Naar school

„EEN JONG POESJE?" zei mama verbaasd. Ze stond bij de keukentafel Rose' nieuwe jurk te strijken, die ze net af had. „Maar waar is het?"

„Het is nog te klein om bij zijn moeder weg te gaan," zei Rose. „Het is rood met wit en het heeft een zwart pootje. Het heet Zwartpootje. Ik heb hem uitgezocht."

„We kunnen wel een goede muizenvanger gebruiken," zei mama. Ze verwisselde het strijkijzer voor een nieuwe, warme bout, die op het fornuis stond. „Als we dit najaar de oogst binnen hebben, zullen we een kat nodig hebben om de ratten en muizen uit de maïs en de haver te houden."

Ze hield de jurk omhoog. „Zo," zei ze. „Helemaal klaar. Trek hem maar aan, dan kan ik de zoom afspelden."

Rose wriemelde zich in de jurk van nieuwe blauwe en lavendelkleurige gingang. De stof was stijf van het strijken en de nieuwigheid. Mama had er een kanten kraagje voor geknoopt.

„Je handen zijn vuil," zei mama. „Probeer niet aan de stof te komen." Ze deed een stap achteruit en stond met haar kin in haar hand naar Rose te kijken. „Je hebt een goede keus gemaakt. Dat blauw past bij je ogen. Het staat je erg goed."

Mama's ogen glansden. Rose stond blij te draaien. Ze kon haast niet wachten tot ze de kans zou krijgen om de jurk te dragen.

Rose ging op een stoel staan, zodat mama de zoom af kon spelden. Rose vertelde haar alles over het eten bij de familie Stubbins, over de koe die ze had geprobeerd te melken en over de hoepelslangen.

„Zijn er hier echt hoepelslangen?"

„Ik heb er nog nooit van gehoord," zei mama. „Ik denk dat meneer Stubbins je een beetje voor de gek hield."

Rose was even stil, terwijl mama met de zoom bezig was. Toen vroeg ze: „Mama, kunnen wij geen klein broertje of zusje krijgen?

Mama hield op met spelden en keek Rose met onderzoekende ogen aan. Het leek of er een schaduw over haar gezicht gleed. Toen zuchtte ze.

„Ik denk het niet, schat," zei ze zacht. „Voel je je alleen?"

„Soms wel een beetje," zei Rose. „Waarom kunnen wij geen baby krijgen? God brengt bij alle andere mensen wel baby's."

„Je kunt je jurk nu wel uitdoen," zei mama. Rose gleed weer in haar zachte, vertrouwde jurk van iedere dag en ging op de stoel zitten, terwijl mama hout in het fornuis stopte.

Ten slotte kwam mama bij de tafel zitten. „Kun je je er nog wat van herinneren dat papa en ik ziek waren en je bij oma logeerde, toen je heel klein was?"

„Een beetje wel, denk ik," zei Rose. Ze wist nog dat ze bij oma woonde.

„En weet je nog dat we vlak daarna een baby kregen, een jongetje dat stierf voor we het een naam konden geven?"

„Ja," zei Rose met haar kleinste stemmetje.

„Nou, papa en ik wilden graag weer een baby en daar hebben we om gebeden. Maar ik denk dat God, toen ik ziek was, heeft besloten dat we geen baby meer zouden krijgen. We kunnen niet meer doen dan bidden. Daarna moeten we Gods oordeel aanvaarden. Begrijp je dat?"

„Ik denk het wel," zei Rose. „Maar... waarom geeft God andere mensen wel baby's en ons niet?"

„God heeft ons jóu gegeven, Rose. Dat was voor papa en mij het grootste geschenk dat we ooit hebben gekregen. Het is genoeg om jou te hebben, als dat Zijn wil is. Niemand kan weten waarom God iets beslist.

En het zal niet lang meer duren dat je je alleen voelt," zei mama. „Volgende week begint de school. Denk eens aan de vriendjes en vriendinnetjes die je zult krijgen!"

Rose' mond vloog open, maar ze kon niets zeggen. Ze had een hele tijd niet aan school gedacht. Op haar school in South Dakota had ze het fijn gevonden, maar ze wist niet of het in Missouri wel leuk zou zijn.

De eerste schooldag moest Rose vroeg opstaan om al haar werk te kunnen doen. Eerst haalde ze brandhout van de houtstapel en legde het op de veranda. Toen droeg ze emmers water uit de bron aan voor de paarden en de muilezels. Ze bracht opgewarmd water uit de tank in het fornuis naar de kippen.

Ze gaf de kippen hun mengvoer en verzamelde de eieren. Toen waste ze zich en dekte de tafel. Zodra ze klaar waren met het ontbijt, hielp ze mama met de afwas.

Ten slotte trok ze haar nieuwe jurk aan. De knisperende, nieuwe stof voelde glad en koel aan tegen haar warme huid. Mama deed de knoopjes op de rug dicht. Rose sloeg haar armen om zich heen om de mouwen te proberen. Deze jurk knelde niet in de schouders zoals haar oude jurken. Haar lijf voelde zo vrij alsof ze niets aan had.

Mama maakte twee stijve vlechten in Rose' haar en bond de uiteinden met draad vast. Daarna strikte ze Rose' gele haarlinten. Toen ging ze naar de hutkoffer en haalde Rose' schort met de ruches te voorschijn.

„Trek niet zo'n gezicht, Rose," zei ze. „Ik weet dat die schort je jurk bedekt, maar zo wordt de stof niet vuil. Die jurk moet mee tot aan de vakantie in de oogsttijd."

Toen haalde mama haar oude exemplaar van 'McGuffey's derde leesboek' uit de hutkoffer. In de tijd dat Rose niet naar school ging, had mama haar thuis uit haar oude boeken lesgegeven. Rose had het derde boek al helemaal doorgelezen en kende het bijna uit haar hoofd.

Mama gaf Rose haar lei en een nieuwe griffel. Ze schoof de griffel in de zak van het schort. Toen gaf ze Rose een oude stroopbus met een deksel en een handvat om hem aan te dragen. Dat was haar lunchtrommeltje.

„Er zit een verrassing in," zei mama. „Je mag er niet naar kijken of van eten voor de meester zegt dat het lunchpauze is. Beloof je dat?"

„Ja," zei Rose. Nu was ze klaar. Plotseling begreep ze dat ze echt naar school ging. Er draaide iets in haar maag. „Mama, brengt u me naar school?"

„Maar, Rose! Je bent nu een grote meid. Ik heb werk te doen en papa heeft hulp bij het houthakken nodig. Je weet de weg."

Rose zuchtte. „Mag Fido mee?"

„Wat moet een hond nu op school? En we hebben hem hier nodig om de slangen en de haviken bij de kippen weg te houden. Je moet niet zo lopen tobben, Rose. Het zal best leuk zijn op school en Paul en George zijn er ook. Schiet nou op, anders kom je te laat."

Mama kuste Rose en bleef op de veranda staan kijken, terwijl ze langs de wagensporen naar de Frybeek liep. Fido huppelde met haar mee, maar mama floot hem terug. Fido keek met een scheef kopje naar Rose. Mama floot weer en hij draafde de heuvel weer op.