5
‘Wat hebben we?’ Hussein keek naar de mannen en vrouwen die in de recherchekamer bijeen waren gekomen.
Wat hebben we? Die woorden gebruikte ze altijd in de eerste uren, de eerste dagen van een zaak, wanneer de grote lijnen van het onderzoek werden uitgezet voordat ze zich in al die kleine details verdiepten waaruit het beeld zou worden opgebouwd.
‘Zal ik beginnen?’ vroeg Bryant. ‘Het slachtoffer is Alexander Holland. Hij is eh…’ Hij keek op het papier dat voor hem lag. ‘Hoogleraar cognitiewetenschap aan het King George’s College in Londen.’
‘Wat houdt dat in?’ vroeg Chris Fortune. Hij was nog maar net bij het team, en Hussein zag zijn knie voortdurend op en neer gaan terwijl zijn kaken verwoed een stukje kauwgom kneedden. Waarschijnlijk probeerde hij van het roken af te komen.
‘Dat hij slimmer is dan wij. Of slimmer wás. Op 6 juni waren de colleges afgelopen en begon het lange zomerreces, vandaar dat niemand zich daar afvroeg waar hij was. Hoewel we wel een melding hebben gekregen van een vrouw…’ Hij wierp een blik in zijn notitieboekje. ‘Een zekere dokter Ellison heeft de politie gebeld om te zeggen dat hij verdwenen was. Het is niet duidelijk waarom ze zich zorgen maakte. Ze belde al na een paar dagen en wat ze bedoelde was dat hij geen contact met haar had gezocht.’
‘Dokter Ellison?’
‘Ja.’
‘Ga door.’
‘Hij werkte er nog maar kort en zijn baan was speciaal voor hem gecreëerd. Anderhalf jaar geleden is hij teruggekomen uit de VS, waar hij twee jaar had gewerkt.’
‘Waarom?’ vroeg Hussein.
‘Waarom wat?’
‘Waarom kwam hij terug?’
‘Dat weet ik niet.’
‘Ga door.’
‘Hij was tweeënveertig. Getrouwd geweest met Maria Lockhart, acht jaar geleden gescheiden.’
‘Waar is zij nu?’
‘Ze woont in Nieuw-Zeeland met haar nieuwe man. En nee, ze is niet onlangs naar Londen gekomen om haar ex te vermoorden. Geen kinderen. Ouders allebei overleden. Eén zus, die hebben we gesproken.’
Hussein zag de ontredderde vrouw in haar blauwe jurk weer voor zich, die handenwringend en vol verbijstering haar hoofd schudde. ‘Had hij een relatie?’
‘Nee, voor zover we weten.’
‘Sophie.’ Hussein knikte naar de jonge vrouw, die rechtop ging zitten en een nerveuze indruk maakte. ‘Zou je willen vertellen wat je in zijn woning hebt aangetroffen?’
Ze luisterde aandachtig naar wat Sophie te zeggen had. Alexander woonde er nog niet zo lang, toch vertelde het huis het een en ander over zijn bewoner: dat hij graag kookte; de potten en pannen in de keuken waren duur en duidelijk gebruikt, en hij had veel ingrediënten in huis die, evenals zijn kookboeken, netjes in de kastjes waren opgeborgen. Van drank hield hij ook. In een bak onder de trap lagen veel lege wijnflessen en in de keuken stonden een behoorlijke voorraad wijn en ook nog een paar flessen whisky. Verder was hij sportief, getuige de tennis- en squashrackets, het joggingpak en de vele paren sportschoenen. Hij was ook een beetje een dandy, zijn kast hing vol met dure hemden en jasjes. Hij hield van kunst, er hingen althans schilderijen aan de muren en in de slaapkamer twee tekeningen. Hij was seksueel actief: in het laatje van zijn nachtkastje lagen condooms.
‘Waarschíjnlijk seksueel actief,’ zei Hussein.
Er hingen twee ochtendjassen aan een haak, een voor een man en een voor een vrouw – de laatste was door verschillende personen gedragen. In het kastje in de badkamer lagen tandenborstels, paracetamol en mondwater. Hij las veel, vooral vakliteratuur.
‘Opvallend is wat we níét hebben aangetroffen,’ zei Sophie Byrne. ‘Geen paspoort. Geen portefeuille. Geen computer. Geen telefoon.’
‘Sleutels?’
‘In een bakje bij de voordeur lagen er twee. En een paar sleutels die niet van de woning waren.’
‘Misschien van het huis van zijn zus?’
‘Dat wordt nog gecheckt.’
‘Correspondentie?’
‘Nee, maar die zal in zijn computer hebben gezeten, die we niet hebben gevonden.’
‘Die kunnen we waarschijnlijk wel achterhalen via zijn server. Of misschien had hij op de universiteit ook een computer. Ga jij daar achteraan, Chris?’
‘Goed.’ Chris kauwde nog eens heftig.
‘Er lag wel een blocnote op zijn bureau,’ zei Sophie Byrne. ‘Hoofdzakelijk lijstjes van dingen die hij moest doen of kopen. En er was ook een soort rooster, data en tijden met sterretjes erbij. Er stond ‘‘WH’’ boven.’
‘WH?’
‘Ja.’
‘Oké. En hoe zit het met zijn telefoongesprekken, Glen, al iets wijzer op dat punt?’
‘Ah.’ Bryant keek opgewekt, schraapte zijn keel en pakte een stapeltje aan elkaar geniete papieren. ‘Zijn mobiel is niet gevonden, zoals bekend. We hebben wel een overzicht van alle gesprekken die er het afgelopen halfjaar mee gevoerd zijn, dus sinds begin dit jaar.’
‘En?’
‘Meer dan een derde daarvan betrof één telefoonnummer.’
‘En van wie was dat nummer?’ vroeg Hussein, maar ze had al zo’n idee.
‘Van Frieda Klein.’
‘Ga je een persconferentie houden?’ vroeg Bryant na de bijeenkomst aan Hussein.
‘Ja, morgen.’
‘Houden we haar aan?’
‘Dokter Klein? Nog niet. Eerst moet ik nog een paar mensen spreken.’
Toen herinnerde ze zich iets wat in haar achterhoofd had zitten knagen.
‘De eerste keer dat Frieda Kleins naam in het systeem opdook, was omdat ze iemand als vermist had opgegeven – Miles Thornton. Zou jij dat uit willen zoeken?’
‘Kom binnen, kom binnen,’ zei hij, en gaf Hussein zo’n stevige hand dat hij de hare bijna fijn kneep.
Hal Bradshaw liep op blote voeten, had bestudeerd slordig haar en een smalle rechthoekige bril waardoor zijn ogen niet als geheel te zien waren. Misschien wilde hij dat ook niet. Hij liet haar voorgaan naar zijn werkkamer, een lichte ruimte met een brede bank, boekenkasten, verscheidene ingelijste getuigschriften boven zijn bureau en een foto waarop hij de hand van een vooraanstaand politicus schudt. Hij gebaarde naar de bank. Ze ging in de hoek zitten en hij nam tamelijk dicht naast haar plaats. Hij rook naar sandelhout.
‘Fijn dat u tijd voor mij hebt willen maken, dokter Bradshaw. En dan ook nog op zondag.’
‘Ik ben professor. Sinds kort.’ Hij glimlachte gemaakt bescheiden. ‘Ik verwachtte al dat u zou komen.’
Verbaasd keek ze hem aan. ‘Natuurlijk. Ik heb u gebeld.’
‘Nee, ik bedoel zodra ik hoorde dat ze het lichaam van haar vriend had gevonden. Haar ex-vriend.’
‘Mag ik u vragen hoe u dat wist?’
Bradshaw haalde zijn schouders op. ‘Dat is nu eenmaal de afspraak.’
‘Met de politie?’
‘Inderdaad,’ antwoordde hij. ‘Ze houden me op de hoogte. In dit geval heeft de commissaris me persoonlijk gebeld.’
‘Dokter Klein heeft Alexander Holland overigens niet zelf gevonden. Ze heeft hem geïdentificeerd.’
‘Ja, ja,’ zei hij, alsof ze zijn bewering bevestigde. ‘Kan ik u een kop thee aanbieden? Of koffie?’
‘Nee, dank u. Ik ben gekomen omdat commissaris Crawford dacht dat het nuttig zou kunnen zijn om wat achtergrondinformatie over dokter Klein in te winnen.’
Bradshaw schudde langzaam zijn hoofd. Zijn knappe gezicht had een peinzende, droevige uitdrukking aangenomen. ‘Ik zal mijn best doen.’
‘Ik heb het dossier gelezen dat ik van de commissaris heb gekregen. Misschien kunnen we beginnen bij de kwestie Dean Reeve?’
‘Dean Reeve is dood.’
‘Ja, dat weet ik, maar…’
‘Maar Frieda Klein is ervan overtuigd dat hij nog leeft. En…’ Hij boog zich naar Hussein, ‘… dat hij het op haar heeft gemunt.’
‘Hebt u enig idee waarom ze dat denkt?’
‘Ik heb er een heel boek over geschreven.’
‘Misschien kunt u mij een samenvatting geven.’
‘Mensen zoals zij – slimme, verbaal vaardige, neurotische, onzekere, defensieve mensen – kunnen iets ontwikkelen wat we “narcistische waan” noemen.’
‘Bedoelt u dat ze dingen verzint?’
‘Iemand als Frieda Klein wil dat alles om haar draait en is niet in staat fouten te erkennen en verantwoordelijkheid te nemen. Wat Dean Reeve betreft, wellicht is het u bekend dat hij als direct gevolg van haar inmenging een studente heeft vermoord.’
‘Ik heb gelezen dat een zekere Kathy Ripon door Dean Reeve vermoord schijnt te zijn.’
‘Dat heeft ze gecompenseerd door zichzelf wijs te maken dat hij nog leeft en achter haar aan zit. Zo maakt ze van zichzelf een doelwit en een slachtoffer, de heldin van het verhaal, zou je kunnen zeggen, in plaats van de gevolgen van haar eigen daden onder ogen te zien.’
‘Maar ze heeft Matthew Faraday gered, toch?’
‘Ze bemoeit zich graag met het onderzoek, om vervolgens met de eer te gaan strijken. Dat komt vaker voor. Het is eigenlijk een van de symptomen. En bent u op de hoogte van dat andere slachtoffer, die arme Beth Kersey, die ze heeft vermoord?’
‘Beth Kersey was psychotisch, heb ik gelezen, en het was zelfverdediging.’
‘Ja, maar Frieda Klein zegt iets anders, nietwaar? Ze zegt dat ze Beth Kersey níét heeft vermoord, ook niet uit zelfverdediging dus. Dean Reeve heeft het gedaan. Begint u nu een patroon te zien?’
‘Ik begrijp waar u heen wilt, maar misschien sprak ze wel de waarheid,’ antwoordde Hussein.
Bradshaws wenkbrauwen gingen omhoog. ‘Sarah,’ zei hij. ‘Mag ik je Sarah noemen?’ Daar gaan we weer, dacht Hussein geërgerd. Ze gaf geen antwoord. ‘Sarah, waarschijnlijk gelooft ze dat ze de waarheid spreekt. Haar versie van de waarheid. Ik ben mild in mijn oordeel en beschouw mezelf als een gevoelig man.’ Even liet hij een stilte vallen, maar Hussein voelde zich niet geroepen er iets aan toe te voegen. ‘Ook al heb ik reden om aan te nemen dat ze mijn huis in brand heeft gestoken.’
‘Dat kunt u niet bewijzen.’
‘Ik weet wat ik weet.’
‘Waarom zou ze dat doen?’
‘Misschien omdat ik bereikt heb wat zij had willen bereiken. Ik geniet respect en daar koestert ze wrok over.’
‘Dus ze heeft uw huis uit afgunst in de as gelegd?’
‘Dat is een theorie.’
‘Wat wilt u nu eigenlijk zeggen, dokter Bradshaw?’
‘Professor. Wees voorzichtig. Heel voorzichtig. Ze kan heel dwingend zijn en ze heeft zich omringd met mensen die haar bevestigen in haar waan dat ze belangrijk is. Je zult er ongetwijfeld een paar ontmoeten. Maar ze is niet alleen een onbetrouwbare getuige. Ze is gevaarlijk. Anderhalf jaar geleden maakte ze ophef over vermeende verkrachtingen en zijn twee mensen omgekomen. En je weet dat ze is aangehouden omdat ze die therapeut heeft aangevlogen? Misschien ook een rivaal. Hm?’
‘Ze is niet aangeklaagd.’
‘Ik ben ervan overtuigd dat haar gedrag escaleert. Ik was niet verbaasd toen ik hoorde dat haar ex-vriend dood was aangetroffen.’
‘Wat wilt u hiermee zeggen?’
‘Ik wil alleen dat je weet met wie je te maken hebt, Sarah.’
‘Een gewelddadige pyromane met waandenkbeelden, die wellicht enkele doden op haar geweten heeft, bedoelt u? Ik zal oppassen.’
Bradshaw keek haar fronsend aan, alsof hij Husseins toon niet vertrouwde. ‘Aan wiens kant sta jij eigenlijk?’
‘Ik wist niet dat ik een kant moest kiezen.’
‘De commissaris zal er niet blij mee zijn als je zijn waarschuwingen in de wind slaat.’
Hussein zag commissaris Crawfords rode hoofd voor zich. Ze herinnerde zich Frieda Kleins donkere ogen, haar roerloze gestalte en de nauwelijks waarneembare siddering die over haar gezicht trok toen ze naast het lichaam stond.
‘Bedankt voor dit gesprek,’ zei ze, en kwam overeind.
Bij de deur legde Bradshaw een hand op haar arm.
‘Ga je ook met Malcolm Karlsson praten?’
‘Misschien.’
‘Die heeft natuurlijk met Klein samengewerkt.’
‘Dat klinkt niet positief.’
‘Met haar samengespannen.’
‘Dat klinkt ronduit negatief.’
‘Je moet je eigen oordeel maar vormen.’
‘Wat zal ik ervan zeggen?’ zei hoofdinspecteur Karlsson. ‘Ze is een gewaardeerde collega en een vriendin.’
‘Kende u Alexander Holland ook?’
‘Sandy.’ Karlsson sprak beheerst, maar hield zijn blik strak op haar gericht. ‘Ja.’
‘Ik weet niet of u op de hoogte bent van het feit dat hij is vermoord?’
Karlsson reageerde geschokt. Even wendde hij zijn blik af, om te bekomen. Toen begon hij vragen te stellen en moest Hussein alles vertellen, hoe het lichaam was ontdekt, de staat waarin het verkeerde, het plastic bandje om zijn pols met Frieda’s naam erop, en Frieda’s bezoek aan het mortuarium. Voorovergebogen in zijn stoel luisterde hij aandachtig.
‘Kunt u mij iets vertellen over zijn relatie met dokter Klein?’ vroeg ze.
‘Nee, eigenlijk niet.’
‘Maar u bent toch met haar bevriend, zei u?’
‘Frieda is erg op zichzelf. Ze praat niet over dat soort dingen. Ruim een jaar geleden zijn ze uit elkaar gegaan, meer kan ik er niet over zeggen.’
‘Wie verbrak de relatie?’
‘Dat zult u aan Frieda moeten vragen.’
‘Hebt u hem sindsdien nog gezien?’
Karlsson aarzelde. ‘Een paar keer,’ zei hij schoorvoetend. ‘Even.’
‘Had hij het er moeilijk mee dat het uit was?’
‘Nogmaals, dat zult u aan Frieda moeten vragen. Ik kan hier niets over zeggen.’
‘Het spijt me,’ zei Hussein, ‘maar ik vind dit geen acceptabel antwoord.’
‘Wat ik bedoel is dat ik het echt niet weet. Dit soort dingen zou Frieda nooit met mij bespreken.’
‘Volgens commissaris Crawford is dokter Klein op z’n zachtst gezegd onbetrouwbaar, maar waarschijnlijk gevaarlijk labiel.’
‘O, dat weer.’
‘Hij is uw baas.’
‘Ja, nou, u moet dat zelf maar beoordelen.’
‘Dat zal ik ook zeker doen. En dokter Bradshaw…’ Ze grinnikte. ‘Pardon, proféssor Bradshaw, was zelfs nog uitgesprokener.’
‘U hebt het druk gehad.’
‘U kunt mij helemaal niet verder helpen?’
‘Nee.’
Ze had zich al omgedraaid om weg te lopen, toen ze bleef staan.
‘Hebt u enig idee wat de letters WH zouden kunnen betekenen?’
Karlsson dacht een moment na.
‘Misschien Warehouse,’ zei hij.
‘Wat is dat?’
‘The Warehouse. Een kliniek voor psychotherapie.’
‘Is dokter Klein daaraan verbonden?’
‘Ze werkt er soms. En ze zit in de directie.’
‘Bedankt.’
Ze werd uitgelaten door een zekere Yvette Long, een medewerkster die haar kwaad aankeek, alsof Hussein haar had beledigd.
Toen ze het gebouw uit liep belde Bryant. ‘Die vermissing die dokter Klein heeft aangegeven.’
‘Ja?’
‘Miles Thornton. Dat was een patiënt van haar.’
‘Was?’
‘Hij was dan weer wel, dan weer niet in therapie – de laatste tijd meer niet dan wel omdat hij een paar weken gedwongen opgenomen is geweest. Hij was psychotisch en werd een gevaar geacht voor zichzelf en voor zijn omgeving. Nu schijnt hij te zijn verdwenen. Of in elk geval is hij al een tijdje niet gezien. Zijn familie maakt zich niet zo’n zorgen, die zeggen dat het eerder is gebeurd en dat hij wel weer boven water komt.’
‘Maar dokter Klein heeft hem als vermist opgegeven.’
Even bleef het stil aan de andere kant van de lijn. Hussein zag Bryant voor zich, bedachtzaam op zijn duimnagel bijtend. ‘Waarom is dit belangrijk?’ vroeg hij ten slotte.
‘Dat is het waarschijnlijk niet. Maar valt het je niet op dat ze erg veel ellende en geweld om zich heen meemaakt? Bradshaw zou er een bewijs voor haar narcistische waan in zien.’
‘Wat?’
‘Laat maar. Er zijn meer doktoren en professoren in deze zaak dan me lief is.’