op aan te merken heeft.' Hij glimlachte, zijn gouden ogen straalden. De punt van zijn zwaard bewoog met uiterste precisie en sneed een haakje van haar jurk.
Ze draaide zich met een ruk om. 'Inderdaad, heren! De graaf van Glenwood maakt een ernstige fout, want hij leert u een ongewapende dame te bedreigen!'
'Ja, milady!' werd er geroepen.
'Het is een schurk!' zei Daylin plagend. 'Grijp hem, milady!' Daylin gooide haar zijn zwaard toe. Ze ving het handig op en keerde zich naar Adrien. Ze was blij dat Daylin een goed wapen had - uiteindelijk was hij de rechterhand van haar echtgenoot. Het wapen van Daylin zou haar goed van pas komen omdat het voor een lichtere man was gemaakt, en niet zo zwaar was als het Toledo-staal van Adrien.
Ze zag het licht in Adriens ogen en wist dat hij dit gevecht zorgvuldig had uitgelokt. Ze was ten prooi gevallen aan zijn uitdaging, precies zoals zijn plan was geweest. Het gaf niet. Ze was er klaar voor. Ze bleef volmaakt stil en kalm staan, hem dwingend in de aanval te gaan. Ze wist dat hij niet zijn volle kracht gebruikte, maar ze had samen met een prins les gehad, en ze was goed met een zwaard. 'Laat u niet bang maken door een grote, logge massa en kracht!' riep ze naar de mannen, terwijl ze wegdook, omdraaide en lenig op een watertrog sprong om een van de slagen van Adrien te ontwijken.
'Log?'Verontwaardigd bleef hij even staan.
'Onelegant!' zei ze, haar neus optrekkend.
'Ah!' Tot haar schrik sprong hij veel te snel naast haar op de trog. Ze sprong weer naar beneden, de ene slag na de andere afwerend, terwijl hij haar in het nauw probeerde te drijven. Het lukte haar achter hem te komen door onder zijn zwaard door te rollen, maar al snel had hij zich weer naar haar omgedraaid. Met een razendsnelle beweging van haar zwaard raakte ze zijn wang, waardoor er een druppeltje bloed verscheen. Er ging een gejuich op onder de mannen en ze lachten goedmoedig. Adriens goud-glanzende ogen vonden de hare, en hij glimlachte langzaam. 'Goed gedaan,' zei hij prijzend.
Ze boog elegant het hoofd. 'Snelheid kan de sterkste man verslaan!' zei ze.
'Helaas, maar kracht kan en zal de snelste vrouw verslaan!' antwoordde hij. Hij haalde uit met zijn zwaard, het leek niet meer dan een zilveren flits in de lucht. De kracht erachter was zó groot, dat het wapen uit haar handen werd geslagen.
En toen wist ze het. Hij had al die tijd met haar gespeeld.
Maar ze had hem verrekt goed partij gegeven.
'Ik had de meeste mannen kunnen verslaan,' zei ze heel zacht tegen hem.
'De meeste mannen, maar mij niet,' antwoordde hij.
'Er zit wat bloed op je wang.'
'Alleen omdat ik dat heb laten gebeuren.'
'Het is maar een beetje bloed, omdat ik niet harder wilde slaan,' zei ze tegen hem.
Hij trok een wenkbrauw op; ze besloot er snel vandoor te gaan. Ze draaide zich om en pakte het boek weer aan van de man die het voor haar had vastgehouden. 'Prettige dag en doe jullie best!' riep ze tegen de mannen en in koor groetten ze haar, terwijl ze met opgeheven hoofd langs hen heen liep, haastig op weg naar de kapel.
De volgende ochtend werd ze wakker door het vreemde geluid van ontploffingen. Ze sprong uit bed, sloeg alleen het laken om zich heen, en rende naar het schietgat om naar de binnenplaats beneden te kijken. Er had zich een aantal mensen verzameld, maar er leek niets aan de hand te zijn. Danielle zag Adriens roodgouden hoofd beneden zich. Hij was nonchalant gekleed in een overhemd, een korte tuniek en een strakke broek, dus had hij zich nog niet klaargemaakt voor de zware cavalerietraining die hij voor die dag had gepland. Even leek het of de mannen aan het spelen waren. Adrien hield een lange stok vast, die hij op een schietschijf tegen de muur richtte. Hij had een lont in zijn hand waar een vonkje vuur aan leek te zitten en hield die tegen de stok aan. Weer klonk er een luide ontploffing. Danielle sprong met een kreet achteruit. Adrien keek omhoog, zag haar, en lachte. Duivels, dacht ze. 'Kom naar beneden!' zei hij tegen haar. Daarna: 'Laat maar - ik kom naar boven.'
Een beetje buiten adem liep ze bij het raam vandaan. Ze schoot op een kist af, maar ze was net begonnen haar kleding uit te kiezen toen hij de kamer binnenkwam. Hij hield de nog rokende stok in zijn hand, een ding dat deels van hout en deels van metaal was.
'Het is een geweer,' zei hij tegen haar, en zijn glimlach bleef duivels. 'Kom dichterbij. Kom kijken.'
Ze had van zulke dingen gehoord - ze waren al van ver voor haar geboorte. Ze had zelfs grote ijzeren kogels gezien en kanonnen die van metaal gemaakt waren, maar zoiets als dit kleine wapen had ze nog nooit gezien. Nieuwsgierig kwam ze naar voren en bekeek het ding in zijn hand. 'Gemaakt door een van je eigen smeden,' zei hij.
'Timothy? Die is heel vindingrijk. Hij is bezig geweest aan kanonnen om op de kantelen te zetten bij de ophaalbrug,' zei ze.
'En hard met buskruit bezig.'
'Vier delen salpeter, een deel koolstof, een deel zwavel,' zei ze uit het hoofd.
'Umm,' mompelde hij. 'Ik had moeten weten dat je goed op de hoogte zou zijn van wapenkunde. Ik denk dat op een dag zulke kleine dingetjes een lachertje zullen maken van al onze harnassen en maliënkolder, en dat je met al je vechtkunst niet tegen zoveel geweld opgewassen zult zijn. Maar voorlopig blijft elk wapen waar buskruit voor nodig is onberekenbaar en gevaarlijk.'
'Was je van plan hiermee - ten strijde te trekken?' vroeg ze.
'Ah! Je bent geïnteresseerd in mijn krijgsplannen, is het niet?' vroeg hij zacht. Het geweer rookte niet meer en hij legde het op de tafel.
'Wat een verbazingwekkende opmerking voor een man die al mijn vragen heeft weten te ontwijken.'
'Ik ontwijk niet. Ik ben nog niet klaar om erover te praten.'
'Als je me een wapen laat zien, ga ik daar natuurlijk vragen over stellen.'
'Hmm,' mompelde hij. 'Het is inderdaad onberekenbaar en gevaarlijk - maar niet meer dan jij, mijn liefste, denk ik zo.'
'En wat betekent dat?' vroeg ze. Hij ging op het bed zitten en ze trok het laken strakker om haar schouders. Hij lachte, leunde op een elleboog en klopte op de plek voor hem. 'Kom hier, dan zal ik het je laten zien.'
'Het is ochtend,' zei ze verontwaardigd. 'En heel - heel erg licht.'
'Het licht is iets waar ik van zal genieten. Kom!' lachte hij. 'Uw meester heeft u ontboden, mevrouw mijn echtgenote. Er zijn delen van hem die ernstig naar uw aanwezigheid verlangen!'
Er kwam een ondeugende glans in zijn ogen terwijl hij haar plaagde. Hij wist dat ze niet tegen zulke toespelingen kon. 'Waarde meester!' antwoordde ze tartend. 'Die eigenzinnige delen zijn uw eigen probleem, ben ik bang!' Ze draaide zich hooghartig om en liep naar de deur, zich afvragend of ze gekleed in een laken de gang op durfde gaan.
Maar ze was ervan overtuigd dat ze de gang niet zou halen, en dat gebeurde ook niet. In een paar seconden had hij haar opgetild, en het wilde gevoel van spanning en warmte in zijn aanraking en blik waren genoeg om het vuur in haar te ontsteken. Ze lag weer naast hem op het bed en bibberde even toen hij het laken van haar afwikkelde. Plotseling voelde ze zich verlegen ondanks haar huwelijksnachten, want het felle daglicht viel op haar lichaam. Ze keek naar hem op, en sloot haar ogen toen ze zijn vingers verleidelijk over zich heen voelde gaan. Er ging een trilling door haar heen, maar verder bleef ze volkomen stil liggen. Hij hield op haar aan te raken. Een ogenblik later deed ze haar ogen open. Hij glimlachte plotseling. 'Danielle, ik heb het idee dat je het helemaal niet erg vindt te vrijen - je vindt het alleen maar vreselijk dat je zou moeten toegeven dat je het lekker vindt.'
'Oh!' hijgde ze, en trommelde tegen zijn borst, woedend nu dat hij helemaal aangekleed tegen haar aanlag, terwijl zij zich zo kwetsbaar en naakt voelde onder het been en de arm die hij achteloos om haar heen had geslagen. Ze duwde tegen hem aan, maar zijn grijns werd breder, en ze probeerde hem nogmaals te raken. Hij pakte haar polsen vast en ging verder op haar liggen. 'Onberekenbaar en gevaarlijk,' plaagde hij.
'Heel erg!' beloofde ze.
'Ah, laat het gevaar dan maar komen!' fluisterde hij zacht, 'ik ben bereid het te riskeren voor de rijkdom aan vuur en schoonheid die de beloning zijn!'
Weer had hij haar opkomende woede weten te sussen met zachte woorden. Hij liet haar los - hij kuste haar voorhoofd, haar hals, en ten slotte haar lippen. Hij maakte snel zijn broek los en met een plotselinge, verzengende hitte werd ze doorboord, precies op het moment dat zijn tong diep in haar mond drong. Het daglicht speelde om hen heen, en ze bedacht dat hij gelijk had; ze vond hem geen monster, had helemaal geen hekel aan zijn aanraking... alleen aan haar eigen snelle reactie erop. Maar toen hun hartstocht was bevredigd, lag ze die morgen wakker naast hem zoals 's nachts zelden gebeurde, en ze besefte dat haar gevoelens voor hem intenser werden. Ze vond het veel te fijn dat hij naast haar lag in wat haar bed was geweest. Ze vond het heerlijk op zijn borst te liggen en te luisteren naar zijn hartslag, het diepe geluid van zijn ademhaling. Ze genoot van zijn warmte, het voelen van zijn blote huid tegen de hare, zijn armen om haar heen, of een been hier, en een hand daar, terwijl ze sliepen. Adrien had haar nooit onberoerd gelaten. Eens had ze zichzelf ervan overtuigd dat ze hem intens haatte; ze kon nu even hartstochtelijk naar hem verlangen.
Hij was met haar getrouwd omdat de koning het had bevolen. Hij had meer macht en een hogere titel gekregen, bracht ze zichzelf in herinnering. En ze moest niet te veel gesteld raken op zijn aanwezigheid, omdat hij weer weg zou rijden om te voldoen aan zijn verplichtingen aan de leenheer die hem die rijkdom had gegeven - via haar.
Ze voelde zijn ogen op zich gericht terwijl ze tegen hem aanlag. Zijn arm lag bezitterig om haar middel. Hij steunde op een elleboog en keek met een nieuwsgierige glinstering in zijn ogen op haar neer. 'Ach, Danielle, wat ik er niet voor over zou hebben om die altijd berekenende gedachten van je te kunnen lezen!'
Ze probeerde van hem weg te rollen, maar hij hield haar vast. Vervolgens probeerde ze zijn arm weg te duwen, maar hij was niet van plan haar los te laten. Toen ze zijn zachte lach hoorde, gaf ze haar pogingen op en verstrakte verontwaardigd.
'Wat zou je ervoor over hebben? Een vermogen aan goud? Je graafschap? Een van je paarden misschien?'
'Een van mijn paarden? Mattheus, Marcus, Lucas, of Johannes? Geen denken aan - die dienen me zo braaf!'
'En ze zijn stuk voor stuk belangrijker dan één vrouw die niet zo goed is afgericht en niet zo goed gereden kan worden?'
'Integendeel, een heer kan zich niets beters te rijden wensen dan jou.'
Ze kleurde van top tot teen - dat had ze helemaal niet bedoeld, maar het was echt iets voor hem haar woorden te verdraaien! Ze probeerde nogmaals aan hem te ontsnappen, maar faalde jammerlijk. Ze boog haar hoofd en beet hard in een van zijn handen die haar vasthielden en tot haar tevredenheid hoorde ze hem een scherpe kreet van verbazing slaken. Ze glimlachte, maar haar glimlach verdween en haar tanden lieten los toen zijn hand met een harde klap op haar blote achterwerk belandde. Ze gaf hem zo'n woedende zet dat hij inderdaad op zijn rug rolde en ze boven op hem kon klauteren. 'Hoe durf je, hoe durf je!' tierde ze. Hij moest er alleen maar om lachen en trok haar naar zich toe. Ze ontdekte al heel gauw dat ze een vergissing had gemaakt, want snel verschoof hij iets en was weer bij haar binnengedrongen. Met zijn handen om haar heupen voerde hij hen mee op een verrukkelijke, nieuwe golf van hartstocht. Snelle sidderingen gingen door haar heen. Ze sloot haar ogen, terwijl ze probeerde zich te verzetten tegen de honger die met elke stoot door haar heen golfde, maar toen werd ze naar beneden getrokken en rolde weer onder hem. Hij trok zich uit haar terug en ze bleef verbijsterd, vol pijnlijk verlangen liggen. Maar haar begeerte brandde nog feller toen hij met zijn lippen en tong bezit nam van haar mond, haar keel, haar borsten. Hij kwam tegen haar aanliggen, de streling van zijn lippen en vingers gleed steeds lager over haar lichaam. Zijn aanraking werd pijnlijk intiem tot ze het uitschreeuwde. Hij verrees boven haar en zodra hij weer in haar stootte, leek het alsof de wereld ontvlamde en ontplofte met de kracht van buskruit, en dat alleen de sterren nog op haar neer twinkelden.
Het gevoel zakte weg. Hij gleed van haar af. Ze voelde de kilte van de kamer en besefte hoe gemakkelijk ze zich had laten verleiden, hoezeer ze hem begeerde. Ze zwaaide haar benen over de rand van het bed, klaar om eruit te springen, want ze wilde aan hem ontsnappen. Maar weer pakte hij haar bij haar arm en trok haar naar beneden. Met een verbaasd gezicht boog hij zich over haar heen en vroeg: 'Wat heb ik nu in vredesnaam weer gedaan?'
'Behalve dat je een tiran bent?' vroeg ze koppig.
'Behalve dat.'
Ze sloeg haar ogen neer. 'Adrien, wil je me nu met rust laten? Ga je maar ergens anders verkneukelen. Je hebt weer gewonnen. Je verliest nooit, of het een gevecht is of een spelletje!'
Ze deed haar ogen niet open; ze voelde dat hij haar enkele ogenblikken gadesloeg en toen opstond. Hij bracht zijn kleren in orde. Ze hoorde hem het geweer pakken en naar de deur lopen. Maar vreemd genoeg bleef hij daar staan. 'Je vergist je heel erg. Ik ben bij deze schermutselingen nu bijna zo vaak verslagen dat ik nagenoeg weerloos ben!'
Ze deed verbaasd haar ogen open om hem weg te zien gaan. Maar het was te laat. Hij had zijn vreemde woorden uitgesproken en was snel en stilletjes weggegaan. Het enige wat ze kon doen was daar blijven liggen en erover nadenken...
Die middag oefenden de mannen weer op het veld, deze keer te paard met stompe lansen tegen een soort staken die om een as draaiden, met aan de ene kant een doelwit, en aan de andere kant een gewicht. Als een man aan kwam rijden en het doelwit met zijn lans raakte, moest hij snel duiken - anders werd hij door de arm met het gewicht uit het zadel gegooid. Vanaf de kantelen keek Danielle toe, terwijl Adrien bevelen riep. De mannen lachten als een van hen het fout deed, waarna Adrien erop toezag dat de man het telkens weer probeerde tot hij het onder de knie had. Terwijl ze door bleven gaan met oefenen, zag ze een groep van vier gewapende ridders uit zuidelijke richting het veld op komen rijden. Hun leider droeg de vlag van de edelman die ze dienden - Edward, prins van Wales. De ruiters reden naar Adrien toe en hij pakte een verzegeld document aan van de man met de vlag.
Vanuit de verte keek Adrien op, alsof een of ander instinct hem had gewaarschuwd dat ze stond te kijken. Ondanks de afstand wist ze zeker dat ze het vuur van zijn ogen kon voelen. Ten slotte draaide hij zich om. Ze hield haar adem in toen ze besefte dat hij inderdaad met reden zo zwaar aan het trainen was geweest. De brief was een oproep geweest. Hij had heel goed geweten dat die zou komen. Hij was dan wel hierheen gekomen om zijn aanspraken op haar te doen gelden, maar hij was ook gekomen om zijn strijdmacht te vergroten met de mannen van Aville. Hij was van plan haar mensen mee te nemen om te vechten voor de Engelse prins.
Ze verliet haastig de kantelen en ging het kasteel weer in. In de grote zaal zei ze tegen Rem dat ze zich plotseling erg ziek voelde, dat ze die avond niet beneden kon komen eten. Ze vluchtte de zaal uit.
Ze was niet van plan samen met vertegenwoordigers van Edward te eten, en het kon haar geen zier schelen of Adrien werd vernederd door haar afwezigheid of niet. Ze was bang dat ze zich niet zou kunnen beheersen als ze vanavond met hem moest spreken waar anderen bij waren.
Monteine kwam, en scheen te geloven dat ze ziek was, zo bleek was ze. Ze wreef Danielles voorhoofd in met olie, gaf opdracht een stoombad klaar te maken, en waste haar haar met rozenwater. Danielle bedankte haar, zei toen dat ze alleen wilde zijn om te slapen, en vroeg Monteine tegen Adrien te zeggen dat ze heel erg hoofdpijn had en niet beneden zou komen.
Het werd donker. Ze zat in een stoel voor de haard, keek naar de vlammen, en haatte hem omdat hij haar mensen meenam om te vechten, en misschien te sterven, voor Edward, de koning van Engeland. Hij had het recht niet! Hun vertrouwen winnen, en hen dan laten vechten tegen het huis Valois. Hij was alleen maar gekomen om weer weg te gaan, alleen om haar mensen te halen, terwijl hij ervoor zorgde genoeg Engelse troepen achter te laten om te voorkomen dat er hier in Gascogne een opstand tegen het Engelse bewind zou komen.
Haar woede vlamde op met de hitte van het vuur. Na een tijdje stond ze op en ging voor de schouw heen en weer lopen. Op dat moment ging de deur zo zacht open en weer dicht, dat ze het niet hoorde. Ze hoorde hem niet toen hij binnenkwam en haar als een kat heen en weer zag lopen.
Ten slotte draaide ze zich naar hem om, en verstarde toen ze hem daar zag staan, zijn gezicht nors en gespannen, zijn ogen toegeknepen en kwaad. 'Je ziet er niet ziek uit - mijn liefste.'
'O, maar je vergist je. Ik zweer je dat ik ziek ben. Doodziek van verraderlijke Schotten!'
'Ik heb nooit enig verraad gepleegd, Danielle. Ik heb Edward III van Engeland trouw gezworen, en ben in dienst van de prins van Wales.'
'En het kan je niets schelen dat je in zijn dienst Frankrijk in stukken scheurt!'
'Frankrijk niet. We vechten tegen opstandelingen.'
'Al die tijd heb je geweten dat je zou komen, zou nemen wat je hebben wilde, en weer weg zou gaan! Je hebt mannen gedwongen je te dienen, en je hebt je er niets van aangetrokken wie ze zelf trouw zouden willen zijn!'
'Ik ben hun graaf, de landheer hier, en ze horen mij trouw te zijn.'
'Het zijn mijn mensen.'
'En jij bent mijn vrouw, en verdomme, jij hoort mij ook trouw te zijn!'
'Je hebt het recht niet -'
'De veldtocht duurt niet lang.'
'God geve dat het voor eeuwig is!'
Hij kneep zijn ogen toe. 'God geve dat ik niet sneuvel, want hoewel de prins van je houdt als een broer, heeft hij me verteld, vertrouwt hij je niet. Als je als weduwe achterblijft, zouden de gevolgen wel eens vreselijk kunnen zijn.'
'Dat zou inderdaad wel eens kunnen, want ik wil niet langer een pion zijn in de plannen van jouw soortgenoten! Ik wil zelf mijn lot kunnen bepalen en je hebt het heus bij het verkeerde eind. Aville is van mij, en misschien ben ik er wel niet meer als je ooit mocht terugkeren!'
Het waren de verkeerde woorden. Ze had er meteen spijt van, en van haar roekeloze kwaadheid, want hij keek haar met zo'n ijzige woede aan, dat haar adem stokte. Hij kwam met snelle en dreigende bewegingen op haar af, zodat ze een kreet slaakte nog voor hij bij haar was. Zijn vingers grepen haar hard bij haar armen. Hij schudde haar door elkaar, waardoor haar hoofd naar achteren viel en ze werd gedwongen hem aan te kijken.
'Ach, Danielle!' waarschuwde hij met zware, bevende stem, en het leek of hij zich vreselijk moest inhouden haar niet te wurgen. 'Je hebt zojuist je lot bezegeld!'
Ze hapte naar adem, terwijl hij zich met haar omdraaide, haar optilde en haar op het bed gooide. Ze sprong snel op, weer naar adem happend, terwijl de tranen haar in de ogen sprongen. Ze zou zich verzetten. God, ja, vanavond zou ze zich niet laten verleiden! Ze zou hem met haar allerlaatste ademtocht haten.
Maar hij was niet van plan haar nog aan te raken. Hij liep al kwaad de kamer uit.
Ze had zojuist haar lot bezegeld...
Ze sprong op en rende hem achterna. De deur sloeg voor haar neus dicht. Ze leunde ertegenaan, maar hij ging niet open.
'Adrien!' riep ze, met paniek in haar stem. 'Adrien! Adrien, alsjeblieft...' fluisterde ze.
Maar Adrien hoorde haar niet.
Adrien was weg.
Ze bonsde met haar vuisten op de deur. Ze riep zijn naam. Ze bonsde nog een keer, en nog een keer.
Er kwam niemand. Ach ja, zij was de kasteelvrouwe. Ze had wijs en goed geregeerd. Maar hij was gekomen. En hij was de kasteelheer. En degenen die zoveel van haar hadden gehouden, gehoorzaamden en eerden hem nu.
Ze schopte woedend tegen de deur. Hij trilde, maar bewoog niet. Haar teen deed pijn.
Ze begon heen en weer te lopen en de tijd verstreek. Ze had het gevoel alsof ze eeuwig door de kamer had gelopen, bedenkend wat ze tegen hem zou zeggen als hij terugkwam, waarna ze zich weer doodsbang en wanhopig afvroeg wat hij met haar zou kunnen doen. Haar dagen, weken, maanden tussen deze vier muren opgesloten laten zitten? Haar aan handen en voeten gebonden, en met een prop in haar mond, naar Engeland laten sturen?
De vragen tergden haar genadeloos, maar ten slotte was ze uitgeput en ging op het kleed voor het vuur zitten, de warmte zoekend omdat ze het zo koud had. Ze strekte zich uit en legde haar hoofd op de zachte, witte vacht. Ze kon niet gaan huilen. Ze zou niet meer ophouden. En ze kon niet toegeven dat Adriens onwrikbare trouw aan Edward des te bitterder was omdat ze om hem was gaan geven.
Ze staarde naar het vuur en haar ogen vielen dicht.
Toen Adrien in de kamer terugkwam, leek zijn hart eerst een slag over te slaan en toen te blijven stilstaan, want ze was er niet. Ze liep niet te ijsberen, ze lag niet op het bed, ze zat niet in de stoel, stond niet voor een schietgat de vrijheid van de nacht in te kijken. Maar toen vielen zijn ogen op de vacht voor de haard en zag hij haar daar liggen. Hij bleef in de deuropening staan, want de kaarsen waren bijna opgebrand in hun koperen kandelaars, en het enige licht kwam van het vuur. De vacht was wit, haar nachtjapon was wit, en haar haar stak er glanzend zwart tegen af. Het viel over haar schouders, krullen vielen over haar heupen en billen, lange lokken golfden over de vacht zelf. De tijd leek stil te staan, hij hoorde alleen het knetteren van het vuur om zich heen, de warmte wenkte hem. En Danielle...
Hij sloot de deur en ging de kamer binnen. Hij liep naar het vuur en ging bij haar staan. Een verscheurende pijn leek van zijn ledematen, zijn kruis en zijn hart naar zijn ziel te gaan. Lieve Jezus! Hij had niet verwacht dat hij bij zijn komst hier in zo'n verschrikkelijke, emotionele verwarring zou geraken, dat hij zo met haar in de knoop zou komen te zitten, dat de passie en woede en zelfs tederheid die ze kon wekken elke andere emotie die hij ooit had gevoeld zou kunnen overtreffen. Hij had van Joanna gehouden, maar hij had nooit deze koorts gevoeld, nooit de voortdurende pijn, en verdómme, nooit de angst! Nooit eerder in zijn leven was hij in zijn grote zaal blijven zitten tot iedereen al naar bed was, tot zelfs de wolven in het woud stil waren geworden, in de vlammen starend en zich afvragend wat hij in godsnaam moest doen. Nooit.
Hij hurkte naast haar neer, voelde de strakheid van binnen, de pijn van spieren die zich spanden, het donderen van zijn hart. Als ze had geprobeerd hem te verleiden, voor een of andere exotische fantasie had gezorgd, had ze geen heftiger honger en dorst en pijn hebben kunnen veroorzaken dan door daar gewoon te liggen slapen. De vlammen gaven een flakkerend licht dat zachtjes door het witte linnen van haar nachtjapon heen drong, waardoor de rondingen van haar borsten en heupen zich aftekenden, de vloeiende lijn van haar middel. De stof was van haar rechterschouder gezakt en hij zag haar volmaakte, naakte huid, helemaal tot aan de welving van haar borst, en net nog het puntje van de roze tepel, vragend om door een man te worden beroerd. Lokken zwart haar waren haar enige kleding waar de nachtjapon openviel. Waar ze haar knieën had opgetrokken, was de nachtjapon ook opengevallen. Een prachtig lang, welgevormd been was verleidelijk zichtbaar.
Ravenzwarte wimpers vielen zacht over haar wangen, albast met een gouden gloed door het vuur. Hij vond het niet erg dat hij zo naar haar verlangde, met al het vuur en het leven dat in hem was. Het lot had haar tot zijn wettige vrouw gemaakt. Door het verraad van een nacht was ze dat in alle opzichten geworden. De kracht van zijn eigen hartstocht had haar zijn minnares gemaakt. Hij had Joanna begraven en niets anders gekend dan schuldgevoel; hij was hierheen gekomen met de gedachte dat hij zijn emoties ook had begraven, dat kracht en macht en bezittingen waren wat nu in het leven belangrijk was. Hij had haar willen hebben gewoon omdat ze was voorbestemd de zijne te zijn. Hij had nooit beseft dat hij haar dan wel in bezit kon nemen, maar dat in werkelijkheid zij hém te pakken had.
Ze zei dat hij een tiran was; hij had vele dingen bevolen. Hij had haar aangeraakt, haar nogmaals aangeraakt... maar het leek of hij haar nooit diep van binnen kon raken. Ze bleef zijn vijand, gehouden aan een belofte die ze had gedaan toen ze een kind was dat veel te jong was om te weten of te begrijpen...
Een belofte tegen hem.
Maar het kon niet.
Ten slotte stak hij zijn hand uit en streek een lok haar uit haar gezicht. Ze werd wakker, donkere wimpers gingen omhoog boven smaragdgroene ogen. Ze keek hem een ogenblik aan en ging toen snel op haar knieën zitten, plotseling buiten adem nu hij zo dicht naast haar gehurkt zat.
'Adrien!' fluisterde ze. Toen hij haar aankeek, zag hij dat ze blij was dat hij was gekomen, dat ze op hem had gewacht. Ja. Misschien smeekte ze nooit om genade, maar vanavond wilde ze hem waarschijnlijk verleiden om hem zijn boosheid te laten vergeten. Ze wist waartoe hij de macht had en ze had hem overhaast gedreigd. Ze moest weten dat hij haar heel goed als gevangene naar Engeland kon sturen.
Hij trok een muur op om zijn hart. Hij zou zich niet laten verleiden.
'Kom mee!' zei hij plotseling, zijn stem zo ruw dat hij even iets van schrik in haar ogen zag. Zo hoorde het. Hij pakte haar bij haar handen en trok haar ruw overeind. Hij sleepte haar bijna de kamer door. Hij bleef heel even staan om een van haar mantels van de haak bij de deur te pakken en die om haar heen te slaan.
'Adrien, wat doe je?' vroeg ze.
Hij gaf geen antwoord.
'Dit is waanzin!' zei ze tegen hem, terwijl hij haar mee naar beneden nam. Hij negeerde haar nog steeds. Hij bleef haar stevig vasthouden, terwijl hij haar meenam door de stille, lege zaal, de koude nachtlucht in van de binnenplaats. Ze bibberde hevig. 'Adrien! verdomme-!' hijgde ze. Ze slaakte plotseling een kreet en met enig berouw besefte hij dat hij haar op blote voeten mee naar buiten had genomen. Maar hij kon niet stoppen en hij kon zich zeker niet veroorloven haar nu zijn excuses aan te bieden. Hij tilde haar op in zijn armen en liep met lange passen naar de kapel. Hij bleef even staan om een fakkel van de buitenmuur te pakken voor hij de donkere ruimte binnenging.
'Adrien, in godsnaam -' protesteerde ze.
'Inderdaad, in godsnaam!' stemde hij in, terwijl hij haar weer op de grond zette. In het spookachtige licht van de fakkel leken de beelden van de heiligen en de maagd te bewegen. Danielle deinsde terug, maar hij greep haar steviger bij haar pols, nam haar mee naar het altaar en daarna links daarvan, waar een brede trap naar de crypte voerde.
'Adrien!' riep ze woedend, terwijl ze heftig probeerde aan zijn greep te ontsnappen. Haar stem had een wanhopig smekende klank. Hij sloeg er geen acht op. De fakkel lichtte hen bij, terwijl ze het koele, pikkedonker van de crypte binnengingen. Daar aangekomen, zette hij de fakkel in een nis in de muur, en hij verlichtte het grootste deel van het rijk der doden.
De temperatuur hier, diep onder de grond, hielp om de lijken te bewaren. Aan de ene kant waren de eenvoudige nissen waar de dode edelen van Aville langzaam lagen te vergaan in hun lijkwaden op bedden van steen en marmer. Verder stonden er rijkbewerkte graftombes voor degenen die dat konden betalen.
'Adrien!' riep ze nogmaals, wanhopig proberend zichzelf te bevrijden. Hij liet haar los. Tot zijn verbazing rende ze naar de trap om uit de crypte te ontsnappen. Hij schoot achter haar aan, sloeg een arm om haar middel en trok haar weer mee naar het midden van de crypte. Hij keek haar aan. Haar ogen waren wild. Verbijsterd besefte hij dat hij bij toeval de achilleshiel van zijn vrouw had ontdekt: ze was bang van de crypte, van de lijken in hun lijkwaden. Hij had haar niet op zo'n manier angst aan willen jagen, maar misschien was het wel goed dat ze ergens bang van was.
'Je bent bang!'
'Nee...'
'Leugenaar!'
'Waarom zijn we hier?' riep ze.
'Waarom ben je bang?'
'Ik ben niet bang!'
'Waarom, verdomme!'
'Ik ben hierheen gegaan na de dood van mijn moeder... de deuren zijn toevallig dichtgegaan.' Ze zweeg even en maakte haar lippen vochtig. 'Ik heb hier uren in het donker opgesloten gezeten...'
'Ah,' zei hij zacht, en deed een paar stappen bij haar vandaan, diep in gedachten.
'Adrien, laat me niet alleen, sluit me hier niet op!' riep ze.
Hij draaide zich weer naar haar om. Ze was zo wit als een doek. Haar mooie gezicht tekende zich broos en teer af tegen het zwart van haar haar en het groen van haar ogen. Hij durfde haar geen medelijden te tonen, maar hij was nooit van plan geweest haar achter te laten. Hij liep naar haar terug, sloeg een arm om haar middel, en ze slaakte een kreet toen hij haar over de tombe van haar moeder heen trok, in het midden van de crypte. Weer verzette ze zich heftig tegen hem en bonkte met haar vuisten tegen zijn borst. 'Je laat me hier niet achter -'
Weer spoelde een golf van berouw over hem heen toen haar hoofd achterover viel. Ze probeerde altijd zo wanhopig haar angst en emotie voor hem te verbergen.
Hij schudde haar door elkaar, vastbesloten haar uit de vreselijke angst los te rukken die bezit van haar had genomen. 'Ik ben niet van plan je hier achter te laten!' zei hij tegen haar. 'Wat denk je wel dat ik voor monster ben? Laat ook maar!' zei hij wrang. 'Het komt alleen omdat je zo verrekt dol bent op beloften.' Hij pakte haar nogmaals bij haar hand. Ze stribbelde tegen, maar hij negeerde haar en legde haar hand met de palm naar beneden, de vingers gespreid, op de tombe van haar moeder. 'Hier ligt Lenore. Nu zal je mij een belofte doen. Zweer, zweer op haar graf dat je niet van Aville zult vluchten terwijl ik weg ben, dat je op mij, je man, zal wachten. Zweer dat je mijn vijanden niet zult verwelkomen, dat je dit kasteel uit mijn naam zal beheren voor de rechtmatige overheer, Edward van Engeland.'
'Adrien...' begon ze tegen te sputteren, maar haar stem was zwak.
'Zweer het!' viel hij haar ruw in de rede.
'O, verdomme! Ik zweer het!' riep ze ten slotte. Toen ging er plotseling een snik door haar heen en drukte ze haar gezicht tegen zijn borst, zich verstoppend voor het ruiken, het voelen, het aanraken van verval en dood.
Lieve Jezus, de kleine dingen die ze kon doen! Als ze hem een mes in de keel had gedrukt, zou het op dat moment vergeven en vergeten zijn. Hij tilde haar weer in zijn armen, pakte de fakkel om hen bij te lichten en droeg haar de trap op, de crypte uit. Hij liep snel de kapel uit en zette de fakkel weer terug in de houder aan de buitenmuur. Hij droeg Danielle weer over de binnenplaats. Ze gingen het kasteel binnen en ze bleef stil opgerold in zijn armen liggen, terwijl ze via de grote zaal weer naar boven gingen. In hun kamer zette hij haar in een van de grote stoelen voor het vuur. Op een tafel stond een karaf met wijn. Hij schonk haar een glas in en bracht het haar. Haar vingers sloten zich om het glas. 'Neem een slokje!' beval hij, en terwijl ze dat deed, knielde hij voor haar neer en nam een klein, heel koud voetje in zijn handen. Hij wreef het tot de warmte van het leven er weer in terug leek te komen.
'Hoe wist je het?' fluisterde ze plotseling tegen hem. 'Hoe had je het kunnen weten?'
Hij keek naar haar op, even zijn voorhoofd fronsend. 'Wat?' Ze gaf geen antwoord maar nam nog een slokje wijn. Hij zuchtte zacht. 'Ah, dat je bang was van de crypte?'
Ze sloeg haar ogen neer.
Ze hield niet van het woord bang, dacht hij, en hij glimlachte, ik wist niet dat je je onprettig voelde in de crypte. Als ik het had geweten, zou ik je er niet heen hebben gebracht.'
'O, nee?' vroeg ze en ze keek fronsend op. Haar lippen hadden de kleur van een roos tegen het bleke marmer van haar gezicht. Ze beefden licht terwijl ze sprak. 'Maar wat had je anders kunnen doen om -'
'Ik weet het niet. Ik wist niet dat ik van plan was je een belofte af te dwingen tot ik deze kamer binnenkwam,' gaf hij ronduit toe.
Ze keek hem aan, nam nog een slokje wijn en gaf vervolgens het glas aan hem. Hij nam zelf een grote slok en was blij, want het nam de kilte van de avond weg. 'Je hébt me je woord gegeven,' bracht hij haar zacht in herinnering. 'Je hebt een belofte gedaan.'
Ze stond op en liep de kamer door. Met een licht gebogen hoofd hing ze haar mantel weer aan de haak. Daar aarzelde ze, liep vervolgens weer terug naar het vuur en staarde in de vlammen voor ze zich weer naar hem toekeerde. 'Ik heb mijn woord gegeven,' gaf ze na een ogenblik toe. 'Ik ben er niet zo erg zeker van dat je het nodig had. Ik heb je gedreigd omdat ik kwaad was. Maar waar zou ik heen gegaan zijn? Tot welke opstand heb ik aangezet voor je kwam? Wat zal er hier nu anders zijn als je weggaat?'
'Danielle, je hebt me inderdaad gedreigd. Dan hebben we die kwestie met Simon, en inderdaad, als je dat wilde, zou je naar de Franse koning kunnen gaan.'
'Ik hou van Aville. Ik had geen deel aan de plannen van Simon, of je me gelooft of niet.'
'Danielle, je dreigde ervandoor te gaan.'
'Ik heb in al die jaren nooit tegen je gelogen. Je weet dat ik een zekere trouw die ik de Valois-koningen van Frankrijk meen verschuldigd te zijn niet kan verbreken! Ik heb je gezworen dat ik niet zal weggaan, en dat ik Aville in jouw naam zal beheren voor jou en je koning. Ik heb je nooit willen bedriegen. Ik heb alleen genoeg van die voortdurende strijd - niet alleen tussen jou en mij - maar tussen Edward en het huis Valois, mijn landgenoten tegen mijn landgenoten. Er zijn er zoveel gesneuveld op de slagvelden, zoveel gewond, verminkt, een wrede dood gestorven lang nadat de gevechten waren uitgewoed. En jij gaat weg...'
Terwijl haar stem wegzakte, haalde ze haar schouders op en keerde hem de rug toe.
Hij liep de kamer door naar haar toe. Hij pakte haar bij haar schouders en draaide haar met haar gezicht naar zich toe. 'Zou het kunnen zijn dat je bang bent dat me iets overkomt?' Onwillekeurig had zijn stem een wat smalende klank gekregen en dat nam hij zichzelf kwalijk.
Ze hield haar hoofd naar beneden en wilde hem niet aankijken.
'Misschien ben ik bang voor wat er met me zal gebeuren als je sneuvelt, en ik weer aan de grillen van koningen ben overgeleverd. God weet wat koning Edward dan zou kunnen bedenken. Je hebt me al gewaarschuwd dat hij iets verschrikkelijks van plan is.'
'Maar ik sneuvel niet, niet in de strijd, niet bij het spel, noch in het leven.'
'Niemand is immuun - dat heb je zelf gezegd toen je me het geweer liet zien.'
'Ik heb alleen gezegd dat al onze wapenrustingen op een dag wel eens verouderd konden zijn door het buskruit. Dat ligt nog ver in de toekomst. Lang na de gevechten hier. En op dit moment doen we niets anders dan ons wreken op degenen die het gebied van Edward wreed hebben geplunderd. Ik loop niet veel gevaar - behalve het gevaar dat me hier bedreigt.'
'Hoe kan ik je bedreigen?' fluisterde ze.
'Door mij jezelf, en Aville te ontnemen.'
'Zelfs als je beide zou verliezen, wat zou het voor verschil maken? Jij bent de graaf van Glenwood, laird in je verre land in het noorden. Je bent hierheen gekomen op bevel van de koning -'
'Ik ben hierheen gekomen omdat jij en Aville van mij zijn, en omdat ik niets opgeef wat van mij is,' zei hij tegen haar.
'Dan moet je ook maar zien wat ervan komt. Je hebt me de belofte van Aville - en mijzelf - afgedwongen!'
Zo zouden ze eindeloos in een kringetje door kunnen gaan met ruzie maken, dacht hij. Ze had hem een belofte gedaan, maar ze had haar moeder op haar sterfbed ook een belofte gedaan, en hij kon nu niets zeggen om haar van gedachten te laten veranderen. De nacht verstreek. Het zou al heel gauw licht worden. Ondanks de spanning in haar lichaam sloeg hij zijn armen om haar heen, trok haar dicht tegen zich aan, en fluisterde met zijn kin op haar hoofd: 'En weer, gravin, heb je de vrijheid gekregen. Het kasteel is weer van jou, en van jou alleen, van de dikke muren eromheen tot deze kamer en het bed daar.'
'Beheerd in jouw naam!' hielp ze hem herinneren, haar woorden gesmoord tegen zijn borst, en hij wist niet of ze een bittere klank hadden of niet.
'Beheerd in mijn naam!' stemde hij in. Er ging een siddering door zijn lichaam, terwijl hij haar in zijn armen hield. 'Maar bij God, ik ben nog niet weg!' Hij zakte op zijn knieën daar op de vacht voor het vuur, haar met zich meetrekkend. Hij proefde haar zoete lippen, terwijl hij haar neervlijde op de zachtheid die hen beiden leek te omringen, samen met de roodgouden gloed van het vuur. Haar glanzend zwarte haar spreidde zich uit op het witte bont. Hij raakte erin verstrikt, terwijl hij haar omhelsde en streelde, hartstochtelijk en agressief in zijn liefdespel. Slanke, zijden vingers raakten zijn wangen aan, drukten zich in zijn schouders, streelden over zijn rug. Haar lippen en tong zetten hem in vuur en vlam. Hij dreigde klaar te komen; hij trok zich uit haar terug en begon opnieuw, zijn lippen op de hare, over haar hele lichaam, intiem, vederlicht. Hij spreidde haar dijbenen, zijn streling nog steeds langzaam, genadeloos. Hij hoorde haar fluisteren, hoorde haar zijn naam roepen, hij voelde haar aanraking, en wist dat die voor altijd in zijn hart zou blijven. Ten slotte kwam hij weer bij haar, en de wereld ontplofte in vurige vlammen, zijn lichaam brandde in het hare. Zachtjes maakte hij zich van haar los, genietend van haar schoonheid op het bontvel. Toen haar ogen hem weer aankeken, nam hij haar in zijn armen. 'Zorg dat alles mijn bezit blijft!' waarschuwde hij haar heftig. Ze gaf geen antwoord, maar krulde zich tegen hem aan, en terwijl het vuur zijn warme, gouden gloed bleef verspreiden, vielen ze in slaap.
Toen Danielle wakker werd, was het vuur bijna uit. Ze huiverde, maar merkte dat het kleed van het bed om haar heen was gewikkeld.
Toch leek het zo kil in de kamer, zo leeg.
En toen wist ze het. Adrien was weg.