HOOFDSTUK 10
Even houden de camera's Peeta's neergeslagen ogen vast terwijl zijn woorden tot ons doordringen. Dan zie ik mijn gezicht, mijn mond half open in een mengeling van verbazing en protest, uitvergroot op elk scherm terwijl ik besef: mij! Hij bedoelt mij! Ik pers mijn lippen op elkaar en staar naar de grond, in de hoop dat dit de emoties zal verbergen die in mijn binnenste omhoog beginnen te borrelen.
‘O, dat is wel echt pech,’ zegt Caesar, en zijn stem klinkt oprecht bedroefd. De menigte mompelt bevestigend, een paar mensen hebben zelfs een gekwelde kreet geslaakt.
‘Het is niet zo leuk, nee,’ beaamt Peeta.
‘Nou, volgens mij kan niemand hier het je kwalijk nemen. Het zou moeilijk zijn om niet voor die jongedame te vallen,’ zegt Caesar. ‘Wist ze het niet?’
Peeta schudt zijn hoofd. ‘Tot nu toe niet.’
Ik durf mijn ogen lang genoeg naar het scherm te laten flitsen om te zien dat ik een onmiskenbare blos op mijn wangen heb.
‘Nu zou je haar toch dolgraag terughalen om te vragen wat ze ervan vindt, of niet soms?’ vraagt Caesar aan het publiek. De massa joelt instemmend. ‘Helaas, regels zijn regels, en de tijd van Katniss Everdeen is om. Nou, heel veel succes, Peeta Mellark, en ik denk dat ik voor heel Panem spreek als ik zeg dat onze harten naar je uitgaan.’
Het gebrul van het publiek is oorverdovend. Peeta heeft alle andere tributen totaal van de kaart geveegd met zijn liefdesverklaring aan mij. Als de menigte eindelijk bedaart, stoot hij een gesmoord ‘bedankt’ uit en loopt terug naar zijn stoel. We staan op voor het volkslied. Ik moet mijn hoofd heffen uit het vereiste respect en kan niet voorkomen dat ik zie hoe elk scherm nu gedomineerd wordt door een shot van mij en Peeta, met een meter afstand tussen ons die in de hoofden van de kijkers nooit overbrugd kan worden. Arme zielige wij.
Maar ik weet wel beter.
Na het volkslied lopen de tributen in een rij terug, door de lobby van het Trainingscentrum en naar de liften. Ik zorg ervoor dat ik in een lift terechtkom waar Peeta beslist níét in zit. De menigte houdt onze entourage van stylisten en mentoren en begeleiders op, dus we hebben alleen elkaar als gezelschap. Niemand zegt iets. Mijn lift stopt om vier tributen af te zetten voor ik alleen ben, en dan gaan de deuren open op de twaalfde verdieping. Peeta is nog maar net uit zijn lift gestapt als ik met mijn vlakke handen tegen zijn borst sla. Hij verliest zijn evenwicht en botst tegen een spuuglelijke vaas met nepbloemen erin. De vaas wankelt en valt in honderden kleine stukjes kapot. Peeta belandt in de scherven en zijn handen beginnen meteen te bloeden.
‘Waar slaat dat nou op?’ vraagt hij verbijsterd.
‘Je had het recht niet! Je had het recht niet om zomaar die dingen over mij te zeggen!’ schreeuw ik tegen hem.
Nu gaat de lift weer open en het hele team zit er in – Effie, Haymitch, Cinna en Portia.
‘Wat is hier aan de hand?’ zegt Effie met een licht hysterische ondertoon in haar stem. ‘Ben je gevallen?’
‘Nadat zij me duwde,’ zegt Peeta, terwijl Effie en Cinna hem overeind helpen.
Haymitch draait zich naar me om. ‘Duwde?’
‘Dit was jouw idee, hè? Om mij voor het oog van het hele land als een of ander dom wicht neer te zetten?’ antwoord ik.
‘Het was mijn idee,’ zegt Peeta, en hij vertrekt van pijn terwijl hij splinters aardewerk uit zijn handpalmen peutert. ‘Haymitch heeft me alleen maar geholpen.’
‘Ja, Haymitch is erg behulpzaam. Voor jou!’ zeg ik.
‘Je bént een dom wicht,’ zegt Haymitch vol afschuw. ‘Denk je dat hij je benadeeld heeft? Die jongen heeft je net iets gegeven wat je in je eentje nooit voor elkaar had kunnen krijgen.’
‘Door hem lijk ik nu zwak!’ zeg ik.
‘Door hem lijk je nu begeerlijk! En laten we wel wezen, je kunt alle hulp gebruiken die je kunt krijgen op dat gebied. Je was ongeveer net zo romantisch als een plas modder tot hij zei dat hij van je hield. En nu houden ze allemaal van je. Ze praten alleen nog maar over jullie. De gedoemde geliefden uit District 12!’ zegt Haymitch.
‘Maar we zijn geen gedoemde geliefden!’ zeg ik.
Haymitch pakt me bij mijn schouders en drukt me tegen de muur. ‘Nou en? Het is allemaal één grote show. Het draait allemaal om hoe men je ziet. Het beste wat ik over jou kon zeggen na je interview was dat je best leuk was, hoewel dat op zich al een klein wonder genoemd mag worden. Nu kan ik zeggen dat je een hartenbreekster bent. O, o, o, wat vallen de jongens thuis smachtend aan je voeten. Wat levert meer sponsors op, denk je?’
Zijn vieze wijnadem maakt me misselijk. Ik duw zijn handen van mijn schouders en doe een stap opzij in een poging mijn hoofd weer helder te krijgen.
Cinna komt naar me toe en slaat zijn arm om me heen. ‘Hij heeft gelijk, Katniss.’
Ik weet niet wat ik ervan moet denken. ‘Jullie hadden het moeten zeggen, dan was ik niet zo stom overgekomen.’
‘Nee, je reactie was juist perfect. Als je het had geweten, had het er niet zo echt uitgezien,’ zegt Portia.
‘Ze maakt zich gewoon zorgen om haar vriendje,’ zegt Peeta bars, terwijl hij een bloederige scherf van zich af gooit.
Mijn wangen beginnen weer te gloeien bij de gedachte aan Gale. ‘Ik heb geen vriendje.’
‘Wat jij wilt, joh,’ zegt Peeta. ‘Maar ik durf te wedden dat hij slim genoeg is om te weten wanneer hij naar een toneelstukje zit te kijken. En trouwens, jij hebt niet gezegd dat je van míj hield. Dus wat maakt het uit?’
Zijn woorden dringen langzaam tot me door. Mijn woede ebt weg. Ik sta nu in tweestrijd tussen het idee dat ik ben gebruikt en het idee dat ik ben geholpen. Haymitch heeft gelijk. Ik heb mijn interview overleefd, maar wat heb ik nou eigenlijk laten zien? Een onnozel kind dat rondjes draaide in een fonkelende jurk. Giechelend. Het enige moment dat mijn gesprek wat meer inhoud had, was toen ik over Prim praatte. Als je dat met Thresh vergelijkt, met zijn zwijgende, dodelijke kracht, ben ik te verwaarlozen. Onnozel en fonkelend en te verwaarlozen. Nee, niet helemaal te verwaarlozen – ik heb mijn elf punten van de training nog.
Maar nu heeft Peeta een liefdesobject van me gemaakt. Niet alleen van zijn eigen liefde. Als je hem moet geloven heb ik een hele schare bewonderaars. En als het publiek echt gelooft dat we verliefd op elkaar zijn… Ik denk aan hoe heftig men reageerde op zijn bekentenis. Gedoemde geliefden. Haymitch heeft gelijk, ze smullen van dat soort dingen hier in het Capitool. Plotseling ben ik bang dat ik niet goed gereageerd heb.
‘Nadat hij had gezegd dat hij verliefd op me was, dacht je toen dat ik misschien ook verliefd op hem was?’ vraag ik.
‘Ik wel,’ zegt Portia. ‘Door de manier waarop je de camera's ontweek, en die blos op je wangen.’
De anderen vallen haar bij.
‘Je was fantastisch, schat. De sponsors zullen tot om de hoek van de straat voor je in de rij staan,’ zegt Haymitch.
Ik schaam me voor mijn reactie. Ik dwing mezelf om Peeta's gelijk te erkennen. ‘Sorry dat ik je geduwd heb.’
‘Maakt niet uit.’ Hij haalt zijn schouders op. ‘Hoewel het officieel verboden is.’
‘Gaat het een beetje met je handen?’ vraag ik.
‘Komt wel goed,’ zegt hij.
In de stilte die volgt, ruiken we de heerlijke geuren van ons diner die uit de eetkamer zweven. ‘Kom, we gaan eten,’ zegt Haymitch. We lopen allemaal achter hem aan naar de tafel en gaan zitten. Maar Peeta bloedt te hevig, en Portia neemt hem mee zodat hij behandeld kan worden. We beginnen zonder hen aan de rozenblaadjessoep met room. Tegen de tijd dat we klaar zijn, komen ze terug. Peeta's handen zijn in verband gewikkeld. Ik voel me schuldig – morgen gaan we de arena in. Hij heeft me een dienst bewezen en in ruil daarvoor heb ik hem verwond. Zal ik ooit níét meer bij hem in het krijt staan?
Na het eten kijken we in de zitkamer naar de herhaling. Ik vind mezelf onbenullig en oppervlakkig met al dat gezwier en gegiechel in mijn jurk, hoewel de anderen me verzekeren dat ik charmant ben. Peeta is wél echt charmant en vervolgens totaal verpletterend als de verliefde jongen. En daar ben ik, blozend en verward, mooi door Cinna's handen, begeerlijk door Peeta's bekentenis, tragisch door de omstandigheden, en volgens iedereen onvergetelijk.
Als het volkslied afgelopen is en het scherm zwart, wordt het stil in de kamer. Morgenochtend worden we bij zonsopgang gewekt en klaargemaakt voor de arena. De echte Spelen beginnen om tien uur, omdat veel inwoners van het Capitool pas laat opstaan. Maar de tributen moeten vroeg uit de veren. Niemand kan voorspellen hoe lang we zullen moeten reizen naar de arena die dit jaar voor de Spelen gereed is gemaakt.
Ik weet dat Haymitch en Effie niet met ons mee zullen gaan. Ze vertrekken vanuit hier direct naar het Hoofdkwartier van de Spelen, waar ze het hopelijk gigantisch druk krijgen met het contracteren van onze sponsors en het uitwerken van een strategie over hoe en wanneer ze de donaties bij ons zullen bezorgen. Cinna en Portia zullen met ons meereizen, helemaal tot aan de plek waar we in de arena worden losgelaten. Maar van Haymitch en Effie zullen we hier al definitief afscheid moeten nemen.
Effie pakt ons allebei bij de hand en wenst ons met heuse tranen in haar ogen het allerbeste. Bedankt ons dat we de beste tributen zijn geweest die zij ooit heeft mogen begeleiden. Het was een eer. En dan, omdat het Effie is en ze blijkbaar wettelijk verplicht is iets afschuwelijks te zeggen, voegt ze er nog aan toe: ‘Het zou me helemaal niet verbazen als ik volgend jaar eindelijk naar een fatsoenlijk district word bevorderd!’
Dan kust ze ons allebei op de wang en snelt de kamer uit, overmand door het emotionele afscheid, of door de mogelijke verbetering van haar toekomstkansen, dat is niet helemaal duidelijk
Haymitch slaat zijn armen over elkaar en kijkt ons aan.
‘Nog een laatste raad?’ vraagt Peeta.
‘Als de gong gaat, ga je er zo snel mogelijk vandoor. Jullie zijn allebei geen partij voor het bloedbad bij de Hoorn des Overvloeds. Wegwezen daar, creëer zo veel mogelijk afstand tussen jou en de anderen en zoek een waterbron,’ zegt hij. ‘Begrepen?’
‘En daarna?’ vraag ik.
‘Blijf leven,’ zegt Haymitch. Het is dezelfde raad als die hij ons in de trein gaf, maar dit keer is hij niet dronken aan het ginnegappen. En wij knikken alleen maar. Wat valt er nog meer te zeggen?
Als ik naar mijn kamer loop, blijft Peeta nog even hangen om met Portia te praten. Ik ben er blij om. Ik weet niet welke vreemde afscheidswoorden we zullen wisselen, maar ze kunnen wachten tot morgen. Mijn dekbed is teruggeslagen, maar het roodharige Avoxmeisje is nergens te bekennen. Wist ik maar hoe ze heette. Ik had het moeten vragen. Misschien had ze het kunnen opschrijven. Of uitbeelden. Maar misschien zou haar dat uiteindelijk alleen maar straf opleveren.
Ik ga onder de douche staan en boen de gouden verf, de make-up, de geur van schoonheid van mijn lijf. Het enige wat nog overblijft van de inspanningen van het ontwerpteam zijn de vlammen op mijn nagels. Ik besluit ze erop te laten zitten zodat het publiek niet vergeet wie ik ben. Katniss, het meisje dat in vuur en vlam stond. Misschien heb ik op die manier iets waar ik me de komende dagen aan kan vastklampen.
Ik trek een dikke, wollige nachtpon aan en stap in bed. Het duurt ongeveer vijf seconden voor ik besef dat ik nooit in slaap zal vallen. En ik heb mijn slaap verschrikkelijk hard nodig, want in de arena zal elk moment dat ik toegeef aan de vermoeidheid een uitnodiging zijn om me te vermoorden.
Het mag niet baten. Eén uur, twee, drie uren verstrijken, en mijn oogleden weigeren zwaar te worden. Ik blijf de hele tijd piekeren over het soort omgeving waar ze me in zullen gooien. Woestijn? Moeras? Een ijzige vlakte? Ik hoop vurig op bomen, want die kunnen voor een schuilplaats, eten en beschutting zorgen. Er zijn vaak bomen omdat kale landschappen saai zijn en de Spelen anders te snel afgelopen zijn. Maar hoe zal het klimaat zijn? Welke hinderlagen hebben de Spelmakers verborgen om de momenten waarop niet zoveel gebeurt op te leuken? En dan zijn mijn medetributen er ook nog…
Hoe wanhopiger ik de slaap probeer te vatten, hoe meer hij me ontglipt. Uiteindelijk ben ik zelfs te rusteloos om in bed te blijven liggen. Ik ijsbeer heen en weer; mijn hart bonkt, mijn adem stokt. De kamer voelt als een gevangeniscel. Als ik niet snel frisse lucht krijg, ga ik weer met dingen gooien. Ik ren door de gang naar de deur die naar het dak leidt. Hij is niet op slot en staat zelfs op een kier. Misschien is iemand vergeten hem dicht te doen, maar het doet er ook niet toe. Het energieveld rond het dak voorkomt elke wanhopige ontsnappingspoging. En ik wil niet ontsnappen, ik wil alleen mijn longen volzuigen met zuurstof. Ik wil de hemel en de maan zien in de laatste nacht dat er niemand op me jaagt.
Het dak is 's avonds niet verlicht, maar zodra ik mijn blote voeten op de tegels zet, zie ik zijn silhouet dat zwart afsteekt tegen de immer brandende lichten van het Capitool. Er is heel wat tumult beneden op straat, muziek en gezang en getoeter van auto's, wat ik allemaal niet kon horen door het dikke glas van de ramen in mijn kamer. Ik zou nu weer stilletjes weg kunnen glippen zonder dat hij me heeft gezien, hij zou me nooit opmerken met al dat lawaai. Maar de nachtlucht is zo heerlijk dat ik het idee om terug te moeten naar die bedompte kooi van een kamer niet kan verdragen. En wat maakt het ook uit of we praten of niet?
Mijn voeten lopen geruisloos over de tegels. Ik ben nog geen meter bij hem vandaan als ik zeg: ‘Je zou beter wat kunnen slapen.’
Hij schrikt maar draait zich niet om. Ik zie dat hij heel licht zijn hoofd schudt. ‘Ik wilde het feest niet missen. Het is tenslotte voor ons.’
Ik kom naast hem staan en leun over de balustrade. De brede straten zijn gevuld met dansende mensen. Ik knijp mijn ogen samen om de piepkleine gedaantes beter te kunnen zien. ‘Zijn ze verkleed?’
‘Wie zal het zeggen?’ antwoordt Peeta. ‘Met al die bizarre kleren die ze hier dragen. Jij kon ook niet slapen?’
‘Ik kon mijn gedachten niet uitzetten,’ zeg ik.
‘Met je hoofd bij je familie?’ vraagt hij.
‘Nee,’ geef ik een beetje schuldbewust toe. ‘Ik kan alleen maar over morgen nadenken. Wat natuurlijk absoluut geen nut heeft.’ In het licht van beneden kan ik nu zijn gezicht zien, en de onbeholpen manier waarop hij zijn verbonden handen houdt. ‘Het spijt me echt van je handen.’
‘Het maakt niet uit, Katniss,’ zegt hij. ‘Ik heb toch nooit een kans gemaakt om deze Spelen te winnen.’
‘Zo moet je niet denken,’ zeg ik.
‘Waarom niet? Het is waar. Ik kan alleen maar hopen dat ik mezelf niet te schande maak en dat…’ Hij aarzelt.
‘En wat?’ vraag ik.
‘Ik weet niet precies hoe ik het moet zeggen. Maar… ik wil sterven als mezelf. Begrijp je wat ik bedoel?’ vraagt hij. Ik schud mijn hoofd. Hoe kan hij nou niet als zichzelf sterven? ‘Ik wil niet dat ze me veranderen daarbinnen. Een soort monster van me maken dat ik niet ben.’
Ik bijt op mijn lip en vind mezelf opeens erg oppervlakkig. Terwijl ik lag te malen over de aanwezigheid van bomen, heeft Peeta zitten worstelen met de vraag hoe hij zijn persoonlijkheid kan behouden. Zijn ware ik. ‘Bedoel je dat je niemand gaat vermoorden?’ vraag ik.
‘Nee, als het zover is, weet ik zeker dat ik net als de rest zal doden. Ik kan het niet zonder slag of stoot opgeven. Maar ik zou zo graag willen dat ik een manier kon bedenken om… om het Capitool te laten zien dat ze me niet bezitten. Dat ik meer ben dan een pion in hun Spelen,’ zegt Peeta.
‘Maar dat ben je niet,’ zeg ik. ‘Wij allemaal niet. Zo werken de Spelen.’
‘Oké, maar binnen dat kader ben jij nog steeds jij, ben ik nog steeds ik,’ houdt hij vol. ‘Snap je dat niet?’
‘Een beetje. Maar… niet lullig bedoeld hoor, maar wie maakt zich daar nou druk om, Peeta?’ vraag ik.
‘Ik. Ik bedoel, waar mag ik me op dit moment anders nog druk om maken?’ vraagt hij boos. Hij kijkt me met die blauwe ogen van hem doordringend aan en eist een antwoord.
Ik doe een stap achteruit. ‘Je moet je druk maken om wat Haymitch zei. Over dat je moet blijven leven.’
Peeta kijkt me met een verdrietige en spottende glimlach aan. ‘Prima. Bedankt voor de tip, schat.’
Het voelt als een klap in mijn gezicht. Dat hij Haymitch' kleinerende koosnaampje in de mond neemt. ‘Hoor eens, als jij de laatste uren van je leven wilt doorbrengen met het voorbereiden van een of andere edelmoedige dood in de arena, dan moet je dat zelf weten. Ik wil de mijne doorbrengen in District 12.’
‘Zou me niets verbazen als dat ook gebeurt,’ zegt Peeta. ‘Doe mijn moeder de hartelijke groeten als je het haalt, goed?’
‘Dat zal ik doen,’ zeg ik. Dan draai ik me om en ga naar beneden.
De rest van de nacht zweef ik in en uit een soort sluimertoestand terwijl ik bedenk welke bijtende opmerkingen ik morgen tegen Peeta Mellark zal maken. Peeta Mellark. We zullen nog wel eens zien hoe groots en nobel hij is als hij met leven en dood wordt geconfronteerd. Hij wordt vast zo'n barbaarse woesteling, het type tribuut dat iemands hart probeert op te eten nadat hij hem heeft vermoord. Een paar jaar geleden was er zo'n jongen uit District 6, Titus. Hij veranderde in een soort wild beest en de Spelmakers moesten hem met elektrische pistolen verdoven om de lijken van de spelers die hij had vermoord weg te kunnen halen voor hij ze opat. Er zijn geen regels in de arena, maar kannibalisme valt niet zo goed bij het Capitoolpubliek, dus dat proberen ze te voorkomen. Er werd ook gespeculeerd dat de lawine waardoor Titus uiteindelijk werd uitgeschakeld, speciaal voor hem was geconstrueerd zodat men zeker wist dat er geen gestoorde gek zou winnen.
Maar de volgende ochtend zie ik Peeta niet. Cinna is al voor zonsopgang bij me, geeft me een eenvoudige hemdjurk om aan te trekken en neemt me mee naar het dak. Mijn definitieve outfit zal ik in de catacomben van de arena aankrijgen, waar ook de allerlaatste voorbereidingen worden getroffen. Uit het niets verschijnt er een hovercraft, net als in het bos op de dag dat ik zag hoe het roodharige Avoxmeisje werd gevangen, en er komt een ladder naar beneden. Ik plaats mijn handen en voeten op de onderste sporten en het lijkt meteen alsof ik verlamd ben. Een of andere elektrische stroom plakt me tegen de ladder terwijl ik veilig naar binnen word gehesen.
Daar verwacht ik dat de ladder me zal loslaten, maar ik zit nog steeds vast als er een vrouw in een witte jas naar me toe komt met een injectiespuit. ‘Dit is gewoon je volgchip, Katniss. Hoe stiller je zit, hoe beter ik hem kan plaatsen,’ zegt ze.
Stil? Ik ben een standbeeld. Maar dat behoedt me nog niet voor de scherpe pijnscheut die ik voel als de naald het metalen opsporingsmechanisme diep onder de huid aan de binnenkant van mijn bovenarm inbrengt. Nu zullen de Spelmakers altijd precies kunnen volgen waar ik ben in de arena. Stel je voor dat ze een tribuut kwijt zouden raken.
Zodra de chip op zijn plek zit laat de ladder me los. De vrouw verdwijnt en Cinna wordt van het dak gehaald. Er komt een Avoxjongen binnen die ons naar een kamer begeleidt waar een ontbijttafel is gedekt. Ondanks de spanning in mijn buik eet ik zoveel als ik kan, ook al proef ik niets van al het heerlijks. Ik ben zo zenuwachtig dat ik net zo goed kolengruis zou kunnen eten. Het enige wat me een beetje afleidt is het uitzicht uit de ramen als we over de stad glijden en vervolgens over de wilde natuur daarachter. Dit is wat vogels zien. Alleen zijn die veilig en vrij. Precies het tegenovergestelde van mij.
De tocht duurt ongeveer een halfuur voor de ramen zwart worden, ten teken dat we vlak bij de arena zijn. De hovercraft landt en Cinna en ik gaan terug naar de ladder die dit keer een ondergrondse buis in loopt, naar de catacomben die onder de arena liggen. We volgen de instructies naar mijn bestemming, een ruimte waar ik me klaar kan maken. In het Capitool heet dit de Startkamer. In de districten noemen we het de Drijfgang. De laatste weg die de dieren afleggen naar de slachtruimte.
Alles is spiksplinternieuw, ik zal de eerste en enige tribuut zijn die deze Startkamer gebruikt. De arena's zijn historisch gebied en blijven na de Spelen bewaard. Het zijn populaire vakantiebestemmingen voor de inwoners van het Capitool. Blijf er een maand, bekijk de Spelen nog een keer, bezichtig de catacomben, bezoek de plekken waar de doden zijn gevallen. Je kunt ze zelfs naspelen als je wilt.
Men zegt dat het eten er verrukkelijk is.
Ik moet mijn best doen om mijn ontbijt binnen te houden terwijl ik douche en mijn tanden poets. Cinna doet mijn haar in de eenvoudige vlecht op mijn rug, mijn handelsmerk. Dan komen de kleren binnen, voor iedere tribuut hetzelfde. Cinna heeft geen zeggenschap gehad over mijn outfit, weet niet eens wat er in het pak zit, maar hij helpt me met het aantrekken van de onderkleding, een eenvoudige beige broek, een lichtgroene blouse, een stevige bruine riem en een dunne zwarte jas tot op mijn dijen met capuchon. ‘De stof in de jas is gemaakt om lichaamswarmte vast te houden. Je kunt een paar koude nachten verwachten,’ zegt hij.
De laarzen, die over nauwsluitende sokken gaan, zijn fijner dan ik had durven hopen. Ze zijn van zacht leer en lijken wel een beetje op het paar dat ik thuis heb. Maar deze hebben smalle, soepele rubberen zolen met ribbels. Heel geschikt om mee te rennen.
Als ik denk dat ik klaar ben haalt Cinna de gouden spotgaaienspeld uit zijn zak. Ik was hem helemaal vergeten.
‘Waar heb je die vandaan?’ vraag ik.
‘Van het groene shirt dat je in de trein aanhad,’ zegt hij. Ik herinner me opeens weer dat ik de broche toen inderdaad van mijn moeders jurk heb gehaald om hem op mijn trui te spelden. ‘Dit is toch jouw districtsaandenken?’ Ik knik en hij maakt hem vast aan mijn trui. ‘Hij kwam maar ternauwernood langs de keuring. Sommige juryleden dachten dat de speld misschien als wapen gebruikt zou kunnen worden, wat je een oneerlijke voorsprong zou geven. Maar uiteindelijk mocht hij er toch door,’ zegt Cinna. ‘Ze hebben trouwens wel een ring van dat meisje uit District 1 tegengehouden. Als je de edelsteen opzijdraaide, kwam er een scherpe punt tevoorschijn. Met gif eraan. Ze beweert dat ze geen idee had dat de ring kon veranderen en het viel niet te bewijzen dat dat wel zo was. Maar haar aandenken is ze kwijt. Zo, je bent helemaal klaar. Loop maar even rond. Kijken of alles lekker zit.’
Ik loop heen en weer, ren een rondje, zwaai met mijn armen. ‘Ja, het zit prima. Het past perfect.’
‘Dan kunnen we alleen nog maar wachten op het startsein,’ zegt Cinna. ‘Tenzij je denkt dat je nog wat meer kunt eten?’
Ik sla het eten af, maar neem wel een glas water dat ik met kleine slokjes opdrink terwijl we op een bank zitten te wachten. Ik wil niet op mijn nagels of lippen bijten, dus ik begin onwillekeurig op de binnenkant van mijn wang te kauwen. Die is nog steeds niet helemaal genezen van een paar dagen geleden. Algauw proeft mijn hele mond naar bloed.
De zenuwen gaan langzaam over in doodsangst terwijl ik vooruitdenk aan wat me te wachten staat. Over een uur ben ik misschien wel morsdood. Of nog eerder. Mijn vingers glijden geobsedeerd over het harde bobbeltje op mijn bovenarm waar de vrouw de volgchip heeft geïnjecteerd. Ik druk erop, ook al doet het pijn; ik druk er zo hard op dat er een kleine blauwe plek ontstaat.
‘Wil je praten, Katniss?’ vraagt Cinna.
Ik schud mijn hoofd maar steek even later mijn hand naar hem uit. Cinna pakt hem met zijn beide handen vast. En zo blijven we zitten tot een vriendelijke vrouwenstem aankondigt dat het tijd is om ons klaar te maken voor de start.
Ik blijf een van Cinna's handen vastklampen terwijl ik naar de ronde metalen plaat loop en erop ga staan. ‘Niet vergeten wat Haymitch heeft gezegd. Wegrennen en water zoeken. De rest komt wel,’ zegt hij. Ik knik. ‘En dit mag je ook niet vergeten. Ik mag niet wedden, maar als ik kon zou ik al mijn geld op jou inzetten.’
‘Echt waar?’ fluister ik.
‘Echt waar,’ zegt Cinna. Hij buigt zich voorover en geeft me een kus op mijn voorhoofd. ‘Succes, meisje dat in vuur en vlam staat.’ En dan komt er vanboven een glazen buis om me heen die hem buitensluit zodat onze handen elkaar los moeten laten. Hij tikt met zijn vingers onder zijn kin. Hoofd omhoog.
Ik steek mijn kin in de lucht en sta zo recht als ik kan. De buis gaat omhoog. Een seconde of vijftien is het donker om me heen en dan voel ik hoe de metalen plaat me de buis uit duwt, naar buiten. Heel even worden mijn ogen verblind door het felle zonlicht en ben ik me alleen bewust van een stevige wind en de hoopvolle geur van dennenbomen.
Dan hoor ik de legendarische omroeper, Claudius Templesmith, wiens stem overal om me heen galmt.
‘Dames en heren, de vierenzeventigste Hongerspelen zijn begonnen!’