33
Tanya Hopkins haalde Frieda met een taxi op van haar huis. Nadat de taxi weer was opgetrokken, zei ze minutenlang geen woord. Frieda had geen moeite met lange stiltes. Die was ze gewend. Soms bleef een patiënt gedurende de hele sessie zwijgen. Meestal wordt er vooral gepraat, maar een sessie biedt ook de mogelijkheid om te ontsnappen aan de druk om te spreken, en dat is ook goed.
Hoewel Tanya Hopkins niets zei, voelde het toch niet als stilte. Ze had haar gezicht half afgewend en staarde uit het raampje, maar het was duidelijk dat ze diep nadacht. Frieda zag zelfs haar lippen bewegen, alsof ze in zichzelf prevelde. Uiteindelijk keek ze Frieda aan. ‘Ik neem aan dat je weet waar we heen gaan.’
‘Naar de politie.’
‘Naar de politie,’ zei Hopkins als een echo. ‘Ze hebben me niet verteld waarover ze ons willen spreken, maar dat kan ik wel raden. Ze gaan ons vertellen of ze van plan zijn tot vervolging over te gaan.’ Ze zweeg en wachtte tot Frieda zou reageren, maar Frieda gaf geen blijk ook maar iets te willen zeggen. ‘Belemmering van de rechtsgang als tenlastelegging ligt voor de hand.’
Frieda keek haar aan. ‘Heb ik die dan belemmerd?’
Hopkins schudde haar hoofd. ‘Dat weet ik niet. Maar dat je íéts hebt belemmerd staat vast. Ik weet alleen niet precies wat.’ Ze keek Frieda gelaten aan. ‘Normaal gesproken zou ik mijn cliënt nu adviseren het praten aan mij over te laten, maar dat heeft bij jou geen zin, denk ik.’
‘Het spijt me dat ik je in een netelige positie heb gebracht,’ zei Frieda.
‘Dat spijt je helemaal niet,’ zei Hopkins.
Frieda dacht daar even over na. ‘Echt spijten niet, nee. Als er weer zoiets zou gebeuren, zou ik hetzelfde doen.’
‘Wat betekent dat je helemaal geen spijt hebt.’
‘Maar wat me wel echt spijt is dat jij door mijn toedoen in zo’n lastig parket bent beland.’
‘Dat is de meest slappe spijtbetuiging die ik ooit heb gehoord.’
‘Het is ook geen spijtbetuiging. Het is een beschrijving van mijn gemoedstoestand.’
‘Wat moet ik daar nou weer mee?’
‘Je hoeft me niet aan te houden als cliënt, hoor.’
Er gloorde iets van een lachje door op Hopkins’ gezicht. ‘Ik zou mijn collega’s niet met jou willen opzadelen,’ zei ze. ‘Maar je handelen heeft wel consequenties gehad.’
‘Consequenties? Als ik jouw advies had opgevolgd, had ik een misdaad bekend die ik niet heb gepleegd.’
‘Het was geen advies. Ik heb het geopperd als een optie. Maar ik had het niet alleen over de consequenties voor jou. Wat dacht je van je vriend, hoofdinspecteur Karlsson?’
‘Wat is er met hem?’
‘Hij is op non-actief gesteld.’
Frieda had het gevoel dat ze een keiharde stomp in haar maag had gekregen en kreunde zacht. ‘O, de godvergeten stommeling,’ zei ze.
‘Je hebt niet alleen je eigen vrijheid op het spel gezet. Dat moet je toch geweten hebben.’
Zonder iets te zien keek Frieda uit het raampje. Ze werd overmand door woede, walging en schaamte. Plotseling zag ze door die innerlijke nevel dat de taxi Pentonville Road in sloeg. ‘Dit is niet de weg naar het politiebureau,’ zei ze.
‘Ik ben vanochtend gebeld met de boodschap dat we naar een andere locatie moesten komen.’
De taxi hield langs de stoep stil en de chauffeur draaide zich om.
‘De weg is afgesloten voor verkeer,’ zei hij. ‘U zult het laatste stuk moeten lopen.’
Ze stapten uit en liepen lang de kraampjes van Chapel Market. Er hing een geur van gekookt vlees waar Frieda misselijk van werd. Hopkins las het adres op een briefje en keek om zich heen.
‘Dit kan het niet zijn,’ zei ze.
Ze stonden voor een deur tussen een wedkantoor en een opticien. Hopkins belde aan. Uit een speakertje naast de deur klonk een krakerige stem die iets onverstaanbaars zei. Hopkins boog naar voren en noemde haar naam en die van Frieda. Er volgde gezoem, maar toen Hopkins tegen de deur duwde ging die niet open. Ze belde nog een keer aan. Nu hoorden ze binnen geluiden en werd er opengedaan door een jonge vrouw met piekhaar, gekleed in een blauw T-shirt en donkere jeans.
‘Sorry,’ zei Hopkins. ‘Volgens mij zijn we aan het verkeerde adres.’
‘Tanya Hopkins en Frieda Klein?’ zei de vrouw opgewekt. ‘Kom binnen.’
Ze liepen achter haar aan een donkere, smerige trap op naar een verlaten kantoor. Het was ruim en er stonden alleen een bureau en een allegaartje aan stoelen.
‘U moet hier blijven wachten,’ zei de vrouw tegen Hopkins. ‘Ik neem dokter Klein mee naar de etage hierboven.’
‘Dat kan zomaar niet,’ zei Hopkins. ‘Als er een gesprek is met hoofdinspecteur Hussein dan moet ik daarbij zijn.’
‘Hoofdinspecteur Hussein komt niet,’ hoorden Hopkins en Frieda achter zich zeggen. Ze keken om. Door een deur achter in het kantoor was een man binnengekomen.
Hopkins deed haar mond open, maar viel toen stil. ‘Ik heb u eerder gezien,’ zei ze uiteindelijk.
‘Maar u weet niet meer waar,’ zei de man.
‘Op het politiebureau,’ zei Frieda. ‘Tijdens het verhoor voordat ik…’
‘Voordat u de benen nam. Ja, die keer. Mijn naam is Walter Levin.’
‘Wat is dit?’ vroeg Hopkins argwanend.
‘Ik wil vijf minuten met dokter Klein praten.’
‘Dat zal niet gaan. We hebben een belangrijke afspraak met de politie.’
‘Alstublieft,’ zei Levin.
Hopkins keek Frieda aan. ‘Het zint me niet. Het zint me helemaal niet.’
‘Goed,’ zei Frieda. ‘Vijf minuten.’
‘Deze kant op,’ zei hij.
Ze liep achter hem aan twee trappen op. Ze kwamen uit bij een stalen deur.
‘Het stelt niet veel voor hier, behalve dit dan.’ En terwijl hij dat zei deed hij de deur open en een seconde later stond Frieda op een dakterras.
‘Moet u eens kijken,’ zei hij.
Hij ging haar voor naar een reling aan de voorkant van het gebouw. Ze keken neer op de markt. Hij wees naar de bouwkranen achter King’s Cross en St Pancras.
‘Soms vergeet je dat je hier op een heuvel zit,’ zei hij.
‘Sorry,’ zei Frieda, ‘maar ik ben niet in de stemming om over het uitzicht te praten. Waar gaat dit over?’
‘Wat denkt u?’
‘Of ik de gevangenis in ga of niet.’
‘Ja, commissaris Crawford zou u heel graag achter de tralies zien verdwijnen.’
‘En hoofdinspecteur Hussein?’
‘Zij kijkt genuanceerder tegen de zaak aan.’
‘Maar waarom moet ik met u praten?’
‘Er is een dik dossier over u. Over uw korte carrière als adviseur bij de Met.’
‘Dat was niet bepaald een succes.’
Levin glimlachte. ‘Dat hangt ervan af hoe je het bekijkt.’
‘Nou, aangezien het me bijna mijn leven heeft gekost en de commissaris wil dat ik de gevangenis in ga, is voor mij het glas eerder halfleeg dan halfvol.’
‘Wat zou u ervan vinden om voor mij te werken?’
Frieda had naar de marktkraampjes staan staren, maar nu keek ze Levin aan. Zijn houding was ongedwongen, alsof hij nooit echt serieus was. Maar zijn grijze ogen stonden kil, waardoor hij moeilijk was te peilen. ‘Wie bent u eigenlijk?’
‘Wat heb ik gezegd toen we elkaar de eerste keer zagen?’
‘Dat u gedetacheerd was door het Home Office.’
‘Dat klopt ongeveer wel.’
‘Ik heb geen idee wat dat inhoudt.’
‘Het betekent dat ik kan verhinderen dat u wordt vervolgd.’
‘In ruil waarvoor?’
‘In ruil voor uw beschikbaarheid.’
‘Beschikbaarheid waarvoor?’
‘Om de dingen te doen die u doet.’
‘Kunt u niet wat concreter zijn?’
‘Vooralsnog niet.’
In de straat slingerde een fietser met boodschappentassen aan het stuur vervaarlijk tussen de kraampjes door.
‘Nee,’ zei Frieda. ‘Dat doe ik niet meer. Sorry.’
Levin deed zijn bril af om hem met zijn vrij sjofele, gestreepte stropdas schoon te maken. ‘Er speelt nog iets anders.’
‘Wat dan?’
‘Uw vriend Karlsson.’
‘Wat heeft die ermee te maken?’
‘Hij heeft een politieonderzoek belemmerd. Hem hangt ook een gevangenisstraf boven het hoofd. En zijn zaak is ernstiger dan die van u. Hij werkt bij de politie. Dat wordt een zaak waarin de rechters over de fundamenten van de rechtsstaat zullen beginnen.’
Frieda keek hem scherp aan. ‘Als u Karlsson zou kunnen helpen, dan…’ Ze dacht even na. Wat dan? ‘Dan sta ik bij u in het krijt.’
‘Dan staat u bij mij in het krijt,’ zei Levin. Hij zette zijn bril weer op. ‘Mooi zo. Dat lijkt me wel wat.’ Hij keek haar stralend aan maar zijn blik bleef kil. ‘Maar u weet natuurlijk dat het gevaarlijk is om bij iemand in het krijt te staan.’
Hij stak zijn hand uit. Frieda hield die even vast maar liet hem weer los.
‘Hoe weet ik dat u te vertrouwen bent?’ vroeg ze.
‘Ik regel dat u niet de gevangenis in gaat. En hoofdinspecteur Karlsson ook niet. Ik regel zelfs dat hij zijn baan bij de Met terugkrijgt. Dan ben ik toch te vertrouwen?’
‘Dat kun je ook anders zien.’