Liverpool

Toen ik mijn stemplicht vervuld had en het bureau verliet, stapte daar net een man binnen, die mij bij de arm pakte en in de Engelse taal aan mij vroeg, wat er binnen te beleven viel. In zijn ogen stond te lezen, dat hij streefde naar iets vrolijks, zodat ik hem haastig uit de droom hielp. Toen mijn antwoord tot hem doorgedrongen was, keerde hij onze democratie de rug toe en liep met mij mee naar buiten. Een wat opgeblazen man was hij, aan gene zijde van de veertig, fraai in het pak en met de mobiele tred van iemand die voor zijn plezier uit is. Eigenlijk dacht ik erover een zijsleuf in te slaan, teneinde mij van hem los te maken, maar opeens zei hij: 'Ik heb Brabant nog bevrijd, indertijd. Nou ja, niet alléén natuurlijk... ' Hij glimlachte, trok zijn koker en gaf mij een sigaret, 't Was duidelijk dat ik hem nu niet meer kon laten barsten, want voor die bevrijding stond ik lelijk bij hem in het krijt en ook een sigaret schept verplichtingen.
'Are you from London?' vroeg ik, om eens iets te vragen.
Hij schudde het hoofd.
'Ik ben wel geboren in Londen, ' sprak hij.
'Mooie stad, zei ik beleefd.
'Londen is walgelijk, ' verklaarde hij op een toon die niet voor tegenspraak vatbaar was. 'Ik woon in Liverpool. '
'En is 't daar nogal mooi?' vroeg ik, want hij leek mij een lokaalpatriot.
Hij dacht even na.
'Liverpool is de meest vervloekte plaats van de wereld, ' zei hij zorgvuldig. 'Er wonen uitsluitend gnomen, gekken én spoken in regenjassen. Het stinkt er penetrant. Enige malen per dag eten deze monsters een bord modder en noemen dat voedsel. Ga nóóit naar Liverpool. Tenzij u een geschikte plaats zoekt om u op te hangen. Dat kan daar erg goed. 't Ligt er als het ware voor de hand. '
Hij haalde een kiekje uit zijn binnenzak van een blonde vrouw, die keek of zij vreesde dat de fotograaf, tijdens het knippen, het tafelzilver zou ontvreemden.
'My wife, ' sprak hij.
'Sympathiek, ' zei ik.
't Is een afschuwelijke heks, ' verklaarde de man definitief. 'Ze pest me dag in dag uit. Maar er valt niets aan te doen. Ze is nu eenmaal mijn vrouw. '
We liepen zwijgend verder. Die man was niet te helpen. Wat mij verwarde, was dat hij in het geheel niet klopte met de Engelsman uit de schoolboekjes, die zijn land zo hoog aanslaat.
'Maar Amsterdam is heerlijk, ' riep hij romantisch, "t Is het Venetië van het Noorden. '
Zijn samenvatting klonk een beetje folderig, maar ik knikte, blij dat we iets positiefs gevonden hadden.
'En aardige mensen allemaal, ' vervolgde hij. 'U bij voorbeeld! U zei dadelijk dat u mijn vrouw sympathiek vond, terwijl u toch zelf wel zag — nou ja, dat is toch aardig. En zo zijn alle mensen hier. Ik ben al drie dagen in Amsterdam maar iedereen is even beleefd. Ze prijzen Londen. Welzeker. En ze zijn verdomd in staat om te zeggen dat Liverpool een mooie stad is. Wat een geestelijke beschaving. '
Ik keek naar de grond als een meisje dat geprezen wordt om haar nieuwe jurk. Aangezien ik mijn woning had bereikt, stond ik stil en zocht naar een slotzin.
'Kent u dat versje van Jack Horner?' vroeg hij. "t Is een oud kinderversje, maar daar zitten de Engelsen helemaal in. Kleine Jack Horner. Hij zit in zijn hoekje. Hij eet de kerstpudding. Hij steekt z'n duim erin. Hij haalt de pruim eruit. Hij eet 'm gauw op en dan zegt hij, bij wijze van besluit: wat een goeie jongen ben ik. Zo zijn we. Kijk er de laatste eeuw wereldpolitiek maar op na. '
'Ik woon hier, ' zei ik.
'Tot ziens, ' riep de man, 'maar mijd Liverpool. '