Bobbie Gaynes kwam The Big Joke binnen en ging bij Chuck Abrams en Doc Dixon aan een tafeltje naast de bescheiden dansvloer zitten. Ze bestelde een drankje bij de serveerster en wuifde naar Lou Boldt, die aan de vleugel zat en terug knikte. Van achter de toetsen, tegen het felle licht in kijkend, kon Boldt haar gezicht niet zien, alleen de kaarsen op alle tafels, de gele gloed daarvan, en de mensen zonder gezichten die erachter zaten. Het geroezemoes kwam bijna boven de muziek uit. Het was niet bepaald een club waar aandachtig naar de muziek werd geluisterd. Wat dat betreft, was het muziekvak in de afgelopen vijftien jaar niet veel veranderd.
Hij had niets gezien van de heliumballonnen die Bobbie mee naar binnen had genomen. Tussen twee nummers door liep ze met die ballonnen over de lege dansvloer naar hem toe om ze aan de vleugel vast te maken. Ze bukte zich en kuste hem op zijn wang. 'Gefeliciteerd met je verjaardag, Lou. Ik heb je gemist.'
Hij speelde twee maten van 'Happy Birthday' en knipoogde naar haar. Ze ging weer bij de anderen zitten. Hij moest nog twee nummers spelen. Toen hij Elizabeth met een stralend gezicht en een cadeautje onder haar arm zag binnenkomen, wist hij dat het een samenzwering was. Zijn hoop dat zijn veertigste verjaardag ongemerkt voorbij kon gaan, was ijdel gebleken. Hij speelde 'All the Things You Are' en 'Somewhere Over the Rainbow' voor Elizabeth en voelde een brok in zijn keel toen ze onder het tweede refrein van 'Rainbow' glimlachend naar hem keek. Waren die laatste paar weken er wel geweest? Je creëert het allemaal zelf, dacht hij.
Het publiek was niet groot, maar wel stimulerend. Toen Boldt over de dansvloer naar de tafel van zijn vrienden liep, kwam Stevie Wonder uit de luidsprekers van de club.
'Het is morgen pas,' klaagde hij. Hij zag dat Abrams en Dixon ook cadeautjes voor hem hadden.
'Morgen speel je niet,' zei Dixon.
Hij gaf beide mannen een hand, ging naast Elizabeth zitten en kuste haar op de wang.
'Moetje die tortelduifjes eens zien,' zei Abrams.
Boldt kneep onder de tafel, waar niemand het kon zien, in haar hand. Ze kneep terug.
'Lang geleden,' zei hij tegen Bobbie.
Ze knikte.
'Hoe voel je je?'
'Niets fysieks.' Ze haalde haar schouders op. 'Nog een beetje angstig, denk ik.'
'Wie zou dat niet zijn?' zei Elizabeth.
'Nou en of,' beaamde Doc Dixon. 'Je komt er wel overheen,' zei hij vaderlijk.
Ze grinnikte en werd weer serieus. 'Het is niet die aanval van Lange. Het is Lange helemaal niet.' Ze keek hen een voor een aan. 'Het is James ... James Royce. Ik ben met hem uit geweest. Twéé keer. En hij was volkomen normaal. Hoffelijk, charmant, aantrekkelijk, intelligent. En dan te bedenken wat hij deed...' Er trok een waas voor haar ogen. 'Begrijp je? Daar heb ik het nog steeds moeilijk mee.'
Dixon streelde haar rug. 'We hebben het er allemaal moeilijk mee, Bobbie. Ik heb maandenlang met hem samengewerkt.' Hij schudde zijn hoofd.
'Ik had het kunnen zijn,' zei Bobbie. 'Ik had de volgende kunnen zijn. Ik heb waarschijnlijk mijn leven aan je te danken, Lou.'
'Onzin. Hij zou nooit zoiets hebben geprobeerd. Hij wilde alleen maar horen hoe het met het onderzoek ging. En daar kwam nog bij dat hij het natuurlijk prettig vond om met een mooie vrouw uit te gaan.'
'Dank je,' zei ze.
'Nou,' zei Doc Dixon enthousiast, 'hoe voelt het om veertig te zijn?'
'Vertel jij me dat maar,' zei Boldt.
'Ik veertig?' vroeg Dixon.
Ze lachten.
'Niet anders,' zei Boldt. Hij keek naar zijn vrouw. 'Of eigenlijk toch wel anders. Ik voel me voor het eerst sinds een hele tijd weer goed.'
'Daar drink ik op,' zei Abrams.
Ze toostten. Omdat Boldts melk er nog niet was, deed hij of hij een glas in zijn hand had.
De volgende minuten wist niemand iets te zeggen. Abrams zat glimlachend naar Elizabeth en Boldt te kijken. Ten slotte vroeg hij aan Boldt: 'Hoe staat het met je disciplinaire onderzoek?'
'Geen idee. Ik denk dat ze het nog wel een paar weken rekken. Hanfield heeft een officiële aanklacht ingediend. Daar zal ik eerst wel doorheen moeten.'
'De klootzak,' zei Dixon. 'Er was een tijd, in die vrije samenleving van ons, dat je eens lekker op de vuist kon gaan zonder een proces aan je broek te krijgen.'
'Dat is de vooruitgang,' grapte Boldt.
'We kunnen het wel aan,' zei Elizabeth met overtuiging.
'Mis je het?' vroeg Bobbie hem.
'Wat?' vroeg Boldt.
'Mis je het werk?'
'Ik heb werk,' zei hij. Hij keek Elizabeth glimlachend aan. 'Ondanks mijn slechte linkerhand.'
'De politie, stommerd,' zei ze. Dixon grinnikte.
'De stomme politie?' vroeg Boldt.
Ze lachten allemaal.
'Natuurlijk,' gaf hij toe. 'Ik mis de lange dagen, de slechte koffie, de ruzies. De telefoontjes middenin de nacht, het koude eten. Ik ben doodongelukkig - kun je dat niet zien?'
'Je bent een grappenmaker,' zei Bobbie.
'Zeg dat wel,' beaamde Elizabeth.
'Hé, willen jullie de jarige niet pesten?' klaagde Boldt.
'Ik dacht dat je morgen pas jarig was,' plaagde Abrams.
'Over morgen gesproken,' zei Dixon. 'Dat woord hoor ik wel erg vaak als ik erover begin dat ik je platen wil opnemen.'
'Erg vaak, zeg dat wel,' viel Abrams hem bij.
Elizabeth kwam ertussen: 'Morgen op de lunch. Jullie allebei. En jij ook, Bobbie, als je bestand bent tegen drie oude mannen die wauwelen als oude wijven over wie wanneer en waar en hoelang met wie speelde. Die drie en jazz-albums - dat zijn net kleine jongens met honkbalplaatjes.'
'Nee, dank je,' zei Bobbie.
'Afgesproken,' zei Abrams. 'Als hij er onderuit probeert te komen, rekenen we op je, Liz.' Dixon knikte instemmend.
'Afgesproken,' zei ze.
Boldt zei tegen Elizabeth: 'Het was de bedoeling dat je zou afdingen.'
'Ik ben een arbiter, geen agente,' legde ze uit.
'Heb je al van Kramer gehoord?' vroeg Bobbie.
'Ik vroeg het me af,' gaf Boldt toe.
'Ze gaan hem hard aanpakken,' onderbrak Abrams hen. 'En dat is zijn verdiende loon.'
'Het komt voor de rechter,' legde Bobbie uit.
'Hij is uit het korps gezet?' vroeg Boldt.
'Voor altijd en eeuwig,' zei Dixon. 'Er is zelfs sprake van dat hij voor doodslag wordt vervolgd, in verband met de zaak-Jergensen. Eigenlijk is het jammer dat het John was, maar het wordt tijd dat er iets aan die lekken wordt gedaan. Het loopt al jaren uit de hand.'
Elizabeth zei: 'Nou, als Lou het niet vraagt, doe ik het, want ik ben minstens zo nieuwsgierig als hij. Hoe staat het met Lange? Is het waar wat de kranten zeggen?'
'Dat hij schuld bekent in ruil voor strafvermindering?' vroeg Dixon sarcastisch. 'Nee. Ik denk van niet. Voor zover ik heb gehoord, beweert hij dat hij ontoerekeningsvatbaar was. De gebruikelijke verdediging.'
'Dus hij handhaaft zijn bekentenis?' vroeg Boldt.
'Absoluut,' antwoordde Bobbie. 'Die bekentenis is blijven staan, en de rechter heeft het transcript van jouw ondervraging ook erkend.'
'Al onze bewijsstukken zijn geaccepteerd,' zei Abrams trots. 'Hij komt in een of andere inrichting terecht, hopelijk voor de rest van zijn leven.'
'Het was goed politiewerk,' voegde Bobbie daaraan toe.
'Het beste politiewerk,' merkte Elizabeth op.
'Teamwerk,' verbeterde Boldt hen.
Abrams begon sarcastisch een stuk van een biercommercial te zingen. Ze lachten allemaal en hieven hun glas. Boldt brulde om zijn melk. De vrouw achter de tap liet een hard 'boeoe!' horen.
'Jullie mogen de zaak eigenlijk niet met mij bespreken, hè?' vroeg Boldt aan alle drie vrienden.
'Onzin,' antwoordde Dixon. Hij keek Abrams en Gaynes aan. Ze protesteerden geen van beiden. 'Al watje hartje maar begeert,' zei hij tegen Boldt.
'Groot hart,' verbeterde Elizabeth.
Ze knepen weer in eikaars hand zonder dat de anderen het zagen.
'Waarom is Lange na Jergensen een tijdje opgehouden met moorden ?' vroeg Boldt. 'Dat is het enige wat ik niet begrijp. Is hij opgenomen geweest? Is ons dat op de een of andere manier ontgaan?'
Dixon haalde zijn schouders op. 'Ik zou het niet weten.'
'Ik wel,' zei Abrams.
'Vertel eens,' zei Boldt.
'Die video werd niet door een vrouw gehuurd. Zo simpel lag het. We hebben de lijst wel tien keer doorgenomen, LaMoia en ik. Summer Knights werd niet door een vrouw gehuurd, totdat Croy hem huurde.'
Boldt knikte. Hij wilde niet zo arrogant zijn om te zeggen dat hij dat al had vermoed. 'Dank je,' zei hij.
Een beetje geërgerd zei Bobbie: 'Ik snap niet dat ze jouw zaak als een gewone schorsing behandelen. Als je het mij vraagt, is het belachelijk. Je hebt twee moordenaars te pakken gekregen, en nu doen ze je dit aan.'
'Ik niet. Niet ik alleen,' zei Boldt bescheiden. 'Ze moeten doen wat ze moeten doen, zoals ze altijd al hebben gedaan en altijd zullen doen. Ik zou liegen als ik zei dat ik ergens spijt van had. Trouwens, een beetje vrije tijd doet me wel goed. We mogen blij zijn dat het inkomensverlies ons niet erg deert.' Hij keek Elizabeth aan en vroeg zich af waarom het hem zoveel moeite had gekost om dat te zeggen.
'Maar je komt terug?' vroeg Bobbie gespannen, en bij wijze van grap voegde ze eraan toe: 'Hoe krijg ik ooit mijn promotie naar Ernstige Delicten, als jij niet terugkomt?'
Abrams legde het uit: 'Op het bureau gaat het gerucht dat je niet terugkomt.'
Boldt keek zijn vrouw aan. 'Ik vraag me af hoe zo'n gerucht in de wereld is gekomen.'
Elizabeth grinnikte. 'Dat vraag ik me ook af.'
'Het is toch alleen maar een gerucht, Lou?' vroeg Dixon met een diep bezorgde stem aan zijn vriend.
Voordat Boldt antwoord kon geven, ging Abrams' pieper. Binnen enkele seconden ging die van Dixon ook.
'Jullie zijn vanavond oproepbaar?' vroeg Boldt hun.
Beide mannen drukten op de knop van hun pieper om hem tot zwijgen te brengen. Een paar mensen aan de tafeltjes hadden naar hen omgekeken. 'Ik had een excuus nodig om van die rotmuziek te worden verlost,' zei Abrams. Ze lachten allemaal.
'Ik bel wel,' bood Dixon aan. Hij stond op en verliet de tafel.
'Nu mis je alle pret,' zei Boldt, en hij wees naar het weinige, nogal stille publiek.
Boldts melk kwam. Hij dronk de helft op.
Dixon kwam naar de tafel terug en bleef staan. Alle humor was van zijn gezicht verdwenen.
'Dixie?' vroeg Boldt.
'Een lichaam, Lou. Een man. Van de juiste grootte,' zei hij met een blik op Bobbie. 'Aangespoeld op Alki Point.'
Abrams stond op. 'Ik heb mijn spullen in de wagen.'
'Ik ook. De vreugden van het oproepbaar zijn,' zei Doc Dixon bij wijze van verontschuldiging tegen Elizabeth. Tegen Boldt zei hij: 'Wil je deze keer met ons mee gaan, Lou?'
'Nee,' zei Boldt.
Dixon knikte. 'Weet je het zeker?'
'Ja.'
'Goed.' Hij aarzelde. 'Ik zal proberen terug te zijn als je weer gaat spelen, maar je weet hoe het is.'
'Geen probleem,' zei Boldt.
De twee mannen liepen naar de uitgang.
'Ga met ze mee, Lou,' zei Elizabeth.
Boldt schudde zijn hoofd en keek zijn vrouw recht in de ogen.
Dixon had haar gehoord. Hij scheen daarop te hebben gewacht. Hij bleef staan en riep: 'Ik kan je een lift geven.'
Elizabeth keek hem weer aanmoedigend aan.
'Weet je het zeker?' vroeg Boldt haar.
'Ja. Bobbie en ik doen wel een striptease tot dat je terug bent.'
Bobbie bracht haar armen omhoog en schudde met haar borsten. Elizabeth lachte.
'Ga nou maar,' zei ze weer tegen hem.
'Ik kom wel in mijn eigen wagen, Dixon,' zei Boldt. 'Gaan jullie maar vooruit. Ik blijf niet lang.'
De 'boulevard' bij Alki Point - nog geen anderhalve kilometer van de plaats waar Judith Fuller was gevonden - was leeg. 's Zomers stonden de parkeerplaatsen vol met auto's en busjes, maar nu was er niemand. Van de Puget Sound kwam een miezerige, natte wind die dwars door Boldts kleren heen sneed. Hij sloeg zijn armen strak over elkaar om zich tegen die wind te beschermen, maar het hielp niet erg. Huiverend liep hij de zeewering op, en hij vroeg zich af of hij huiverde van de kou of omdat hij bang was voor wat hij te zien zou krijgen.
Beneden hem stond een Landrover van de gemeente met draaiende motor op het strand geparkeerd, en in het licht van de koplampen liepen de politiemensen door elkaar heen. De mannen en vrouwen vormden een dichte kring waar Boldt niet doorheen kon kijken. Hij ging een houten trapje af naar het strand en bevond zich opeens in de duisternis tussen de zeewering en de Landrover. Hij legde de afstand langzaam af, zich heel goed bewust van zijn eenzaamheid. Zijn blik was op de ruggen van zijn collega's gericht.
Niemand zag hem dichterbij komen. Pas toen hij aan een schouder
had getrokken, hoorde hij zijn naam noemen. En toen werd die naam door de een na de ander herhaald. De naam golfde door de groep mensen. Hij baande zich een weg tussen hen door en bleef staan.
De krabben en vissen hadden gaten in de onderarmen van de man gemaakt. Zijn vingers bestonden alleen nog uit bot en deden Boldt aan een ander lichaam denken, dat ze een paar weken eerder hadden gevonden. Er zat een gapend, bloedeloos kogelgat in de borst van de man. Het grauwe gezicht, geschramd en gehavend van twee weken in de stromingen van de Puget Sound, staarde levenloos in de koplampen van de Landrover. Lou Boldt ging een stap dichterbij en keek naar de man. Geen ogen. Het leek hem wel passend. Boldt draaide zich om en liep weg.
'Goedje te zien, Lou,' riep iemand achter hem.
Boldt liep door.
'Het is hem. Ja?' schreeuwde Shoswitz, die op een drafje achter hem aan kwam. 'Lou?'
Boldt bleef staan en draaide zich om. De koplampen verblindden hem. Hij bracht zijn hand als een scherm voor zijn ogen en wierp zo een schaduw over zijn gezicht.
'Blij te horen dat je bij Liz terug bent. Ja?' zei Shoswitz. Hij wreef nerveus over zijn elleboog.
Boldt knikte. Hij voelde zich hier niet op zijn gemak. In elk geval nog niet.
'Hoe staan de zaken?' vroeg de inspecteur, knipperend met zijn ogen. 'Hoe gaat het met je?'
'Het is hem,' zei Lou Boldt, en draaide zich weer om en verdween in de duisternis.