9
Boeken die je in een flat van iemand als
juffrouw Fowlers verwachtte, ontbraken. Burden, die van zichzelf
wist dat hij mensen moeilijk kon plaatsen, had geprobeerd niet iets
oude-vrijsterachtigs te verwachten. Maar dat trof hij wel aan. De
kamer waarin juffrouw Fowler hem binnenliet, was vol eigengemaakte
dingen. De kussenovertrekken waren met zorg geborduurd, de
amateuristische aquarellen duidelijk met geduld geschilderd, het
aardewerk grof. Het zag ernaar uit dat juffrouw Fowler het
nauwelijks over haar hart kon verkrijgen een geschenk van een
leerlinge af te slaan. Het resultaat was een druk en weinig fraai
allegaartje.
'Arme, arme Margaret,' zei ze. Burden ging zitten en juffrouw Fowler streek neer in een schommelstoel tegenover hem met haar voeten op een voetenbankje met petit point borduurwerk. 'Wat is dat allemaal verschrikkelijk. Voor haar man ook. Ik heb de lijst waar u om vroeg.' Burden keek even naar de keurig getypte lijst met namen.
'Vertelt u eens wat over haar,' zei hij.
Juffrouw Fowler lachte verlegen en beet toen op haar lip, alsof ze bedacht dat dit niet een gelegenheid was om te lachen.
'Eerlijk,' zei ze, 'ik kan me niets herinneren. Er zijn zoveel meisjes, weer u..., we vergeten ze natuurlijk niet allemaal, maar vanzelfsprekend zijn het degenen die iets bereiken, eersten van de klas worden of werkelijk belangrijke posities vinden, die wij niet vergeten. Haar klas viel niet erg op. Die was wel veelbelovend, maar er kwam niet veel uit. Ik heb haar gezien, weet u, nadat ze teruggekomen was.' 'Hier? In Kingsmarkham?'
'Het zal ongeveer een maand geleden zijn.' Ze nam een pakje sigaretten van de schoorsteenmantel, bood Burden een sigaret aan en wachtte tot hij haar vuur had gegeven.
'Ik liep in High Street,' ging ze verder. 'Het was vlak na schooltijd en ze kwam een winkel uit. Ze zei: "Goedemiddag, juffrouw Fowler." Eerlijk, ik had niet het flauwste idee wie ze was. Toen zei ze dat ze Margaret Godfrey was. Weet u, ze verwachten van je dat je ze niet vergeet.' 'Maar hoe wist u...'
'Hoe ik haar in verband bracht met mevrouw Parsons? Toen ik de foto zag. Het speet me zo dat we niet een praatje gemaakt hadden, maar ik zie altijd oud-leerlingen en ik zou u, als puntje bij paaltje komt, niet kunnen vertellen wie ze zijn of hoe oud ze zijn. Ze kunnen achttien zijn, of dertig. U weet hoe dat is, je kunt de leeftijd van mensen die jonger zijn dan jezelf, niet schatten.' Ze keek Burden aan en glimlachte. 'Maar u bent nog jong,' zei ze.
Hij keek weer naar de lijst. De namen
stonden in alfabetische volgorde. Hij las ze langzaam hardop voor
en wachtte op reacties van juffrouw Fowler.
Lyn Annesley, Joan Bertram, Clare
Clarke, Wendy Ditcham, Margaret Dolan, Margaret Godfrey, Mary
Henshaw, Jillian Ingram, Anne Kelly, Helen Laird, Marjorie Miller,
Hïlda Pensteman, Janet Probyn, Fabia Rogers, Deirdre Sachs, Diana
Stevens, Winifred Thomas, Gwen Williams, Yvonne Young.
Onder de namen had mevrouw Morpeth triomfantelijk geschreven: Clare Clarke is lerares aan de middelbare schooll!! 'Ik zou juffrouw Clarke graag eens willen spreken,' zei hij.
'Ze woont in het huis met de mooie naam "Nectarine" aan de eerste weg links van de weg naar Stowerton,' zei juffrouw Fowler.
'Fabia is een opvallende naam,' zei Burden langzaam. Juffrouw Fowler haalde haar schouders op. Ze duwde haar stijfjes gegolfde grijze haar wat op en zei: 'Niet een erg opvallend type. Eén van die veelbelovende mensen van wie ik u vertelde die het niet ver geschopt hebben. Ze woont hier ergens in de buurt. Zij en haar man zijn heel bekend in wat men, geloof ik, de betere kringen noemt. Helen Laird was er ook zo eentje. Heel knap, met veel zelfvertrouwen. Altijd in moeilijkheden. Jongens, weet u. Eerlijk waar, zó onnozel! Ik dacht dat ze aan het toneel zou gaan, maar nee, ze liet het bij trouwen. En dan natuurlijk juffrouw Clarke...'
Burden had de indruk dat ze juffrouw Clarke tot de mislukkingen had willen rekenen, maar dat loyaliteit tegenover haar staf haar daarvan weerhield. Hij ging er niet op door. Ze had hem op een ander spoor gezet.
'Wat zei u dat er met Helen Laird gebeurd is?'
'Ik weet er echt niets van. Mevrouw Morpeth zei dat ze getrouwd was met een autohandelaar. Jammer!'
Ze drukte haar sigaret uit in een kennelijk door iemand zelf gebakken asbak. Toen ze verder ging, klonk haar stem een beetje triest. 'Ze gaan weg, weet u, en we vergeten ze en dan verschijnt een jaar of vijftien later een kleine peuter in de eerste klas en je denkt: dat gezicht heb ik meer gezien! Dat klopt dan... dat van de moeder.'
Dymphna en Priscilla, dacht Burden, vrijwel zeker. Het zou niet lang meer duren of Dymphna's gezichtje, misschien met hetzelfde rode haar, zou in juffrouw Fowlers geheugen een lang vergeten snaar beroeren.
'Maar,' zei ze, alsof ze zijn gedachten las, 'er komt een einde aan alles en over twee jaar ga ik met pensioen.' Hij bedankte haar voor de lijst en ging weg. Zodra hij op het bureau was, liet Wexford hem de brief van mevrouw Katz zien.
'Alles wijst erop dat Doon de moordenaar is,' zei Burden, 'wie dat dan ook is. Wat doen we nu? Wachten tot we iets uit Colorado horen?'
'Nee, Mike, we moeten opschieten. Het is duidelijk dat mevrouw Katz niet weet wie Doon is, en op zijn hoogst kunnen we hopen van haar iets over de achtergrond te horen en de laatste brief te krijgen die mevrouw Parsons haar voor haar dood heeft geschreven. Doon is waarschijnlijk een vriendje van mevrouw Parsons uit de tijd dat ze hier op school was. Laten we hopen dat ze er niet te veel heeft gehad.'
'Dat heb ik me afgevraagd,' zei Burden, 'omdat eerlijk -zoals juffrouw Fowler zou zeggen - die opdrachten in Minna's boeken geen jongenswerk lijken, tenzij het een vroegrijpe jongen is geweest. Ze zijn te verfijnd, te mooi. Doon zou weleens een oudere man kunnen zijn, die belangstelling voor haar kreeg.'
'Daar heb ik ook aan gedacht,' zei Wexford, 'en ik heb eens nagegaan wie Prewett en zijn mannen eigenlijk zijn. Prewett heeft die boerderij in 1949 gekocht, toen hij achtentwintig was. Hij is een ontwikkeld iemand en best in staat om zulke opdrachten te schrijven, maar hij was dinsdag in Londen. Daar is geen twijfel aan, tenzij hij met twee dokters, een uitmuntend hartspecialist, een hoofdzuster, God weet hoeveel verpleegsters en zijn eigen vrouw onder één hoedje speelt.
Draycott woont nog maar twee jaar in deze streek en hij is van 1947 tot 1953 in Australië geweest. Bysouth kan amper zijn eigen naam schrijven, laat staan geschikte stukjes poëzie opsnorren om naar een aanbedene te sturen, en hetzelfde geldt voor Traynor. Edwards was in 1950 en 1951 in militaire dienst, en Dorothy Sweeting kan onmogelijk weten wat er zich twaalf jaar geleden in Minna's liefdesleven heeft afgespeeld. Ze was toen pas zeven.'
'Dan ziet het ernaar uit dat we het aan de hand van de lijst moeten zien uit te vissen,' zei Burden. 'Ik denk dat u er wel belangstelling voor zal hebben als u een paar van de namen ziet.'
Wexford nam de lijst aan en toen hij bij Helen Laird en Fabia Rogers kwam, vloekte hij hartgrondig. Burden had er met potlood Missal en Quadrant bijgeschreven, met achter beide achternamen een vraagteken.
'Iemand probeert pienter te zijn,' zei Wexford, 'en dat pik ik niet. Rogers. Haar ouders zijn de oude Rogers en zijn vrouw in Pomfret Hall. Ze zijn schatrijk. Allemaal in de verf verdiend. Er was voor haar geen aanleiding ons te vertellen dat ze mevrouw Parsons kende. Toen we met Dougie praatten, scheen het nog niet belangrijk te zijn wie die Doon was. Maar mevrouw Missal... mevrouw Parsons niet kennen, jawel, en ze hebben bij elkaar in de klas gezeten!'
Hij was rood aangelopen van woede. Burden wist hoe hij 't land eraan had als er een loopje met hem genomen werd.
'Ik wou dat bioscoopkaartje al vergeten, Mike, maar nu weet ik het niet zo zeker. Ik ga mevrouw Missal toch maar weer eens aan de tand voelen.' Hij wees op de lijst. 'Terwijl ik weg ben, kun jij beginnen met deze vrouwen te benaderen.'
'Dat het nou net een meisjesschool moest zijn,' mopperde Burden. 'Vrouwen veranderen hun naam, mannen niet.'
'Niets aan te doen,' zei Wexford bits. 'Meneer Griswold is sinds het gerechtelijk onderzoek al twee keer aan de lijn geweest om me aan de jas te trekken.' Griswold was de korpschef. Burden begreep wat Wexford bedoelde.
'Je kent hem, Mike. Als het maar even moeilijk dreigt te worden, roept hij al om Scotland Yard,' zei Wexford, en hij liep weg, Burden achterlatend met de lijst en de brief.
Voordat hij aan zijn vrouwenjacht begon, las Burden de brief nog eens. Die verbaasde hem, omdat die een kant van mevrouw Parsons' karakter onthulde die hij niet vermoed had. Ze bleek veel minder onschuldig te zijn dan iedereen gedacht had.
...Maar als contact met Doon autotochtjes en een paar gratis maaltijden betekent, zou ik maar niet al te veel gewetensbezwaren hebben... had mevrouw Katz geschreven. Maar tegelijkertijd wist ze niet wie Doon was. Mevrouw Parsons was eigenaardig terughoudend geweest, en het was een raadsel waarom ze de identiteit van een vriend geheim had gehouden voor een nichtje, dat ook een intieme vriendin was geweest.
Een vreemde vrouw, dacht Burden, en een vreemde vriend. Het was een raar soort verhouding geweest die ze met die Doon gehad had, zei hij bij zichzelf. Mevrouw Katz zegt, Maar ik zie niet in waarom je bang voor Doon zou moeten zijn, en verderop, Er stak toch nooit iets achter? Wat bedoelde ze daarmee? Mevrouw Parsons was wel bang. Waarvoor? Seksuele avances? Mevrouw Katz zegt dat ze altijd al achterdochtig was. Nogal glad, overwoog hij. Elke deugdzame vrouw zou bang zijn en een man die veel aandacht aan haar besteedde, met argwaan bekijken. Maar tegelijkertijd had er nooit iets achter gestoken. Mevrouw Parsons moest niet al te veel gewetensbezwaren hebben.
Burden tastte in het duister. De brief was, evenals de geadresseerde, een raadsel. 'Toen hij hem neerlegde en de telefoon pakte, was hij maar van twee dingen zeker: Doon had geen avances gemaakt; hij had iets anders gewild, iets dat mevrouw Parsons bang gemaakt had, maar dat zo onschadelijk was in de ogen van haar nicht, dat het overdreven achterdochtig zou zijn om er gewetensbezwaren over te hebben. Hij schudde zijn hoofd, van zijn stuk gebracht door het ingewikkelde raadsel, en begon een nummer te draaien.
Eerst probeerde hij Bertram, omdat er geen Annesley in de gids stond en trouwens ook geen Pensteman en geen Sachs. Maar de Bertram die de hoorn opnam, zei dat hij over de tachtig was en ongetrouwd. Vervolgens belde hij het nummer van de enige Ditcham die hij kon vinden, maar al bleef hij onwijs lang naar het overgaan van de telefoon luisteren, er werd niet opgenomen.
Het nummer van mevrouw Dolan was in gesprek. Hij wachtte vijf minuten en probeerde het nog eens. Deze keer gaf ze antwoord. Ja, ze was Margaret Dolans moeder, maar Margaret was nu Mevrouw Heath en woonde in Edinburgh. In ieder geval had Margaret nooit iemand mee naar huis genomen die Godfrey heette. Haar speciale vriendinnen waren Janet Probyn en Deirdre Sachs geweest, en mevrouw Dolan herinnerde zich die drie als een trio, dat zich met niemand bemoeide.
De moeder van Mary Henshaw was overleden. Burden sprak met haar vader. Zijn dochter was nog in Kingsmarkham. Getrouwd? vroeg Burden. Henshaw brulde van het lachen terwijl Burden, zo geduldig als hij kon, wachtte. Henshaw herstelde zich en zei dat zij dochter inderdaad getrouwd was. Ze heette mevrouw Hedley en lag in het streekziekenhuis.
'Ik zou haar graag willen spreken,' zei Burden.
'Dat kan niet,' zei Henshaw jolig. 'Tenzij u een witte jas aantrekt. Ze verwacht een baby, haar vierde. Ik dacht dat u het ziekenhuis was met het blijde nieuws.'
Via Mevrouw Ingram werd hij verwezen naar Jillian Ingram, nu Mevrouw Bloomfield. Maar die wist niets van Margaret Parsons, behalve dat ze er op school leuk had uitgezien en preuts was geweest, dol op lezen, nogal verlegen.
'Er leuk uitgezien, zei u?'
'Ja, ze was leuk om te zien, op een bepaalde manier aantrekkelijk. O, ik weet het, ik heb de kranten gelezen. Iemands uiterlijk hoeft niet altijd hetzelfde te blijven, weet u.
Burden wist het, maar was toch verbaasd.
Anne Kelly was naar Australië gegaan, Marjorie Miller...
'Mijn dochter is bij een auto-ongeluk om het leven gekomen,' zei een schorre stem vol opgerakeld verdriet. 'Ik had gedacht dat de politie dat wel zou weten.' Burden zuchtte. Pensteman, Probyn, Rogers, Sachs... Daar hoefde hij zich verder niet druk over te maken. Alleen in de plaatselijke telefoongids al vond hij zesentwintig maal Stevens, veertig maal Thomas, tweeënvijftig maal Williams, twaalf maal Young.
Het zou het grootste deel van de
middag en avond kosten die allemaal na te gaan. Misschien kon Clare
Clarke hem helpen. Hij deed het telefoonboek dicht en ging op weg
naar huize Nectarine.
De tuindeuren stonden open toen Inge Wolff Wexford binnenliet in de hal en hij hoorde het gekrijs van kibbelende kinderen. Hij volgde haar over het grasveld en zag eerst alleen maar de twee kleine meisjes: het oudste het evenbeeld in miniatuur van haar moeder, met heldere ogen, rood haar; het jongste dik en blond, met een gezicht vol sproeten. Ze vochten om het bezit van een schommelbootje, een rood-met-geel kermisding met een konijn als boegbeeld.
Inge rende naar hen toe en riep: 'Zijn jullie nou kleine meisjes of ruwe jongens? Hier is iemand van de politie die jullie komt opsluiten!'
Maar de kinderen klemden zich alleen nog maar steviger aan de touwen van het bootje vast en Dymphna, die rechtop stond, begon haar zusje in de rug te schoppen. 'Als hij van de politie is,' vroeg ze, 'waar is dan zijn uniform?'
Er lachte iemand en Wexford draaide zich met een ruk om. Helen Missal lag in een hangmat russen een moerbeiboom en de muur van een tuinhuisje, en dronk thee. Eerst kon hij alleen maar haar gezicht zien en een honingkleurige arm, die over de rand van het canvas bungelde. Toen zag hij, dichterbij komend, dat ze aan het zonnebaden was, en alleen een bikini aanhad, een sneeuwwitte acht en driehoek die afstaken tegen haar goudbruine huid. Wexford geneerde zich en dat wakkerde zijn woede aan.
'Niet nog eens!' zei ze. 'Nu weet ik hoe een vos zich voelt. Hij vindt het niet leuk.'
Missal was nergens te bekennen, maar achter een donkergroene haag kon Wexford het gebrom van een elektrische maaimachine horen.
'Kunnen we naar binnen gaan, mevrouw Missal?'
Ze aarzelde even. Wexford dacht dat ze luisterde, misschien naar de geluiden aan de andere kant van de heg. Het lawaai van de grasmaaier hield op, en net toen het leek of ze haar adem inhield, begon hij weer. Ze slingerde haar benen over de rand van de hangmat en hij zag dat ze om haar linkerenkel een dun gouden kettinkje had.
'Ik denk het wel,' zei ze. 'Ik heb geen keus, hè?'
Ze ging hem voor door de open deuren, door de koele eetkamer waar Quadrant naar de wijn had staan kijken, naar de kamer met de rododendrons. Ze ging zitten en zei: 'Wat is er nu weer?'
Er zat iets ongegeneerds en tegelijk iets boosaardigs in de manier waarop ze haar naaktheid tegen de roze met groene chintz vleide. Wexford wendde zijn ogen af. Ze was in haar eigen huis en hij kon haar moeilijk zeggen dat ze wat kleren moest aantrekken. In plaats daarvan haalde hij de foto uit zijn zak en hield die haar voor.
'Waarom hebt u tegen me gezegd dat u die vrouw niet kende?'
De angst verdween uit haar ogen, die oplichtten van verbazing.
'Ik kende haar niet.'
'U bent met haar op school geweest, mevrouw Missal.' Ze rukte de foto uit zijn hand en staarde ernaar.
'Dat ben ik niet.' Haar haar viel over haar koperkleurige schouders. 'Tenminste, ik geloof van niet. Ik bedoel, ze was jaren ouder dan ik, naar dat fotootje te oordelen. Ze zat misschien in de zesde, toen ik in de eerste klas zat. Ik zou het niet weten.'
Wexford zei streng: 'Mevrouw Parsons was dertig, net zo oud als u. Haar meisjesnaam was Godfrey.'
'Ik vind dat "meisjesnaam" komisch. Het is zo n barmhartige - manier van uitdrukken, nietwaar? Goed dan, inspecteur, ik herinner het me nu. Maar ze is ouder geworden, ze is anders...' Plotseling glimlachte ze, een glimlach van verrukte triomf, en Wexford verbaasde zich erover dat deze vrouw net zo oud was als het zielige dode vrouwtje dat ze in het bos hadden gevonden.
'Het is heel ongelukkig dat u zich dat donderdagavond niet kon herinneren, mevrouw Missal. U hebt uzelf erg verdacht gemaakt, ten eerste door bewust te liegen tegen adjudant Burden en mij, en ten tweede door belangrijke feiten achter te houden. Quadrant zal kunnen bevestigen dat ik geheel in mijn recht sta als ik u ervan beschuldig medeplichtig te zijn...'
Helen Missal viel hem nors in de rede. 'Waarom kiest u mij uit? Fabia heeft haar ook gekend, en... O, massa's en massa's andere mensen.'
'Ik vraag het u,' zei hij. 'Vertelt u eens wat over haar.'
'Als ik dat doe,' zei ze, 'belooft u me dan dat u daarna weggaat en niet terugkomt?'
'Vertel me alleen maar de waarheid, mevrouw Missal, en ik zal graag weggaan. Ik heb het heel druk.
Ze sloeg haar benen over elkaar en streek over haar knieën. Helen Missals knieën leken op die van een klein meisje, een klein meisje dat nog nooit in een boom geklommen is of een bad heeft overgeslagen.
'Ik vond het niet leuk op school,' zei ze vertrouwelijk. 'Het legde je zo beperkingen op, als u begrijpt wat ik bedoel. Ik smeekte mijn vader gewoon om mij er na het eerste kwartaal van de zesde af te halen...'
'Margaret Godfrey, mevrouw Missal.'
'O ja, Margaret Godfrey. Nou, ze was een nul. Ze was een van die randfiguren, niet erg intelligent of knap of zoiets.' Ze keek nog eens naar de foto. 'Margaret Godfrey. Weet u, ik kan het nauwelijks geloven. Ik zou gezegd hebben dat zij wel het laatste meisje was dat zich zou laten vermoorden.'
'En wie zou het eerste zijn, mevrouw Missal?'
'Nou, zo een als ik,' zei ze en ze giechelde.
'Met wie was ze bevriend, met wie ging ze om?'
'Laat ik eens denken. Anne Kelly en een teer sproetig krengetje dat Bertram heette en Diana Zusenzo...'
'Dat moet Diana Stevens zijn.'
'Mijn God, u weet alles, hè?'
'Ik bedoelde overigens vriendjes.'
'Dat zou ik niet weten. Ik had het daar zelf nogal druk mee.' Ze keek hem aan, met uitdagend vooruitgestoken kin, en Wexford vroeg zich voor het eerst met iets van medelijden af of haar zedigheid zou toenemen naarmate haar schoonheid afnam tot ze, op leeftijd gekomen, grotesk zou worden.
'Anne Kelly,' zei hij. 'Diana
Stevens, een meisje dat Bertram heette. En Clare Clarke, en mevrouw
Quadrant? Zouden die zich iets herinneren?'
Ze had gezegd dat ze het land had aan school, maar toen ze begon te praten, was haar stem zachter dan anders en de uitdrukking op haar gezicht vriendelijker. Voor een ogenblik vergat hij zijn woede, haar leugens, de uitdagende bikini, en luisterde.
'Het is grappig,' zei ze, 'maar door aan die namen te denken, herinner ik het me min of meer. We zaten altijd in een soort tuin, een wilde oude boel. Fabia en ik en een meisje dat Glarke heette - ik zie haar hier weleens in de buurt - en Jill Ingram en dat meisje Kelly en - en Margaret Godfrey. We werden geacht te werken, maar we voerden niet veel uit. We praatten altijd over... Och, ik weet niet...'
'Over uw vriendjes, mevrouw Missal?' Zodra hij de woorden had uitgesproken, wist Wexford dat hij fout zat.
'O nee,' zei ze scherp, 'u hebt het mis. Niet toen, niet in die tuin. Het was een woestenij, een oude vijver, struiken, een bank. We praatten over... nou, over onze dromen. Wat we wilden gaan doen, wat we van ons leven gingen maken.' Ze zweeg en Wexford zag het plotseling voor zich, een verwilderde groene tuin, de meisjes met hun boeken, en in gedachten hoorde hij hun gelach, hun stokkende adem, duizelig als ze waren van alles wat komen ging. Toen schrok hij bijna van de verandering in haar stem. Woedend fluisterde ze, alsof ze vergeten was dat hij daar zat: 'Ik wilde aan het toneel! Maar ik mocht niet van mijn vader en moeder. Ze hielden me thuis en het ging allemaal voorbij. Ik verdween als het ware in het niets.' Ze gooide haar haar naar achteren en streek met de toppen van twee vingers de rimpels glad die tussen haar wenkbrauwen waren verschenen. 'Ik ontmoette Pete,' zei ze, 'en we trouwden.'
Ze trok haar neus op. 'Mijn levensgeschiedenis.'
'Men kan niet alles hebben,' zei Wexford.
'Nee,' zei ze, 'ik was niet de enige...'
Ze aarzelde en Wexford hield de adem in. Hij was er instinctief van overtuigd dat hij iets van betekenis zou gaan horen, iets dat de hele zaak zou oplossen zodat hij hem opgelost en wel aan Griswold kon overdragen. De groene ogen werden groter en begonnen te stralen; toen verdween de gloed en werden ze bijna donker. In de hal klonk het geluid van rubberzolen op een dik tapijt. Helen Missal werd lijkbleek.
'O God!' zei ze. 'Vraagt u me alstublieft niet naar het bioscoopkaartje. Alstublieft niet!'
Wexford vloekte inwendig toen de deur openging en Missal binnenkwam. Hij transpireerde hevig. Hij keek naar zijn vrouw met een vreemde mengeling van boosheid en begeerte in zijn ogen.
'Trek iets aan,' schreeuwde hij. 'Vooruit, trek wat kleren aan.'
Ze stond onhandig op en Wexford had even het visioen dat de woorden van haar man over haar lichaam geschreven waren, als een obsceen krabbeltje op de foto van een pin-up girl.
'Ik was aan het zonnebaden,' zei ze.
Missal draaide zich naar Wexford om.
'Zeker even komen gluren, hè?' Zijn gezicht was donkerrood van inspanning en jaloezie.
Wexford wilde boos worden, even woedend als de andere man, maar hij kon slechts medelijden opbrengen.
Het enige dat hij zei, was: 'Uw vrouw heeft me goed geholpen.'
'Dat zal wel.' Missal hield de deur open en duwde haar er bijna door. 'Ze is zeker erg vriendelijk geweest, hè? Dat is haar sterkste punt, lief zijn voor iedereen.' Hij voelde aan zijn natte overhemd alsof hij een afkeer van zijn eigen lichaam had. 'Vooruit,' zei hij, 'begin nu maar met mij. Wat hebt u dinsdagmiddag in Kingsmarkham gedaan, meneer Missal? De naam van de klant, meneer Missal. Nou, toe dan. Wilt u het niet weten?'
Wexford stond op en liep een paar passen naar de deur. De volle bloesems, roze, donkerbruin en wit, streken langs zijn benen. Missal stond hem aan te staren als een hond die te veel eten en te weinig beweging krijgt, en die ernaar snakt het eens lekker op een janken te zetten.
'Wilt u het niet weten? Niemand heeft me gezien. Ik was die vrouw misschien wel aan het wurgen. Wilt u niet weten wat ik deed? Echt niet?' Wexford keek hem niet aan. 'Ik weet wat u gedaan hebt,' zei hij. 'U hebt het me daarnet zelf verteld, in deze kamer.' Hij opende de deur. 'Zij het niet met zoveel woorden.'
Het huis van Douglas Quadrant was veel groter en veel minder mooi om te zien dan dat van de Missals. Het stond op een hoogte op een met struikgewas begroeid terrein, een meter of vijftien van de weg af Een enorme ceder verzachtte enigermate het strenge aanzien, maar toen hij halverwege het toegangspad was, herinnerde Wexford zich soortgelijke huizen die hij in het noorden van Schotland had gezien, gebouwd van graniet, met iets gotisch en met op elke hoek torentjes met spitse daken.
Er was iets vreemds aan de tuin, en het duurde een paar minuten voor het tot hem doordrong wat dat vreemde was. De gazons waren prachtig, de struiken van het gebruikelijke soort, maar over het geheel hing iets triests. Er waren geen bloemen. Douglas Quadrants tuin leek op een landschap van Monet, met grijs en bruin en veel schakeringen groen.
Na de blauwe lelies van mevrouw Missal, de echte en de namaakrododendrons in haar zitkamer, had deze statige somberheid rustgevend moeten zijn. In plaats daarvan was die afschuwelijk deprimerend. Er konden ongetwijfeld geen bloemen bloeien omdat er geen geplant waren, maar het leek of het kwam omdat de grond onvruchtbaar was of de atmosfeer te guur.
Wexford beklom de lage, brede trap onder de nietsziende ogen van ramen met olijfgroene en donkerrode en duif-grijze gordijnen, en drukte op de bel. De deur werd geopend door een vrouw van een jaar of zeventig, die tot zijn verbazing gekleed was in een bruine jurk met een beige kapje en een beige schort. Ze was, dacht Wexford, wat eens 'een trouwe ziel' genoemd werd. Hier zouden, daarvan was hij overtuigd, geen wufte blondjes zijn.
Zij op haar beurt keek alsof ze hem 'een persoon' zou willen noemen, iemand die niet veel meer was dan een leverancier, die beter had moeten weten dan aan de voordeur te komen. Hij vroeg naar mevrouw Quadrant en gaf zijn kaartje.
'Mevrouw is aan het theedrinken,' zei ze, niet onder de indruk van Wexfords omvang, zijn optreden alsof hij het recht in persoon was. 'Ik zal eens kijken of ze u kan ontvangen.'
'Zegt u alleen maar dat inspecteur Wexford haar graag even zou willen spreken.' Aangestoken door de sfeer, voegde hij eraan toe: 'Als u zo vriendelijk wilt zijn.'
Hij stapte over de drempel de hal in. Die was zo groot als een ruime kamer en werd, nogal verrassend, niet kleiner door de wandtapijten met jachttaferelen die op ramen gezet tegen de muren hingen. Ook hier was weinig kleur, maar die ontbrak niet geheel. In de jassen van de jagers en de palfreniers op hun paarden ontdekte Wexford de glans van dof goud, diep wijnrood en een spoortje heraldiek donkerrood.
De oude vrouw keek hem uitdagend aan, alsof ze bereid was de degens met hem te kruisen, maar toen Wexford de voordeur stevig achter zich dichtdeed, riep iemand: 'Wie is daar, Nanny?'
Hij herkende mevrouw Quadrants stem en herinnerde zich hoe ze de avond tevoren had geglimlacht om Missals grove grap.
Nanny was net even eerder dan hij bij de dubbele deuren. Ze opende ze op een manier die hij alleen in films gezien had.
Douglas en Fabia Quadrant zaten elk aan de kant van een lage tafel met een kanten kleed erop. De thee was blijkbaar net binnengebracht, want het boek dat mevrouw Quadrant aan het lezen was, lag open op de leuning van haar stoel. Het zachte oude zilver van de theepot, het roomkannetje en de suikerpot was zo glanzend gepoetst dat haar lange handen erin weerspiegeld werden, tegen de achtergrond van de sombere kleuren in de kamer. Het was veertig jaar geleden dat Wexford een koperen ketel had gezien waarin het water zachtjes stond te koken op een spiritusvlam.
Quadrant at boterhammetjes, gewone boterhammetjes met alleen boter, maar zonder korstjes en flinterdun.
'Dit is een onverwacht genoegen,' zei hij opstaand. Deze keer gebeurden er geen ongelukjes met sigaretten. Hij zette zijn kopje bijna gracieus op tafel en wees met een armzwaai Wexford een stoel aan.
'U kent mijn vrouw natuurlijk.' Het was net een kat, dacht Wexford, een lenige, onafhankelijke kater die overdag zat te spinnen en 's nachts de hort op ging. En dan deze kamer, het zilver, het porselein, de lange wijnrode gordijnen als tot fluweel geworden bloed! En tussen dat alles zat mevrouw Quadrant, met donker haar, elegant in het zwart, haar kater vet te mesten. Maar als de lampen aangingen, sloop hij weg om zich in het naderende duister onder de struiken te amuseren.
' Thee, inspecteur?' Ze schonk wat water in de pot.
'Nee, dank u.' Ze had het een eind geschopt, dacht Wexford, sinds de dagen in de verwilderde tuin, maar misschien was zelfs toen haar gymnastiekpakje al duurder geweest en haar haar vakkundiger geknipt dan van de andere meisjes. Ze is mooi, dacht hij, maar ze ziet er oud uit, veel ouder dan Helen Missal. Geen kinderen, een massa geld, de hele dag niets anders te doen dan een zwerfkat vet te mesten. Zou ze zijn ontrouw erg vinden, wist ze er eigenlijk wel van? Wexford vroeg zich nieuwsgierig af of de jaloezie die Missal rood had doen worden, Quadrants vrouw bleek en oud had gemaakt.
'En wat kan ik voor u doen?' vroeg Quadrant. 'Ik verwachtte vanmorgen half en half een bezoek. Uit de kranten heb ik begrepen dat u niet erg veel vorderingen maakt.' En hij voegde, zich aan de zijde van het recht scharend, eraan toe: 'Een lastige zaak deze keer, zie ik dat goed?'
'We zullen er wel uitkomen,' zei Wexford moeilijk. 'Eigenlijk wilde ik graag uw vrouw even spreken.'
'Mij?' Fabia Quadrant voelde even aan een van haar platina oorbellen en het viel Wexford op dat haar polsen dun waren en haar armen al slappe spieren hadden als van een veel oudere vrouw. 'O juist. Omdat ik Margaret heb gekend, bedoelt u. We zijn nooit erg intiem geweest, inspecteur. Er zijn vast tientallen meisjes die u meer over haar kunnen vertellen dan ik.'
Mogelijk, dacht Wexford, als ik maar wist waar ik die kon vinden.
'Ik had haar niet meer gezien nadat haar familie uit Flagford vertrokken was. Maar een paar weken geleden kwamen we elkaar in High Street tegen en toen hebben we samen een kopje koffie gedronken. We kwamen tot de ontdekking dat we onze eigen weg waren gegaan en - nou ja!'
En dat, zei Wexford bij zichzelf, en hij vergeleek Tabard Road met het huis waarin hij zich bevond, was wat zwakjes uitgedrukt. Heel even legde hij zijn indrukken in een serie beelden vast, zoals hij altijd deed, en zag de ontmoeting vóór zich: mevrouw Quadrant met haar ringen, haar zeer verzorgde sluike haar, en Margaret Parsons, lomp en onhandig met haar vestje en haar sandalen, die zo lekker hadden gezeten tot ze haar vroegere klasgenote tegenkwam. Wat hadden ze gemeen, waar hadden ze over gepraat?
'Waar had ze het over, mevrouw Quadrant?'
'Och, over de verandering in de stad, over mensen die we gekend hebben, dat soort dingen.' De gouvernante en de slotvrouwe. Wexford zuchtte inwendig. 'Hebt u ooit een zekere Anne Ives ontmoet?'
'Bedoelt u Margarets nichtje? Nee, die heb ik nooit ontmoet. Ze zat niet bij ons op school. Ze was typiste of kantoorbediende of zoiets.'
Weer een van het vulgus, dacht Wexford, de verachte meerderheid, de onderste vijfenzeventig procent. Quadrant zat te luisteren en met een van zijn elegante benen wat heen en weer te zwaaien. Zijn vrouws minzaamheid scheen hem te amuseren. Hij dronk zijn thee op, verfrommelde zijn servet en stak een sigaret op. Wexford zag dat hij een luciferdoosje uit zijn zak nam en een lucifer aanstak. Lucifers! Dat was vreemd. Het zou voor de hand hebben gelegen dat Quadrant een aansteker had gebruikt, een van die tafelaanstekers die wel een theepot lijken, dacht Wexford, en zijn fantasie sloeg meteen op hol. Er had naast mevrouw Par-sons' lijk een half afgebrande lucifer gelegen 'En nu Margaret Godfreys vriendjes, mevrouw Quadrant. Kunt u zich er soms één herinneren?'
Hij boog zich voorover in een poging om haar duidelijk te maken hoe belangrijk zijn vraag was. Er kwam even een boosaardige blik in haar ogen, misschien alleen maar vanwege de herinnering, een blik die even snel weer verdween. Quadrant zuchtte diep.
'Er was inderdaad een jongen,' zei ze.
'Probeert u het zich te herinneren, mevrouw Quadrant.'
'Ik móét het me herinneren,' zei ze, en Wexford was ervan overtuigd dat ze alleen maar terwille van het effect treuzelde. 'Het leek op een schouwburg, een schouwburg in Londen.'
'Palladium, Globe, Haymarket?' Quadrant amuseerde zich nogal. 'Prins van Wales?'
Fabia Quadrant giechelde zachtjes. Het een onaangenaam lachje, vriendelijk tegenover haar man, vagelijk vijandig tegenover de inspecteur. Ondanks zijn ontrouw hadden Quadrant en zijn vrouw iets sterkers gemeen, veronderstelde Wexford, dan het gangbare echtelijke vertrouwen.
'Ik weet het, hij heette Drury. Dudley Drury. Hij woonde vroeger in Flagford.'
'Dank u, mevrouw Quadrant. Ik bedacht net dat uw man haar misschien gekend had.'
'Ik?' Hij sprak het eenlettergrepige woord uit met een stem die bijna hysterisch van ongeloof was. Toen begon hij te schudden van het lachen. Het was een geluidloze, wrede vreugde, die een boze wind door de kamer scheen te blazen.
Hij maakte geen geluid, maar Wexford voelde de hoon die zich een weg baande uit de lachende man, hoon en verachting en toorn, die een van de doodzonden is. 'Ik haar kennen? Op die manier? Ik verzeker u, mijn waarde inspecteur, dat ik haar zeer beslist niet gekend heb!'
Vol walging keerde Wexford zich van hem af. Mevrouw Ouadrant keek in haar schoot. Het leek wel of ze zich beschaamd in zichzelf teruggetrokken had.
'Weet u soms ook of ze die Drury weleens Doon noemde?' vroeg Wexford. Verbeeldde hij het zich, of was het werkelijk zo dat Quadrants gelach op dat moment ophield alsof er een kraan werd dichtgedraaid?
'Doon?' zei zijn vrouw. 'O, nee, ik heb haar nooit iemand Doon horen noemen.'
Ze stond niet op toen Wexford aanstalten maakte om weg te gaan, maar knikte hem toe ten teken dat het onderhoud afgelopen was en pakte het boek waarin ze had zitten lezen. Quadrant liet hem vlug uit en deed de deur al dicht voor hij op de onderste tree van de trap was, alsof hij met borstels gevent of de meterstand opgenomen had. Dougie Q...! Als er ooit een vent was die de ene vrouw kon wurgen, om dan met de andere op een tiental meters afstand te gaan vrijen... Maar waarom? In gedachten verzonken liep hij Kingsbrook Road af, stak de straat over en zou zonder iets te zien Helen Missals garage voorbijgelopen zijn, als niet iemand hem had geroepen.
'Bent u bij Douglas geweest?' Haar stem klonk somber, maar ze was wat opgewekter dan de laatste keer dat hij haar gezien had. De bikini was verwisseld voor een bedrukte zijden japon, en ze droeg schoenen met hoge hakken en een grote hoed.
De vraag was beneden Wexfords waardigheid.
'Mevrouw Quadrant kon onze gegevens wat aanvullen,' zei hij.
'Kon Fabia dat? Dat verbaast me. Ze weet anders heel goed te zwijgen. Wel zo goed met een man als Douglas.'
Haar gezicht was even een en al sensualiteit. 'Hij is geweldig, hè? Ik vind hem fantastisch.' Ze beheerste zich en streek met haar hand over haar gezicht. Toen ze haar hand weer liet zakken, zag Wexford dat de begeerte weggevaagd was. 'Mijn hemel,' zei ze, nu weer opgewekt en uitbundig, 'sommige mensen weten niet hoe goed ze af zijn!' Ze deed de garagedeur van het slot, opende de kofferruimte van de rode Renault en haalde er een paar schoenen met platte hakken uit.
'Ik kreeg de indruk dat u me nog iets wilde vertellen,' zei Wexford. Hij zweeg even. 'Toen uw man ons in de rede viel.'
'Misschien wel, misschien niet. Ik geloof niet dat ik het nu alsnog zal doen.' Ze had van schoenen verwisseld, liep dansend naar de auto en opende met een zwaai het portier. 'Naar de bioscoop?' vroeg Wexford. Ze sloeg het portier dicht en draaide het contactsleuteltje om.
'Barst!' hoorde Wexford haar boven
het gedaver van de motor uit roepen.