15
Hij zou zich hebben laten arresteren, zou meegegaan zijn, dacht
Burden, zo mak als een lammetje. Nu hij er zeker van was dat ze hem
niets konden maken, was zijn zelfverzekerdheid verdwenen en stond
er paniek in zijn ogen te lezen, het laatste wat Burden van
Quadrant verwacht had.
Zijn vrouw rukte zich van hem los en ging rechtop zitten. Ze had tijdens Wexfords lange verhaal liggen snikken en haar oogleden waren opgezet. Haar tranen, misschien wel omdat huilen een zwakheid van de jeugd is, deden haar er als een meisje uitzien. Ze droeg een gele jurk van een kostbare stof die soepel als een tuniek om haar heen viel. Tot dusver had ze niets gezegd. Ze zag er nu triomfantelijk uit, ademloos van onuitgesproken woorden.
'Toen ik wist dat Doon een vrouw was,' zei Wexford, 'paste bijna alles in elkaar. Het verklaarde mevrouw Parsons' terughoudendheid, waarom ze haar man bedroog en toch ook het gevoel had dat ze hem niet bedroog, waarom Drury dacht dat ze zich voor Doon schaamde, waarom ze walgend van zichzelf de boeken wegstopte...'
En waarom mevrouw Katz., die wel wist dat Doon een vrouw was, maar niet haar naam kende, zo nieuwsgierig was, dacht Burden. Het verklaarde de brief die hem de dag tevoren zo raadselachtig was voorgekomen. Ik zie niet in waarom je bang zou zijn. Er stak toch nooit iets achter... De nicht, de vertrouwelinge, had het al die tijd geweten. Voor haar was het geen geheim, maar een feit waarvan ze zó lang op de hoogte was geweest dat ze het onnodig had gevonden de hoofdcommissaris van Colorado ervan op de hoogte te stellen. Wexford had er echter naar gevraagd en toen was het eruit gekomen, achteloos aan het eind van het gesprek. 'Wat is dat nou?' had hij tegen Wexford gezegd. 'Dacht u dat het een vent was?'
Helen Missal had zich in de schaduw teruggetrokken. De hutkoffer waarop ze zat, stond tegen de muur en de zon maakte een lichtvlek op haar blauwgroene rok, maar liet haar gezicht in de schaduw. Ze wrong haar handen in haar schoot en het raam weerspiegelde zich tienvoudig in haar glimmende nagels.
'Uw gedrag was eigenaardig, mevrouw Missal,' zei Wexford. 'Eerst loog u tegen me toen u zei dat u mevrouw Parsons niet kende. Misschien herkende u haar werkelijk niet van de foto. Met mensen als u is dat moeilijk te zeggen. U schreeuwt zo vaak moord en brand dat we alleen maar te weten kunnen komen wat er werkelijk gebeurd is, uit gesprekken van anderen of uit opmerkingen die u zich laat ontvallen.'
Ze wierp hem een woedende blik toe.
'Geef me in godsnaam een sigaret, Douglas,' zei ze.
'Ik was al tot de conclusie gekomen dat u in deze zaak geen rol van betekenis speelde,' ging Wexford verder, 'tot er vrijdagavond iets gebeurde. Ik kwam uw zitkamer binnen en zei tegen uw man dat ik zijn vrouw wilde spreken. U vond dat alleen maar vervelend, maar meneer Quadrant schrok zich dood. Hij deed toen iets heel onhandigs en daaraan kon ik zien dat hij nerveus was. Ik nam aan, toen u me vertelde dat u met hem uit geweest was, dat hij niet wilde dat wij erachter kwamen. Maar niets daarvan. Hij was zo meegaand, dat we er bijna verlegen van werden.
Dat zette me aan het denken en tenslotte besefte ik dat ik het allemaal verkeerd gezien had. Ik herinnerde me precies de woorden die ik gebruikt had en naar wie ik gekeken had... maar we zullen dat nu maar laten rusten en verder gaan.
Uw vroegere schoolhoofd herinnerde zich u, mevrouw Missal. Iedereen had gedacht dat u aan het toneel zou gaan, zei ze. En u zei hetzelfde. "Ik wilde aan het toneel," zei u. Toen loog u niet. Dat was in 1951, het jaar dat Minna Doon liet schieten voor Drury. Ik ging uit van de veronderstelling dat Doon eerzuchtig was en dat het feit dat ze van Minna gescheiden werd, die eerzucht had geknakt. Als ik een verknoeid leven zocht, hoefde ik niet verder te gaan.
Aan het eind van haar jonge-meisjesjaren was Doon van een intelligent, hartstochtelijk en hoopvol meisje een bittere, gedesillusioneerde vrouw geworden. U paste in dat beeld: uw vrolijkheid was in werkelijkheid heel broos. O zeker, u had uw avontuurtjes, maar was dat ook niet logisch? Was dat niet een manier om u te troosten omdat iets dat echt en waar was, niet uw deel kon zijn?'
Op dat ogenblik viel ze hem in de rede en riep uitdagend: 'En wat dan nog?' Ze stond op en schopte tegen een van de boeken, zodat het over de vloer zeilde en tegen de muur aan Wexfords voeten bleef liggen. 'U bent gek als u denkt dat ik Doon ben. Ik zou zulke gevoelens voor een andere vrouw nooit kunnen hebben! Ik moet er niets van hebben, dat was al zo op school. Ik heb het altijd al gezien, al die tijd...'
Wexford raapte het boek op dat ze had weggeschopt, en nam een ander uit zijn zak. Het waas over het lichtgroene suède zag eruit als stof.
'Dit was liefde,' zei hij kalm. Helen Missal zuchtte diep. 'Voor Doon was het iets moois. Minna hoefde alleen maar te luisteren en teder te zijn, alleen maar lief.' Hij keek uit het raam, alsof hij met zijn gedachten bij een vlucht vogels was die in een bladvormige formatie overvloog. 'Van Minna werd alleen maar gevraagd om met Doon uit te gaan, met haar te lunchen, rond te rijden over de wegen waar ze hadden gewandeld toen ze jong waren, te luisteren als Doon praatte over de dromen die nooit in vervulling waren gegaan. Luister,' zei hij, 'het ging zo.' Zijn vinger hield hij hij een bladzij in het midden van het boek. Hij liet het op die bladzij openvallen en begon te lezen:
Als liefde was gelijk de roos
en ik gelijk het blad,
we zouden één van leven zijn
in regen en in zonneschijn...
Fabia Quadrant maakte een beweging en begon te praten. Haar stem scheen van heel ver te komen, toen ze het couplet uit het hoofd aanvulde:
Verdriet en vreugde,
mateloos ons deel op 's levens pad.
Het waren haar eerste woorden. Haar man greep haar bij de pols, zijn vingers om de tengere botten geklemd. Als hij gedurfd had, dacht Burden, zou hij zijn hand op haar mond gelegd hebben.
Als liefde was gelijk de roos, zei ze
En ik gelijk het blad.
Ze eindigde op een hoge toon, gelijk een kind dat wachtte op het applaus dat twaalf jaar eerder had moeten komen en nu nooit meer zou komen. Wexford had geluisterd, zich met het boek ritmisch koelte toewuivend. Met zachte stem verstoorde hij haar droom en zei: 'Maar Minna luisterde niet. Het verveelde haar.' Tegen mevrouw Quadrant die zijn vers had afgemaakt, zei hij ernstig: 'Ze was Minna niet meer, weet u. Ze was een doodgewone huisvrouw, een gewezen onderwijzeres die alleen nog maar over heel prozaïsche huishoudelijke zaken kon praten.
Ik ben ervan overtuigd,' zei hij op gewone conversatietoon, 'dat u nog weet hoe drukkend het dinsdagmiddag werd. Het zal erg warm geweest zijn in de auto. Doon en Minna hadden geluncht, veel uitgebreider dan Minna hier gedaan zou hebben... Ze verveelde zich en viel in slaap.' Hij verhief zijn stem, maar zonder boosheid. 'Ik zeg niet dat ze het verdiende om toen te sterven, maar ze vroeg er wel om!'
Fabia Quadrant schudde haar mans hand van zich af en liep waardig naar Wexford, naar de enige die haar ooit begrepen had. Haar man had haar beschermd, dacht Burden, haar vrienden hadden zich teruggetrokken en degene die ze liefhad, had zich alleen maar verveeld. Een plattelandspolitieman had haar begrepen, zonder te lachen, zonder gechoqueerd te zijn.
'Ze verdiende het wel te sterven! Ze verdiende het!' Ze pakte Wexford bij de revers van zijn jas en streek erover. 'Ik hield zoveel van haar. Mag ik u ervan vertellen, omdat u het begrijpt? Ziet u, ik had alleen maar mijn brieven.' Haar gezicht stond peinzend, haar stem was zacht en onvast. 'Geen boeken om te schrijven.' Ze schudde langzaam haar hoofd, als een kind dat zich tegen een harde les verweert. 'Geen gedichten. Maar Douglas liet me mijn brieven schrijven, hè Douglas. Hij was zo bang...' Emotie welde in haar op, verspreidde zich over haar gezicht tot haar wangen gloeiden, en de hitte die door het raam naar binnen kwam, overspoelde haar. 'Er was niets om bang voor te zijn!' De woorden klonken steeds luider, het laatste woord was een kreet. 'Als ze me haar maar hadden laten liefhebben...'
'O God!' zei Quadrant, in elkaar gedoken op de hutkoffer. 'O God!'
'Haar liefhebben, haar liefhebben. Verdriet en vreugde, mateloos...' Ze viel tegen Wexford aan en drukte haar gezicht tegen zijn schouder. Hij vergat de voorschriften, sloeg zijn arm om haar heen en deed het raam dicht.
Terwijl hij haar nog steeds vasthield, zei hij tegen Burden: 'Je kunt mevrouw Missal nu meenemen. Zorg dat ze veilig thuiskomt.
Helen Missal liep met gebogen hoofd, een geknakte bloem. Ze hield haar ogen neergeslagen en Burden leidde haar door de deur naar de overloop en de warme, donkere trap af. Het was nog niet het moment ervoor, maar hij wist dat Wexford spoedig moest beginnen met: 'Fabia Qua-drant, ik moet u zeggen dat u niet verplicht bent om antwoord te geven op de tenlastelegging, en dat alles wat u zegt...'
De liefdesgeschiedenis was ten einde
en het laatste vers van het gedicht was gedeclameerd.