31
Hij liep de treden op naar het huis in de Rue Pavée, waar Phyllis Cranston een appartement had, ging de hal in en drukte op de bel van haar flat. Er werd niet opengedaan, dus bleef hij bellen, in de veronderstelling dat ze haar roes uitsliep, als Witkowski het bij het rechte eind had. Hij wilde het net opgeven toen een corpulente, oudere vrouw uit de afgesloten gang kwam, zag op welke knop hij drukte en in het Frans zei: 'Zoekt u Vlinder?' 'Ik geloof niet dat ik u begrijp.'
'Aha, américain. Uw Frans is verschrikkelijk,' voegde ze er in het Engels aan toe. 'Ik heb tranen met tuiten gehuild toen jullie vliegvelden in Frankrijk werden opgeheven.' 'Kent u mevrouw Cranston?'
'Wie kent haar hier niet? Ze is een lieve meid en vroeger was ze heel knap, net als ik. Waarom zou ik u nog meer moeten vertellen?'
'Omdat ik haar moet spreken, het is dringend.'
'Zeker omdat u geil bent? Ik zal u eens iets zeggen, monsieur, ze
mag dan ziek zijn, maar ze is geen hoer.'
'Ik ben niet op zoek naar een hoer, madame. Ik probeer iemand te vinden die mij informatie kan geven die ik heel snel nodig heb, en die iemand is Phyllis Cranston.'
'Hmm,' zei de oude vrouw peinzend en ze nam Drew goed op. 'U probeert geen misbruik van haar te maken vanwege haar ziekte? Als u dat wel doet, moet u weten dat ze onder bescherming staat van haar vrienden hier in huis. Zoals ik al zei: ze is lief en vriendelijk en ze staat klaar voor mensen die hulp nodig hebben. We zijn hier niet arm, maar velen van ons leven op het randje, door de belastingen en de hoge prijzen. Vlinder is royaal met haar Amerikaanse geld en vraagt nooit iets terug. Op haar vrije dagen past ze op de kinderen, zodat hun moeders kunnen werken. U mag haar geen kwaad doen, hier niet.'
'Ik wil haar helemaal geen kwaad doen en ik ben niet op zoek naar
een moeder Teresa. Ik zei het u toch, ik wil haar vinden omdat ze
misschien informatie heeft die ik nodig heb.'
'Praat mij niet over een catholique, monsieur. Ik ben katholiek, maar
we hebben tegen die smerige priester gezegd dat hij van haar af
moet blijven!'
Bingo, dacht Latham.
"Een priester?'
'Hij misbruikte haar, hij maakt nog steeds misbruik van haar!'
'Hoe?'
'Hij komt 's avonds laat en de absolutie waarnaar hij zoekt, zit tussen haar benen.' 'Zij ontvangt hem?'
'Ze denkt dat ze niet anders kan. Hij is haar biechtvader.' 'Wat een klootzak! Luister eens, ik móet haar vinden. Ik heb met die priester gesproken en hij gaf mij haar naam. Niet om dat wat u misschien denkt, alleen omdat hij misschien dingen tegen haar heeft gezegd die hij niet had mogen zeggen.' 'En wie bent u?'
'Iemand die, u kunt het geloven of niet, even hard voor Frankrijk vecht als voor zijn eigen land. De nazi's, madame, die verdomde nazi's beginnen weer door heel Europa te marcheren! Ik weet dat dat melodramatisch klinkt, maar het is wel de waarheid.' 'Ik was nog klein en zag ze mensen op straat neerschieten,' zei de oude vrouw fluisterend, met een gekwelde blik op haar doorgroefde gelaat. 'Kunnen ze het opnieuw doen?'
'Het is nog lang niet zover, maar we moeten ze nú tegenhouden.' 'Wat heeft onze Vlinder daarmee te maken?' 'Ze heeft informatie gekregen die ze misschien zonder het te weten heeft doorgegeven aan anderen. Of misschien wist ze het wel. Eerlijker kan ik niet zijn. Als ze hier niet is, waar is ze dan?' 'Ik wilde u net zeggen dat u naar Les Trois Couronnes moest gaan, een café verderop in de straat, maar het is na twaalven en u hoeft daar niet naartoe. Ze is vlak achter u en wordt door haar buurman, monsieur Du Bois, de trap op geholpen. Het is heel duidelijk dat haar ziekte wordt veroorzaakt door te veel wijn drinken. Er zijn dingen die ze moet vergeten, monsieur, en dat doet ze met wijn.' ' Weet u wat voor dingen?'
'Daar heb ik niets mee te maken, en wat ik weet, hou ik voor mezelf. Wij zorgen hier ook voor Vlinder.'
'Wilt u met me meegaan naar haar appartement, zodat u zich er zelf van kunt overtuigen, u en monsieur Du Bois, dat ik geen kwaad met haar voorheb? Dat ik haar enkel een paar vragen wil stellen?' 'U zult niet alleen met haar zijn, dat kan ik u wel verzekeren. Er zullen geen priesters in burgerpak worden toegelaten.'
Phyllis Cranston was een klein vrouwtje van vijfenveertig of vijftig, met een stevig figuur, atletisch zelfs. Hoewel ze onzeker liep, zette ze elke voet resoluut en uitdagend neer, zowel een bevestiging als ontkenning van haar staat van dronkenschap. 'Wie gaat er koffie zetten?' vroeg ze, met een vol, nasaal Amerikaans accent uit het Midwesten, terwijl ze zich in de verste hoek van haar kamer in een stoel liet vallen, met Du Bois naast haar. 'Ik heb al water opgezet, Vlinder, maak je geen zorgen,' zei de oude vrouw vanuit de hal.
'Wie is die griezel?' vroeg mevrouw Cranston, met een gebaar naar Latham.
'Een Amerikaan, mon chou, hij kent die smerige priester, van wie we gezegd hebben dat hij van je af moet blijven.' 'Dat zwijn vergeeft ouwe wijven zoals ik, omdat wij de enige vrouwen zijn die hij kan krijgen! Hoort deze rotzak daar ook bij? Is hij hier gekomen om te neuken?'
'Ik ben wel de laatste die u een priester zou kunnen noemen,' zei Drew zacht en rustig. 'Wat seksuele bevrediging betreft, ik ben heel erg verknocht aan een dame die voor die behoeften zorgt en van wie ik verwacht dat ze de rest van haar leven bij mij zal blijven, met of zonder toestemming van de Kerk.'
'Verrek, wat klink jij kleinburgerlijk! Waar kom je vandaan, baby?' 'Oorspronkelijk uit Connecticut. Waar komt u vandaan? Indiana of Ohio, of misschien uit het noorden van Missouri?' 'Hé, je zit er niet ver naast, macho-jongen. Ik kom uit St. Louis en ik ben degelijk katholiek opgevoed - stierlijk vervelend, niet?' 'Dat zou ik niet weten.'
'Maar hoe wist je dat ik uit dat deel van dat goeie, ouwe Amerika kwam?'
'Uw accent. Ik ben getraind om zulke dingen te horen.' 'Echt waar? Hé, bedankt voor mijn bakkie troost. Eloise.' De secretaresse van de ambassade pakte de mok met koffie aan, nam een paar teugjes en schudde haar hoofd na elke slok. 'Je denkt zeker dat ik een geboren verliezer ben, hè?' ging ze verder. Ze keek Latham aan, ging toen ineens rechtop zitten en staarde naar hem. 'Wacht 'ns even, ik kèn jou! Jij bent de man van Cons-Op!' 'Precies, Phyllis.' 'Verrek, wat doe je dan hier?'
'Pastor Manfried Neuman heeft me jouw naam gegeven.'
Die hufter! Kom je me hier ontslaan?' ik zie niet in waarom ik je zou ontslaan, Phyllis...' 'Waarom ben je dan hier?'
'Vanwege pastor Neuman, daarom. Hij heeft je verteld wie een zekere kolonel Webster was, toch? Dat hij een Amerikaanse geheime inlichtingenagent was uit de ambassade, die was ondergedoken met een nieuwe identiteit, een nieuw uiterlijk. Dat heeft hij je verteld, hè?'
'Och, verdomme, die vent lulde je de oren van je kop. Dat ging altijd zo, vooral als hij zo opgewonden was dat ik dacht dat hij mijn reet kapot zou scheuren. Het was zoiets als God spelen, geheimen vertellen die alleen God kende, en als hij klaarkwam, als hij ontplofte, dan pakte hij me bij mijn kin en zei dat God me zou veroordelen tot het hellevuur als ik ooit zou herhalen wat hij had gezegd.'
'Waarom vertel je het me nu dan?'
'Waarom?' Phyllis Cranston nam een flinke slok van haar koffie. Ze antwoordde eenvoudig: 'Omdat mijn vrienden hier me uitlegden dat ik hartstikke gek was. Ik ben een goed mens, meneer Dinges, en ik heb een probleem dat alleen in deze paar straten bekend is. Sodemieter dus maar op.'
'Wat is je probleem, Phyllis, behalve het voor de hand liggende?' 'Daar zal ik u antwoord op geven, monsieur l'américain,' zei de oude vrouw. 'Dit kind van Franse ouders, dat twee talen spreekt, heeft in '91 haar man en drie kinderen verloren bij de overstromingen in het Midwesten van Amerika. De kolkende rivier bij hun huis maakte alles kapot. Zij was de enige overlevende en klampte zich vast aan de rotsen, totdat ze werd gered. Waarom denkt u dat ze hier voor de kinderen zorgt wanneer ze maar kan?' ik moet haar nog één vraag stellen, de belangrijkste in feite.' 'Welke vraag, meneer Latham? Zo heet u toch?' zei Phyllis Cranston. Ze ging nog wat rechter zitten, meer nuchter dan dronken nu. 'Nadat pastor Neuman je heeft verteld wie ik was - tegen wie heb je het toen doorverteld?'
'Dat probeer ik me te herinneren... Ja, toen ik een enorme kater had, heb ik het Bobby Durbane in het communicatiecentrum verteld, en een gewone stenotypiste uit de typepool die ik nauwelijks ken, niet eens bij naam.'
'Dank je,' zei Latham. 'En welterusten, Phyllis.'
Drew liep verbijsterd de trap van het huis aan de Rue Pavée af. Hij had geen idee wie de stenotypiste kon zijn, maar haar status gaf haar nauwelijks invloed. Robert Durbane was echter een schok. Bobby Durbane, de grijze vos van het communicatiecentrum, de oude deskundige die berichten uit de ether plukte, de man die nog maar een paar dagen geleden Drew op zijn mysterieuze netwerk had gehad en die ambassadewagens had uitgezonden om hem te redden van een neo-aanslag? Dat was onbegrijpelijk. Durbane was zo'n rustige man, een asceet bijna, een intellectueel die zich boog over zijn esoterische kruiswoordpuzzels en cryptogrammen, die zo aardig was voor zijn ploeg vaak de nachtdiensten over te nemen, zodat zijn ondergeschikten wat konden uitrusten van de dagelijkse drukke werkzaamheden.
Of was er nog een andere Robert Durbane, een veel geslotener man? Een man die de eenzame uren in de vroege ochtend verkoos om zijn eigen berichten door de ether te kunnen zenden, naar anderen die afstemden op zijn onbekende frequenties en die zijn codes konden lezen? En waarom waren de gepantserde ambassadewagens met al hun vuurkracht gearriveerd, nauwelijks een minuut nadat de nazi-limousine de straat in was gedraaid, met een spervuur van kogels die een neo hadden gedood die C-Zwölf heette? Had Bobby Durbane dat bloedbad aangericht door eerst de nazi's te waarschuwen? Dat waren vragen waarop een antwoord moest komen. Ook de onbekende stenotypiste uit de typepool van de ambassade moest worden opgespoord. Allebei die dingen konden wachten tot morgen; nu was het het moment voor de raadsman van pastor Neuman, Antoine Lavolette, gepensioneerd priester en voormalig in- lichtingencryptograaf.
Het adres stond gewoon in de telefoongids. Twee blokken verder naar het oosten vond Latham een lege taxi. Het was bijna een uur 's nachts, precies het juiste moment om eens een hartig woordje te wisselen met de oude eerwaarde Lavolette, de uit zijn ambt gezette man Gods, die misschien geheimen kende die uit hem moesten worden losgeweekt.
Het huis aan de Quai de Grenelle was een solide gebouw van twee verdiepingen, van witte steen en met pasgeverfde stroken groen hout, wat deed denken aan een doek van Mondriaan. De eigenaar moest ook een geduchte kerel zijn, in elk geval qua inkomen, want de buurt deed denken aan de Avenue Montaigne, bewoond door de welgestelde, betere kringen; niet voor de gegoede klasse, voor de echte rijken. De vroegere cryptograaf en gepensioneerde geestelijke had zelf heel goed geboerd wat materiële zaken betrof. Drew liep de paar treden op naar de gelakte groene deur, waarvan de knop en de koperen plaat van de bel ernaast glansden in het schijnsel van de straatlantaarns. Hij belde aan en wachtte; het was zesentwintig minuten over een. Drie minuten later werd de deur geopend door een verschrikt kijkende vrouw in een kamerjas. Ze was misschien achter in de dertig, haar lichtbruine haren zaten in de war door de slaap.
'Mijn god, wat wilt u zo laat nog?' bracht ze in het Frans uit. 'Het hele huis slaapt!'
' Vous parlez anglais?' vroeg Latham en hij stak zijn zwartomrande legitimatie van de ambassade naar voren, een document dat zowel geruststellend als intimiderend werkte.
' Un peu,' antwoordde de vrouw, die kennelijk de huishoudster was, nerveus.
'Ik moet monsieur Lavolette spreken. Het is een zeer belangrijke kwestie en het kan niet wachten tot morgen.' 'Blijft u maar buiten, ik zal mijn man halen.' 'Is hij monsieur Lavolette?'
'Nee, hij is onder andere de chauffeur van de patron. Hij spreekt ook veel beter anglais. Naar buiten!'
De deur werd dichtgesmeten en Drew werd gedwongen op de kleine stenen veranda te blijven staan. Het enige dat hem troostte was dat de vrouw de buitenlampen aan weerszijden van de voordeur had aangedaan. Even later ging de deur opnieuw open en stond hij tegenover een grote, gespierde man, ook in kamerjas, met een breed gezicht en een borst en schouders als van een lijnverdediger die weinig beschermende opvulling nodig had. Lathams blik werd, behalve naar zijn dreigende omvang, ook getrokken naar de bult in de rechterzak van zijn kamerjas; boven de zak uit was het zwarte metaal van een automatisch pistool duidelijk zichtbaar. 'Wat voor zaken hebt u met de patron te bespreken, monsieur?' vroeg de man met een verrassend zachte stem. 'Regeringszaken,' antwoordde Drew en hij liet opnieuw zijn legitimatiebewijs zien. 'Die kan ik alleen met monsieur Lavolette zelf bespreken.' De chauffeur nam de legitimatie aan en bekeek hem in het licht van de hal. 'De Amerikaanse regering?'
'Ik werk bij Inlichtingen en ik werk samen met het Deuxième.' 'Aha, het Deuxième, de Service d'Étranger, het geheime korps van de Sûreté, en nu de Amerikanen. Wanneer laat u de patron toch eens met rust?'
'Hij is een zeer ervaren en wijs man en er zijn altijd dringende zaken.'
'Hij is ook een oude man die zijn slaap nodig heeft, vooral sinds zijn vrouw is overleden. Hij brengt uitputtende uren door in zijn kapel, in gesprek met haar en met God.'
Toch moet ik hem spreken. Dat zou hij zelf ook willen. Een vriend van hem zou in vreselijke moeilijkheden kunnen komen vanwege een gebeurtenis die de regeringen van Frankrijk en de Verenigde Staten aangaat.'
'Jullie zeggen altijd dat het dringend is en als je je zin hebt gekregen, hou je de informatie weken, maanden, zelfs jaren geheim.' 'Hoe weet u dat?'
'Omdat ik jarenlang voor mensen als jullie heb gewerkt en meer zeg ik er niet over. Zeg me maar eens waarom ik u zou geloven?' 'Omdat ik, verdomme, hier sta! Om halftwee 's nachts.' 'Waarom niet halfnegen, of halftien in de morgen, zodat de patron kan slapen?' De vraag werd in alle onschuld gesteld; er klonk geen enkele dreiging in de stem van de chauffeur. 'Toe nou, man, breek me de bek niet open! Is het niet bij je opgekomen dat ik misschien liever thuis zou zijn bij mijn vrouw en drie kinderen?'
Die leugen werd onderbroken door een laag, zoemend geluid. De forse man draaide zich instinctief om terwijl de deur verder openzwaaide en de hal en een lange gang zichtbaar werden. Aan het eind van de gang was een deur van koperen smeedwerk. Even later kwam er een dalende miniatuurlift in zicht. 'Hugo!' riep de broze stem van de zilverharige gedaante die erin zat. 'Wat is er, Hu- go? Ik heb de bel gehoord en mensen die in het Engels ruzie staan te maken.'
'Het zou beter zijn als u uw deur dichthield, patron. Dan zou u niet wakker worden.'
'Toe nou, jij neemt mij te veel in bescherming. Help me nu eens uit dit stomme ding. Ik sliep trouwens toch niet echt.' 'Maar Anna zei dat u niet goed hebt gegeten en daarna twee uur op uw knieën in de kapel hebt doorgebracht.' 'Alles voor een goed doel, beste man,' zei de vroegere priester An- toine Lavolette. Hij werd uit zijn liftstoel geholpen en stapte behoedzaam de gang in. Hij was broodmager in zijn roodgeblokte kamerjas, meer dan een meter tachtig lang, maar zo uitgeteerd als een skelet. Zijn scherpe gelaatstrekken leken die van een heilige: een arendsneus, strenge wenkbrauwen en wijdopen ogen. 'Ik geloof echt dat God mijn gebeden verhoort. Ik zei tegen Hem dat Hij, omdat Hij alles heeft geschapen, ook verantwoordelijk is voor mijn gevoelens jegens mijn vrouw. Ik heb Hem zelfs berispt en Hem erop gewezen dat noch Zijn Zoon, noch de Heilige Schrift ooit heeft gezegd dat een priester niet mag trouwen.' 'Ik ben ervan overtuigd dat Hij u heeft gehoord, patron.' 'Als Hij dat niet heeft gedaan, zal ik me luidkeels beklagen over mijn pijnlijke knieschijven, als ik Hem ooit mag begroeten. Ik vraag me af of onze Heer God knieën heeft die moeten buigen. Maar dat heeft Hij natuurlijk, wij zijn naar Zijn beeld geschapen; misschien is dat wel een grote vergissing geweest.' De oude man bleef voor Latham staan, die nu naar binnen was gekomen. 'Zo, zo, wie hebben we hier? Bent u de indringer die inbreekt in de tent van de nacht?'
'Inderdaad, meneer. Mijn naam is Latham en ik werk op de Amerikaanse ambassade. Ik ben een functionaris van de Amerikaanse Consulaire Operaties. Uw chauffeur heeft mijn legitimatiebewijs nog in zijn hand.'
'Geef het hem in hemelsnaam terug, Hugo. Die onzin hebben we allemaal al gehad,' beval de vroegere priester, ineens geschrokken. Zijn hoofd beefde met kleine schokjes. 'Onzin, meneer?' zei Drew.
'Mijn vriend Hugo is bij de Pretoriaanse Garde geweest die uit het Vreemdelingenlegioen werd gerekruteerd en hij werd als jongeman naar het Commando Saigon gestuurd. U hebt hem achtergelaten, maar hij is zelf ontsnapt.' 'Hij spreekt heel goed Engels.'
'Dat moet ook, want hij was officier voor speciale activiteiten, onder leiding van de Amerikanen.'
'Ik heb nog nooit iets gehoord over een Pretoriaanse Garde of over Franse officieren in Saigon.'
'"Pretoriaans" was een eufemisme voor zelfmoordcommando's en er waren in die actie een heleboel zaken waarover u nooit hebt gehoord. De Amerikanen betaalden hun tien keer zoveel als ze in het Legioen konden verdienen; ze haalden informatie van achter de linies. Mensen als jullie vergeten dat zo snel. Onder de heersende klassen in Zuidoost-Azië was Frans een veel bekendere taal dan Engels... Zo, waarom bent u hier?' 'Pastor Manfried Neuman.'
'Ik begrijp het,' zei Lavolette. Hij staarde Latham op gelijke hoogte recht in de ogen, want de vroegere priester was even groot als Drew. 'Breng ons naar de bibliotheek, Hugo en neem het wapen van meneer Latham af; dat houd je bij je totdat wij klaar zijn.' 'Oui, patron.' De chauffeur stak Lathams legitimatiebewijs naar voren en gebaarde tegelijkertijd met de vingers van zijn rechterhand dat Drew hem zijn pistool moest geven. Latham zag dat Hugo's blik was gericht op de lichte verdikking links in zijn jasje en hij stak langzaam zijn hand erin en haalde zijn pistool voor den dag. 'Merci, monsieur,' zei de chauffeur, terwijl hij het pistool aannam en Drew zijn legitimatiemapje overhandigde. Hij nam zijn patron bij de elleboog en leidde hem via een gewelfde doorgang een vertrek binnen met boekenrekken langs de vier wanden en vol met zware leren leunstoelen en marmeren tafeltjes.
'Maak het u gemakkelijk, monsieur Latham,' zei Lavolette. Hij ging op een stoel met rechte rugleuning zitten en gebaarde Drew dat hij tegenover hem moest plaatsnemen. 'Wilt u misschien iets drinken? Ik wel. Bij gesprekken op dit uur hoort een slokje van de druif, volgens mij.'
'Ik neem wat u gebruikt.'
'Uit dezelfde fles natuurlijk,' zei de vroegere priester glimlachend. 'Twee Courvoisiers, Hugo.'
'Prima keuze,' zei Latham en hij keek rond in de deftige bibliotheek met het hoge plafond. 'Een prachtige kamer,' zei hij. 'Ik ben een boekengek, daarom is het hier heel geschikt voor mij,' stemde Lavolette in. 'Gasten staan vaak stomverbaasd als ze me vragen of ik elk boek heb gelezen en ik antwoord: "Meestal twee of drie keer.'"
'Dan hebt u nogal wat gelezen.'
'Als u zo oud bent als ik, monsieur Latham, zult u merken dat woorden veel duurzamer zijn dan de vluchtige beelden van de televisie.'
'Er zijn mensen die zeggen dat een beeld meer zegt dan duizend woorden.'
'Eén op de tienduizend foto's misschien, dat zal ik niet ontkennen. Maar één beeld wordt op den duur te vertrouwd, nietwaar, zelfs een schilderij.'
'Dat zou ik niet weten. Daar heb ik niet zo over nagedacht.' 'Nee, daar hebt u waarschijnlijk de tijd niet voor gehad. Op uw leeftijd had ik dat ook nooit.' Hun ballonglazen met cognac werden gebracht, de drank in elk glas precies tweeëneenhalve centimeter vanaf de bodem. 'Dank je, Hugo,' vervolgde de gepensioneerde cryptoloog en vroegere priester. 'En je zou me een groot genoegen doen door de deur te sluiten en in de hal te wachten.' 'Oui, patron,' zei de chauffeur. Hij ging de kamer uit en trok de zware dubbele deuren achter zich dicht.
'Goed dan, Drew Latham, wat weet u allemaal over mij?' vroeg Lavolette scherp.
'Dat u als priester bent uitgetreden om te trouwen en op erg jonge leeftijd cryptograaf was voor de Franse inlichtingendienst. Verder praktisch niets. Behalve natuurlijk Manfried Neuman. Hij zei me dat u hem hielp bij zijn probleem.'
'Alleen een ervaren psychiater kan hem helpen, en ik heb hem gesmeekt er een te raadplegen.'
'Hij zegt dat u hem raad geeft op religieus gebied, omdat u hetzelfde probleem had.'
'Dat is een echte gotspe, zoals ze in Israël zouden zeggen. Ik werd verliefd op één vrouw en ben haar veertig jaar trouw gebleven. Neuman heeft de drang om met vele vrouwen ontucht te plegen, en hij is alleen kieskeurig wat betreft tijd en plaats en de beste gelegenheid. Ik heb hem herhaaldelijk gesmeekt hulp in te roepen voordat hij zichzelf ruïneert. Bent u zo laat hierheen gekomen om me dat te vertellen?'
"U weet dat dat niet zo is. U weet waarom ik hier ben, omdat ik zag hoe u keek toen ik zei wie ik was. U probeerde uw reactie te verbergen, maar het was alsof u een stomp in uw maag had gekregen. Neuman heeft u over mij verteld en u vertelde het door aan iemand anders. Aan wie?'
'U begrijpt het niet, niemand van u kan het ooit begrijpen,' zei Lavolette met verstikte stem en zwaar ademend. 'Wat begrijpen?'
'Ze hebben ons allemaal touwen om onze nek gedaan, niet alleen onze nek - dat zou gemakkelijk op te lossen zijn - maar anderen, zoveel anderen!'
'Neuman vertelde u wie een zekere kolonel Webster was, niet? Dat hij een man was die Latham heette!'
'Niet vrijwillig. Ik heb die informatie uit hem moeten trekken, want
ik kende de situatie. Ik móest dat doen.'
'Waarom?'
'Luister eens, ik ben een oude man en heb niet lang meer te leven. Maak mijn leven niet ingewikkelder dan het al is.' 'Ik zal u eens wat zeggen, eerwaarde: die gorilla van u heeft dan misschien mijn wapen, maar mijn handen zijn even goed als welk pistool ook. Wat hebt u, verdomme, gedaan?' 'Luister, beste man.' Lavolette dronk zijn cognac in twee slokken op en zijn hoofd begon weer te beven. 'Mijn vrouw was een Duitse. Ik maakte met haar kennis toen de Heilige Stoel mij na de oorlog in de kerk van het Heilig Sacrament in Mannheim plaatste. Zij was getrouwd en had twee kinderen en een beest van een man, een vroegere Wehrmacht-officier die een verzekeringsmaatschappij had. We werden verliefd op elkaar, wanhopig verliefd, en ik trad uit de
Kerk zodat we voor de rest van ons leven samen konden zijn. Zij scheidde van haar man via een Zwitserse rechtbank, maar volgens de Duitse wet hield hij de kinderen... Ze werden volwassen en kregen zelf kinderen en toen begonnen hun kinderen ook weer kinderen te krijgen. Er zijn er zestien in de twee families van de kant van mijn lieve vrouw en ze was idolaat van ze, wat ik ook zou worden.'
'Ze bleef dus contact met ze houden?'
'O, ja. We waren naar Frankrijk verhuisd, waar ik mijn zaak begon, flink geholpen door mijn ex-collega's bij de verschillende diensten, en naarmate de jaren verstreken kwamen de kinderen ons vaak opzoeken, zowel hier in Parijs als 's zomers in ons huis in Nice. Ik begon van ze te houden als van mijn eigen kinderen.' 'Ik ben verbaasd dat hun vader nog toeliet dat ze hun moeder bezochten,' zei Drew.
'Ik geloof niet dat dat hem iets kon schelen, op de kosten na, die ik maar al te graag op me nam. Hij hertrouwde en kreeg nog drie kinderen bij zijn tweede vrouw. De eerste twee kinderen, die van mijn vrouw, waren volgens mij meer een blok aan zijn been; ze deden hem denken aan een bemoeizieke priester die zijn geloften had gebroken en het leven van een Duitse zakenman had verstoord. Het leven van een Wehrmacht-officier... Begint u het nu te begrijpen?' 'Mijn god,' fluisterde Latham en hij keek Lavolette opnieuw strak aan. 'Het is een compromis. Hij is nog steeds nazi.' 'Precies, alleen telt hij niet meer mee, hij is een paar jaar geleden overleden. Maar hij liet een erfenis na die door de beweging maar al te graag werd geaccepteerd.'
'Zijn eigen kinderen en hun kinderen, de volmaakte toegang tot een vroegere priester, die ooit in groot aanzien stond en die nog steeds het vertrouwen had van de Franse inlichtingendienst. Een ruil.' 'Uw leven, meneer Latham, voor het leven van zestien onschuldige mannen, vrouwen en kinderen, pionnen in een dodelijk spel waarvan ze niets wisten. Wat zou u in mijn plaats hebben gedaan?' 'Waarschijnlijk hetzelfde als u,' erkende Drew. 'Wat hebt u eigenlijk gedaan? Met wie hebt u contact gehad?' 'Ze zouden allemaal vermoord kunnen worden, begrijpt u dat?' 'Niet als het goed wordt gespeeld en ik zal mijn best doen het goed te spelen. Niemand weet dat ik hier ben, dat is in uw voordeel. Vertel het me!'
'Er is een man. Ook een geestelijke, maar - ik zeg dit met grote tegenzin - niet van mijn Kerk. Een lutherse dominee en vrij jong nog, achter in de dertig, begin veertig zou ik zeggen. Hij is hun leider
hier in Parijs, het belangrijkste contact met de nazi-hiërarchie zowel in Bonn als in Berlijn. Hij heet eerwaarde Wilhelm König, zijn kerk is in Neuilly-sur-Seine, de enige lutherse gemeente in het district.' 'Hebt u hem ontmoet?'
'Nooit. Als er papieren aan hem moeten worden afgegeven, stuur ik een parochiaan namens onze Christian Alliance Association, ofwel een heel oud iemand of heel jong, wie het alleen maar gaat om de francs die ze verdienen. Natuurlijk heb ik er een paar ondervraagd, zodat ik ongeveer zijn leeftijd en zijn uiterlijk te weten kwam.'
'Hoe ziet hij eruit?'
'Hij is vrij klein en heel sportief, erg gespierd. Hij heeft een gymnastieklokaal, met allerlei apparaten en halters, in de kelder van zijn parochiecentrum. Daar ontmoet hij koeriers, zonder zijn boord, en hij zit altijd op een van die hometrainers of conditietrainers om zijn gebrek aan lengte te verbergen.' 'Dat vermoedt u natuurlijk.'
'Ik heb voor de Franse inlichtingendienst gewerkt, monsieur, maar die training had ik niet nodig om daarachter te komen. Ik stuurde eens een vrome jongen van twaalf jaar om bij hem een pakje af te geven en König was zo opgewonden dat hij van de machine stapte waarop hij op dat moment zat, en de jongen zei tegen mij: "Ik geloof niet dat hij zo groot is als ik, mon curé, maar, mijn god, hij is één bonk spieren.'"
'Dan zal het niet moeilijk zijn hem te herkennen,' zei Latham. Hij dronk zijn glas cognac leeg en stond op. 'Heeft König een codenaam?'
'Ja, bekend bij niet meer dan vijf mensen in heel Frankrijk. Hij heet Heracles, een zoon van Zeus in de Griekse mythologie.' 'Dank u, monsieur Lavolette, en ik zal proberen de familieleden van uw vrouw in Duitsland te beschermen. Maar meer kan ik niet beloven, zoals ik vanavond al tegen iemand anders heb gezegd. Er is iemand anders die op de eerste plaats komt.' 'Ga met God, mijn zoon. Velen denken dat ik het voorrecht niet meer heb dat te zeggen, maar ik ben ervan overtuigd dat Hij zijn vertrouwen in mij nog niet heeft verloren. Dit is soms een afschuwelijke wereld en we moeten allemaal handelen volgens de vrije wil die Hij ons heeft gegeven.'
'Ik heb wat moeite met dat laatste begrip, curé Lavolette, maar daarmee zal ik u niet lastigvallen.'
'Ik dank u. Hugo zal u uw wapen teruggeven en u uitlaten.' 'Ik heb nog een laatste verzoek, mag dat?' 'Dat hangt ervan af wat het is, niet?'
'Een stuk touw of draad, een meter of drie is voldoende.'
'Waarvoor?'
'Ik weet het nog niet zeker. Ik geloof gewoon dat ik het nodig zal hebben.'
'Jullie mensen uit de buitendienst doen altijd zo geheimzinnig.' 'Dat hoort bij het beroep,' zei Drew rustig. 'Wanneer we niet weten wat ons te wachten staat, proberen we ons de mogelijkheden voor te stellen. Dat zijn er niet zoveel.'
'Hugo zal wel kunnen vinden wat u nodig hebt. Zeg maar dat hij in de kelderkast kijkt.'
Het was na drie uur 's nachts toen Drew de lutherse gemeente in Neuilly-sur-Seine bereikte. Hij liet de taxi wegrijden en naderde de kerk, die met het rectoraat verbonden was door een korte, afgesloten zuilengang. Alles was donker, maar tegen de heldere nachtelijke hemel, verlicht door een glanzende Parijse maan, staken duidelijk de twee aparte gebouwen af. Latham besteedde bijna twintig minuten aan het verkennen van de buurt. Hij bekeek elk raam en elke deur op de benedenverdieping en concentreerde zich op de privé-vertrekken van het rectoraat waar de neo-leider woonde. In de kerk kon gemakkelijk worden ingebroken, maar niet in de woonvertrekken; die waren van boven tot onder voorzien van alarminstallaties, waarvan de metalen stroken overal zichtbaar waren. Als hij het alarm in werking stelde, zou de nazi daarvan schrikken, maar het zou ook de meest negatieve vorm van waarschuwing zijn. Drew had het adres en het telefoonnummer van de parochie. Hij haalde de draagbare telefoon die hij van Witkowski had gekregen uit een jaszak en uit een andere zijn dunne notitieboekje. Hij dacht even na over wat hij zou gaan zeggen, las het nummer en belde. 'Allo, allo!' zei de hoge mannenstem na de tweede keer overgaan. 'Ik zal Engels praten, want ik ben een Sonnenkind, geboren en getogen in Amerika...' 'Wat?'
'Ik ben hierheen gekomen voor een conferentie in Berlijn en kreeg instructies contact op te nemen met Heracles, voordat ik terugkeerde naar New York. Mijn toestel had vertraging vanwege het weer, anders had ik uren geleden al gebeld, en mijn vlucht naar Amerika vertrekt over drie uur. We moeten praten. Nú.' 'Berlijn... Heracles...? Wie bent u?'
'Ik hou er niet van in herhalingen te treden. Ik ben een Sonnenkind, de Führer van de Sonnenkinder in Amerika, en ik eis respect van u. Ik heb informatie die ik aan u moet doorgeven.' 'Waar bent u?'
'Tien meter van uw voordeur.' 'Mein Gott! Hier heb ik niets over gehoord!' 'Daar was geen tijd voor; de gebruikelijke kanalen konden niet worden gebruikt, want die zijn gecompromitteerd.' 'Dat kan ik niet geloven!'
'Geloof het maar, anders gebruik ik deze telefoon om Berlijn te bellen, zelfs Bonn, en dan zullen er andere instructies volgen waardoor Heracles van zijn post wordt verwijderd. Kom binnen een halve minuut naar beneden en sta me te woord, anders bel ik Berlijn.' 'Nee! Wacht! Ik kom eraan!'
Ruim voordat er een minuut voorbij was, werden de lichten op de bovenverdieping ontstoken, gevolgd door de lampen beneden. De voordeur ging open en de eerwaarde Wilhelm König verscheen, in pyjama en met een blauwe sjaal om. Drew nam hem op vanuit de schaduwen op het gazon. Hij was inderdaad klein, maar hij had massieve schouders en zware benen, zoiets als een buldog, heel kromme benen. En zoals bij een reusachtige buldog stond zijn brede, vertrokken gezicht uitdagend, alsof hij klaar was voor de aanval. Latham kwam uit het donker van het gazon aanlopen in het licht van de ingang. 'Kom alstublieft hierheen, Heracles. We zullen buiten praten.'
'Waarom komt u niet naar binnen? Het is fris buiten; binnen is het veel behaaglijker.'
'Ik heb het helemaal niet koud,' zei Drew. 'Het is zelfs vrij warm en vochtig.'
'Dan zou onze airconditioning wel prettig zijn, nietwaar?'
'Mijn instructies luiden dat ik niet in uw rectoraat met u mocht
praten; het was duidelijk wat daarmee werd bedoeld.'
'Denkt u dat ik alles wat we zeiden op band zou opnemen en mezelf
in moeilijkheden brengen?' riep König schor fluisterend uit terwijl
hij naar buiten stapte. 'Bent u verrückt?'
'Misschien zat er later wel een andere bedoeling achter.'
'Zoals?'
'Dat het huis door de Fransen van microfoons is voorzien.' 'Onmogelijk! We hebben apparatuur die continu is ingeschakeld en die iets dergelijks zou aantonen.'
'Er komen elke dag nieuwe technologische snufjes bij, dominee. Kom, geef onze superieuren in Berlijn nu maar hun zin, ook al hebben die het mis. Eerlijk gezegd moeten we dat allebei doen.' 'Goed dan.' König kwam de enkele trede van het voorportaal af, toen Drew hem tot staan bracht.
'Even wachten.'
'Wat?'
'Doe het licht uit en sluit de deur. Niemand van ons wil toch zeker dat er een rondrijdende patrouillewagen stopt?' 'Daar hebt u gelijk in.' 'Wie is er verder nog in huis?'
'Mijn assistent, die kamers heeft op zolder, en mijn twee honden,
die in de keuken blijven tot ik ze roep.'
'Kunt u de lampen boven uitdoen vanaf hier beneden?'
'De gang wel, de slaapkamer niet.'
'Doe die ook maar uit.'
'U bent wel heel erg voorzichtig, Herr Sonnenkind.' 'Een gevolg van mijn training, Herr Heracles.' De dominee ging naar binnen en enkele tellen later werden de hoofdlichten, zowel boven als beneden, gedoofd, toen König ineens riep: 'Hunde! Hierher!' Toen de neo-leider terugkeerde naar de voordeur, verschenen er in het maanlicht aan weerszijden van hem nog twee gedaanten. Ze stonden laag op vier enigszins kromme poten, hadden een grote kop en een brede borst. De honden van de eerwaarde hadden wel wat met hem gemeen; het waren pitbulls. 'Dit zijn mijn vrienden, Donner en Blitzen; de kinderen van mijn gemeente vinden het leuke namen. Ze zijn volkomen ongevaarlijk, totdat ik ze een bepaald commando geef, wat ik natuurlijk nu niet kan uitspreken, anders zouden ze u aan stukken scheuren.' 'Dat zou Berlijn niet leuk vinden.'
'Geef me dan geen reden om het te gebruiken,' vervolgde König en hij liep het gazon op, met zijn bewakers waggelend naast hem. 'En alstublieft geen opmerkingen over eigenaars die op hun huisdieren lijken, of vice versa. Dat hoor ik vaak genoeg.' 'Ik kan me niet voorstellen waarom. U bent wat groter.' 'U bent niet grappig, Sonnenkind,' zei de nazi. Hij keek op naar Drew en gooide zijn brede blauwe sjaal over zijn schouder, zodat zijn linkerhand onzichtbaar was. Het was niet moeilijk te raden wat König daar verborg. 'Wat is die informatie uit Berlijn? Ik zal het natuurlijk verifiëren.'
'Maar niet vanuit dit huis, mooi niet,' sprak Latham hem resoluut tegen. 'Ergens in de straat, of nog beter: ga naar een ander district en bel daar naar hartelust, maar niet hier. U zit al genoeg in de nesten. Maak het niet erger. Dat is een vriendschappelijke tip.' 'Ze menen het dus? Ze geloven dat ik, ondanks al mijn voorzorgsmaatregelen, toch in het nauw zit?'
'Dat doen ze zeker, Heracles.' 'Op welke basis?'
'In de eerst plaats willen ze weten of u de vrouw hebt.' 'Mevrouw De Vries?'
'Ik geloof dat ze zo heette, ik weet het niet zeker; de verbinding was afschuwelijk. Ik moet Berlijn binnen een uur bellen.' 'Hoe kunnen ze nou maar iets over haar weten? Wij hebben ons rapport nog niet eens ingediend! We wachten op de resultaten.' ik neem aan dat ze spionnen hebben bij de Franse inlichtingendienst, de Sûreté, dat soort organisaties... Luister, König, ik heb zelf genoeg problemen in Amerika. Geef me nu de antwoorden maar, dan kan ik die doorgeven aan onze superieuren. Hebt u die vrouw, wie ze ook is?' 'Natuurlijk.'
'U hebt haar niet gedood.' Een constatering, geen vraag. 'Nog niet. Dat doen we over een paar uur, als ze geen resultaat oplevert. We zullen haar lijk op de trap van de Amerikaanse ambassade deponeren.'
'Wat voor resultaat? En geef me geen stroom ingewikkelde feiten; vertel het maar in het kort, zodat ze tevreden zijn. Geloof me, het is in uw eigen belang.'
'Goed. Zodra het licht is, zal ons team haar minnaar bellen, die Latham, en hem zeggen dat hij, als hij haar nog ooit levend wil terugzien, naar een rendez-vous moet komen, een park of een monument, waar sommige van onze ervaren sluipschutters zich kunnen verbergen. Als hij daar komt, zal een spervuur ze allebei doden.' 'Waar is dat rendez-vous?' 'Dat beslist het team, niet ik. Ik heb geen idee.' 'Waar zit ze nu vast?'
'Waarom zou dat Berlijn interesseren?' De neo-nazi keek Drew plotseling wantrouwig en vragend aan. 'Ze hebben nog nooit eerder om zulke tactische informatie gevraagd.'
'Verrek, hoe weet ik dat nou?' Toen hij zijn stem verhief, begonnen de vervaarlijke pitbulls te grommen. 'Ik herhaal alleen wat ze me gezegd hebben te vragen!' Latham had het zo benauwd dat hij het zweet van zijn gezicht voelde druipen. Beheers je, verdomme, beheers je! Nog maar heel even.
'Oké, waarom ook niet?' zei de kleine pitbull op twee benen. 'Wat in beweging is gezet, kan niet meer ontsporen door mensen achthonderd kilometer hiervandaan. Ze is in een flat aan de Rue La- coste, nummer drieëntwintig.' 'Welk appartement?'
'Dat heeft het team me nooit verteld. Het was gehuurd en ze hebben niet eens telefoon. Natuurlijk zullen ze deze morgen verdwenen zijn en de huisbaas zal de huur voor een paar maanden hebben en geen huurders.'
Stap een, dacht Drew. Stap twee was die verdomde honden kwijt te raken en König voor zichzelf te hebben. 'Meer kan Berlijn volgens mij niet eisen,' zei hij.
'Nou, wat voor informatie moet ik krijgen,' vroeg de lutherse neo. 'Meer opdrachten dan informatie,' zei Latham. 'U moet tijdelijk alle activiteiten stilleggen, en absoluut geen instructies aannemen of geven. Als het zover is, zal Berlijn contact met u opnemen en u zeggen de operaties te hervatten. Verder moet u, mocht u uw bevelen van mijn kant willen verifiëren, via de laagste niveaus gaan, liefst via Spanje of Portugal.'
'Dat is waanzin!' zei de kleine prelaat met verstikte stem, terwijl de beide honden gromden met blikkerende tanden. 'Halten!' schreeuwde hij en kalmeerde de dieren. 'Ik ben de meest beveiligde man in heel Frankrijk!'
'Ze zeiden me door te geven dat iemand die André heet hetzelfde
dacht, en nu heeft hij afgedaan.'
'André?'
'U hebt me gehoord, en ik weet niet wie hij is of wat het betekent.' 'Mein Gott. André.' De stem van de nazi begon zachter te klinken en zijn gezicht stond verward en angstig. 'Hij was zo goed getarnt!' 'Sorry, ik kan u niet volgen, de cellen in Amerika willen niet dat we allemaal Duits kennen. Ze vonden dat je je daardoor kon verraden.'
'Hij was onmogelijk op te sporen.'
'Ik denk van niet. Berlijn zei zoiets dat hij terugging naar Strasbourg, waar dat ook mag zijn.' 'Strasbourg? Dan wéét u het dus.'
'Ik weet geen sodemieter en ik wil het niet weten ook. Ik wil alleen zien op Charles de Gaulle te komen en in een vliegtuig naar Chicago.'
'Wat moet ik doen?'
'Dat heb ik u eerder gezegd, Heracles. Morgenvroeg belt u uw re- laiscontacten in Spanje of Portugal, via een telefoon hier ver vandaan. U krijgt de bevestiging van mijn opdrachten en u doet wat Berlijn zegt. Kan ik het nog duidelijker zeggen soms?' 'Alles is zo verwarrend...'
'Verwarrend, verrek maar,' zei Latham en hij wilde König bij de elleboog pakken; de pitbulls gromden. 'Kom, zeg tegen uw honden dat ze naar binnen moeten gaan en dan kom ik u achterna. U kunt me op z'n minst een borrel aanbieden.'
'O, jazeker... 'Rein' beval König en de twee pitbulls renden het huis in. 'Ziezo, Herr Sonnenkind, kom maar naar binnen.' 'Nog niet,' zei Drew. Hij smeet onverwacht de deur dicht, rukte de neo naar buiten en trok de blauwe sjaal van zijn schouders, zodat het kleine pistool in zijn hand te zien was. Voordat de in verwarring gebrachte König kon reageren, greep Latham het wapen en draaide het met een ruk linksom, in de verwachting dat de pols van de nazi zou breken of het wapen zou vallen. Het raakte los toen König zijn vingers spreidde vanwege de felle pijn. Drew graaide het weg en smeet het op het donkere gras.
Wat volgde, was niet meer en niet minder dan een gevecht op leven en dood tussen twee menselijke beesten, pitbulls misschien, ieder met een overtuiging die hem verteerde, de ene ideologisch, de andere diep persoonlijk. König was een blazende, agressieve kat, dodelijk met zijn uitvallen en klauwen; Latham was de grotere, grommende wolf, die met ontblote slagtanden voortdurend uitvallen deed naar de keel - in dit geval naar elk uitstekend lichaamsdeel dat hij kon grijpen, vast kon houden en onschadelijk maken. Uiteindelijk wonnen de omvang en de iets grotere kracht van de wolf het. Beide dieren waren bebloed en uitgeput, maar ze wisten wie de strijd had gewonnen. König lag op de grond met een gebroken arm, de andere uit de kom getrokken, de dijspieren van beide benen gedeeltelijk verlamd. Latham stond over de nazi gebogen en spuugde in de richting van zijn gezicht, met geschramde en bloedende handen en in elkaar gestompte borst en maag, zodat hij bijna moest braken.
Drew knielde, trok het stuk touw dat Hugo hem had gegeven uit zijn zak en begon de neo-leider te boeien. Armen en benen trok hij achter Königs ruggegraat. Tenslotte scheurde Latham de blauwe sjaal aan repen, zoals hij had gedaan met de lakens in het hotel Normandie, en bond er een om de mond van de kokhalzende nep- dominee. Hij keek op zijn horloge, sleurde König de bosjes in, sloeg hem met een houw buiten kennis, rukte zijn telefoon voor den dag en belde Stanley Witkowski.