De spelwedstrijd
OP HET SCHOOLPLEIN krioelde het van de wagens en paarden. De mensen kwamen uit alle richtingen toestromen. Ze hadden hun beste kleren aan en waren in een feestelijke, vriendelijke stemming.
Bij de deur van Rose' klaslokaal begroette professor Kay papa en mama en vroeg hen om binnen te komen.
„Fijn om u weer te zien," zei hij. „Kom binnen en ga zitten."
De school zag er heel anders uit met al die volwassenen die er rondliepen. Rose zag Blanche bij haar ouders staan. Blanche' beste jurk was nog mooier dan de jurken die ze iedere dag droeg. Hij was gemaakt van rode serge en afgezet met satijn dat glom in het licht van de ondergaande zon.
Professor Kay vroeg alle ouders om te gaan zitten. Er waren niet genoeg zitplaatsen en daarom moesten veel mensen langs de muur blijven staan. Er werden lantarens aangestoken en de walm van petroleum hing in de lucht. Rose nam haar plaats in aan het einde van de rij leerlingen die bij de muur stonden. De volwassenen zagen er grappig uit met hun knieën opgetrokken in de kleine banken. Het leken net reuzenkinderen. Professor Kay stond op om te spreken. Hij had zich ook opgedoft. Hij droeg zelfs een stropdas.
„Het is ons een eer om vanavond alle ouders hier te ontvangen," zei hij, toen het geschuifel en gemompel wegstierf. Achterin kraaide een baby en iedereen giechelde nerveus. Rose hoorde stemmen en stampende voeten in de andere klaslokalen boven, waar de oudere kinderen hun eigen wedstrijden en voordrachten hielden.
„We beginnen het programma met een paar woorden van een van onze beschermheren, de heer Elliot Hoover, die als stalhouder in deze stad, lid van het schoolbestuur en vader van een van onze leerlingen nauwelijks introductie behoeft."
Meneer Hoover stond op en praatte een hele tijd. Iedereen was erg beleefd en luisterde aandachtig. Maar voor Rose was zijn stem een vaag gegons. Zij dacht aan de woorden die ze misschien zou moeten spellen.
„We zijn trots op onze leerlingen die zo ijverig studeren..." zei meneer Hoover.
'Ijverig,' dacht Rose. 'Lange ij ij, v-e ve, r-i-g rig. Ijverig.'
Meneer Hoover was een lange, magere man met een hangsnor. Zijn enorme adamsappel stak een heel eind naar voren en wipte als hij praatte zo op en neer dat Rose er wel naar móest kijken.
Meneer Hoover bleef aan een stuk door praten tot Rose' benen pijn deden van het staan. Hij had het over de zaken van het schoolbestuur, hoeveel geld er uitgegeven was en hoeveel er aan belasting was binnengekomen. Ten slotte keek hij naar de leerlingen en zei: „Tot besluit, kinderen, wil ik zeggen dat het de stad plezier doet jullie in de gelegenheid te kunnen stellen om de glanzende uren van jullie jeugd te verrijken, zoals ook ik dat in mijn jeugd heb gedaan. Want eens was ik een schooljongen, net als jullie, en kijk nu eens naar me."
Professor Kay liet de mensen een lied zingen. Toen werd er door twee andere leerlingen een voordracht gehouden. En eindelijk begon de spelwedstrijd.
„We zullen beginnen met twee rondes om op gang te komen," zei professor Kay. Hij ging aan zijn lessenaar zitten, haalde zijn gouden horloge uit zijn vestzakje en opende het spelboek.
De woorden in de eerste rondes waren makkelijk en Rose begon zich op haar gemak te voelen. Iedereen kon ze spellen — ketel, verder, muis. Rose keek naar papa en mama en glimlachte.
Toen begon de echte spelwedstrijd en de woorden werden moeilijker. En bedrieglijker.
„Advies," zei Oscar Wakers, de jongen die vóór Rose stond. „A-t ad, v-i-e-s vies, advies."
„Het spijt me. Maar het is fout," zei professor Kay. Oscar haalde zijn schouders op, liet zijn hoofd hangen en schuifelde de rij uit om bij zijn vader en moeder te gaan zitten. Rose vond het fijn dat ze aan het eind van de rij stond. Ze kreeg meer zelfvertrouwen toen ze andere leerlingen fouten hoorde maken.
„De volgende."
„Advies," zei Rose vol zelfvertrouwen. „A-d ad, v-i-e-s vies. Advies."
Papa knipoogde tegen haar. Mama lachte.
Een voor een vielen de leerlingen uit en verlieten de rij om bij hun familie te gaan zitten. De rij werd onregelmatig, als een oude kam waaraan tanden ontbraken.
„Bouwwerk," zei Blanche langzaam, alsof ze in verwarring was. „B..." Ze aarzelde. Rose' hart sloeg over. „o-u-w bouw, w-e-r-k werk. Bouwwerk," zei Blanche met een lichte zucht.
„Goed zo," fluisterde een man hardop. Het was meneer Coday, de vader van Blanche. Blanche bloosde diep en staarde 172 naar haar glimmende, zwarte schoenen.
Het duurde niet lang of er stonden nog maar drie leerlingen. Rose, Blanche en een roodharige jongen, die Oscar Hensley heette.
„Schilfer," zei professor Kay.
„Schilfer," herhaalde Oscar. „S-c-h-i-l schil, v-e-r fer, schilfer."
„Het spijt me, Oscar. Dat is fout. Dames en heren," zei professor Kay, „nu zijn alleen de twee beste spellers van de derde klas nog over. Dat de slimste maar mag winnen."
Rose voelde alle ogen in het lokaal op haar gericht. Blanche kreeg het eerste woord. Daarna Rose, toen Blanche weer. Blanche spelde ieder woord goed: pendule, veroveraar, portret. Iedere keer spelde ze zo langzaam dat Rose zeker wist dat ze zich zou vergissen. Maar het ging aldoor goed.
Zo spelden ze tot in de avond door. In een van de lokalen boven klonk geroezemoes en geklap en Rose begreep dat de spelwedstrijd daar geëindigd was. Haar mond was droog geworden en ze wilde wanhopig graag zitten.
„Enigszins," zei professor Kay.
„Enigszins," herhaalde Rose. Ze deed haar mond al open om te gaan spellen, maar plotseling wist ze niets meer. „Enigszins," zei ze nog eens. Haar hoofd tolde. Was dat met een s' of met een 'z' of alle twee? Ze kreeg het er benauwd van en haalde met moeite adem.
Ze keek naar papa en mama. Papa draaide aan zijn snor. Mama verfrommelde haar zakdoek in haar handen.
„Enigszins," zei ze voor de derde keer. Er werd niet langer geschuifeld of gedraaid in het klaslokaal. In de afschuwelijke stilte kraakte een stoel van iemand die vooroverleunde om beter te kunnen horen.
Rose kon niets meer zeggen van angst. Ze wist niet meer hoe het zat. Was het nou met een 's' en een 'z'? Of alleen met een 'z'? Hoe zat het nu toch?

Professor Kay schraapte zijn keel. Rose' hart bonsde in haar oren.
„Zal ik het woord nog een keer herhalen?" vroeg professor Kay vriendelijk.
„Nee," zei Rose schor. Ze moest het proberen, ook als ze het verkeerd had. Ze kneep haar ogen dicht en probeerde het woord in gedachten te zien.
„Enigszins," zei ze langzaam. „E-n-i-g-s enigs, z-i-n-s. Enigszins."
„Goed zo!" riep papa nogal hard. Er werd zenuwachtig gelachen in het lokaal. Mama's hand vloog naar haar nnond.
„Juist," zei professor Kay. Er ontsnapte Rose een beverige zucht.
Er volgden nog vier ronden waarin er perfect werd gespeld. Toen gaf professor Kay Blanche het woord 'ravijn' op.
„Ravijn," zei Blanche langzaam. Rose dacht dat ze Blanche zag trillen, maar zeker wist ze het niet.
„R-a ra, v-e-i-n vijn, ravijn."
„O!" riep iemand uit het publiek. Papa sloeg met zijn hand op de lessenaar. Mama draaide zich om en beduidde hem dat hij stil moest zijn.
Eerst begreep Rose niet wat er gebeurd was. Toen zei professor Kay: „Fout."
Rose kon haar oren haast niet geloven. Ze wist hoe ze dat woord moest spellen. Blanche had het verkeerd gedaan!
Professor Kay keek Rose aan. „Ravijn," zei hij.
„Ravijn," zei Rose. „R-a ra, v-lange ij-n vijn, ravijn-"
Er volgde een uitbarsting van geschreeuw, geklap en verwarring in het lokaal. Plotseling stonden alle mensen op, liepen door elkaar en praatten. Oscar kwam aanrennen en sloeg Rose op haar rug. Professor Kay riep iets over limonade op de bovenverdieping. Toen drongen papa en mama zich door de menigte. Papa omhelsde haar stevig. Mama lachte van oor tot oor.
Met een schok besefte Rose dat ze de spelwedstrijd echt had gewonnen.
„Je bent ons knappe meisje," zei papa. „Het is je gelukt! Je hebt de vloer met ze aangeveegd."
„We zijn erg trots op je," zei mama.
Toen was professor Kay er. „Goed gedaan, jongedame," zei hij. „Hier is je prijs. En verdiend, moet ik zeggen, al was het op het nippertje."
Hij stak Rose een boek toe. Ze nam het in haar handen. Het was zwaar en in dikke pluchen stof gebonden. Het pluche was diep rood en zacht als mos. Op de voorkant stond in glimmende gouden letters het woord poëzie.
Alle bladzijden in het boek waren leeg en hadden een mooie, lichtblauwe rand van sierkrullen. Mama zei dat het een album was waarin vrienden, vriendinnen en familie spreuken en versjes konden schrijven. Het was bedoeld als aandenken aan geliefden, goede vrienden en vriendinnen en speciale gelegenheden.
„Ieder meisje hoort er een te hebben," zei mama. „Ik had er ook een."
Rose keek naar al die onbeschreven bladzijden. Hoe zou ze die ooit vol krijgen? Ze kende niet veel mensen die ze kon vragen om erin te schrijven. Maar ze trilde van opwinding bij de gedachte aan al die lege bladzijden die eens vol zouden staan met woorden die nu nog niemand had bedacht.
Rose kon wel springen van blijdschap, maar ze zei beleefd: „Dank u wel, professor Kay." Ze streek met haar handen over de fluwelige kaft. Die voelde zacht en zijdeachtig aan alsof het iets levends was.
Maar toen Rose aan de andere kant van het lokaal Blanche zag staan, veranderde haar vreugde in iets anders. Blanche stond daar met afgezakte schouders en haar gezicht tegen haar moeders borst gedrukt. Haar vader streek over haar hoofd en zei iets tegen haar.
Terwijl papa en mama over haar hoofd heen met professor Kay praatten, staarde Rose naar Blanche' schokkende rug. Hoe langer ze keek, hoe akeliger Rose zich voelde. Toch kon ze haar ogen niet van Blanche afhouden. Ze dacht eraan hoe weinig het had gescheeld dat ze zelf verloren had.
Rose keek naar haar mooie nieuwe album en toen naar Blanche. Ze probeerde te bedenken wat ze doen kon. Blanche was onaardig tegen Rose geweest, maar Rose had geen hekel aan haar. Ze had eigenlijk aan niemand een hekel. Ze vond alleen dat iedereen min of meer raar was, zoals mama had gezegd.
Maar Rose vond het wel erg dat Blanche door haar zo huilde. Ze dacht na, keek en dacht nog eens na. Toen wist ze in een flits wat ze moest doen.
Rose liep door het schoollokaal, recht op Blanche en haar familie af.
„Zo, hallo, jongedame," zei meneer Coday. „Jij hebt ons vanavond een hele voorstelling gegeven."
Blanche liet haar moeder los, draaide zich om en keek naar Rose. Haar wangen waren vochtig en haar gezicht vlekkerig. Haar rode ogen flitsten en haar mond vormde een boze streep.
„Je moet niet huilen," zei Rose. „Het spijt me dat je verloren hebt. Ik had bijna het eerst verloren. Ik wist niet meer hoe je 'enigszins' moest spellen. Ik raadde maar wat. Ik had gewoon geluk."
Blanche gezicht werd zachter. Ze keek neer op het poëziealbum in Rose' handen.
„Professor Kay heeft me dit gegeven, omdat ik gewonnen heb. Het is niet eerlijk om maar één prijs te geven, terwijl we eigenlijk even goed kunnen spellen," zei Rose. „We kunnen het delen, als je wilt."
Rose stak haar het album toe.
Blanche staarde haar met ongelovige ogen aan.
„Nou, dat is me toch wat," zei mevrouw Coday. Toen stootte ze Blanche met haar elleboog aan. „Heb je je tong verloren?" vroeg ze vinnig.
„Dank je," mompelde Blanche.
„Dat is een mooi gebaar, jongedame," zei meneer Coday snel. „Jij bent een voorbeeld voor ons allemaal. Maar een poëziealbum is niet iets dat je makkelijk kunt delen. Bovendien heb je eerlijk gewonnen, of je nu geluk had of niet."
De storm trok uit het gezicht van Blanche weg. „Ja," zei ze. „Het is jouw prijs. Je moet hem zelf houden. Maar het is erg aardig dat je het zegt."
„We kunnen het album om beurten hebben," zei Rose.
„Nee, dat gaat niet," zei Blanche. „Maar heel erg bedankt."
Rose dacht even na. Toen kreeg ze een ander idee.
„Wil jij er dan in schrijven?" vroeg ze. „Ik zou het leuk vinden als jij de eerste was die erin schreef, omdat we met z'n tweeën de beste spellers zijn."
„Ik... ik zou niet weten wat ik moest schrijven," hakkelde Blanche. Toen bloosde ze.
„Neem het maar mee naar huis," zei Rose. „Dan kun je iets bedenken."
Meneer Coday zei dat hij het, nu het schoolsemester voorbij was, wel aan papa mee kon geven als hij in de drogisterij kwam.
„Goed," zei Blanche zacht. Ze pakte het album van Rose aan, streek met haar hand over de mosachtige kaft en stopte het onder haar arm. Nu keek ze Rose met glanzende ogen aan en lachte. Ze snoof haar laatste tranen weg. „Ik zal er goed op passen. Dat beloof ik. "
„Dag, Blanche," zei Rose.
„Dag, Rose," zei Blanche.
Rose huppelde weer naar papa en mama. Ze stonden nog met professor Kay en een paar andere ouders te praten. De mensen liepen het klaslokaal uit en gingen naar boven om limonade te drinken. Rose trok aan mama's rok en fluisterde in haar oor: „Limonade."
„Dat heb ik aan Blanche gegeven. Ze gaat er iets in schrijven. Meneer Coday zei dat hij het aan papa mee zou geven als hij in de stad komt."
„Dat is erg lief, Rose," zei mama. „Nu heb ik twee redenen om vanavond trots op je te zijn. Een goede winnaar is een hoffelijke winnaar."
Blanche kwam niet boven om limonade te drinken. De rest van de avond zag Rose haar niet meer. Maar toen ze in het donker tussen papa en mama in naar huis liep en de lantaren een trillende lichtcirkel op het pad wierp, herinnerde Rose zich de dankbare glimlach van Blanche. De gedachte dat ze iemand kon laten lachen, maakte Rose gelukkig.
Rose vroeg zich af wat Blanche in haar poëziealbum zou schrijven. Ze kon haast niet wachten tot ze het zag.