epiloog

De directeuren van de inlichtingenbureaus van Frankrijk, Engeland, Duitsland en de Verenigde Staten kwamen, op bevel van hun staats­hoofden, snel, geruisloos en uiteindelijk efficiënt in actie, overal in hun landen, want ze hadden de waarheid in handen en hoefden niet te speculeren. Meer dan tweeduizend namen op computeruitdraai­en identificeerden de echte aanhangers van de Brüderschaft der Wacht. De vier landen waren overeengekomen dat de perscommu­niqués van hun regeringen in wezen hetzelfde zouden zeggen, zoals werd geïllustreerd door de Parijse editie van de Herald Tribune: Ruggegraat van neo-nazi-beweging gebroken.

Alle verslagen vermeldden dat talloze mannen en vrouwen, in en buiten de overheid, in het geheim in hechtenis waren genomen en dat hun namen, die slechts bij enkelen bekend waren, achter wer­den gehouden totdat de aanklachten waren ingediend. De licht ont­vlambare pers werd even helemaal gek, maar de regeringsautoritei­ten hielden voet bij stuk wat betreft het noemen van namen, en op den duur gingen de gefrustreerde media ertoe over andere, meer productieve 'onthullingen' te plaatsen. Binnen twee maanden nam de interesse van hun lezers, luisteraars en kijkers af, en de heksen­jacht op de nazi's kwijnde even snel weg als dat het geval was ge­weest met het paranoïde zoeken naar communisten, toen de weer­zinwekkende McCarthy uit de gratie raakte. De media-eigenaren begrepen dat je geen adverteerders of goede kijk- en luistercijfers kreeg als je het publiek verveelde. Dus vlogen de politieke partijen elkaar weer in de haren, en misschien was Elvis Presley écht gezien in een maïsveld!

'Verrek, ik ben miljonair!' riep Drew Latham uit terwijl hij hand in hand met Karin de landweg op liep in Granby, Colorado. 'Ik kan er nog steeds niet over uit!'

'Harry hield echt veel van jou,' zei Karin de Vries, terwijl ze vol ontzag opkeek naar de majestueuze Rocky Mountains. 'Daar heb je toch zeker nooit aan getwijfeld?'

'Ik heb het ook nooit onder woorden gebracht. Op een paar hon­derdduizend voor vader en moeder na, die ze nooit zullen uitgeven, heeft hij alles aan mij nagelaten.' 'Wat verbaast je zo?'

'Waar heeft hij het in hemelsnaam vandaan?'

'Dat hebben de advocaten uitgelegd, schat. Harry was vrijgezel en

hoefde weinig geld uit te geven. Hij lette goed op de verschillende 

beurzen, zowel hier als in Europa, en deed een paar briljante in­vesteringen. Zo was hij nu eenmaal.'

'Harry,' peinsde Drew zacht en hij sprak de naam langzaam uit. 'Kroeger plantte dat afschuwelijke ding in zijn hersenen. Volgens de autopsie was het een nieuwe wetenschappelijke vinding die na­gemaakt kan worden. Vervolgens sprong zijn hoofd erdoor uit el­kaar, nadat hij gestorven was. Stel dat hij niet was gestorven?' 'De artsen en geleerden zeggen dat het pas na tientallen jaren ge­perfectioneerd kan worden, als het ooit gebeurt.' 'Ze hebben het wel vaker mis gehad.'

'Ja, inderdaad... Dat vergat ik je nog te vertellen: we hebben een telegram gekregen van Jean-Pierre Villier. Hij gaat Coriolanus weer spelen en wil ons allebei graag in Parijs hebben voor de openings­avond.'

'Hoe kun je netjes zeggen dat een heleboel Frans kattegejank mij

nu niet precies aantrekt?'

'Ik zal het wel op een andere manier brengen.'

'Verrek, er zijn nog zoveel vragen!'

'Daar hoef jij je niet mee te belasten, lieveling. Nooit. Wij zijn vrij. Laat anderen maar schoonmaken, jouw taak is volbracht.' 'Ik kan het niet helpen. Harry zei dat een verpleegster in de Broe­derschapvallei de anti-neo's liet weten dat hij zou ontsnappen. Wie was zij en wat is er met haar gebeurd?'

'Het staat in het Mettmach-rapport, dat jij alleen maar vluchtig hebt bekeken...'

'Het was te pijnlijk,' zei Latham. 'Op een dag zal ik het wel goed lezen, maar al dat medische geklets over mijn broer... Nou ja, ik wilde het gewoon niet lezen.'

'De verpleegster was een assistente van Greta Frisch, de vrouw van Kroeger. Ze werd gedwongen met Von Schnabe, de commandant, naar bed te gaan, op bevel van de nieuwe Lebensborn. Ze raakte in verwachting en pleegde zelfmoord in het bos van Vaclabruck.' 'De Lebensborn, zo'n lieflijke, landelijke klank, maar zo wreed, zo verwrongen. Maar we hebben Mettmach in de Vaclabruck gevon­den. Mijn god, bijna een complete militaire basis diep in de wil­dernis!' 

'Het is een strafkolonie van ruim tweeduizend hectaren geworden waar de gevangenen, mannen en vrouwen, alleen neo-nazi-unifor- men krijgen uitgereikt, met de rode armbanden erbij. Maar de arm­banden zitten niet om hun armen, ze zijn voor op hun kleren ge­naaid, zoals zij de joden dwongen tijdens het Derde Rijk de davidster te dragen.' 'Dat is te gek, echt te gek.'

'Het was een idee van ambassadeur Kreitz. Hij zei dat het ze er­aan zal herinneren waarom ze daar zitten als gevangenen, niet als bevoorrechte leden van de samenleving.'

'Ja, ik weet het, en ik weet nog steeds niet of het wel zo'n goed idee is. Zou het niet juist andersom kunnen werken: krijgsgevan­genen in uniform die hetzelfde lot ondergaan? Die onvoorwaarde­lijk trouw zweren aan hun ideaal?'

'Niet met al het werk dat zij hebben, hun programma's en de voort­durende lezingen over het nazi-verleden, geïllustreerd met films en dia's van de meest beestachtige wreedheden. Ze krijgen opdracht verhandelingen te schrijven over wat ze hebben gezien. Naar we ho­ren, komen velen van hen huilend van die voordrachten vandaan en vallen ze biddend op hun knieën. Vergeet niet, Drew, afgezien van het feit dat ze hard moeten werken, treedt niemand bruut op tegen de gevangenen. Alles gaat er erg streng, maar correct aan toe.' 'De zieleknijpers krijgen lange tijd een psychiatrisch buitenkansje. Het zou het begin kunnen zijn van een heel nieuw gevangenissys­teem.'

'Dan komt er in elk geval nog iets fatsoenlijks uit een afschuwelij­ke waanzin voort.'

'Misschien, maar reken er niet te erg op. Er staan altijd anderen op hun beurt te wachten. Hun namen zijn misschien anders: de cul­turen verschillen, maar het gemeenschappelijke kenmerk is altijd hetzelfde: "Doe het op onze manier, onder ons gezag, en afwijkin­gen zijn niet toegestaan.'"

'Dus moeten we allemaal, waar we ook zitten, op onze hoede zijn voor zulke mensen, zulke idealen, en hopen dat onze leiders ze zul­len signaleren en de moed hebben snel, maar niet redeloos in actie te komen.'

'Word jij er nooit moe van om de dingen zo goed bij hun naam te noemen?'

'Mijn man - toen hij in het begin echt mijn man was - zei altijd: "Wil je alsjeblieft ophouden zo saai academisch te zijn." Ik denk dat hij gelijk had. Ik heb alleen maar een academisch leven gekend, meer werd me niet geboden.'

'Zoiets zou ik nooit tegen je zeggen. Tussen haakjes, jij hebt har­der meegewerkt aan wat er daarna gebeurde dan ik...' 'Natuurlijk,' viel Karin hem in de rede, 'jij moest je ouders gaan opzoeken. In hun verdriet hebben ze behoefte aan hun enige over­levende zoon.' 

'Ja.' Latham keek haar aan in de heldere middagzon van Colora- do. 'Ja...' Hij wendde zijn ogen af en vervolgde: 'Heeft Knox Tal­bot ontdekt wie hun AA-computers heeft gekraakt?' 'Natuurlijk, ze stonden op de uitdraaien van het Adelaarsnest. Een man en een vrouw die zich zestien jaar lang een weg naar boven baanden in het Bureau. Scouts, gidsen, misdienaars, eentje van een boerderij - Four H, wat dat ook betekent - en de andere opgevoed door een echtpaar in de provincie dat les gaf op een zondagsschool.' 'Sonnenkinder,' zei Drew.

'Precies. Tot de koorrepetities en de Rotary Clubs toe.'

'Hoe zit het met de dossiers over Monluc, die van de osi gestolen

werden?'

'Een van de directeuren die zich voordeed als een joods historicus.

Wie zou hem nu verdenken?'

'Sonnenkind.'

'Natuurlijk.'

'Hoe zit het met die financiële zwendelaar in Parijs die al dat on­roerend goed in de Loire-vallei opkocht met Duits geld?' 'Zijn kaartenhuis is in elkaar geploft. Bonn bemoeide zich ermee met een paar heel creatieve buitenlandse accountingmethoden die een heleboel Duits geld veiligstelden. Hij was een oplichter die mis­bruik maakte van oude, misleide loyale contacten.' Karin keek op naar Latham. 'Waarom kijk je me zo aan? Zo vra­gend?'

'Net had je het over mijn vader en moeder en dat zette me ineens aan het denken. Je hebt me nooit iets over jouw ouders verteld, jouw vader en moeder, die je die academische opleiding gaven. Ik weet niet eens je naam, je meisjesnaam. Hoe komt dat?' 'Is het belangrijk?'

'Verrek, nee! Maar ik ben nieuwsgierig, is dat niet doodnormaal? Ik geloof dat ik in mijn fantasie altijd dacht dat ik, wanneer en als ik ooit een vrouw zou vragen met me te trouwen, naar haar vader moest gaan en zoiets zeggen als: "Jawel, meneer, ik kan haar on­derhouden en ik hou van haar" - in die volgorde. Kan ik dat, Ka­rin?'

'Nee, ik ben bang van niet, daarom kan ik je evengoed de waar­heid vertellen. Mijn grootmoeder was een Deense, die door de na­zi's werd ontvoerd en gedwongen met de Lebensborn te leven. Toen haar dochter, mijn moeder, geboren werd, nam ze haar mee en vond, met een vasthoudendheid die onbegrijpelijk is, haar weg te­rug naar Denemarken en dook onder in een dorpje vlak bij Hanst- holm aan de Noordzee. Ze vond een man, een anti-nazi, die met haar trouwde en het kind, mijn moeder, adopteerde.' 'Je zegt dus...'

'Ja, Drew Latham, zonder de gedreven koppigheid van een vinni­ge vrouw, had ik een Sonnenkind kunnen zijn, zoiets als Janine Clunes. Helaas hielden de nazi's heel nauwkeurig hun archieven bij, en mijn grootmoeder en haar man moesten voortdurend vluchten; ze hadden nooit een permanent eigen huis en nooit toegang tot nor­male scholen. Tenslotte verhuisden ze na de oorlog naar België, waar een nauwelijks onderlegd kind opgroeide, trouwde en in 1962 mij kreeg. Omdat mijn moeder nooit formeel onderwijs had geno­ten, werd mijn opleiding een obsessie voor haar.' 'Waar zijn ze nu?'

'Mijn vader liep weg toen ik negen jaar was en achteraf bekeken kan ik begrijpen waarom. Mijn moeder had dezelfde resoluutheid als mijn grootmoeder. Zoals haar moeder alles had geriskeerd, zelfs de galg, om haar eigen kind bij de Lebensborn weg te halen, zo was zij nu helemaal op haar dochter geconcentreerd. Ik moest aan één stuk lezen, koortsachtig, ik moest de hoogste cijfers van ieder­een halen op school, studeren, studeren, studeren, totdat de koorts mij ook te pakken kreeg. Ik werd even erg geobsedeerd door mijn studie als zij.'

'Geen wonder dat Harry en jij zo goed met elkaar konden op­schieten. Leeft je moeder nog?'

'Ze zit in een verzorgingstehuis in Antwerpen. Je zou kunnen zeg­gen dat ze is opgebrand en nu herkent ze mij nauwelijks meer.' 'Je vader?'

'Wie weet? Ik heb nooit geprobeerd hem te vinden. Later heb ik er vaak aan gedacht het te proberen, want zoals ik zei: ik begrijp waar­om hij wegging. Zodra ik de kans kreeg, weet je, ging ik zelf weg, voordat ik totaal werd ondergesneeuwd en dat woord geeft het pre­cies weer. Toen was daar Freddie en ik was als de wiedeweerga ver­dwenen.'

'Nou ja, dat is verleden tijd!' zei Drew glimlachend en hij kneep in haar hand. 'Nu heb ik het idee dat ik je goed genoeg ken om de Latham-dynastie voort te zetten.'

'Wat grootmoedig van je, ik zal proberen je waardig te zijn.' 'Waardig? Voor jou betekent het een stapje of twee terug, maar ik wil je wel vertellen dat ik als eerste voor de bibliotheek een ency­clopedie ga bestellen.' 'Welke bibliotheek?' 'In het huis.' 'Welk huis?'

'Ons huis. Hier vlak om de bocht in deze oude weg, die ik na­tuurlijk zal laten verharden nu ik het me kan veroorloven.' 'Waar heb je het in hemelsnaam over?' 'Dit is een soort achteringang naar het stuk grond.' 'Welk stuk grond?'

'Ons stuk grond. Je zei toch dat je van de bergen hield?'

'Dat doe ik ook. Moet je daar boven kijken, ze zijn zo groots, zo

adembenemend!'

'Kom op dan, bergliefhebber, we zijn er bijna.' 'Waar?'

'Nou ja, kijk eens,' zei Drew terwijl ze door de bocht in de land­weg liepen, 'ik heb een vriend in Fort Collins die me alles over de­ze plek vertelde. "Pietje Precies" - we noemden hem Pietje Precies op de universiteit omdat hij alles precies kon vaststellen, tot een da­tum en een deal toe - en hij zei dat dit het enige perceel was dat nog over was, als ik het kon betalen. Toen, en dat was ook echt Pietje Precies, voegde hij eraan toe dat hij me kon helpen als dat een probleem was.' 'Wat doet hij voor de kost?'

'Ik denk niet dat iemand dat echt weet. Hij heeft een stel compu­ters en handelt in aandelen en obligaties en producten, dat soort dingen. Maar ik was echt trots toen ik hem zei: "Geen probleem, Pietje. Als ik het mooi vind, koop ik het.'" 'Wat zei hij toen?'

"'Op een overheidssalaris, makker?" En ik zei: "Nee, ouwe rakker, ik heb een groot deel van mijn onkostenvergoeding in de Europe­se markten gestoken." En toen zei hij: "Laten we samen gaan lun­chen of dineren, of blijf bij mij logeren zolang je wilt.'" 'Jij moest je schamen, Drew Latham!' Ze lieten de bocht in de weg achter zich en wat er voor hen lag, deed Karin blozen van stom­me verbazing. Het was een enorm, glashelder, blauwgroen meer, over het water gleden verscheidene witte zeilen en in de verte lagen een paar prachtig gebouwde huizen, met in het water stekende aan­legsteigers onder aan kortgeschoren gazons. Daarboven lagen de opklimmende bergen te glinsteren in de zon, als hemelse forten die een prachtige, aardse enclave beschermden. En rechts van hen lag een groot, uitgestrekt stuk land dat aan het meer grensde, onbe­woond, vol hoog gras en wilde bloemen.

'Kijk eens aan, dame, dat is ons huis. Zie je het al voor je? Een paar kilometer verderop is de zuidwestelijke ingang van het Rocky Mountains National Park.' 'O, liefste, ik kan het gewoon niet geloven!'

'Geloof het maar, het is er. Het is van ons. En over een jaar zal

het huis er staan, nadat jij de plannen natuurlijk hebt goedgekeurd. Pietje heeft me de beste architect in Colorado bezorgd.' 'Maar, Drew,' lachte Karin, terwijl ze de grasheuvel af rende naar de waterkant en de beek die de grens vormde van het stuk land. 'Dat duurt zo lang, wat gaan we ondertussen doen?' ik had gedacht een vrij grote tent op te slaan, net als krakers, maar dat zou niet werken!' schreeuwde Latham terwijl hij achter haar aan holde.

'Waarom niet? Ik zou het heerlijk vinden!'

'Nee, dat zou je niet,' zei Drew buiten adem en hij pakte haar bij

de schouders. 'Raad eens wie hierheen komt vliegen om toezicht te

houden op de eerste bouwwerkzaamheden, omdat de chlopak dat

niet kan?'

'De kolonel?'

'Precies, dame.'

'Hij is ook stapel op jou.'

'Daarin heb jij volgens mij een streepje voor. Hij kreeg zijn volle pensioen, maar hij kan geen kant op. Zijn kinderen zijn volwassen en hebben zelf alweer kinderen, en als hij een paar dagen bij ze is geweest, weet hij niet meer wat hij moet doen. Hij moet in bewe­ging blijven, Karin. Laat hem maar een tijdje bij ons blijven, voor­dat hij weer verder moet trekken, oké?' 'Daar zou ik nooit nee op kunnen zeggen.'

'Dank je. Pietje heeft voor ons een huis gehuurd, zowat zestien ki­lometer verderop langs Route 34, en ik heb ingestemd om voor vijf dagen in de maand naar Washington te vliegen, niet meer dan dat. Als consulent, niet meer in de buitendienst.' 'Weet je dat zeker? Kun je daarmee leven?'

'Ja, want ik heb mijn best gedaan en ik hoef niets meer te bewij­zen - niet aan Harry, aan niemand.'

'Wat gaan we doen? Jij bent nog een jonge kerel, Drew en ik ben jonger dan jij. Wat gaan we toch doen?'

ik weet het niet. Eerst gaan we ons huis bouwen, en dat zal ei­genlijk wel een paar jaar duren, en daarna... Nou ja, we zullen er eens over moeten nadenken.'

'Ga je echt ontslag nemen bij Consulaire Operaties?'

'Dat ligt aan Sorenson. Behalve die vijf dagen per maand heb ik

verlof tot maart volgend jaar.'

'Dan heb je nog geen besluit genomen. Het is niet de beslissing van Sorenson, het is de jouwe.' 

'Wesley begrijpt het. Hij heeft meegemaakt wat ik heb meegemaakt en hij heeft ontslag genomen.' 'Wat heb jij meegemaakt?' vroeg Karin zacht, met de armen om Latham geslagen en haar gezicht tegen zijn borst, ik weet het niet zeker,' antwoordde Drew met zijn armen om haar heen. 'Dank zij de genen van Beth ben ik een vrij grote kerel en ik kan redelijk goed op mezelf passen, maar in de laatste drie maan­den heb ik ook iets geleerd, en daar maak jij deel van uit, een be­langrijk deel... Ik hou er niet van vierentwintig uur per dag over ons in angst te zitten. Om je de waarheid te zeggen ben ik echt niet dol op schiettuig, al heeft dat meer dan eens ons leven gered. Ik kots van het gezegde: Dood of je wordt gedood. Ik wil liever niet meer meespelen en ik wil heel zeker niet dat jij dat doet.' 'Het was oorlog, schat, dat zei je zelf en je had gelijk. Maar voor ons is het voorbij en we gaan weer leven als normale mensen. Ver­der ben ik heel benieuwd naar Stanley.'

Alsof hij geroepen was, verscheen er boven hen op de landweg een geagiteerde gestalte. 'Klote!' brulde kolonel Stanley Witkowski, zwe­tend en buiten adem. 'Die stomme taxi wilde niet tot hier komen! Aardig lapje grond. Ik heb al wat ideeën, veel glas en hout. Bo­vendien, chlopak, heeft Wes Sorenson me gebeld. Wij vormen een vrij aardig team met z'n drieën, en er is iets wat wij volgens hem misschien interessant zouden vinden, overeenkomstig jouw nieuwe afspraken met Cons-Op.'

'Er verandert niets,' zei Latham die Karin nog steeds vasthield. 'Ver­geet het maar, kolonel!'

'Hij dacht aan jou, jongeman, dat deden we allebei,' vervolgde Wit­kowski terwijl hij de grasheuvel af liep en zijn voorhoofd afveegde. 'Jij bent te jong om met pensioen te gaan, jij moet werk hebben, en wat kun je eigenlijk verder nog? Volgens mij is ijshockey totaal uitgesloten; je bent te lang weggeweest.' ik zei dat je het moest vergeten.'

'Volgende week vlieg ik met jou terug en dan zal Wesley alles uit­leggen. Het klinkt als een makkie, verdomd goede onkostenver­goedingen en reservefondsen, en we kunnen alle drie om beurten hier terugkomen om de bouw te inspecteren.' 'Het antwoord is nee, Stanley!'

'We praten nog wel... Mijn liefste Karin, wat zie je er heerlijk uit.' 'Dank je,' zei Karin de Vries en ze kuste de kolonel. 'Jij ziet er wat vermoeid uit.'

'Het is een verrekt end lopen.' 'Nee, nee, nee!'

'We praten er alleen maar over, chlopak. Laten we nu eens dit stuk grond gaan bekijken.'