Paniekje

Bij de deur draaide juffrouw Truus zich om en zei: 'Dus je weet het — over een half uurtje ben ik terug. Blijf maar lekker zitten. Kijk maar een beetje uit 't raam. Dat is gezellig. '
Mevrouw Van Beek, weggedoken in haar enorme fauteuil, knikte en vertrok haar gerimpeld oude-vrouwenhoofdje tot de grimas die zij voor een geruststellende glimlach hield. Maar toen de deur achter juffrouw Truus was dichtgevallen, kwam er een venijnig trekje om haar mond.
'Kreng, ' zei ze.
Want mevrouw Van Beek koesterde een stille haat jegens de fikse huishoudster, die haar nu al jarenlang dag en nacht beredderde. Ze mocht niks van juffrouw Truus. Ze mocht niet eens huilen omdat haar man gestorven was. Dan zei juffrouw Truus: 'He mens, stel je niet aan, dat is al twintig jaar geleden, hij komt al bijna weer terug. ' En ze mocht geen koekjes bij de thee. Truus wel. Die vrat koekjes. Maar zij niet, omdat ze suiker had. En ze mocht niet alleen in de hal van het flatgebouw, omdat ze wel eens iets gepikthad. Een fles melk. Of een paar appels uit het mandje, dat de groenteboer 's ochtends altijd voor de deur van de buren zette. Wat gaf dat nou? Maar ze had op haar kop gehad van Truus. 't Kreng.
Door het raam zag mevrouw Van Beek haar huishoudster aan de overkant van de straat in de tram stappen.
Ze heb lekker kiespijn, dacht ze triomfantelijk en rees behoedzaam uit haar stoel. Voor een vrouw van vierentachtig liep ze nog mooi rechtop. Eerst ging ze naar koekjes zoeken, maar de kasten waren natuurlijk op slot. Toen deed ze de buitendeur open en keek in de hal van de flat. Er stond niets voor de deuren van de buren. Teleurgesteld wilde mevrouw Van Beek naar de kamer terugkeren, maar opeens zag ze, dat het ijzeren deurtje van de brievenbus niet op slot was. Ze deed het open en trok een lange, gele envelop te voorschijn. Een beetje hijgend van opwinding liep ze er, zo snel als ze kon, mee naar binnen.
In de kamer ging ze aan tafel zitten en scheurde de envelop open. Er zat een krant in, een oud nummer, uit de tijd van de crisis rond Castro's Cuba. Mevrouw Van Beek had al jaren geen krant meer gezien. Juffrouw Truus vond het niet nodig. Ze vouwde het blad open, zette haar bril op en bekeek nieuwsgierig de achterkant. Een enorme margarineadvertentie bevatte een foto van een blond jongetje, dat vrolijk in een boterham hapte.
'Ach, dat is Fransje, ' zei ze teder.
Dat was haar zoon, nu een belangrijk zakenmanvan zestig — maar in de laatste jaren zag mevrouw Van Beek hem in gedachten steeds voor zich als het kleine jongetje van toen.
'Fransje eet zijn boterham, ' stelde zij vast.
Ze draaide de krant om. Op de voorpagina stond, met enorme letters over de volle breedte: Wereld op rand van nieuwe oorlog. Ze las die woorden wel drie keer, zorgvuldig spellend. Toen beving haar opeens een onbestemde angst.
'Truus!' riep ze.
Maar er kwam geen antwoord. Gejaagd stond ze op en liep de kamer uit. Op de gang was de telefoon. Ik moet Fransje opbellen, dacht ze. Ik moet hem waarschuwen.
Ze wist best hoe het moest en het nummer stond bovenaan op het lijstje, dat naast het toestel hing. Met bevende vinger draaide ze het.
'Goedemiddag. Met Van Beek en Co. '
'Ik wil Fransje, ' mompelde ze.
'Pardon, ik kan u niet verstaan. Met wie spreek ik?'
'Met mevrouw Van Beek. '
'O. 'n Ogenblikje, mevrouw. '
Het toestel kraakte. Er kwam een andere vrouwenstem: 'Directiesecretariaat. '
'Ik ben mevrouw Van Beek. Ik ben zijn moeder, ' zei ze.
'Ja ja, mevrouw — eh, meneer is in conferentie, maar ik probéér het even. '
Even later klonk zijn stem: 'Ja moeder — wat is er?'
'Er komt oorlog, Frans, ' zei ze.
'Wat zeg je? He, weest u even stil heren. Ja moeder, wat wil je nou?'
"t Staat in de krant, ' zei ze. 'Er komt oorlog. '
'Ach, wat een onzin, ' riep de man. 'Je moet geen kranten lezen. Waar is juffrouw Truus?'
'Die is lekker naar de tandarts, ' zei mevrouw Van Beek. 'Ze heb pijn in d'r bek. '
'O — nou... moeder, ik ben bezig op het moment, maar ik kom gauw bij je. Maak je maar geen zorgen... '
De stem aarzelde.
'Er komt helemaal geen oorlog, hoor. '
De buitendeur ging open en juffrouw Truus kwam binnen.
'Dag Fransje, ' zei mevrouw Van Beek teder. Maar de verbinding was al verbroken. Ze legde de hoorn op het toestel en ging schoorvoetend de huiskamer binnen. Juffrouw Truus stond bij de tafel met de krant en de envelop en zei boos: "Wat heb je nou weer gedaan? Dat is héél stout. Dat mag je niet doen. '
Mevrouw Van Beek ging in haar leunstoel zitten. Ze kreeg natuurlijk weer op haar kop. Ze kreeg altijd op haar kop. Moeizaam probeerde zij zich te herinneren, waarom ze daarnet zo'n angst had gevoeld.
Maar ze was het vergeten.