34

 

 

Karlsson had Frieda eerder in het oog dan zij hem. Dat was ongebruikelijk. Normaal gesproken lette Frieda goed op of ze niet werd gevolgd of de kans liep te worden opgepakt. Maar voor de tweede keer in een paar dagen had ze zijn aanwezigheid niet in de gaten. Ze leunde op een reling en keek naar de rivier. Achter hem denderden vrachtwagens en bussen over de Chelsea Embankment. Het lawaai en de stank van de uitlaatgassen leken gevangen in de zomerhitte en hij voelde de trillingen van de voertuigen onder zijn voeten.

‘Een vreemde plek om af te spreken,’ zei hij. Frieda draaide zich om en knikte naar hem. Hij ging naast haar staan en leunde ook op de reling. Er voer een rondvaartboot voorbij. Ze hoorden de blikkerige stem van de gids die uitleg gaf. Via een intercom vertelde hij dat op de Theems veel geschiedenis was geschreven. Hier was Francis Drake zijn reis om de wereld begonnen, hier was hij teruggekeerd met een schip vol rijkdommen, waarvoor hij tot de adelstand was verheven.

‘Ik heb een pesthekel aan de Embankment,’ zei Frieda.

‘Is dat niet een beetje overdreven?’

‘In het verleden stonden hier hutten op de oever, waren er scheepswerven en pieren. Maar die hebben ze gesloopt voor deze racebaan. Londen heeft zich van de rivier afgekeerd, alsof hij niet bestaat.’

‘Dat is al heel lang zo.’

‘Op een dag zullen ze de Embankment weer slopen, helemaal van Chelsea tot aan Blackfriars en dan krijgen we de oever terug.’

‘Maar dat verklaart niet waarom je hier wilde afspreken.’

‘Ik wilde bij de rivier zijn. Maar niet midden op een markt of in een café aan de rivier.’

‘Een café aan de rivier,’ zei Karlsson, ‘dat klinkt aanlokkelijk.’

‘Een andere keer.’

‘Heeft het te maken met Sandy?’

‘Waarschijnlijk zullen we nooit weten waar hij precies in het water is beland.’

‘Heeft Frank iets losgelaten?’

‘Voor zover ik weet heeft hij helemaal geen verklaring afgelegd.’

‘Is dat belangrijk?’

‘Juridisch gezien? Waarschijnlijk niet. Maar het is belangrijk voor Sasha. En voor zijn zus.’

‘Voor jou ook?’

‘We krijgen er Sandy niet door terug als Frank gaat praten. Het maakt het niet minder vreselijk. De gedachte dat zijn lichaam dagenlang in de rivier heeft gedreven is gruwelijk. Maar het pijnlijkste is nog wel wat hij heeft doorgemaakt toen hij nog leefde.’

‘En toch wilde je hierheen komen.’

‘Ja, om afscheid te nemen, om opnieuw afscheid van hem te nemen. Merkwaardig, hè?’

‘Maar wat doe ík dan hier?’

‘Ik wilde afscheid nemen van Sandy en jou mijn excuses aanbieden.’

‘Dat is nergens voor nodig.’

Karlsson zag Frieda zowaar bijna lachen, wat ze al heel lang niet meer had gedaan.

‘O nee?’ zei ze. ‘Door mij ben je op non-actief gesteld en was je bijna ontslagen. En het spijt me ook van Bella’s en Mikeys kamer.’

‘Ik denk niet dat ik ze ga vertellen waarom die geschilderd is. En volgens mij heb ik het aan jou te danken dat ik mijn baan terug heb.’

‘Je lijkt er niet erg blij mee.’

Er viel een stilte. ‘Toen ik het hoorde,’ zei Karlsson uiteindelijk, ‘was het alsof ik ontwaakte uit een diepe slaap, al mijn spieren pijn deden en ik me afvroeg of ik de dag die voor me lag wel aankon.’

‘Dat klinkt alsof ik je nog meer excuses moet maken.’

‘Nee,’ zei Karlsson. ‘Uiteindelijk moeten we allemaal de dingen onder ogen zien. We kunnen niet altijd slapen. Ik heb trouwens geprobeerd te achterhalen wie jouw meneer Levin is.’

‘En wat heb je ontdekt?’

‘Niets. Maar dan ook helemaal niets.’

‘Wat betekent dat?’

‘Dat weet ik niet precies. Heeft iemand je trouwens ooit gewaarschuwd dat het gevaarlijk is om in het krijt te staan bij iemand die je niet kent?’

‘Vast wel.’

Zwijgend staarden ze naar de rivier.

‘Ik zou graag aan een rivier wonen,’ zei Karlsson op een gegeven moment.

‘Ik weet niet of ik dat zou willen.’

‘Waarom niet?’

‘Weet ik niet,’ zei Frieda. ‘Ik loop graag langs rivieren, volg hun stroming om te kijken waar ze heen gaan. Maar als ik een huis aan een rivier had, zou ik het gevoel hebben dat ik naast een donkere afgrond woonde. Ik zou me altijd afvragen wat er onder de oppervlakte was. En het is nog erger dan een afgrond. Een rivier beweegt, probeert je altijd mee te voeren, je mee naar beneden te sleuren.’

Karlsson schudde lachend zijn hoofd. ‘Frieda. Het is maar een rivier.’

 

Een paar kilometer verderop zaten Josef en Marty in een pub vlak bij het huis in Belsize Park waar ze maanden aan hadden gewerkt, maar nu was het af.

‘Het was een mooie klus,’ zei Josef bij zijn tweede glas bier. Steels haalde hij zijn flesje wodka uit zijn zak en nam een slok voordat hij het aan Marty doorgaf. ‘Groot.’

‘Ja,’ beaamde Marty. Hij zette het flesje aan zijn mond en hield het scheef. De tatoeage op zijn onderarm bewoog mee met zijn spieren. ‘We zijn in elk geval de hele zomer onder de pannen geweest.’

‘Zomer is niet voorbij,’ zei Josef. ‘In Oekraïne is het nu warm, heel warm, en veel regen.’

‘Oekraïne. Kom je daarvandaan?’

‘Het is mijn thuis. Kiev.’

‘Het is ver weg,’ zei Marty met een vaag gebaar.

‘Veel problemen daar. Vechten en dood. Maar is heel mooi. Veel bossen.’

Een tijdje zaten ze zwijgend te drinken.

‘Ik heb daar zonen,’ zei Josef uiteindelijk. ‘Twee zonen die groot worden zonder mij.’

‘Dat is heftig.’

‘Heb jij zonen?’

‘Eentje. Mat heet hij. Een klein roodharig joch. Maar ik zie hem niet meer.’

‘Nee? Is moeilijk.’

‘Ja. Maar vrij zijn is ook wat waard.’

‘Vind je? Vrij zijn betekent alleen zijn.’

‘Dat vind ik niet erg. Ik kan doen wat ik wil, gaan en staan waar ik wil. Gewoon mijn tas pakken en weggaan.’

‘Waar ga je nu heen?’

‘Weet ik niet. In elk geval weg uit Londen. Ik heb gedaan wat ik hier wilde doen.’

‘Binnenkort?’

‘Misschien zelfs vanavond al.’

‘Je pakt gewoon je spullen en vertrekt?’

‘Ja hoor, geen probleem.’ Marty knipte met zijn vingers.

Josef knikte. ‘Geen heimwee?’

‘Hoe kun je nu heimwee hebben als je geen thuis hebt?’

‘Dat weet ik niet.’ Josef fronste zijn wenkbrauwen: hij wist dat het wel mogelijk was, maar kon het niet verwoorden. Hij dronk zijn bier op en veegde zijn mond af met de rug van zijn hand, daarna keek hij naar de klok aan de muur. ‘Ik moet ervandoor,’ zei hij. ‘Ik heb een afspraak met mijn vriendin Frieda.’

‘O, die Frieda. Gaat het nu goed met haar?’

‘Ja, alles oké. Maar als een soldaat na een veldslag.’

Traag gleed er een lachje over Marty’s gezicht. ‘Ik heb het gelezen,’ zei hij. ‘Het stond in de krant, het is ook op tv geweest.’

Josef aarzelde even en zei toen: ‘Heb je zin om mee te gaan?’

‘Naar die Frieda van jou? Nee, vriend, ik moet er ook vandoor. Ik heb nog wat dingen te doen voor ik wegga. Maar bedankt voor het aanbod.’ Hij stond op en stak Josef een hand toe. ‘Nou, dag, Joe,’ zei hij. ‘Zorg goed voor jezelf.’

Josef stond ook op en de twee schudden elkaar enigszins schutterig de hand.

‘Je hebt me gematst,’ zei Josef.

‘Graag gedaan.’

 

Marty gaf Josef een klap op zijn rug en verliet de pub. Lichte regen spatte op de stoffige stoepen en de lucht was zwaar, de voorbode van een stortbui. Hij nam de bus, stapte over op een andere en liep daarna zacht fluitend en met zijn gereedschapstas over zijn schouder Seven Sisters Road in. Bij het Taj Mahal Hotel – waarvan de ‘j’ op het naambord was scheef gezakt, iets waar hij zich altijd aan ergerde – deed hij de matglazen deur open en drukte net zo lang op de bel tot er een oud vrouwtje opdook. Ze had heksenharen op haar kin en veegde haar handen af aan een bevlekt schort.

‘Ja?’ vroeg ze argwanend.

‘Ik ben Marty, van 3B. Ik ga vanavond weg.’

‘U gaat weg?’

‘Ja. Ik heb tot het einde van de week vooruitbetaald.’

‘Geen geld terug.’

‘Maakt niet uit.’

Met twee treden tegelijk liep hij de trap op en deed de deur van zijn kamer van het slot. De kamer was klein en schaars gemeubileerd, maar er stonden wel een magnetron, een waterkoker en een kleine koelkast, en Marty had niet veel nodig. Hij goot het restje melk door de wasbak en haalde de stekker van de waterkoker uit het stopcontact. Zijn tassen had hij al gepakt. Hij hoefde er nog maar een paar dingen bij te stoppen.

Hij haalde de krantenknipsels van de muur. Knipsels over de vlucht van Frieda Klein. Bij de meeste stond een foto van haar, steeds dezelfde die ook voor eerdere artikelen was gebruikt. Krantenknipsels over de powervrouw die een groep jongeren te lijf was gegaan met een buggy om een dakloze te hulp te schieten. Onwillekeurig glimlachte hij: hij had direct geweten dat zij het was. Knipsels over de arrestatie van Frank Manning op verdenking van moord. Het artikel met de foto van Malcolm Karlsson. Hij stopte ze allemaal in zijn koffer en ritste hem dicht. De twee sleutels op het nachtkastje, een Chubb en een Yale, stopte hij in de binnenzak van zijn jack. Hij had ooit kans gezien om in Josefs tas te neuzen en had toen diens sleutels van Frieda’s huis achterovergedrukt – slechts voor een uurtje of zo, lang genoeg om er duplicaten van te laten maken bij de ijzerhandel.

Hij keek om zich heen om er zeker van te zijn dat hij niets had vergeten, hing zijn gereedschapstas over zijn ene schouder, zijn plunjezak over de andere en pakte zijn koffer.

Toen ging Dean Reeve weg. Fluitend trok hij de deur achter zich dicht.