Het tiende lichaam werd op een zaterdagmorgen diep in een bosje gevonden. Het werd ontdekt door twee tienerjongens die dwars door dat bosje naar het Green Lake gingen. Boldt, die vroeg op zijn werk was gekomen, was de vijfde die ter plaatse arriveerde, na de twee jongens en de twee politieagenten die erop af waren gestuurd. Hij liet meteen een groot terrein afzetten, inclusief de zes dichtstbijzijnde villa's. Dat hele terrein werd met fluorescerende tape afgezet. Alle buren werkten mee. Op die manier hielden ze iedereen op een afstand. Rechercheurs begonnen direct met een huis-aan-huis-onderzoek, voordat de mensen uitstapjes op hun vrije zaterdag gingen maken en moeilijk te vinden waren.

Het slachtoffer was naakt en lag op haar rug. Om haar enkels en polsen waren stukken nylonkoord gebonden. Boldt werd overmand door een ontzaglijk verdriet, een vertrouwde reactie op een maar al te vertrouwde aanblik. Als de politie een eenmalige moord niet kon oplossen, was dat nog tot daar aan toe, maar in een geval als dit ging het uiteindelijk ten koste van anderen: de volgende slachtoffers.

In mei had zijn benoeming hem een grote stap in de goede richting geleken. Hij was uit meer dan tien brigadiers gekozen en had het gevoel dat deze zaak zijn carrière een heel eind verder zou brengen. In de tijd die aan deze zaak vooraf was gegaan, was hij zo fortuinlijk geweest een benijdenswaardige staat van dienst te kunnen opbouwen: hij had het hoogste percentage opgeloste moordzaken van het hele korps. Al twee keer eerder had hij deel uitgemaakt van een speciale eenheid - een keer voor een zaak van Zedendelicten, een serie verkrachtingen die hij en Doc Dixon binnen vierentwintig uur tot een oplossing hadden gebracht, en eerder in zijn loopbaan ook een keer, toen ze voor Narcotica een drugsbende hadden opgerold. Die laatste zaak had landelijke publiciteit gekregen. Het was eigenlijk wel logisch dat hij bij het onderzoek naar de Kruismoorden was betrokken. In het begin had hij op een snelle oplossing en een daaropvolgende promotie tot inspecteur gehoopt. Zo'n promotie zou betekenen dat hij een beter kantoor en een hoger salaris kreeg, en misschien zou de kloof tussen zijn maatschappelijk succes en dat van zijn vrouw dan ook wat minder groot worden.

Hij had dus gehoopt dat deze zaak een remedie tegen veel van zijn toenmalige problemen zou zijn. Hij had gehoopt dat een promotie hem meer tijd zou opleveren die hij met Elizabeth kon doorbrengen, meer zeggenschap over zijn tijdsindeling, en een kans om zijn in het slop geraakte huwelijk er weer bovenop te helpen. Zijn huwelijk was niet tegen de eisen van twee carrières bestand gebleken. Eind juni had hij besloten de uren bij te houden die hij met zijn vrouw doorbracht. Drie weken achtereen had hij nooit meer dan één uur per dag kunnen noteren, de nachtelijke uren buiten beschouwing gelaten. Ze was steeds vaker op reis, werkte veel over en ging vroeg van huis. Hijzelf werkte zeventig uur per week. Op een gegeven moment hield hij het maar niet meer bij. De laatste tijd zei ze vaak dat ze zich met haar salaris een beter huis konden permitteren. Boldt vroeg zich af waar ze eigenlijk een huis voor nodig hadden - ze waren er bijna nooit. Het hele idee beviel hem niet, ook omdat hij wist dat hij zich in financieel opzicht dan definitief aan haar ondergeschikt zou maken. Ze wist verdraaid goed dat hij met zijn brigadierssalaris nooit de helft van de hypotheekbetalingen voor zijn rekening kon nemen. Uiteindelijk zou hij bij haar in de 'schuld' staan, en dat kon zijn ego niet verdragen. Hij meende zeker te weten dat een nieuw huis het einde van hun huwelijk zou betekenen.

Hij hield iedereen weg van de plaats waar het lijk was gevonden, zelfs zijn eigen mensen. Alleen Doc Dixon mocht bij hem komen.

'Een nieuwe wending,' zei de patholoog-anatoom toen hij tussen de dicht opeenstaande bomen vandaan kwam. 'We hebben er nog niet een buiten gehad.' Hij droeg een kaki pak en een dun wit overhemd dat om zijn dikke lijf spande. Zijn hemd was eronder te zien; Boldt kende verder niemand die een hemd droeg. De aanblik van het lichaam scheen Dixon helemaal niets te doen. Boldt vroeg zich af hoe je aan zulke dingen gewend kon raken.

'Ik wil het voorzichtig aanpakken,' legde Boldt uit. 'We hebben hier de mogelijkheid om een groot terrein af te zetten. Dat is iets nieuws voor ons, iets in ons voordeel.'

'Zeker.' De patholoog-anatoom zette twee koffers bij het lijk neer en stelde, nadat hij er een had opengemaakt, zijn camera in.

'Ze is gevallen,' merkte Boldt op.

'Hmm?' zei Dixon.

Boldt wees op de diepe afdruk in de modder naast het lichaam. 'Ze is daar gevallen, op haar buik. Hij rolde haar om. Ze moet wel hard gelopen hebben om met zo'n smak neer te komen.' Boldt keek om in de richting vanwaar ze moest zijn gekomen.

Na het maken van de foto's pakte Dixon een paar rubberen handschoenen en raakte haar benen voorzichtig aan. 'Heb je genoeg aan mijn foto's, of wil je je eigen mensen laten komen voordat ik haar onderzoek?'

'Heb je foto's vanuit alle hoeken genomen? Ik haal er voorlopig liever niemand anders bij.'

'Ik maak er voor alle zekerheid nog een paar.'

'Ik ben zo terug. Wil je op me wachten voordat je begint?'

'Goed.'

Boldt liep voorzichtig terug in de richting vanwaar de vrouw was gekomen, al zorgde hij er wel voor dat hij niet op eventuele sporen stapte. Het dichtstbijzijnde gebouw, een afgesloten huis, stond op een afstand van honderd meter aan de andere kant van het bosje. Hij had al iemand een huiszoekingsbevel laten aanvragen. Hij kwam bij een modderplas waar ze doorheen was gerend. Een schoenafdruk was volgelopen met modderig water. Boldt bestudeerde de afdruk, keek op en zag dat in min of meer rechte lijn takjes waren afgebroken. Hij veronderstelde dat dit de schoenafdruk van de moordenaar was en dat hij haar vanaf het huis achterna was gerend.

Hij verplaatste zich in het slachtoffer. Hij voelde haar angst. Er was iets misgegaan voor de moordenaar. Ze had zich losgerukt en zelfs kans gezien van het huis weg te komen. Om de een of andere reden - omdat ze zich plotseling voor haar naaktheid schaamde of omdat de moordenaar plotseling weer opdook - was ze liever het bos in gerend dan de straat op gevlucht. En daar had hij haar ingehaald en was ze aan haar eind gekomen.

Boldt zorgde ervoor dat hij zelf geen voetsporen bij de modderplas achterliet. Hij maakte lichte stappen en baande zich een eigen weg door het dichte struikgewas. Even later kwam hij bij de menigte verslaggevers, politieagenten en nieuwsgierigen. De pers richtte camera's op hem en maakte tientallen foto's. Hij hield niet van zijn beroemdheid, al had hij daar vroeger als muzikant vurig op gehoopt. Hij zag LaMoia en liet hem bij zich komen.

'Ik wil dat onze jongens een modderplas leegzuigen bij dat huis. Het is ongeveer tien meter het bos in. Ik wil een gipsafdruk van het schoen- spoor dat daar is achtergelaten, en van alles wat verder nog zichtbaar wordt als de plas is leeggezogen. Ik wil foto's - wat je maar vindt dat we nodig hebben. Niemand - ik bedoel niemand- mag de route gebruiken die zij vanaf het huis gebruikte. Ik ben door de struiken gegaan. Gebruik mijn pad. Zie je? Daar. Jij en nog één ander. Geen groepjes, geen nieuwsgierigen, geen geklungel. Duidelijk?'

LaMoia had blijkbaar geslapen toen hij was opgebeld. Hij knikte en dronk een piepschuim koffiebekertje leeg. 'Zelfde dader?' vroeg hij.

'Het is hem. Laten we het niet verknallen.'

Toen Boldt terugkwam, had Dixon zijn fotoapparatuur weggelegd en was hij bezig het lijk te onderzoeken. Voor Boldt zag het er niet anders uit dan de vorige lijken: de ogen grotesk open geplakt, de gapende wond van het kruis op haar borst. Boldts maag dreigde zich om te keren. Toen hij de pomp hoorde, ging hij naar de plas terug om daar toezicht te houden.

De technisch rechercheur keek op naar Boldt. 'Het is van een gewone schoen, brigadier. Een Rockport. Vibram-zool,' zei hij.

'Hoe goed is de afdruk?'

'Hij is schitterend. Ik heb nog twee andere. Blote voeten. Die moeten van haar zijn. Ik denk dat ik ze tegelijk neem. We krijgen een betere indruk van het gewicht als ze naast elkaar worden genomen. Is dat goed ?' vroeg de technisch rechercheur. LaMoia keek naar Boldts gezicht en antwoordde 'ja' voor hem. Boldt ging naar Dixon terug.

'Nou?' zei hij.

'Niets nieuws. De doodsoorzaak was waarschijnlijk verstikking,' zei de dokter, wijzend naar haar keel. 'Geen kwetsuren die op verkrachting wijzen. Ik zal de gebruikelijke tests doen. Deze keer vond ik geen sporen van uitgetrokken haren, en hoewel de snijwonden bijna identiek lijken aan de andere...' Zijn stem stierf weg. Hij liet zijn vinger, in de handschoen, over een van de diepere wonden gaan en Boldts maag kwam weer in opstand.

'Wat zitje dwars, Dixon?'

'Kijk hier eens,' zei Dixon. Hij pakte een slappe pols en hield hem in zijn hand. Hij schoof het dichtgeknoopte nylonkoord terug. 'Geen blauwe plekken. Helemaal niet. Dat klopt niet, Lou. Als ze was vastgebonden terwijl ze nog leefde, zouden we hier blauwe plekken zien.' Hij wees. 'En moet je die knoop zien. Die is lang niet zo strak als bij de anderen. Jij bent de rechercheur, maar als je het mij vraagt, bond hij haar polsen nadat hij haar had gedood.'

Boldt ging voorzichtig naar de andere kant van de afdruk in de modder. 'Geen bloed,' zei hij.

'Nee,' zei Dixon. 'Ze is hier gestoken. Er is niet genoeg bloed uit die wonden gekomen. Toen ze ontsnapte, had hij zijn mes nog niet gebruikt. Dat kan niet anders. Hij moet haar hebben ingehaald en haar hier hebben gedood.'

'Dus hij heeft eindelijk een fout gemaakt,' merkte Boldt op.

'Daar ziet het naar uit. Het is in ieder geval in strijd met het ritueel dat we tot nu toe zagen. Het lijkt bijna of een andere kerel het heeft gedaan. Hij wilde haar binnen hebben. Ze ontkwam. Had ze haar kleren al uit? Heeft hij haar zo gevangen, of heeft hij haar hier uitgekleed? Je hebt deze keer heel wat vragen te beantwoorden, Lou. Ik kan je nu al vertellen dat het lichaam je niet veel antwoorden zal geven.'

'Dat weet ik.'

'Ik wou dat het anders was.'

'Zou dit het werk van een naäper kunnen zijn?'

Doc Dixon keek weer naar het lichaam en schudde zijn hoofd. 'Ik zie niet hoe. Nee, ik denk van niet. Ik denk dat het dezelfde kerel was. Jij weet net zo goed als ik dat je de mogelijkheid van een naäper nooit helemaal kunt uitsluiten.' Hij zweeg even. 'Ik kan je wel dit vertellen: als dit het werk van een naäper is, dan moet hij dicht bij het onderzoek staan. Heel dicht. Een van je collega's bij de recherche, zou ik denken. Maar laten we niet vergeten dat dit het derde slachtoffer is dat er volgens jou en mij een beetje anders uitziet. Geen twee moorden zijn ooit identiek geweest. De details hier komen te goed overeen, Lou. Het moet dezelfde kerel zijn.'

Boldt knikte.

'Eén ding dat je misschien zal interesseren...'

'Wat?'

Dixon wees. 'Ik vond een ontvelling op haar bovenlip. Eerst dacht ik dat die door haar val was veroorzaakt. Maar de grond is te zacht, hè? En als je goed kijkt,' zei hij, zodat Boldt zich op een knie moest laten zakken om met hem mee te kijken, 'zie je dat er gezichtshaar ontbreekt, en je ziet ook hier en daar vage lijmresten.'

'Tape?'

'Dat zou kunnen verklaren waarom de omwonenden haar niet hoorden schreeuwen, nietwaar?'

'We hebben het nog niet eerder gezien, hè?' vroeg Boldt.

'Voor zover ik weet niet. Maar om heel eerlijk te zijn: we hebben er ook nooit naar gezocht. Eén keer met alcohol over de mond vegen, en het is weg. Ik zal het mijn assistenten vragen. We gebruiken zelf ook alcohol om het lijk schoon te maken voor we aan de sectie beginnen.'

'Als hij ze schoonmaakt, doet zich nog een andere mogelijkheid voor,' merkte Boldt op.

'Welke?'

'Misschien heeft ze de tape tijdens haar vlucht afgerukt. Hij gebruikte die tape misschien ook bij de anderen, maar verwijderde de lijmresten zorgvuldig. Misschien doodt hij ze in een vlaag van razernij en verandert dan helemaal van persoonlijkheid en maakt ze schoon. We kunnen niets uitsluiten.'

Nadat de technisch rechercheur zijn werk had gedaan, vroeg Doc Dixon, die zo gauw mogelijk met het lichaam naar zijn kantoor terug wilde, of twee van zijn mannen op het terrein mochten komen om de zak met het lichaam naar de auto te dragen. Boldt ging akkoord, maar wilde er geen anderen bij hebben voordat hij de kans had gehad om nog eens rond te kijken.

Boldt begon aan de achterkant van het huis en volgde de route van het slachtoffer. Hij bewoog zich voorzichtig om de plaats van de modderplas heen, waar de technisch rechercheur nog met het gips bezig was, en liep door naar Doc Dixon, dertig meter verderop.

Hij vond het stukje grijze tape. Het was aan een kale tak van een struik blijven plakken. Boldt knielde neer en bekeek het. Het betekende dat haar mond inderdaad dichtgeplakt was geweest en dat ze de tape zelf had weggetrokken. 'Dixie!' riep hij om na te gaan hoe goed een geluid in dat dichte bos te horen was. 'Dixie!' probeerde hij opnieuw, nog harder. Hij hoorde het vage antwoord van de dokter en realiseerde zich dat geluiden hier niet op grote afstand waren te horen. Dus misschien had ze wel geschreeuwd. Misschien was haar laatste kreet om hulp door niemand gehoord.

Enkele minuten later deden Dixon en Boldt samen het kleverige stukje tape in een doorzichtige plastic zak. Ze gingen naar het slachtoffer terug. Op verzoek van de technisch rechercheur had Dixon papieren zakken om haar handen gedaan en ze om haar polsen vastgeplakt, zodat geen sporen die op haar handen zaten verloren gingen. Met die papieren zakken aan de uiteinden van haar armen leek ze nog tragischer en hulpelozer. Boldt verontschuldigde zich zachtjes bij haar. Het was een indecente manier om te sterven, een indecente manier om deze wereld te verlaten: verpakt in een dichtgeritste zwarte plastic zak. Een zangvogel zong. Voor die vogel, dacht hij, is deze dag niet anders dan alle andere dagen. Het was eigenlijk een mooie dag. De betrokken lucht klaarde in het zuidwesten op. Boldt vroeg zich af of die vogel had gezien hoe de vrouw werd vermoord.

En toen drong tot hem door dat hij niet eens haar naam kende. Dus zo ver is het al gekomen, dacht hij bedroefd. Ze is alleen nog maar een nummer. Nummer tien.