Lou Boldt ging die dinsdagavond niet naar huis. Hij belde ook niet op. Zijn vrouw zou hem pas in het weekend uit Portland terug verwachten. Omdat hij vond dat hij rust nodig had, nam hij een groezelige kamer aan First Avenue en betaalde met zijn MasterCard.

De volgende drie dagen hield hij toezicht op de tweede zoekactie in de woonwijken rond Green Lake, waarbij speciaal op alle telefoon- en elektriciteitspalen werd gelet. Hij moest dagen van achttien uur maken om de tientallen rapporten die op zijn bureau terechtkwamen te kunnen bijhouden. Kramer woonde ook op kantoor, en om dezelfde redenen. Hij en Boldt hadden elk een aantal slachtoffers voor hun rekening genomen. Ondanks Shoswitz' bezwaren tegen te veel overuren hadden ze een nieuw buurtonderzoek gestart. De sfeer tussen de twee brigadiers bleef vijandig. Boldt wou dat Kramer nooit bij deze zaak was betrokken en hij was er vrij zeker van dat het wederzijds was. Hij bleef dagenlang achter zijn bureau zitten, in beslag genomen door de papieren en organisatorisch werk.

De pers werd op een afstand gehouden. Toch begon er weer van alles uit te lekken. Het radionieuwsstation KING 'veronderstelde' al dat de politie nieuw bewijsmateriaal achterhield. De plaatselijke kranten gingen een stapje verder en lieten doorschemeren dat de politie de Kruismoordenaar al bijna te pakken had. Op die manier werden de rechercheurs nog eens extra onder druk gezet.

Kramer schraapte zijn keel en kwam onuitgenodigd Boldts kantoorhokje in. Omdat Boldt zat te telefoneren, kon hij hem niet tegenhouden. Kramer liet zich met zijn achterwerk op Boldts bureau zakken en gooide daarbij een stapel papieren op de vloer. Hij pakte ze nonchalant op en gooide ze door elkaar heen op het bureau terug om er vervolgens boven op te gaan zitten. Boldt gaf met woedende gebaren te kennen dat hij een stoel moest nemen. Kramer stond geërgerd op. Boldt legde de hoorn op de haak.

'Allemachtig, John, wat moet dat?' klaagde hij. Hij probeerde de stapel papieren te ordenen.

'Je zou je bureau wat beter moeten opruimen.' Kramers eigen kantoorhokje was natuurlijk zo netjes als maar kon. Veel te netjes voor een rechercheur die het druk had, vond Boldt. Kramer hield zich te veel aan formaliteiten. Dit in drievoud, dat in tweevoud, alles op tijd inleveren. Maar meestal had je er niets aan. Het had geen inhoud. Kramer was op zijn best in zijn papierwinkel. Hij zou een perfecte belastingambtenaar zijn geweest, vond Boldt. Als politieman had hij te weinig ideeën en nam hij te weinig initiatieven - en daar kwam het bij goed recherchewerk nou juist op aan. Voor iedereen, behalve voor Kramer zelf, was het geen wonder dat hij achter een bureau zat.

'Wat is er, John?'

'Ik heb het nieuwste rapport van de technische recherche binnengekregen.' Hij gaf Boldt een exemplaar. 'Het kwam net op mijn bureau terecht. Het jouwe zal hier ook wel ergens liggen,' mopperde hij, zoekend tussen de papieren op Boldts bureau. 'En er zijn nog een paar andere dingen die ik met je wil bespreken. Over de taakverdeling.'

'Ik heb het gelezen,' zei Boldt, en gaf het exemplaar aan Kramer terug. 'We vonden rode draadjes op het matje achter de voordeur en op het kleedje onder de stoel in haar slaapkamer. De kruimels in de gootsteen waren van de chocoladekoekjes die ze in haar kast had. Ze vonden poeder op de isolatietape die ze van Dixie hadden gekregen. Dat poeder kwam van rubberen handschoenen. Hetzelfde merk als de vorige keren. Wat wil je daarmee doen? Wat nu?' riep Boldt onverwachts heftig uit. Kramer schrok ervan en trok zijn gezicht samen. Het leek wel of hij in huilen zou uitbarsten.

Kinderlijk fluisterde Kramer: 'Ik wil ook wat van het veldwerk, Boldt. Jij en Shoswitz bedelven me onder die vervloekte papieren. Het komt me de strot uit. Ik ben net zo competent...'

'John, daar ga ik niet over. Dat weet jij ook wel. Ga maar met Shoswitz praten.'

'Onzin. Een paar uur achter dat bonnetje aan, zoiets...'

'Geen sprake van,' onderbrak Boldt hem. 'Dat is LaMoia's pakkie-an. We hebben dit al...'

'Ik ben hoger in rang dan LaMoia, verdomme nog aan toe!'

'Dit heeft niets met rangen te maken. Het is LaMoia's pakkie-an, en daarmee uit. Pakje nog een stoel of moet ik er een voor je halen?' Boldt vond het geen prettig idee dat Kramer zo hoog boven hem uit torende. Kramer was ongeschikt voor veldwerk omdat hij zich zo onvoorspelbaar gedroeg. Niemand mocht dan iets van Daphne Matthews verleden weten, iedereen kende dat van John Kramer. Zijn vader, tot aan zijn dood, twee jaar geleden, lid van het gerechtshof van de staat Washington, had zijn invloed aangewend om zoon John een plaatsje bij de politie van Seattle te bezorgen. Aan dezelfde invloed dankte Kramer een aantal onverdiende promoties. Eigenlijk verdiende John LaMoia dat eigen kantoorhokje een eindje verderop, niet Kramer, en Boldt kon zich daar nog steeds kwaad over maken. Onrechtvaardigheid binnen de rangen van degenen die de taak hadden mensen te dienen en te beschermen. Wat voor een systeem was dat?

Boldt vond ergens anders een stoel voor hem en ging daarmee naar zijn kantoor terug. Kramer was weg. Hij ging met de stoel naar Kramers kantoorhokje en trof de man achter zijn opgeruimde bureau aan. Aan de muur hing een kalender met soft porno. De vrouw - een jaar of achttien - had borsten ter grootte van forse aubergines. Ze zat naakt op een elegante tafel, haar benen om een enorme schaal rode kersen geslagen. 'Dat is walgelijk,' zei Boldt. Hij had Miss Oktober nog niet gezien.

Teder zijn smaak,' zei Kramer.

'Hoor eens, John, we werken in een team, nietwaar?'

'Hou maar op, Boldt. Ik hoef dat van jou niet te horen. Ik dacht dat je dat wel zou begrijpen.'

'Je zeurt. Je bent echt aan het zeuren, John.'

'Lazer op!' blafte Kramer.

'Ik heb de taken niet verdeeld.'

'O alsjeblieft!'

'Wil je dat rapport nog met me doornemen of niet?' zei Boldt kortaf.

'Niet.'

'Er zijn dingen die we moeten bespreken.'

'Later,' hield Kramer pathetisch vol.

'Waar heb ik de afgelopen drie dagen gezeten, John? Geef eens antwoord. Ik zal het je zeggen. Ik heb net zo goed aan mijn vervloekte stoel geplakt gezeten als jij. Is dat waar of niet? Waar of niet?'

Kramer haalde zijn schouders op zonder Boldt aan te kijken.

'We geven leiding aan tien of twaalf rechercheurs die aan deze zaak werken, jij en ik. We doen het niet goed, we verspillen tijd. We doen het niet goed, omdat we niet samenwerken. Ik kan onze taakverdeling niet veranderen, en als ik het kon, zou ik het niet doen. Nou, ik wil dat je het volgende doet. Luister je nog?'

Kramer liep rood aan en zijn ogen schoten vonken. Hij zat kaarsrecht op zijn stoel, als een kind dat op het punt staat te worden geslagen. 'Ik heb mijn relaties,' zei hij. 'Ik ken mensen bij wie jij niet eens in de buurt kunt komen. Je bent zielig, Boldt. Moet je jezelf toch eens zien. Je ziet eruit als een zwerver. Zo kun je je niet in het openbaar vertonen.'

Boldt negeerde dat. Wanneer Kramer zich in het defensief gedrongen voelde, begon hij over de relaties van wijlen zijn vader. Maar Kramer was zijn vader niet. Hij miste de persoonlijkheid van rechter Kramer. Hij was zwak en maakte het grootste deel van de tijd een bange indruk. 'Ik wil dat je iemand op de psychiatrische inrichtingen zet, of het zelf doet, als je de tijd hebt. Ik wil een lijst van alle patiënten die in de eerste weken van september vrijwillig of gedwongen in die inrichtingen zijn opgenomen, en van degenen die vóór afgelopen zondagavond daaruit zijn ontslagen.'

Dat idee trok Kramers aandacht. Deze ene keer, dacht Boldt, kon hij logisch redeneren. 'Jij denkt dat er daarom niets in september is gebeurd,' zei Kramer.

'Dat denk ik.'

'Hij zat een paar weken opgeborgen.'

'Het is mogelijk.'

Kramer knikte. 'Jezus, God, kun je je dat voorstellen? Wat zou het ontzaglijk ironisch zijn als we hem op een gegeven moment hadden vastgezet en daarna weer lieten lopen!'

'Er gebeuren wel vreemdere dingen.'

'Goed, ik begrijp het.' 'Ik wil niet dat je hier iets mee doet voordat we alle gegevens hebben, John. En ga het niet hier op kantoor rondvertellen.'

'Met al die lekken naar de kranten?' zei Kramer. 'Natuurlijk niet.'

'Over de kranten gesproken, je zou met je journalistieke relaties praten om na te gaan of je de bron van die lekken kon vinden. Heb je daar nog wat geluk mee gehad?'

'Nee,' antwoordde Kramer. 'Ik ben niets verder gekomen.'

'Ik wil een naam, John. Degene die het was, was indirect verantwoordelijk voor Jergensens dood. En dat kostte Croy haar leven. Ik wil een naam.'

Kramer knikte.

'Denk eens aan mij als je wat veldwerk te doen hebt,' zei Kramer nog.

Boldt knikte niet, met opzet niet.

'O, nog één ding, Boldt,' zei Kramer, voordat Boldt de deur uit was. 'Ik heb gedaan watje zei. Ik ben nagegaan wie de politie belde toen jij door 37th Street liep.'

Boldt knikte. Hij had Kramer daarnaar gevraagd, want hij wilde weten of degene die had gebeld een naam had genoemd, en of het iets te maken had met een buurtwachtproject, zoals hij vermoedde. 'En?'

'Degene die belde, gaf geen naam op. Ik heb het bandje zelf beluisterd.'

Alle telefoontjes naar de politie werden negentig dagen bewaard. 'Onze telefoniste vroeg die jongen om een naam, maar hij durfde niet en hing op.'

'Een jongen?'

'Ja.'

'Heb je het bandje nog?' vroeg Boldt.

Kramer trok een la open. Die was zo netjes dat hij in een catalogus van een postorderbedrijf niet zou misstaan. 'Hier,' zei hij.

Rechercheur John LaMoia trok een kantoorstoel op wieltjes bij en wachtte tot Boldt naar het bandje had geluisterd. Boldt kauwde fervent op een broodje en spoelde het met hete koffie weg. 'Wat heb je ontdekt, John?' vroeg Boldt. Hij zette de recorder af en nam de koptelefoon van zijn hoofd.

'Dat pocketboek van Judith Krantz is in tweeënzestig winkels binnen het doelgebied verkrijgbaar. Daarvan hebben er vijf het bewuste merk kasregister. Ik heb mijn vriendin in vier dagen niet gezien. Ze werkt in ploegendienst in het ziekenhuis. Zou ik vanmiddag vrij kunnen krijgen? Dan heeft zij ook vrij.'

Boldt keek hem woest aan.

'Hé, ik vroeg het alleen maar. Goed. Prima.' Hij ging verder: 'Ik heb ook aan de andere slachtoffers gewerkt. Ik heb hun bank- en creditcardafschriften bekeken om te zien of ze naar een van die vijfwinkels gingen. Tot nu toe geen geluk gehad. Natuurlijk zouden we het niet te weten komen als ze contant betaalden. In dat geval kunnen we er finaal naast grijpen.'

'En?' 'En ik ben nagegaan wat ze deden. Zoals je zei, hadden we dat ook al na de moord op Saviria gedaan, maar nu hebben we veel meer gegevens. Niet alleen winkels - niet alleen waar ze geld uitgaven - maar ook wat ze deden. Paul en ik hebben bloemkooloren van al het telefoneren. We hebben iedereen opnieuw ondervraagd. Vriendjes, familie, collega's, en zo kregen we een lijst van wat die vrouwen deden op de dag voordat ze werden vermoord. Waar ze geweest waren. Het is een lijst van hier tot gunder. Maar het is tenminste iets.'

'Ik luister.'

'Goed, we hebben het volgende. We hebben ons beperkt tot het doelgebied van de profielschets. Gooiden alles wat buiten een straal van vijf kilometer lag eruit. We weten dat die meisjes naar een schoonheidssalon gingen, en naar twee fitnessclubs, verscheidene warenhuizen en benzinestations, een autowasserij, zes verschillende supermarkten, een speelgoedwinkel, een boekwinkel en twee videotheken.'

'En over berg en dal.'

'Je snapt het.'

'Het is goed werk, John. Dat was niet denigrerend bedoeld.'

'Dank je. Ik wou dat we iets concreets hadden.'

'Het komt er dus op neer dat die vrouwen op de dag dat ze werden vermoord overal heen waren geweest. Maar er zijn geen overeenkomsten.' Boldt zweeg even en zei: 'Ik wil dat je opnieuw begint, John. Ga nu telkens terug tot vier dagen voor de moord. Probeer uit te zoeken waar ze zijn geweest, eventueel waar ze hebben gewinkeld. We blijven naar een verband zoeken. Ze woonden allemaal tamelijk dicht bij elkaar. De kans is groot dat ze op dezelfde plaatsen kwamen. Misschien hebben winkels waar je pocketboeken kunt kopen er iets mee te maken, misschien niet. Maar het blijft mogelijk dat hij haar in een winkel heeft gezien. Neem ook de winkelcentra. Misschien ziet hij ze op parkeerterreinen van winkelcentra en kijkt naar hun kenteken terwijl ze aan het winkelen zijn.'

'Wil je dat ik ook naar de winkelcentra ga?'

'Zet daar iemand anders op. Jij hebt al genoeg te doen.'

'Amen.'

'Zei je dat jullie alleen vandaag bij elkaar kunnen zijn?' vroeg Boldt.

'Vanmiddag. Ze heeft nog tien dagen nachtdienst.'

'Wanneer gaat ze naar huis?'

'Om acht uur 's morgens, net wanneer ik hier aankom. Ze slaapt tot in de middag en gaat in het begin van de avond weer naar het ziekenhuis.'

'Neem maar een lange lunchpauze, John. Drie uur. Zelfs voor een Italiaanse dekhengst als jij moet dat genoeg tijd zijn om haar wakker te krijgen. Goed genoeg?'

LaMoia bedankte hem uitbundig en keek op zijn horloge.

'En ga vanmorgen niet zitten dagdromen, John. Ik wil nog een paar goede uren van je hebben.'

'Komt voor elkaar, brigadier. Geen probleem.'

Boldt leunde op zijn stoel achterover en keek glimlachend naar LaMoia, die nu met grote stappen door het kantoor liep en met alle vrouwen flirtte die hij tegenkwam. Hij wreef over zijn ogen en ging verder met zijn broodje en zijn lauwwarme koffie. LaMoia had een met de hand geschreven lijst van de winkels bij hem achtergelaten. Er moest een of ander verband tussen die vrouwen bestaan. Op de een of andere manier had de moordenaar juist deze vrouwen uit de tienduizenden in Seattle gekozen. Was het de jogging-route bij Green Lake? Een onderhoudsmonteur van een nutsbedrijf? Liep de moordenaar gewoon over straat tot hij iemand zag die aan zijn eisen voldeed? Of zag hij ze in een winkel?

Ik moet weten hoe je ze uitkiest, dacht Boldt. Ik moet weten waar je ze vindt en hoe je achter hun adres komt en hoe je je de toegang tot hun huis verschaft. Ik kom verder als jij een paar fouten maakt - en het is afschuwelijk om daarop te moeten wachten.

Hij schoof de krant weg en begon zijn bureau op te ruimen.

Hij belde naar de elektriciteitsmaatschappij en sprak met een kantoorman. Op verzoek van Boldt hadden ze in hun dossiers gekeken welke informatie ze over paal 6B423 hadden, de paal voor het huis van de Levitts. Daar was niets uitgekomen. Er was in geen maanden een onderhoudsman in die woonwijk geweest, niet sinds die zomer een transformator het had begeven - en dat was zes straten verderop geweest.

Dit telefoontje herinnerde hem eraan dat hij Jenny Wise bij Viacom Kabeltelevisie moest bellen. Hij wachtte nog steeds op een antwoord van haar. Na drie keer te zijn doorverbonden sprak hij met miss Wise, die beweerde dat ze meermalen had geprobeerd hem te bereiken. Ze vertelde hem dat er volgens hun gegevens de laatste tijd geen onderhoud in die woonwijk was gepleegd, maar dat ze naar aanleiding van Boldts verzoek een paar mannetjes had gestuurd om te kijken of er met de kabels werd geknoeid. Die mannetjes hadden een illegale aansluiting op paal 6B423 ontdekt. Onder normale omstandigheden zou ze onmiddellijk juridische maatregelen hebben genomen, maar omdat de politie erbij was betrokken, had ze besloten te wachten tot ze met Boldt had gesproken. 'Als u geen bezwaar hebt,' zei ze, 'gaan we de aansluiting ongedaan maken en nemen dan de gebruikelijke maatregelen. Veel mensen beseffen niet dat er een boete van duizend dollar op illegale aansluitingen staat. We zijn van plan proces-verbaal op te maken.'

'Gaat het om het huis van de Levitts?'

'Ja.'

'En er is geen twijfel mogelijk?'

'Nee.'

'Kunt u me vertellen of alle toestellen in het huis het signaal ontvangen?'

'We weten dat er op de paal een illegale aansluiting is gemaakt. Dat is alles.'

'Wilt u nog een paar dagen met uw maatregelen wachten? We zouden hier iets aan kunnen hebben.'

'Dan moet ik dat wel schriftelijk hebben. We hebben een standaardprocedure voor dit soort dingen, en als u wilt dat ik wacht, moet u me een schriftelijke verklaring geven.'

'Wacht u ermee. Alstublieft, wacht u nog even. Ik zal vanmiddag iets sturen. Keurig en officieel,' zei hij.

Daphne zat aan haar bureau een kruiswoordpuzzel op te lossen. Ze leunde op een elleboog en graaide zo diep met haar vingers in haar kastanjebruine haar dat haar gelakte nagels niet meer waren te zien. Haar rode jurk had hoge, opgevulde schouders en korte mouwen. Haar armen waren bruin en opvallend slank. Telkens wanneer ze haar hand bewoog om door haar haar te strijken, zag Boldt spieren op haar onderarm bewegen. Ze was inderdaad een volbloed.

'Druk, zie ik,' zei Boldt vanuit de deuropening.

'Kom binnen.'

Hij pakte een stoel en liet de deur ditmaal openstaan. 'Sorry van laatst. Ik ben tegenwoordig een beetje gespannen.'

'Het was me niet opgevallen.' Ze legde haar pen op het bureau en vouwde de krant op. Ze sloeg haar armen over elkaar. 'Dat is een rotopmerking. Nu is het mijn beurt om me te verontschuldigen. Ik ben er om je te helpen, weetje.'

'Ja. Ik weet het. Een dezer dagen, misschien.'

'Het enige dat ik doe, is luisteren. Geen spelden. Geen poppen. Geen naalden. Geen Penthotal. Eigenlijk heel onschuldig. Je zou het een keer moeten proberen.'

'Is dat een uitnodiging?' vroeg hij. Hij deed met opzet alsof hij haar aanbod dubbelzinnig opvatte. Nu was het zijn beurt om te flirten.

'Wanneer je maar wilt,' antwoordde ze zonder omhaal.

'Ik heb wat hulp nodig met een jongen van dertien.'

'Goed.'

'Hij weet meer dan hij wil loslaten. Hij zei tegen me dat hij zijn telescoop nooit gebruikte. Ik heb een bandopname waarop hij de politie meldt dat hij een "verdacht uitziend persoon" in 47th Street had gezien. Ik herkende zijn stem. Degene die hij zag, was ik. Hij beschreef onze mensen wat ik aan had. Om al die details op die afstand in het donker te kunnen zien, moest hij zijn telescoop gebruiken.'

'Dat is nog niet alles,' zei ze wereldwijs. Zo was Daffy.

'Nee. Er is nog meer. Ik moet hem op de een of andere manier aan het praten krijgen.'

'Nog meer?' Blijven aandringen. Dat hoorde bij haar vak.

'Eerst dacht ik dat hij vanuit zijn raam misschien iemand in een telefoonpaal had zien klimmen. Nu denk ik dat hij in die paal zat, en niet de moordenaar. Hij kreeg een paar keer een kleur toen ik hem vragen stelde over Cheryl Croy, ons laatste slachtoffer. Hij ontkende dat die telescoop bij zijn raam stond. Dat was een leugen.'

'Een voyeur?'

'Dat wou ik aan jou vragen.'

'Op zijn leeftijd is het niet ongewoon. Het gebeurt ook vaak dat zulke jongens de Playboy van hun vader stelen.'

'Vanuit zijn kamer moet hij een bijna perfect zicht op Croy's huis

hebben. Ik zou hem graag een beetje onder druk willen zetten, maar ik weet niet hoe ik dat moet aanpakken. Ik heb een neefje van zijn leeftijd. Die is verrekte pienter. Ik heb het gevoel dat deze jongen net zo pienter is.'

'En hoe zou je dat neefje aanpakken? Wat zou je tegen hem zeggen?' Onwillekeurig begon ze weer met haar vingers in haar haar te graaien. Er ging iets sensueels van uit dat Boldt onrustig maakte. Hij zat op zijn stoel te schuiven en deed zijn best om het te negeren. Dat was niet gemakkelijk.

'Ik behandel mijn neefje ongeveer als een volwassene. Maar die is erg voorlijk. Ik ken Justin helemaal niet. Daarom weet ik ook niet hoe ik hem moet aanpakken.'

'Als je erover denkt hem met gerechtelijke stappen te bedreigen, moet je dat zelf beoordelen. Het is moeilijk te zeggen hoe een jongen van zijn leeftijd zal reageren. Misschien gaat hij praten als de dreiging maar groot genoeg is. Het kan ook zijn dat hij dan helemaal dichtklapt. Als je hem het gevoel geeft dat hij iets verkeerds heeft gedaan, krijg je geen woord meer uit hem - en door naar hem toe te gaan, suggereer je al dat hij iets verkeerds heeft gedaan.' Ze maakte een aantekening voor zichzelf - hij kon het ondersteboven niet lezen - en stak toen de dop van haar pen tussen haar lippen om hem te laten ronddraaien. Haar lippen waren vochtig en rood. De pen leek erg gelukkig.

'Nou, hij heeft iets gedaan wat niet mocht. Ik denk dat hij een illegale aansluiting op de kabeltelevisie heeft gemaakt.'

'Misschien heb ik het mis. Misschien kun je hem beter als volwassene behandelen en met hem onderhandelen. Kinderen worden graag als volwassene behandeld.'

'Ik dacht erover hem te vertellen hoe moeilijk mijn werk is. Je weet wel, ik vertel hem het bekende zielige verhaaltje om hem voor me in te nemen. Dan laat ik doorschemeren dat ik van die illegale aansluiting weet, en kijk hoe hij reageert. Als ik een reactie krijg, dring ik op meer medewerking van zijn kant aan. Ik beloof hem dat ik zijn ouders erbuiten houd en vertel hem dat ik de kabelmaatschappij waarschijnlijk wel kan overhalen niets tegen hem te ondernemen. Als hij het ontkent, zet ik hem onder druk. Dan zeg ik dat de kabelmaatschappij hem zal vervolgen en dat het zijn ouders duizend dollar gaat kosten, wat nog waar is ook. En dan loop ik weg.'

'Ik ben onder de indruk.' Ze nam de pen tussen haar lippen vandaan en legde hem neer. Vervolgens vouwde ze haar handen weer en keek hem engelachtig aan.

Hij wist niet of ze met hem flirtte of dat dit haar normale manier van doen was. Hij werd door haar gefascineerd - gevaarlijk gefascineerd - en blijkbaar merkte ze dat. 'Hoe zou jij het doen?' vroeg hij.

'Ik neem graag de tijd,' zei ze, en ze keek hem recht in de ogen. Ze had het niet over het ondervragen van kinderen. Toen voegde ze eraan toe: 'Die benadering klinkt goed.'

'Is er nog een andere benadering?' vroeg hij vlug.

'Jouw aanpak bevalt me beter dan waar ik eerst aan dacht. Ik dacht dat je hem het gevoel zou kunnen geven dat het voor jongens van zijn leeftijd heel normaal is om naar naakte vrouwen te gluren. Of anders is er de padvindersbenadering - je weet wel, "we moeten dit met zijn allen oplossen". Maar ik zie veel meer in jouw benadering. Als je het op mijn manier deed, zou je hem van je kunnen vervreemden. En als je het contact met een tiener eenmaal kwijt bent, is het niet gemakkelijk te herstellen.'

'Ik heb geen kinderen. Als ik ze had, zou ik hier misschien minder moeite mee hebben.'

'Niet omdat je het niet hebt geprobeerd, hoop ik.'

Hij kon haar niet aankijken en richtte zijn blik dus maar op Charlie Brown. Plotseling voelde hij zich dertien - zo oud als Justin Levitt. Zijn handpalmen waren vochtig. Hij was helemaal niet goed in dit soort dingen. Ze plaagde hem gewoon - dat hoorde hij aan haar stem - maar zijn fantasie ging met hem aan de haal. Hoe zou een avond in bed met Daphne zijn? Als beboterd maïsbrood met honing.

'Denk je dat hij iets heeft gezien?' vroeg ze om hem uit zijn verlegenheid te helpen.

'Nou, het kan toch? Als hij nu eens de moord heeft gezien?'

'Dan is hij doodsbang. Het kan zijn dat hij weigert zijn mond open te doen omdat hij het met alle geweld wil blijven ontkennen. Zolang hij voor zichzelf blijft ontkennen dat hij iets zag, ontwijkt hij de pijn en het schuldgevoel.' Ze zweeg even en zei: 'Wil je soms dat ik meega?'

'Ik dacht dat je het nooit zou vragen.'

'Het lijkt me in dit stadium een fout. Ik ga mee als je het wilt - geen probleem - maar het lijkt me een fout. Als hij naar haar keek, geeft hij dat niet in het bijzijn van een vrouw toe. Vooral niet een vreemde vrouw. Dit moet iets van man tot man zijn. Je kunt het zijn vader vragen. Die kan misschien helpen. Het lijkt me beter als je het eerst zelf probeert. Als hij het iemand wil vertellen, maak jij net zo'n goede kans als ieder ander. Probeer het met jouw benadering. Die lijkt me de beste.'

'Als je erop staat.'

'Ik sta er niet op. Ik geef adviezen, en dan nog alleen wanneer het me wordt gevraagd.'

'Geluksvogel.'

'Laat me weten hoe het is gegaan.'

'Je bent de eerste die het hoort.'

'Ik, geluksvogel,' zei ze. Ze vouwde haar krant open en keek hem na toen hij haar kantoor verliet.

Hij bleef staan en keek naar haar om, maar ze zag het niet. Haar vingers graaiden weer door haar zijdezachte haar, en de dop van haar pen gleed tussen die lippen.

Toen hij langs Kramers kantoorhokje kwam, zei de brigadier pesterig: 'Weer een sessie achter gesloten deuren, hè, Boldt?'

'Zit je ergens mee, Kramer?' Boldt bleef staan. Hij torende hoog boven de roodharige man uit. 

'Ja, met jou, eikel,' zei Kramer, en hij sprong overeind. 'Dus doe er wat aan.'

Boldt wist heel goed dat de eerste die een stomp uitdeelde op rapport zou gaan en zijn positie binnen de dienst op het spel zette. Kramer provoceerde hem, wuifde hem verleidelijk naar zich toe. 'Wat is er, Boldt? Heeft Liz tegenwoordig geen zin?' vroeg Kramer. Boldt kwam een stap dichterbij, zijn gezicht vuurrood, zijn vuisten gebald. 'Moetje Daphne versieren om je een man te voelen?' Hij en Boldt stonden neus aan neus.

Twee rechercheurs waren op de gang blijven staan. Een van hen moedigde aan: 'Sla hem verrot, Lou. We dekken je wel.'

Kramer zag er plotseling bang uit.

Boldt schudde zijn hoofd en liep door. 'Het is het niet waard,' zei hij.

'Grote klootzak, lui die je bent,' zei Kramer tegen zijn rug.

Boldt bleef staan.

Kramer voegde eraan toe: 'Ze mogen er dan allemaal intrappen, Boldt, maar ik niet. Als je jou zo ziet, lijkt het heel wat, maar wat stelt het nou voor?'

Boldts bloeddruk schoot omhoog. Hij voelde dat hij knalrood werd. Kinderspelletjes. Altijd Kramer. Hij dwong zich de ene voet voor de andere te zetten, zijn blik strak op de doffe punten van zijn schoenen gericht, en liep naar zijn eigen kantoor.

'Het is het niet waard,' mompelde hij in zichzelf.

'Wat hoorde ik nou over heibel tussen jou en John, Lou ?' Shoswitz leunde met zijn schouder tegen de wand. Zijn knie ging heen en weer, alsof hij naar muziek luisterde.

Shoswitz kon voelen dat er onrust op zijn afdeling heerste, en hij stortte zich daarop als een hongerige hyena op een kadaver. Zijn superieuren mochten vooral niet denken dat hij geen leiding aan zijn mensen kon geven. Dachten ze dat wel, dan verkleinde dat zijn kans om commissaris te worden - een gelegenheid die zich over een half jaar zou voordoen, want dan ging een van de commissarissen, Bill Gardner, met pensioen. Shoswitz en twee andere inspecteurs kwamen voor die functie in aanmerking. Het succes van zijn eenheid zou zijn kansen sterk beïnvloeden.

'Het oude gezeik, Phil.'

'Ik wil dat in mijn team niet hebben. Nu niet. Nooit niet.'

'Denk je dat ik het wel wil?' Boldt draaide zich woedend naar zijn chef om. 'Hij vraagt erom, Phil.'

Shoswitz stak zijn hand op. 'Laatje niet uit je tent lokken. Dat kunnen we geen van allen gebruiken.'

'Wat bedoel je?'

'Ik dacht dat ik duidelijk genoeg was.'

'Hij zanikt de hele tijd aan mijn kop over veldwerk, Phil. En moetje zijn staat van dienst zien. Wat doet hij eigenlijk in dit team?'

'We hebben allemaal ons kruis te dragen. Ik deed wat ik moest doen.'

'Moest doen?' Boldt zag plotseling het grotere geheel. Twee woorden, en het was opeens glashelder. Er waren nog bondgenoten van rechter

Kramer. De commissie van toezicht? Misschien de hoofdcommissaris zelf. 'Politiek, Phil?' vroeg Boldt ongelovig. Hij wou dat hij dat niet zo naïef had gezegd. De interne politiek was tot in alle hoeken van het korps doorgedrongen, tot in alle onderdelen van het stadsbestuur. Deze afdeling was daar geen uitzondering op. Omdat een speciale eenheid in de schijnwerpers stond, hadden de benoemingen nog meer een politiek karakter dan gewoonlijk. Als chef van de eenheid had Shoswitz een rechtstreekse verbinding met het parket en het gemeentebestuur. Shoswitz, Boldt en Kramer stonden alle drie in de belangstelling. Boldt wist heel goed welke kansen deze eenheid hem bood. Als Shoswitz opschoof, kwam zijn plaats vrij en dan zou Boldt, de tweede man van de eenheid, de meeste kans maken hem op te volgen.

'Hou je een beetje in, Lou. We hebben het hier allemaal moeilijk. Ja? Hoor je me? En we zijn allemaal moe. Als mensen moe zijn, zeggen en doen ze stomme dingen.'

Boldt kneep in de rug van zijn neus en sloot zijn ogen. Hij was moe. Hij voelde zich uitgeput.

'Trouwens,' zei Shoswitz. 'John heeft niet alleen kiezelstenen tussen zijn oren. Heeft hij je verteld over zijn plan om navraag te doen bij alle psychiatrische inrichtingen?' Hij gaf Boldt niet de kans om antwoord te geven. 'Het is een verdraaid goed idee. Ik had er zelf op moeten komen. Of jij. Ja?' Boldt was met stomheid geslagen. 'Een team,' zei Shoswitz. 'Dat moeten we hier hebben. Een team met verbeeldingskracht en creativiteit. John doet het goed. Aan vechtpartijen op de gang heb ik geen enkele behoefte. Denk er eens over na.' Hij draaide zich om en liep weg. 'Denk erover na, Lou,' zei hij over de lange afscheiding heen.

Kramer kwam vlug langs Boldts kantoorhokje lopen, een map in zijn hand, alsof hij die ergens heen bracht. Hij had hun gesprek afgeluisterd. Voor de zoveelste keer bemoeide Kramer zich met andermans zaken. Het afluisteren van andermans gesprekken was in flagrante strijd met de voorschriften. Het vergrootte de kans dat de verkeerde mensen onvolledige of onjuist begrepen informatie kregen. En dat leidde weer tot ongefundeerde vermoedens en geruchten.

Boldt was niet van plan er nu meteen iets aan te doen. Shoswitz had, zonder het te beseffen, Kramer helemaal in de kaart gespeeld. Boldt kon niets beginnen. Hij pakte een stukje plakband om wat pluisjes van zijn revers te halen en deed een poging zijn haar te kammen. Tijd om naar buiten te gaan.