7

 

Annabel, Clementine, Mona

 

 

 

‘Gaan we naar Schiphol, dame?’ vraagt de taxichauffeur als hij mijn loodzware koffer in de kofferbak van zijn auto heeft geladen en plaatsneemt achter het stuur. ‘Je ziet eruit alsof je wel een vakantie kan gebruiken.’ Hij zoekt via zijn achteruitkijkspiegel oogcontact met me. Ik was zo in gedachten dat ik niet eens goed heb gehoord wat hij zei. De chauffeur lacht. ‘Ik zei dat je eruitziet alsof je wel toe bent aan een vakantie.’ ‘Was het maar waar,’ zeg ik en probeer een ontspannen lachje te produceren. ‘Ik moet naar de Wallen.’ De taxichauffeur draait zijn hoofd een kwartslag over zijn schouder. Zijn gezicht is rood geworden. ‘Sorry, sorry,’ stottert hij. ‘Ik wilde je niet beledigen, hoor.’ Hij probeert zich eruit te redden. ‘Ja, met een koffer ga je normaal gesproken niet naar kantoor, logisch dat ik dat ga denken, toch?’

 

Ik ben doodmoe en bloednerveus. Als ik al met al drie uur heb geslapen afgelopen nacht is het veel. Na het telefoongesprek met Marijke heb ik nog zeker een uur op de bank in de woonkamer gezeten en de ene sigaret na de andere opgestoken. Wel tien in totaal, schat ik. Ik probeer geïnteresseerd te kijken en knik wat. Het kost me moeite. Eigenlijk zou ik gewoon moeten zeggen: hou je waffel, ik ben me aan het concentreren – net zoals topsporters altijd doen voordat ze een grote prestatie gaan neerzetten. Even je hoofd leegmaken, concentreren en dan presteren. Maar ik zeg niks. Routineus vraagt hij of ik al lang op de Wallen werk en of het daar nog een beetje druk is, want in zijn branche loopt het sinds de aanpassing van de taxiwet voor geen meter meer. Ik heb geen zin om hem te vertellen dat dit mijn eerste dag is en pak mijn mobiele telefoon. Ik doe alsof ik een sms’je intik, maar het helpt niet: hij praat gewoon door. ‘Hoe wil je dat ik ga rijden? Doen we de Prins Hendrikkade of gaan we via het Rokin en dan de Damstraat in?’ ‘Kijk maar wat het snelste is,’ zucht ik. ‘Okidoki. Ik hoop echt niet dat ik je heb beledigd. Dat was niet de bedoeling,’ kwebbelt hij. ‘Je hebt me niet beledigd,’ zeg ik kortaf. Hij zucht hoorbaar. ‘Je ziet er lekker uit, wijfie, jij hebt het zeker wel druk, hè? Ik dacht eerlijk gezegd dat daar alleen nog maar van die buitenlandse chickies aan het werk waren, net zoals het bij ons in de branche vergeven is van buitenlanders die hier hun geluk komen zoeken.’

Ik reageer niet. Hij knipoogt in de achteruitkijkspiegel. ‘Ik moet toch weer eens wat meer die kant op. Ter hoogte waarvan moet je zijn, schat?’ Godsammelieve, eerst ben ik een lekker wijf en nu zegt die engerd ook al schat tegen me. Aangezien ik mijn kamer telefonisch heb geregeld weet ik niet precies waar ik moet zijn. Ik heb alleen een huisnummer. ‘Ik geef wel aan waar je moet stoppen,’ ontwijk ik zijn vraag. ‘Okidoki, schat.’ Alweer dat geschat. Ik krijg er zo langzamerhand spijt van dat ik een taxi heb genomen. Ik had ook met de tram kunnen gaan.

‘Werk je altijd overdag? Of doe je ook avonden?’ Ik antwoord om van het gezeik af te zijn. ‘Alleen overdag,’ zeg ik, terwijl ik verveeld naar buiten kijk en zie dat we gelukkig al in de Damstraat rijden. Nog een paar minuten en dan ben ik van die man af. Ik ben ruim een kwartier te vroeg, het is pas kwart voor tien. ‘Vandaar dat ik je nog niet op de taxi heb gezien. Ik werk normaal alleen de avonden, snap je? Ik val alleen vandaag in voor mijn collega, die gaat scheiden. Die zit nou op dit eigenste moment bij de rechter te beweren dat hij de alimentatie niet kan betalen. En gelijk heeft-ie. Vergeef me, ik bedoel jou niet, maar vrouwen’ – hij schudt met zijn hoofd – ‘die geef je een vinger en voordat je het goed en wel beseft sta je uitgekleed een uitkering aan te vragen. Geef mijn portie maar aan fikkie. Voor mij geen wijf. Ik ga liever op zijn tijd eens bij een van jullie langs. Dan mag ik er tenminste op zonder dat ik de kans loop om te eindigen als een straatarme kerkrat die nooit heeft kunnen genieten.’ Hij loert naar me via zijn achteruitkijkspiegeltje, terwijl hij beter zijn aandacht bij het verkeer kan houden. Want in een paar minuten tijd heeft hij bijna een fietser van zijn sokken gereden, bezorgde hij twee Japanse wandelaars een spannend momentje en remde hij net op tijd voor een stilstaande vrachtwagen. Ik kijk bewust de andere kant op en gesp me nog even in mijn veiligheidsgordel. ‘Zeg moppie, welke dagen werk je eigenlijk?’ wil hij nu weten. ‘Elke dag behalve dinsdag,’ zeg ik.

‘Grote kans dat wij elkaar dan wel eens zullen tegenkomen. Je bent namelijk precies mijn type.’ Ik heb vaker in een taxi gezeten, maar zo vrijpostig ben ik tot nu toe toch nooit benaderd door mijn chauffeur. Zou dat nu te maken hebben met dit werk?

‘Welk nummer moeten we zijn, schat?’ vraagt hij terwijl we de Oudezijds Achterburgwal op rijden, waar me, behalve een paar verdwaalde voorbijgangers en vrouwen met een koffer, vooral de stilte opvalt. ‘Werk je op de gracht zelf, of moet je in een van de stegen zijn?’ informeert hij als ik niet direct antwoord geef. Houdt die man nou nooit op met zijn gevis? ‘Op de gracht,’ zeg ik. Ik probeer de huisnummers te lezen. Tot ik aan de overkant de schreeuwerige neonreclame van Casa Rosso zie. Van Irene heb ik gehoord dat het kamerverhuurbedrijf maar een paar huizen verderop is. ‘Stop maar ter hoogte van de Casa Rosso, aan de overkant.’ ‘Doen we, schat.’ Bij het afscheid drukt hij me nog een visitekaartje in mijn handen met daarop zijn mobiele nummer. Hoef ik tenminste niet de centrale te bellen als ik een taxi nodig heb, zegt hij. Ik stop het kaartje zonder het te bekijken in mijn tas. ‘Ik ben René’, en hij steekt zijn hand uit. ‘Patricia.’ ‘Zo zo, dat is een mooie naam, schat.’ Ik moet lachen en als ik richting het pand van het kamerverhuurbedrijf loop, roept René me na: of ik nog vrijgezel ben. Ik roep terug dat ik hem dat de volgende keer wel zal vertellen. Als het aan mij ligt, komt er helemaal geen volgende keer. Maar dat zeg ik maar niet.

 

Het kamerverhuurbedrijf is niet te missen: aan de gevel hangt een koperen bord waarop in sierlijke zwarte letters ‘Kamerverhuurbedrijf’ staat gegraveerd. En achter het raam staat een bordje met de tekst ‘Kamers te huur voor de dag en de avond. Alleen voor vrouwen met geldige papieren, binnen te bevragen’ en daaronder ook nog twee telefoonnummers. De voordeur staat uitnodigend open en ik loop zonder aan te bellen naar binnen.

Aan het einde van de trap is een kleine ruimte die dienstdoet als kantoor. Achter een toonbank zit een man van een jaar of zestig de krant te lezen. Hij ziet er onverzorgd uit met zijn ongeschoren gezicht en zijn grijze, vettige haren. Op zijn neus heeft hij een donkere bril, die tien collecties geleden vast en zeker hip was. Aan de muur hangt een groot bord met sleutels naast een bord met verschillende gekleurde kaarten.

‘En wie hebben we hier?’ zegt de man in plat Amsterdams als ik voor hem sta. Zijn stem klinkt al even onaangenaam als zijn uiterlijk me had doen vermoeden. Normaal gesproken geef ik mensen altijd een hand als ik ze voor het eerst ontmoet, maar zo te zien gelden hier heel andere gebruiken. Hij blijft zitten. Ik vertel hem dat ik twee dagen geleden heb opgebeld en een kamer heb gereserveerd voor de dag. ‘Een kamer? Voor de dag?’ herhaalt hij. Ik knik. ‘Ik weet van niks, alle kamers voor de dag zijn bezet, schat!’ En daarmee is voor hem het gesprek voorbij. Hij pakt zijn krant weer op om verder te gaan met lezen. ‘Ik weet zeker dat ik hier moet zijn,’ zeg ik tegen hem. ‘De man aan de telefoon heeft me dit huisnummer opgegeven.’ ‘En wie was die man dan?’ wil hij weten.

Ik haal mijn schouders op. Voor zover ik me kan herinneren heeft de man geen naam genoemd toen ik belde. Hij had ook niet naar mijn naam gevraagd.

De man achter de toonbank legt zuchtend zijn krant weer neer en trekt een lade van zijn bureau open waaruit hij een groot boek tevoorschijn haalt. ‘Hoe heet je dan?’ vraagt hij en slaat het boek open. ‘Patricia,’ antwoord ik bedeesd. ‘Artiestennaam of je echte?’ Hij klinkt nog steeds alsof ik hem sta te belazeren. ‘Mijn werknaam,’ zeg ik. ‘Hm,’ klinkt het even later. ‘Wanneer heb je gebeld?’ ‘Twee dagen geleden,’ zeg ik. ‘Dan heb je de baas aan de lijn gehad,’ zegt hij, meer tegen zichzelf dan tegen mij. Ik zeg hem dat ik dat niet weet omdat diegene die ik heb gesproken zijn naam niet heeft genoemd. ‘Die vraagt nooit naar namen. Er staat alleen “Hollandse”. Jij bent dus die Hollandse die vanaf vandaag op de kamer in de Oudekennis gaat beginnen.’ Ik knik, al heb ik geen idee waar die Oudekennis ligt. Maar als hij het zegt, zal het wel waar zijn. ‘Patricia, dus?’ vraagt hij nog eens voordat hij mijn naam in het boek noteert. ‘Je weet dat je zes dagen per week moet werken? En dat je de huur altijd van tevoren dient te betalen? Geen geld is niet beginnen. Capito?’ ‘Ja, dat heeft die man me aan de telefoon ook al gezegd,’ antwoord ik bedeesd. ‘Mooi, dat is dan duidelijk. Kunnen we dan nu even afrekenen?’ Met duim en wijsvinger maakt hij een betalende beweging. ‘120 euro en 15 voor de sleutel. Dat maakt dus 135 in totaal.’ Ik kijk verwonderd op en zeg dat we 120 euro hadden afgesproken. De kamerverhuurder haalt zijn schouders op en zegt dat ik die extra 15 euro moet betalen als borg voor de sleutel. Ze hebben de laatste weken al te veel ellende gehad met grieten die het even kwamen proberen en er midden op de dag vandoor waren gegaan met medeneming van hun sleutel. ‘We moeten elkaar eerst even aftasten, als je deugt, vervalt die borg en tot die tijd betaal je die. Capito?’ Er zit niks anders op. Een bonnetje als bewijs dat ik had betaald krijg ik niet. En ik hoop maar dat hij dat van dat aftasten ook niet al te letterlijk bedoelt. Nadat hij me nog eens op het hart heeft gedrukt dat ik vanaf nu verplicht ben om zes dagen per week te werken, of ik ziek ben of niet, brengt hij me naar mijn kamer. De zware koffer mag ik zelf meezeulen.

 

‘Nou, hier is het,’ zegt hij als hij de sleutel in het slot steekt. We staan in de Oudekennissteeg. Een smalle steeg die de Oudezijds Achterburgwal en de Oudezijds Voorburgwal met elkaar verbindt. Gelukkig is het nog niet druk en kan ik de boel even rustig in me opnemen. Het pand waar ik ga werken heeft drie deuren. Daarachter liggen de kamers. Ik krijg de linkerdeur. De rechter is bezet door een vrouw van ongeveer veertig. Ze knikt me vriendelijk toe. Of ze Nederlands is weet ik niet – ze heeft in elk geval geen naambordje op haar raam. De kamer ruikt sterk naar ontsmettingsmiddelen en doet me eerder aan een ziekenhuis denken dan aan een huis van plezier, zoals Irene haar kamer altijd noemt. De inrichting stelt ook al niet veel voor: een bed met een hoofdkussen, een stoel, een barkruk voor het raam en een wasbak. Aan de muur hangen wat posters met daarop vrouwen in sensuele poses. Als die de klanten in de juiste stemming moeten krijgen, dan is die opzet mislukt. ‘Hier zitten de knoppen voor het licht en hier het alarm,’ legt de kamerverhuurder uit. Hij benadrukt dat ik het alarm alleen in uiterste nood moet gebruiken. ‘Bij misbruik vlieg je er onmiddellijk uit.’ Wat hij onder uiterste nood of misbruik verstaat wordt me niet duidelijk. Ik vraag er maar niet naar. Als ik iets nodig heb moet ik het maar aan mijn collega’s vragen, zegt hij voor hij vertrekt.

 

Daar sta ik dan. In een kamer op de Wallen. Mijn buurvrouw blijkt Nederlands te zijn en hier al twee jaar te werken. Ik ben amper vijf minuten binnen als ze door de zijdeur, die de drie kamers van het pand met elkaar verbindt, binnenkomt. Ik kom me even voorstellen, zegt ze. Ze babbelt honderduit. In vijf minuten tijd weet ik dat ze in clubs heeft gewerkt, maar omdat ze daar met haar klanten te veel dingen moest uithalen die ze niet wilde is ze overgestapt naar het raamwerk. Verder weet ik intussen ook dat ze gescheiden is, twee kinderen heeft en een zieke moeder voor wie ze moet zorgen. Ze ploft naast me neer op bed en trekt haar lange avondjurk iets op. ‘Kijk, niet te doen, dit.’ Ze strekt haar linkerbeen voor zich uit en ik zie wat ze bedoelt. Haar hak is minimaal twintig centimeter hoog en ik zou het niet in mijn hoofd halen om daar op rond te lopen. ‘En dan zeggen die hoerenlopers dat we ons geld zo gemakkelijk verdienen, maar dit zien ze niet. Ze denken volgens mij dat wij met die hakken aan geboren worden.’

Ze spreekt ook plat Amsterdams, maar in tegenstelling tot de kamerverhuurder in de vriendelijke versie. Ik moet lachen. Het ijs tussen ons is meteen gebroken. Ze heeft behalve een vriendelijk en zacht gezicht ook een aanstekelijke manier van praten. Lekker direct. Ze steekt haar met juwelen behangen hand naar me uit en zegt dat ze meteen doorhad dat ik nieuw ben in het vak. Zag ze aan mijn manier van lopen, zegt ze. ‘Je leek wel een varkentje dat naar de slachtbank werd gevoerd toen ik je daar naast Wim zag staan.’ ‘Wim?’ ‘Ja, die onbenul die jou naar je kamer bracht. Niks van aantrekken, van die kerel. Hij werkt daar maar. Er is nog geen steen van hem bij. Maar goed. Ik dacht: laat ik me even gaan voorstellen aan die meid, die ziet eruit alsof ze wel een steuntje kan gebruiken. Én we zijn tenslotte buurtjes, nietwaar, lieverd?’ Ik moet lachen.

‘Ik ben Mary. En jij?’

‘Patricia.’

‘Mooie naam, schat. Maar wel wat verwarrend. We hebben al een Patricia, die zul je nog wel zien. Ze komt altijd pas tegen tweeën, heeft last van een opstartprobleem. Ikke niet, ik ben hier altijd als eerste. Zodra ik mijn moeder heb gewassen, d’r boterhammen heb gesmeerd en haar in de stoel heb gezet, ben ik ervandoor. Maar ik ben hier natuurlijk maar tot vijven. Dan moet ik naar huis. Boodschappen doen, koken, de boel thuis regelen. Als je er alleen voor staat, is het een hele bedoening, kind.’

Ik knik begrijpend en vertel haar dat Patricia natuurlijk niet mijn echte naam is, maar mijn werknaam.

‘De helft van de vrouwen zit hier met een werknaam,’ zegt ze. ‘Ik begin er niet meer aan. In het begin van mijn carrière, een jaar of twintig geleden, gebruikte ik er nog wel eens een. Maar dat ging zo vaak mis. Ik wist op het laatst gewoon niet meer wie ik was. Als ik op straat werd aangesproken met mijn eigen naam, reageerde ik niet. En als ik een hoerenloper tegenkwam wist ik ook niet meer hoe ik eigenlijk heette. Ik wisselde van werknaam zoals jij van onderbroek. De meest fantastische namen heb ik gehad. Annabel, Clementine, Mona, Priscilla, Vanessa, Brigitte, Mariska, ja, zelfs Patricia heb ik een tijdje gebruikt. Krankjorum werd ik ervan. Maar genoeg over mij. Heb jij sigaretten?’ Ik knik en haal het pakje uit mijn tas.

‘En waar komt Patricia vandaan?’

‘Amsterdam,’ zeg ik.

‘Enne, je had geen ervaring toch?’

‘Nee.’

‘Ook niet in clubs, of escort?’

Ik schud mijn hoofd.

‘Veel vriendjes gehad zeker?’

‘Hoe bedoel je?’

‘Je ziet er wel uit als iemand die de weg weet in bed.’ Ik kijk haar verwonderd aan en zeg dat ik het knap vind dat ze dat aan de buitenkant van iemand kan zien. Mensenkennis, zegt Mary. ‘Om eerlijk te zijn ben ik iemand van de langere relaties,’ vertel ik en zeg dat ik er tot nu toe maar drie heb gehad. ‘Maar desondanks weet ik de weg in bed wel, hoor,’ lach ik.

‘Gelukkig maar, schat. Want met alleen een mooie kop red je het hier niet.’ Om haar stelling te onderbouwen vertelt ze dat ze toen ze zo oud was als ik dacht dat zij de gevierde ster was van het escortbedrijf waar ze werkte. Maar dat ze op een gegeven moment uit de droom was geholpen: haar oudere collega’s, sommige wel twintig jaar ouder, wonnen het op hun sokken van haar qua verdiensten. Die les moet ik goed onthouden, zegt ze.

‘Dat geldt volgens mij voor elk beroep,’ zeg ik. ‘Voor mij is dit ook geen strijd. Zolang ik maar genoeg verdien om mijn kosten te kunnen betalen.’ Ze knikt begrijpend en zegt dat zij dezelfde instelling heeft.

‘Hoe ben jij hier terechtgekomen?’ vraagt ze. ‘Ik vind je eerlijk gezegd helemaal geen type om hier te zitten. Als ik jou op straat was tegengekomen, had ik je zonder twijfel in de kantoorbranche ingedeeld.’ Ik schiet in de lach: net zei ze nog dat zij er juist zo veel verstand van had. ‘Zat ik er dan zo ver naast?’ wil ze weten.

Ik schud van nee en vertel haar dat ik in het verleden een kantoorbaan had die ik door allerlei problemen ben kwijtgeraakt. ‘Kindje toch,’ zegt ze en buigt zich iets naar me toe. ‘En toen dacht jij: kom, laat ik mezelf eens gaan verhuren, ik ga de hoer spelen?’

‘Zo gemakkelijk is het ook weer niet gegaan,’ lach ik, en steek een nieuwe sigaret op. De vierde in een halfuur. Ik vertel haar over mijn financiële problemen en hoe de deurwaarder mijn huis had willen leeghalen. En hoe ik uiteindelijk door de verhalen van Irene op het idee ben gebracht dit werk te gaan doen.

‘Hoe weet die vriendin van jou hoe dit wereldje werkt?’ vraagt Mary nieuwsgierig. ‘Ze werkt hier al een jaar of acht,’ zeg ik.

Mary is nu één en al oor en wil weten hoe mijn vriendin heet. ‘Zegt me niks. Maar ja, ik ken hier natuurlijk ook niet iedereen. Trouwens, meer dan driekwart is buitenlands en tegen de tijd dat ze een woordje Nederlands kunnen spreken zijn ze alweer door hun pooier overgeplaatst naar een andere stad. Nee, kind, de Wallen, dat is een rare wereld. Dat zul je nog wel merken. Zeg, die Irene van jou, heet die in het echt ook zo, of is dat haar werknaam?’ Ik haal mijn schouders op en moet toegeven dat ik het niet weet. ‘Nooit naar gevraagd.’

‘Blond, donker?’ ondervraagt ze me verder.

‘Blond, slank en een jaar of vijf ouder dan ik,’ zeg ik.

‘Zegt me niks. Waar zit ze?’

‘Dat weet ik niet. Ik ben nog nooit bij haar op haar werk geweest. Het enige wat ik weet is dat ze op de Wallen werkt.’

Mary moet alweer lachen. ‘Je zegt dat ze je vriendin is, maar je kent haar amper. Typisch. Ik herken dat gedrag meteen. Je gedroeg je dus al als een prostituee voordat je er een was. Dat zie je maar zelden.’

Ik haal niet-begrijpend mijn schouders op. ‘Wij prostituees zijn vrouwen met geheimen. Vrouwen die van hun leven een grote leugen hebben gemaakt. En niks en niemand vertrouwen. Alles wat we zeggen kan tegen ons gebruikt worden. Dus liegen is onze tweede natuur en als we dat niet willen, zeggen we niks. Ook niet tegen die zogenaamde vriendinnen. Want dat zijn natuurlijk geen vriendinnen.’

Ik wil haar zeggen dat Irene redelijk open is geweest over haar leventje. Maar ik hou mijn mond maar.

‘Heb je een man, of ben je vrijwillig hier?’ Haar nieuwsgierigheid kent geen grenzen. Maar ik kan het hebben omdat ze het zegt op een toon waaruit oprechte interesse blijkt.

‘Vrijgezel en vrijwillig,’ zeg ik. Ze lacht mysterieus.

‘Zozo, het zal me benieuwen hoe lang jij nog vrijgezel blijft.’

‘Hoe bedoel je?’

‘Wat denk je wat hier elke dag allemaal voorbij je toges loopt? Die straat hier’ – en ze wijst naar buiten – ‘lijkt soms net een catwalk. Je weet wel, waar die modellen uit Parijs op lopen, maar dan anders! Behalve al die imbecielen van klanten loopt er natuurlijk nog genoeg ander volk de hele dag te paraderen. Pooiers, cafébazen, penoze, junks en al dat andere gespuis en de jongens van de kit. Het lijkt me sterk dat jij niet bij een van hen in de prijzen zal vallen.’

‘Liever niet, zeg. Ik zit niet te wachten op een man,’ zeg ik. ‘Daar heb ik voorlopig mijn buik van vol.’

‘Dat is ook een bekend fenomeen, lieverd. We hebben allemaal onze geschiedenis, maar in dit vak is er maar één ding waar je moeilijk buiten kunt, en dat is een vent. Die is niet alleen handig voor je eigen genot, maar kan ook dienen voor de bescherming en de boodschappen.’

‘Ik doe mijn boodschappen wel zelf,’ zeg ik. ‘En aan seks heb ik al helemaal geen behoefte.’

Mary ziet dat die laatste vraag me van mijn stuk heeft gebracht en verandert van onderwerp. ‘Je hebt wel een slechte tijd uitgekozen, lieverd. De gouden jaren zijn voorbij. Maar je bent nieuw en nieuwigheid doet het altijd.’ Nieuwigheid? ‘Zo heet dat als een vrouw die in het vak begint het druk heeft. Alle vaste hoerenlopers willen die nieuwe dan liefst zo snel mogelijk proberen. Het is zaak voor jou om de dingen dan goed aan te pakken, zodat je ook naderhand, als die varkens zich weer op de volgende storten, goed blijft verdienen. Dus je bekijkt ze goed, je luistert naar wat ze willen, je doet eens wat meer. Je geeft eens een sigaret of een kopje koffie na de daad, dat soort dingetjes. Klantenbinding heet dat. Dat doet de slager ook. Wees zelfverzekerd, dat is het halve werk. Bepaal zelf wat je vraagt voor welke diensten en wat je wel en niet doet. Denk niet dat je iets moet doen omdat de rest het ook doet. Het is hier ieder voor zich en de klanten voor ons allen. Als een klant zegt dat je te duur bent of dat alle dames zonder condoom pijpen is het up to you hoe je daarmee omgaat. Raak ook niet ontmoedigd als de eerste tien kerels die straks aan je deur komen proberen af te dingen of meer willen voor de standaardprijs. En wat je ook niet moet vergeten is: altijd eerst afrekenen. We zijn niet in de supermarkt waar je eerst winkelt en dan pas moet betalen.’

Allemaal dingen die ik nog niet wist. Mary heeft er duidelijk schik in mij te onderwijzen. ‘Eerst betalen en dan voelen,’ vervolgt ze. ‘Vooral als je nieuw bent proberen die viezeriken nog wel eens gratis te voelen of willen ze zogenaamd eerst nog even een lichamelijk onderzoekje plegen om zich ervan te vergewissen of je wel echt kaal bent onder dat slipje. Stink daar niet in. Want het einde van het liedje is dat ze heel graag binnen willen komen, maar dat ze óf hun portemonnee in de auto hebben laten liggen, óf dat ze eerst nog even moeten pinnen. Dat zijn Hensten, zo noemen we die types hier. Die varkens rukken zich vervolgens om de hoek af en zie je never nooit meer terug. Die kun je missen als kiespijn.’

Als ik Mary mag geloven, zullen mijn potentiële klanten in het begin als bijen op zoek naar honing door de straat sluipen en me begluren. Van alle kanten en vanuit elke hoek. En zodra ze de eerste klant bij mij naar binnen hebben zien gaan zullen ze één voor één volgen. ‘Het zijn wat dat betreft net schapen,’ zegt ze. ‘Pas als het eerste schaap over de dam is, volgt de rest.’

Plotseling bedenk ik dat Irene me ook nog wat tips heeft gegeven over richtprijzen. Ik haal mijn opschrijfboekje uit mijn tas en vraag Mary of ik een beetje in de buurt zit. ‘Laat eens zien,’ zegt ze en ze grist het boekje uit mijn handen. Ze bekijkt aandachtig mijn aantekeningen en zegt even later dat ze zich in grote lijnen wel kan vinden in mijn tarieflijst. Maar, zegt ze, ze heeft nog wel een paar opmerkingen: het starttarief van 50 euro is alleen pijpen en neuken. En dan moet ik er ook voor zorgen dat ze binnen twintig minuten klaar zijn. Dus tien minuten op bed en tien minuten voor het aan- en uitkleden. Daar gaat het vaak mis: ‘Laat je ook niet wijsmaken dat het de gewoonte is om de hele Kamasutra uit te proberen. Gewoon wegsturen. Dat zijn niet de types waar je rijk van wordt, die voor een dubbeltje op de eerste rang willen zitten. Je pikt ze er ook meteen tussenuit. Je ziet die aasgieren hier uren rondlopen tot er een dame bezwijkt.’

In mijn 100 euro voor een halfuur, met als extra beffen, ziet ze geen probleem. Klanten die 100 betalen zijn meestal niet de moeilijkste. Maar als een klant een uur wil blijven moet ik toch, wat haar betreft, de prijs herzien. Die moet geen 150 euro maar minimaal 200 zijn. ‘Je bent wel een uur met zo’n klant in de weer, vergeet dat niet. Een uur kan heel lang zijn, vooral als je er een hebt die ligt te bonken en niet klaarkomt.’

Ze buigt naar voren en praat op zachte toon, alsof we elkaar al jaren kennen: ‘Je hebt een lekker snoetje, houd dat zo. Ik heb hier in de afgelopen twee jaar zo veel meiden naar de gallemiezen zien gaan. Dus blijf met je tengels van de coke of andere drugs af en laat je vooral niet overhalen om zelf met je neus in de poppers te gaan hangen. Ten eerste ben jij hier niet voor je genot maar voor de poen, en ten tweede tast die troep je hersenen aan. Een goed voorbeeld daarvan zit hier aan de overkant. Die zul je nog wel zien. Dat kind kwam hier drie maanden geleden aan als de reïncarnatie van de Heilige maagd Maria, en nu is ze het evenbeeld van Christiane F. Er is werkelijk niks van haar over. Behalve drugs, drank en klanten is ook nog eens de halve buurt over haar heen geweest. Pooiers, cafébazen, kamerverhuurders en schoonmakers – allemaal heb ik ze bij haar naar binnen zien tippelen en dat was niet voor een onschuldig praatje. Ik durf te wedden dat veel van die zogenaamde scharrels als cadeautje een lekkere soa aan dat bezoekje hebben overgehouden. En nou aan het werk, schat. Het vuurpeloton wacht,’ knipoogt ze. ‘Geef maar een gil als je iets niet snapt.’

Ik geef haar spontaan een zoen.

 

Het volgende uur ben ik druk bezig met het uitpakken van al mijn spullen en mezelf gereedmaken. Ik kies op aanraden van Mary voor een wit lingeriesetje en lange zwarte laarzen. Stoer en sensueel tegelijk, vond ze; daarmee zou ik ongetwijfeld scoren. Ik volg haar advies op, maar voel me allerminst op mijn gemak. Ik voel me naakt. Het liefste zou ik iets bedekters dragen, een avondjurk bijvoorbeeld, zoals zij. Maar die heb ik niet, en ik zou daar volgens Mary ook niets in verdienen. Ik moet het, zei Mary, juist hebben van mijn figuur, en dat zou in een avondjurk nooit zo goed uitkomen. Ze gaf me ook nog een paar aanwijzingen hoe ik me op moet maken. Onder dat rode licht moet je je make-up op een andere manier gebruiken. Ik moest alles zwaarder aanzetten, vooral mijn ogen en mijn lippen. ‘Je moet uit dat raam knallen,’ zei ze. Nu snap ik waarom zij zo zwaar is opgemaakt. Als ik later per ongeluk het witte tl-licht aandoe en mezelf in de spiegel zie, schrik ik me een hoedje van dat opgemaakte gezicht. Ik lijk wel een clown. Maar volgens Mary is het perfect.

Met de daver in mijn lijf en niet voordat Mary me aan een laatste controle heeft onderworpen, trek ik mijn gordijn open. Daar sta ik dan. Vanaf nu ben ik daadwerkelijk een prostituee.

Hoewel het nog niet al te druk op straat is krijg ik al na vijf minuten mijn eerste klant. Althans, dat dacht ik. Maar de man wil alleen wat informatie. Doe ik aan pijpen zonder condoom? Of aan anaal? En hoe zit het met mijn onderdanigheid? Wil ik me door hem laten vastbinden en zijn bevelen opvolgen? Als ik vriendelijk maar beslist nee schud, steekt hij zijn middelvinger op en spreekt een paar verwensingen tegen me uit. Hoe haal ik het in mijn hoofd om dat te weigeren! En dat noemt zich een hoer! Ik ben een schande voor het vak. Met zo’n attitude houd ik het hier niet lang vol. Hij draait zich, zonder me nog een blik waardig te keuren, om en loopt naar de overkant om bij een collega naar binnen te gaan. Ik sta perplex en doe zachtjes mijn deur dicht.

Mary roept vanuit haar kamer dat ik me niet aangevallen moet voelen. Dat is nou precies het type waarover ze eerder heeft verteld. ‘Loopt hier elke dag voorbij, haalt het bloed onder je nagels vandaan met zijn absurde vragen en gaat vervolgens naar die vuilnisbak aan de overkant.’

Ik spreek mezelf opnieuw moed in en ga weer achter mijn raam staan. Maar de tweede komt ook al niet binnen. Hij wil wel, beweert hij, maar hij moet dan nog eerst even zijn auto parkeren. Auto parkeren, denk ik bij mezelf. En waar staat die auto nu dan? Wat een gekken hier.

Alsof die twee me nog niet genoeg hebben vernederd sta ik plotseling oog in oog met een groepje opgeschoten jongens. ‘Kijk die snol daar achter dat raam staan,’ hoor ik een slungelige jongeman van een jaar of achttien tegen zijn vrienden zeggen. ‘Zal ik je even platneuken voor twintig euri?’ Zijn vrienden bekijken me intussen van top tot teen. Zijn woorden hebben hun uitwerking niet gemist en ik voel me vuurrood worden. Vliegensvlug draai ik me om, met mijn rug naar de straat, zodat de andere voorbijgangers niet kunnen zien hoe ik tot in mijn hart ben geraakt. Zijn woorden hebben het effect van een steenkoude douche.

 

Voordat ik begon met dit werk had ik me natuurlijk wel gerealiseerd dat ik in mijn nieuwe hoedanigheid als prostituee niet al te hoge verwachtingen moest koesteren over hoe de buitenwereld daar tegenaan keek. Maar dat je je op je eerste werkdag meteen zo vernederd zou kunnen voelen had ik met de beste wil van de wereld niet kunnen bedenken. ‘Welkom op de Wallen, schat, wen er maar aan,’ sprak Mary even later op moederlijke toon toen ik haar vertelde wat ik had meegemaakt.

 

Ik was in een andere wereld terechtgekomen, zoveel was duidelijk. Een wereld waarin andere wetten en gewoonten heersten. In die wereld was volgens haar geen plaats voor gevoel. Poen, poen en nog eens poen, daar draaide het hier om. Dat was het enige waar ik tijdens mijn werk op gefixeerd moest zijn. Zo niet, dan zou ik het hier wel kunnen schudden en kon ik net zo goed meteen mijn koffer weer pakken.

‘Neem van mij aan dat als jij op een beetje relaxte manier de komende jaren je poen wilt binnenharken, jij je gevoelens beter thuis op je nachtkastje kunt laten.’

Ik was precies één uur en tien minuten aan het werk toen er een man van middelbare leeftijd lachend richting mijn raam kwam lopen. ‘Ik moet acteren, hij moet binnenkomen,’ sprak ik tegen mezelf. ‘Anders kan ik net zo goed meteen vertrekken.’ Alsof ik al jaren niets anders deed zwierde ik met een royaal gebaar en een brede glimlach de deur open.

Op zwoele toon hoorde ik mezelf zeggen: ‘Kom je lekker binnen, schat? Voor 50 euro zal ik je eens lekker verwennen: pijpen, neuken en twee standjes.’ Hij knikte en kwam binnen. Nadat ik mijn gordijn had gesloten draaide ik me om en stelde me voor. Mijn hart bonkte in mijn keel, mijn handen waren klam. Ik wilde hem een hand geven, maar hij trok me naar zich toe en gaf me een kus. Gelukkig op mijn wang. ‘Ik ben Paul,’ sprak hij hijgerig. ‘En handjes geef ik alleen aan lelijke mensen.’ Hij lachte. Ik lachte nerveus terug. Paul was een regelmatig bezoeker van de Wallen, zei hij. Hij wist dan ook dat ik hier nog niet lang werkte. Toen ik zei dat ik vandaag pas was begonnen, en hij mijn allereerste klant was, begon hij te lachen. ‘Dan moet ik dus dubbel mijn best doen!’ Hij drukte me een biljet van 100 euro in mijn handen. ‘Laat de rest maar zitten. Ik blijf wel wat langer.’

‘Je kunt een halfuurtje blijven,’ zei ik.

‘Weet ik, ik kom hier vaker,’ klonk het lachend. Terwijl hij zich uitkleedde stond ik een beetje onhandig om hem heen te draaien, mezelf afvragend of ik mijn lingerie nu al moest uittrekken of dat ik die beter nog even aan kon houden. Ik hield mijn lingerie aan, net zoals mijn lange laarzen overigens. Mannen hielden van hakken in bed. Dat had Frederik me vaak genoeg verteld.

Nadat Paul zich had uitgekleed – zijn sokken hield hij aan – en zijn zaakje had gewassen, ging hij op bed liggen. Daar zat ik inmiddels, in een verleidelijke pose, in de aanslag met een condoom. Ik had alleen totaal geen ervaring met het omdoen van die dingen, en dat was duidelijk te merken. Terwijl hij me een beetje streelde, ging ik met het condoom aan de slag. Ik had het met mijn beide duimen en wijsvingers zo ver uit elkaar getrokken dat het ding meteen scheurde. Bij de tweede poging ging ik blijkbaar zo hardhandig te werk dat Paul er spontaan een slappe van kreeg. ‘Rustig juffie,’ klonk het quasiboos. ‘Die dingen zijn gevoelig, hoor.’ Gelukkig had hij alle begrip voor mijn gestuntel. ‘Zal ik je eens laten zien hoe je die dingen er in één beweging overheen trekt,’ zei hij zachtjes terwijl hij met zijn beide handen over mijn borsten wreef. Ik knikte.

Terwijl hij een beetje over me heen boog rook ik een mengeling van zweet en zijn parfum. Ik probeerde te raden welk merk hij gebruikte, maar had geen idee. Ik schaamde me voor mijn gepruts. Wat een gedoe. Die man had net 100 euro betaald voor een wilde sekspartij en wat kreeg hij? Een klungelige vrouw die nog geen condoom kon omdoen. Maar hij bleef vriendelijk en geduldig. ‘Maak hem eerst maar opnieuw stijf,’ zei hij terwijl hij nu geroutineerd de sluiting van mijn beha losmaakte. Gelukkig had de piemel van Paul niet al te veel onder mijn hardhandige aanpak geleden, het duurde niet lang of hij stond weer fier overeind. Ik gniffelde. Een man gek maken kon ik nog wel. Wat dat betreft was de bediening van al die apparaatjes toch hetzelfde: een beetje trekken, een aaitje over de balletjes en hup, altijd prijs. ‘Stop, geile ondeugende meid, niet verder trekken, anders kom ik,’ zei Paul terwijl hij mijn hand van zijn apparaat af trok. ‘Zal ik er een nieuw dingetje om doen?’ vroeg ik. Ik pakte voor de derde keer een condoom uit het doosje dat naast ons op het tafeltje stond. Als ik bij al mijn klanten een condoom of drie nodig had, zou ik zo door mijn voorraadje heen zijn, bedacht ik. ‘We doen het samen,’ zei hij. Ik ging op mijn knieën tussen zijn benen zitten zodat ik goed zicht had op het onderwerp. Paul doceerde intussen dat ik het condoom niet moest uitrollen of uitrekken, maar gewoon met het tuutje boven op zijn eikel moest plaatsen en vervolgens tussen duim en wijsvinger zachtjes naar beneden moest rollen. Dan was het een fluitje van een cent. Ik volgde braaf zijn aanwijzingen op. Hoorbaar zuchtte ik toen het ding uitgerold om zijn apparaat zat. ‘Zie je wel dat je het kan,’ prees hij me, op een toon alsof hij net zijn kleine meid had beloond die voor het eerst van haar leven op het potje had geplast.

We lachten tegen elkaar en om hem te bedanken voor zijn geduld gaf ik hem een paar kusjes op zijn beide wangen. Die hij gretig beantwoordde. ‘Mag ik je ook op je mond kussen, ik ben namelijk nogal van het tongen,’ vroeg hij zacht. Ik schudde mijn hoofd. Kussen zou ik niet doen, net als anale seks. Paul kon gelukkig ook hier begrip voor opbrengen en drong niet verder aan. ‘Pijp me dan maar,’ zei hij terwijl hij mijn gezicht richting zijn geslacht duwde. Ik deed mijn ogen dicht en liet hem in mijn mond glijden. Gelukkig was mijn gezicht bedekt door mijn lange haren, die doordat ik voorover geknield zat hem het zicht op mijn ogen benamen. ‘Ga door, geile, je pijpt lekker,’ hijgde hij. Hij had zijn rechterhand op mijn hoofd gelegd. Elke keer dat ik zijn pik in mijn mond liet glijden, duwde hij nog een beetje door. ‘Kun jij ook deep throat pijpen?’ hijgde hij. Tussen de bedrijven door gaf ik aan dat ik niet over die gave beschikte. Dit was het. Kennelijk ging het wel goed, want nog geen twee minuten later moest ik stoppen. Alweer voelde hij zijn hoogtepunt naderen, zei hij, en eenmaal gekomen was het feest voorbij. Dat wist hij. Ik stopte.

Omdat hij 100 euro had betaald vroeg ik of hij me ook wilde beffen. Niet dat ik dat nu zo graag wilde, het zat gewoon bij de prijs in en ik wilde hem niet het gevoel geven dat ik hem tekortdeed. Hij schudde gelukkig zijn hoofd. Beffen, zo zei hij, was voor een volgende keer. Vandaag hield hij het op pijpen en neuken. Op de vraag welk standje hij in gedachten had antwoordde hij verlekkerd dat ik eerst even bovenop moest en dat hij het daarna op zijn hondjes wilde afmaken. Ik knikte. Deze twee standjes waren voor de meeste mannen niet erg lang vol te houden, wist ik uit ervaring. Nadat ik een klodder glijmiddel tussen mijn benen had gesmeerd was het zo ver. Ik ging gehurkt over hem heen zitten, nam zijn geslacht in mijn hand en leidde die naar mijn vagina. ‘Zakken, geile. Ik wil je neuken,’ hijgde Paul. Omdat ik kennelijk niet snel genoeg deed wat hij wilde sloeg hij zijn twee handen om mijn middel en duwde me met al zijn kracht omlaag. Ik voelde zijn geslacht diep bij me binnendringen. ‘Jezus, wat ben jij een geil wijf,’ kreunde hij. ‘Je bent zeiknat.’ Ik had moeite om mijn lachen in te houden. Was die man nou blind, of hoorde dit bij het spel? Ik gokte op het laatste en speelde mee dat hij me zo geil maakte dat ik het bijna niet meer uithield – terwijl ik routineus op en neer ging. Ik produceerde af en toe een geluidje en zei op de juiste momenten dat ik bijna klaarkwam. In mijn hoofd dwaalden mijn gedachten af: had ik vanmorgen mijn koffiezetapparaat wel uitgedaan? En ik moest nog koffiemelk kopen, die was op.

‘Jezus, ik kommmmm, krijg de rambam, ik kooommm,’ schreeuwde Paul me terug uit mijn gedachten.

‘En, hoe was je eerste klant?’ vroeg Mary even later nieuwsgierig. ‘Als ik eerlijk ben, niet al te moeilijk,’ antwoordde ik. Ik vertelde haar dat Paul heel veel begrip had getoond en me goed had behandeld. Maar ook dat ik me had geschaamd omdat ik zo had zitten klungelen met dat condoom en dat het me pas bij de derde poging was gelukt het ding er goed overheen te krijgen. ‘Niks van aantrekken, dat zijn van die typische beginnersfoutjes,’ stelde ze me gerust. Mocht ik na vandaag de slag nog niet helemaal te pakken hebben, dan kon ik thuis altijd nog wat oefenen op een vibrator of een banaan.

 

Naarmate de tijd verstreek werd het steeds drukker in de steeg. Ik merkte aan mezelf dat ik het moeilijk vond om zo ongegeneerd door iedereen bekeken te worden. Maar daaraan zou ik toch echt moeten wennen.

 

Halverwege de middag zag ik mijn andere collega en ook met haar was er meteen een klik. Net als Mary deed zij ook haar best om me op mijn gemak te stellen en door die moeilijke eerste dag heen te slepen.

Tegen zessen vond ik het welletjes. Ik was dood- en doodmoe, niet alleen lichamelijk maar vooral geestelijk. De hele dag had ik uiterst geconcentreerd zo vriendelijk mogelijk gelachen naar potentiële klanten, was ik ongegeneerd bekeken, getaxeerd en beoordeeld. Niet alleen door klanten, ook door hordes toeristen en andere onduidelijke types. Zeven mensen waren uiteindelijk bij me binnengestapt. Drie van hen waren ronduit vreselijk. De een had op me liggen beuken alsof ik een zak aardappelen was. Ik had de rest van de dag pijn in mijn buik en twee blauwe plekken op mijn beide armen. Zo hard had hij me geknepen bij het klaarkomen. Van een andere klant was ik bijna letterlijk over mijn nek gegaan. De stank die hij verspreidde was niet te harden.

Achteraf hadden Mary en mijn andere collega zich een breuk gelachen. Ze hadden niet gezien dat die man bij mij naar binnen was gegaan. ‘Je hebt gewoon de pech dat wij je niet hebben kunnen inseinen, die gozer staat namelijk bij ons te boek als het stinkdier. Mag bijna nergens meer naar binnen. Maar ja, dat wist jij natuurlijk niet.’ En nummer drie had me zo vernederd dat ik er doodsbang van was geworden. Tijdens de twintig minuten dat hij binnen was geweest had hij me steevast aangesproken met ‘slet’. In combinatie met die agressieve blik in zijn ogen had dat me heel bang gemaakt. Zo bang dat ik zelfs niet had durven tegenstribbelen toen hij me begon te beffen en zelfs te zoenen – en dat allemaal voor de prijs van 100 euro. Mary gaf me de raad om in het vervolg gewoon met mijn voet tegen de muur te rammen als ik weer zo’n gek binnen had. Dan zou zij of mijn collega me wel te hulp schieten.

 

Het eerste wat ik deed toen ik thuiskwam was mijn kleren uitdoen en douchen. Warm water wilde ik voelen. Zo veel mogelijk water. Dat maakte me rustig. Als kind stond ik vroeger al uren te douchen als ik me ongelukkig voelde en altijd had het water me getroost. Wel een uur lang stond ik onder de douche die ingebeelde viezigheid van me af te spoelen. Maar na een halve flacon douchegel, twee vaginale douches en duizenden liters warm water was ik nog steeds niet rustiger. Toen ik me afdroogde en in de spiegel naar mijn lichaam keek had ik het gevoel dat ik een instrument zag in plaats van dat lichaam waar ik altijd zo trots op was geweest. Had ik wel de juiste beslissing genomen? Volgens Mary en mijn andere collega waren die verwarde gevoelens heel gewoon. Daar hadden zij in het begin ook last van gehad. Het zou gewoon even een kwestie zijn van doorbijten. Maar wat wisten zij er eigenlijk vanaf? Misschien zou ik er nooit aan wennen.