29

 

 

Toen Karlsson zijn kantoor in liep zat Yvette Long op hem te wachten. Ze keek bezorgd.

‘Glen Bryant heeft gebeld. Hussein wil je spreken.’

‘Ik zal haar terugbellen.’

‘Hij zei dat het dringend was.’

‘Goed.’

‘Waar was je?’

‘Ik heb een contact gesproken.’

‘Moet ik daar meer over weten?’

‘Beter van niet.’

‘En er is een zekere Walter Levin voor je langs geweest.’

‘Wie is dat?’

‘Hij deed een beetje vaag. Ik denk dat hij van het Home Office is. Grijs haar, bril. Zei heel vaak “super”.’

‘Ik zou niet weten waar het over gaat.’

‘Hij heeft zijn kaartje achtergelaten.’ Yvette wees naar Karlssons bureau.

‘Daar heb ik nu geen tijd voor.’

Karlsson belde Hussein. Het was een zeer kort gesprek. Yvette keek naar hem tot hij uitgesproken was. ‘Ik ga er meteen heen,’ zei hij, maar toen zag hij haar gezichtsuitdrukking. ‘Wat is er?’

‘Je sluit me buiten,’ zei ze.

‘Dat is voor je eigen bestwil.’

‘Het komt goed met haar,’ zei Yvette. ‘Hoe het ook uitpakt.’

‘Bedoel je Hussein?’

‘Je hebt het tegen mij,’ zei Yvette. ‘Doe niet alsof het een grap is.’

‘Ik weet zo net nog niet of het wel goed komt met haar.’

‘En met jou?’

‘We zien wel.’

 

Onderweg flitsten allerlei gedachten over wat hij moest zeggen en wat hij moest vragen door Karlssons hoofd. Maar toen hij bij het politiebureau aankwam, werd hij niet naar het kantoor van Hussein gebracht. Zonder enige verklaring klopte de jonge politieagente op de deur van een vergaderzaal. Daarna deed ze de deur open en ging iets opzij om Karlsson binnen te laten. Er waren slechts twee mensen in het zaaltje. Helemaal achterin aan het hoofd van de lange tafel zaten hoofdinspecteur Hussein en commissaris Crawford. Hier ging het dus over. Toen Karlsson de deur achter zich dichtdeed was hij merkwaardig rustig. Hij ging tegenover hen zitten. Er stonden glazen en een kan water op tafel. Hij pakte een glas en schonk het vol. Met een vragende blik keek hij naar de andere kant van de tafel.

‘Nee, dank je,’ zei Hussein.

De commissaris reageerde niet. Karlsson zag dat Crawford zijn kaakspieren spande, alsof hij zich moest dwingen niets te zeggen.

Karlsson nam een slok en zette het glas voorzichtig neer op een onderzettertje dat was opgesierd met het embleem van de Metropolitan Police. Een kroontje boven op een ster die meer weg had van een sneeuwvlok. Dat laatste had hij nooit eerder opgemerkt.

‘Ik kom net terug van de begrafenis,’ zei Hussein. ‘Maar dat wist je al.’

‘Ja.’

Er viel een stilte.

‘Ik had gedacht dat je wel een vraag zou hebben,’ zei Hussein.

‘Zoals?’

‘Iets als: was Frieda er?’

‘Natuurlijk was ze er niet. Maar ik heb wel een andere vraag.’

‘Namelijk?’

‘Geloof je het echt?’

‘Ik begrijp je niet,’ zei Hussein.

‘Geloof je na al het onderzoek dat je hebt verricht nog steeds dat dokter Frieda Klein, beëdigd arts, praktiserend psychotherapeute en voormalig adviseur van dit politiekorps, haar ex heeft vermoord, zijn lichaam in de Theems heeft gedumpt – o, en ook nog een bandje met haar eigen naam om zijn pols zou hebben laten zitten? Geloof je dat echt?’

Karlsson keek de commissaris aan. Hij verwachtte dat die zou zuchten of minachtend zou snuiven, maar dat deed hij niet. Zijn wangen waren alleen een beetje roze geworden, dat was alles. Crawford leek zijn besluit allang genomen te hebben. Voor hem deed deze bijeenkomst er helemaal niet toe, maar hij moest hem nu eenmaal uitzitten.

‘Nee, dat geloof ik niet,’ zei Hussein.

‘Natuurlijk geloof je dat wel.’

Hussein schudde haar hoofd. ‘Het lijkt wel alsof ik weer op de politieacademie zit.’ Ze sloeg met haar vuist op tafel. ‘Je verzamelt bewijs en bouwt een zaak op. Als de zaak niet sterk genoeg is, kan Frieda Klein die in de rechtszaak onderuithalen. Maar je slaat niet op de vlucht. Je houdt je aan de regels, je houdt je aan de wet. Ik ben in landen geweest waar de politie afgaat op het instinct, zich laat leiden door persoonlijke overtuigingen en het niet zo nauw neemt met de wet om gelijk te krijgen. Ik zou daar niet willen wonen. Jij wel?’

‘Het onderzoek in de zaak tegen Frieda Klein is uitgevoerd door mensen die wrok tegen haar koesteren.’

‘Er was geen zaak tegen Frieda Klein. Toen ik de leiding kreeg, had ik nauwelijks van haar gehoord. En als jij – of iemand anders – met relevant bewijs was gekomen, zou ik daar in iedere fase van het onderzoek voor hebben opengestaan. Maar dat heb je niet gedaan.’

‘Het is niet alleen dat,’ zei Karlsson. ‘Van meet af aan is het onderzoek veel te veel gericht geweest op Frieda.’

‘Daar ga je weer. “Frieda dit”, “Frieda dat”. Het lijkt wel alsof je het opneemt voor een vriendin. Maar zo hoor je in een politieonderzoek niet te werk te gaan.’

‘Ze heeft het niet gedaan. Zo simpel is het.’

‘Heb je het over de Frieda Klein die je hebt opgezocht in de politiecel nadat ze iemand had aangevallen in een restaurant? De Frieda Klein die een vrouw de keel heeft doorgesneden?’

‘Zelfs Hal Bradshaw heeft gezegd dat het noodweer was.’

‘Maar Frieda Klein heeft nooit bekend. En zelfs nu ze op de vlucht is voor de politie, is ze weer betrokken geraakt bij een knokpartij.’

‘Je bedoelt dat ze heeft ingegrepen om een misdrijf te voorkomen?’

‘Nu is het mooi geweest,’ zei de commissaris. Karlsson kende Crawford als een opvliegend man, maar nu sprak hij rustig. ‘Dit is allemaal niet relevant. Hoofdinspecteur Hussein heeft dit onderzoek volgens het boekje uitgevoerd, het is maar dat je het weet.’

‘Kunnen we met die conclusie niet beter wachten tot het onderzoek is afgerond?’

Nu spuwden Crawfords ogen vuur, maar hij hield zich een paar seconden stil. Hij keek op een velletje papier dat voor hem op tafel lag en verschoof het een stukje. Toen hij begon te praten deed hij dat luid en duidelijk, als een notaris die een officiële akte voorleest.

‘Er is ons ter ore gekomen dat je mensen hebt ondervraagd die bij de zaak betrokken zijn. Is dat waar?’

‘Van wie heb je dat gehoord?’

‘Is het waar?’

‘Ik heb een stel mensen gesproken van wie ik dacht dat ze misschien informatie voor me hadden.’

‘Had je daar toestemming voor van hoofdinspecteur Hussein?’

‘Nee.’

‘Heb je er een rapport van opgemaakt?’

‘Nee.’

Crawford pakte een pen en krabbelde iets op het velletje papier. Karlsson zag dat hij geen aantekeningen maakte maar wat zat te droedelen.

‘Nog één vraag,’ zei Crawford. ‘Heb je contact gehad met Frieda Klein?’

Karlsson haalde diep adem. Dit was het moment waarop hij had zitten wachten. Hierna was er geen weg meer terug.

‘Ja.’

Hussein en Crawford waren zichtbaar geschokt. Maar toen Crawford weer sprak, deed hij dat beheerst.

‘Heb je haar gezien?’

‘Ja.’

‘Voor alle duidelijkheid,’ zei Crawford. ‘Heb je contact gehad met een voortvluchtige terwijl de politie achter haar aan zat?’

‘Nee. Ik heb haar vandaag pas gezien.’

‘Heb je Hussein daarvan op de hoogte gesteld?’

‘Dat doe ik bij dezen.’

‘Ik neem aan dat je haar niet hebt aangehouden.’

Karlsson dacht even na. ‘Ik was het niet eens met haar beslissing om…’ Hij zweeg even, zocht de juiste woorden. ‘Het op haar eigen houtje te doen.’

‘Op haar eigen houtje?’ vroeg de commissaris met een lichte stemverheffing.

‘En ik denk dat ze in gevaar is, dat de echte moordenaar van Sandy Holland het ook op haar heeft gemunt.’

‘O, denk je dat?’

‘Ja, dat denk ik inderdaad.’

‘Je wordt natuurlijk op non-actief gesteld. En je kunt disciplinaire maatregelen verwachten. Nu ik gehoord heb hoever je bent gegaan, zal ik laten onderzoeken of je strafrechtelijk kunt worden vervolgd. Ik hoef je niet te vertellen wat voor straf er staat op het belemmeren van de rechtsgang.’

Karlsson stond op.

‘Ik kan niet geloven wat je gedaan hebt, Mal,’ zei de commissaris. ‘Wat je jezelf hebt aangedaan. En je collega’s.’

Karlsson haalde zijn politiebadge uit zijn zak en wierp die op tafel. ‘Ik had dit al veel eerder moeten doen,’ zei hij. Toen draaide hij zich om en verliet de vergaderzaal.