19

 

Bijna betrapt

 

 

 

Ik vloek in mezelf en trek met een ruk mijn gordijn dicht. Pas na vijf minuten durf ik door een spleet naar buiten te gluren om met mijn ogen de straat af te speuren op zoek naar die man die me zo-even bijna een hartstilstand heeft bezorgd. Maar hij is in geen velden of wegen meer te bekennen. Toch ben ik er niet gerust op. Ik besluit het voor vandaag voor gezien te houden. Voor dit moment ben ik dus altijd bang geweest. ‘Heb jij de buit nu alweer binnen?’ vraagt Mary met enige verwondering in haar stem als ze mij even later aangekleed aantreft bij het toilet. Ik schud mijn hoofd en leg haar uit dat ik net de schrik van mijn leven heb gekregen omdat ik bijna oog in oog stond met mijn zwager, de man van mijn zus. ‘Krijg de pleuris, kind, heb jij dat!’ zegt ze meelevend.

‘Ik weet niet zeker of hij me herkend heeft,’ zeg ik, nog steeds aangedaan. ‘Maar ik ga niet het risico lopen dat hij zo dadelijk weer voor mijn snufferd staat.’ Mary slaat een arm om me heen en probeert me gerust te stellen. Maar dat helpt niet. Ik wil hier zo snel mogelijk weg.

Een andere collega maakt de boel alleen nog maar erger. Ook zij heeft ooit iets soortgelijks meegemaakt. Alleen was het niet haar zwager, maar haar bloedeigen vader. ‘Stond ik daar in mijn lingerie, op mijn Prada-hakken en lekker hoerig opgemaakt nietsvermoedend te pezen. Tralalala tralalie. Zag ik vanuit mijn linkerooghoek zo die ouwe de straat in tippelen. Mijn eerste reactie was natuurlijk meteen dat gordijn dichttrekken. Wat denk je? Mijn hersenen wilden wel, maar mijn lijf weigerde. Ik stond aan de grond genageld. Mijn vader had me nog niet gezien, dus die liep gewoon door, totdat hij precies voor mijn raam stond en me recht in mijn snufferd keek. Hupsakee. Pats boem. Ook bevroren. Om een lang verhaal kort te maken: nadat ik een beuk op mijn smoel van hem had gehad, met de mededeling dat ik het niet in mijn harses moest halen bij ons thuis ooit nog een poot over de drempel te zetten, heb ik hem, mijn moeder en mijn broers nooit meer gezien. Dat die ouwe van mij zelf ook fout was omdat hij daar liep, was blijkbaar minder erg.’

 

Ik loop als een zombie naar huis en weet niet wat ik nu erger vond. Het idee dat mijn zwager mij heeft gezien, met alle mogelijke problemen van dien, of het feit dat die engerd mijn zusje bedriegt. ‘Gaan we weer de heilige maagd Maria uithangen,’ klinkt het schamper door de telefoon. Irene zet me meteen op mijn plaats. We hebben het er in het verleden ook wel eens over gehad wat er zou gebeuren als ik in zo’n situatie terechtkwam. En elke keer was die discussie op niets uitgelopen omdat onze meningen te ver uit elkaar lagen. Irenes reactie van vandaag verwondert me dan ook niet. ‘Je wipt een stuk of tien getrouwde klanten op een dag en dat al vier jaar lang en nooit heb ik je horen zeggen dat het schandalig is wat die hoerenlopers hun vrouw of vriendin aandoen. Totdat mevrouw een familielid voorbij ziet schieten! Dan vergaat plotseling de wereld. En wie zegt dat die zwager van jou van bil wilde gaan? Heb je hem ergens naar binnen zien gaan?’

Nee, dat had ik niet. Maar ik weet intussen wel het verschil te maken tussen een hoerenloper en een gewone passant. ‘Bel hem op, dan weet je het meteen. Als hij normaal reageert, heeft hij niks in de smiezen gehad. En als hij bekent dat hij je heeft gezien, dan heeft hij ook wat uit te leggen. Als zijn huwelijk hem lief is, dan houdt hij zijn lipjes stijf op elkaar en wordt dat jullie geheim.’

Door de telefoon klinkt opnieuw hard gelach. ‘Trouwens,’ vervolgt ze. ‘Dat zijn de risico’s van het vak. Je bent heus de enige niet die zoiets meemaakt. Ik ken tientallen van dit soort situaties en altijd tranen achteraf. Om dat gezeik niet te hoeven meemaken heb ik zoals je weet al jaren geleden besloten dat iedereen van mij mag weten hoe ik aan de kost kom. Ook mijn eigen familie. Dat zij vervolgens de keus hebben gemaakt om met mij te breken zegt meer over hen dan over mij. Maar ik heb nu wel een rustig leventje. Ik heb geen zin om elke dag opnieuw tegen jan en alleman te moeten liegen over van alles en nog wat. En dan moet je ook nog eens een enorm geheugen bezitten. Uitgesloten dus. Als jij dan toch voor een dubbelleven kiest, moet je achteraf ook niet lopen mieren en klagen als je ontmaskerd dreigt te worden, maar als een dame je kruis dragen.’

 

Ze had het weer mooi uitgelegd, die vriendin van mij. Maar de kans dat ik mijn familie zou opbiechten wat voor werk ik de afgelopen vierenhalf jaar had gedaan, was net zo groot als dat Pasen en Pinksteren op één en dezelfde dag zouden vallen. De hele situatie met mijn zwager had me wel aan het denken gezet. Ik moest toegeven dat ik mijn alertheid uit het oog had verloren en me in de loop der jaren zowel privé als op mijn werk steeds nonchalanter was gaan gedragen. De eerste twee jaar keek ik wel uit om achter het raam rustig op mijn stoel in een tijdschrift te gaan zitten bladeren. Ik was veel te bang dat ik oog in oog zou komen te staan met een bekende. Tegenwoordig las ik gewoon de krant en kwam het regelmatig voor dat er een klant voor mijn neus stond die ik niet eens had zien aankomen. En nu ik erover nadacht, ook privé had ik de teugels laten vieren. Hoe vaak was het niet voorgekomen dat ik me te buiten was gegaan aan de aanschaf van een dure tas of een mooi paar schoenen, en ik die bij de eerste de beste gelegenheid trots had laten zien aan mijn zus of moeder? Meer dan eens. Mijn zus had me wel eens met een jaloerse blik in haar ogen gevraagd hoe ik al die dure dingen kon betalen terwijl zij, die toch ook niet slecht verdiende, daarvoor altijd lang moest sparen. Soms had ik het gevoel dat ze al jaren wist hoe ik aan mijn geld kwam, maar me niet wilde ontmaskeren om het contact tussen ons niet te verliezen. En hoe stom was ik geweest om tijdens de laatste kerst met veel te dure cadeaus voor iedereen aan de dis te verschijnen? Dat was gewoon vragen om problemen.

Nog erger was die keer dat mijn moeder op een avond onaangekondigd voor mijn deur stond. Terwijl ik in de keuken koffie voor ons maakte, zag ze tot haar ontsteltenis in de fruitschaal op de eettafel een pak vijftigeurobiljetten. Toen ik even later met de koffie de woonkamer in kwam, stond zij daar met een vertwijfeld gezicht met dat geld in haar handen. Steeds meer leugens had ik nodig gehad om mezelf uit een netelige situatie te kletsen. Nu pas besef ik hoe glad het ijs is waarop ik mij al vier jaar voortbeweeg.

 

‘Jij maakt altijd overal zo’n probleem van. Wees eens wat dankbaarder en denk eens aan al dat geld dat je de afgelopen jaren hebt verdiend!’ zegt Irene de volgende dag. ‘Heb jij hem al gebeld om uit te vogelen of hij je in de smiezen had?’ Dat heb ik en ik vertel haar dat ik niets vreemds aan hem heb kunnen merken. ‘Wat maak jij je dan druk?’ ketst mijn vriendin terug. ‘Niks aan het handje dus.’ Voor haar is hiermee de zaak afgedaan. Ik kijk haar geërgerd aan. ‘Wat niks aan het handje? We hebben het hier wel over mijn zwager, de man die getrouwd is met mijn zus! Ik wil niet dat hij vreemdgaat, dat begrijp je toch wel?’

Irene kijkt me met grote verbaasde ogen aan. ‘Begin je weer? Dat weet je toch helemaal niet? Voor de zoveelste keer: jij moet je neus niet in zaken steken waar je niets mee te maken hebt en daarbij, ik kan het niet vaak genoeg zeggen, heb jij je wel eens afgevraagd hoeveel van jouw klanten getrouwd zijn? Ik schat zo’n 80 procent. Ga je die dan voortaan ook weigeren omdat je er niet tegen kunt dat ze hun lieftallige echtgenotes of vriendinnen bedriegen? Dan kun je net zo goed meteen de tent sluiten. Als jij er echt zo zwaar aan tilt dat die zwager van jou hier rondwandelt, dan moet je eens bij je zus informeren naar haar seksleven. Die kerel van haar loopt hier natuurlijk niet rond omdat hij thuis zo goed bediend wordt.’

Ik kijk haar geschokt aan en weet niet goed of ze nu een grapje maakt of dat ze het meent. ‘Ze zullen niet de eersten en zeker niet de laatsten zijn bij wie het in bed even niet loopt zoals gewenst! Er gaat niet voor niks twee miljard per jaar in onze branche om.’