57

Nicolaus parkeert zijn auto op de parkeerplaats achter de school en zet de motor uit. De ventilator van de kachel die bij Minoo’s voeten draaide, stopt en zwijgt, en de ruitenwissers komen tot stilstand.

Het is weer gaan sneeuwen. Buiten dwarrelen lichte vlokken langzaam op de wereld neer.

Minoo kijkt naar het gymnasium van Engelsfors, zoals het daar ligt, omringd door duisternis. Een paar lantaarnpalen verspreiden een geel schijnsel over het schoolplein. De ramen zijn nu zwarte vierkanten. Onmogelijk om doorheen te kijken. Maar iemand die daarbinnen staat kan vast en zeker zien wat zich buiten afspeelt.

Ze moeten de goed verlichte parkeerplaats over. Het is óf de parkeerplaats óf het even goed verlichte schoolplein aan de voorkant. Je kunt je op weg de school in nergens verschuilen.

Er klopt iemand tegen de zijruit vlak bij Minoo en ze schrikt zich kapot.

Het is Vanessa.

Ze rukt de deur open en er stroomt koude lucht de auto in.

‘Linnéa is in de eetzaal,’ zegt ze. ‘Ik voelde haar energie. Ze leeft.’

Ze werpt de hele tijd gejaagde blikken naar het schoolgebouw.

Nicolaus haalt zijn grote sleutelbos tevoorschijn en geeft hem aan Vanessa.

‘Deze sleutel is van de ingang van de keuken bij het laadplatform. Daarvandaan loopt een gang direct de keuken in.’

‘Is Max daar bij haar?’ vraagt Minoo.

‘Geen idee. Hem kon ik niet voelen.’

‘Sorry hoor, maar heeft er dan niemand aan gedacht dat dit best weleens een valstrik zou kunnen zijn?’ zegt Ida.

Minoo werpt via de achteruitkijkspiegel een blik op Ida. Ze voelt zich goed dom. Die gedachte was nog niet bij haar opgekomen. Het is alleen maar om het redden van Linnéa te doen geweest.

‘Net als met Anna-Karins opa in de stal,’ gaat Ida verder.

‘Dat kan wel zo zijn,’ zegt Anna-Karin. ‘Maar we hebben geen keuze. Dat risico moeten we nemen.’

Ida kijkt ontevreden, maar gaat er niet tegenin.

‘Hetzelfde plan?’ vraagt Vanessa.

‘Ja,’ antwoordt Minoo.

Ze draait zich om om Anna-Karin aan te kijken. Die knikt.

 

*

 

Er is zoveel wat Anna-Karin tegen Nicolaus zou willen zeggen en waarvoor ze hem wil bedanken. Maar daar is geen tijd voor.

Minoo stapt de auto uit en kantelt de passagiersstoel naar voren. Ida wurmt zich naar buiten, maar Anna-Karin wacht even en kijkt Nicolaus aan.

‘Ik zou willen dat ik mee kon,’ zegt hij.

‘We moeten ook iemand hebben die hier op ons wacht,’ zegt Anna-Karin.

‘Ik zal voor jullie bidden.’

Ze rennen de parkeerplaats over. De school doemt tegen de nachtelijke hemel voor hen op. Het is net alsof die voor Anna-Karins ogen groter en groter wordt. Ze probeert er niet aan te denken hoe kwetsbaar ze op dit open terrein zijn.

Ze klimmen het laadplatform op vanwaar een brede, stalen deur toegang tot de school geeft. Vanessa pakt de sleutelbos.

‘Wacht even,’ zegt Ida.

Ze staat met haar handen in haar zakken en kijkt naar haar laarzen.

‘Als ik doodga en jullie komen hier levend uit… Er staat een paard in de stal. Troja. Kan iemand van jullie gewoon af en toe eens kijken of het goed met hem gaat?’

‘Dat kan ik wel doen,’ zegt Anna-Karin.

Ida knikt zonder haar aan te kijken.

‘Oké,’ zegt Vanessa en ze verdwijnt recht voor hun ogen. ‘Dan gaan we nu naar binnen.’

 

*

 

Vanessa opent de deur. Die is verrassend licht en glijdt geruisloos open. Voor hen uit leidt een schuine helling rechtstreeks de duisternis in.

Anna-Karin pakt haar mobieltje en zet het lampje ervan aan.

‘Doe uit,’ fluistert Minoo. ‘We weten niet wat daarbinnen is.’ Vanessa pakt Anna-Karins hand en ze vormen een keten met Vanessa voorop en Ida als laatste.

Ida trekt de deur achter zich dicht. De duisternis die hen omhult is ondoordringbaar op een manier die Vanessa nog nooit heeft meegemaakt.

Ze staan alle vier doodstil en luisteren.

Het enige wat te horen is, is hun eigen ademhaling en het ventilatiesysteem dat zachtjes suist.

Vanessa begint langzaam naar voren te lopen met de hand van Anna-Karin in de hare. Met haar linkerhand zoekt ze langs de oneffen wand tastend haar weg.

Ze durft niet te voelen of Linnéa nog leeft. Ze heeft al haar kracht nodig om onzichtbaar te blijven. En om niet in paniek vooruit te jakkeren.

Het is net alsof je blind bent als je zo met wijd open ogen loopt maar helemaal niets ziet. Het is onmogelijk te bepalen hoe ver je bent gelopen of wat er zich recht voor je bevindt.

Haar hele lichaam is in een hyperactieve toestand gebracht, ingesteld om op ook maar het minste of geringste geluid te reageren. Vanessa weet op den duur niet eens meer te zeggen of het de stilte of de ventilatie is die in haar oren suist. Ze begint het idee te krijgen dat ze gefluister in het geluid hoort.

Vanessa…

Opeens is de stem heel duidelijk. En zonder dat ze kan verklaren hoe, weet ze dat het Linnéa is.

Vanessa…

De stem klinkt angstig, jammerend. Maar ze leeft. Linnéa leeft.

Vanessa versnelt haar pas, voelt hoe Anna-Karin en de rest haar niet echt bijhouden, maar daar trekt ze zich niets van aan.

Hoe verder ze de school in komen, hoe lastiger het wordt om onzichtbaar te blijven. Wat normaal heel makkelijk gaat, gaat nu heel stroef.

Vanessa’s hand komt een hoek tegen en ze blijft staan. Ze tast in het luchtledige voor zich uit. Haar vingers voelen een glad oppervlak. Een deur? Ze vindt de klink en duwt hem voorzichtig omlaag. Uiteraard is de deur op slot. Ze vraagt fluisterend of Anna-Karin het lampje van haar mobieltje aan wil doen. Dat risico moeten ze nemen.

Vanessa haalt de sleutelbos tevoorschijn en probeert de sleutels bij het licht van Anna-Karins telefoon. Ze rammelen en ratelen oorverdovend in het claustrofobisch smalle gangetje.

Alsjeblieft… Alsjeblieft… Help me…

De stem is wanhopig, boordevol pijn. Vanessa’s hand trilt tot ze uiteindelijk een sleutel weet te vinden die in het slot past. Dat gaat met een klik open. Anna-Karin doet het lampje uit voordat Vanessa de deur op een kier opent.

 

*

 

Anna-Karin sluipt gehurkt achter de onzichtbare Vanessa aan de keuken in.

Aan de rechterkant is een grote, rechthoekige opening naar de eetzaal. Daarvandaan halen leerlingen eten uit bakken die aan de kant van de keuken staan. Door de opening valt vanuit de eetzaal een zwak lichtschijnsel, dat weerkaatst wordt in de lange, roestvrijstalen werkbladen en de tegels aan de wanden. Plastic bakken in allerlei kleuren staan in hun stellingen bij de stilzwijgende vaatwasser. Het ruikt er naar afwasmiddel, etenslucht, waterdamp en metaal.

Anna-Karin begint op handen en voeten over de vloer te kruipen. Links van de opening in de muur zijn een paar klapdeuren die toegang geven tot de eetzaal. Daar moet Linnéa ergens zijn.

Ze blijft naast de klapdeuren staan. Die gaan oneindig traag open als Vanessa de eetzaal in loopt om op verkenning uit te gaan.

Anna-Karin draait zich om en kijkt naar Minoo en Ida die ineengekropen achter haar op de grond zitten. Ze knikken naar haar. Voor haar is het moment om te beginnen aangebroken.

Anna-Karin doet haar ogen dicht. Concentreert zich.

Voorzichtig laat ze de kracht die ze in zich heeft, opkomen, bang dat deze als een vloedgolf naar boven komt die haar zal verdrinken. In plaats daarvan begint die echter langzaam haar lichaam uit te vloeien.

En dan houdt het op.

Dit gevoel heeft ze nog niet eerder meegemaakt. De kracht is er, maar slechts als een opgedroogd klein beekje waar het eerst een stroomversnelling was.

Ze wordt door angst gegrepen.

Ze mag Max dan misschien thuis op de boerderij hebben weten te overwinnen, nu zijn ze op zijn domein.

De school is een kwaadaardige plek.

 

*

 

Als Vanessa de eetzaal binnenkomt, blijft ze staan en ze speurt de ruimte af.

De stoelen staan omgekeerd met de poten omhoog op tafel. Het enige licht komt uit de zijruimte met de populairste tafels voor de populairste leerlingen.

Haar hart bonst bonk-bonk-bonk met elke stap die ze die kant op zet.

Als ze dichterbij komt, hoort ze een stem die snel en zacht spreekt. Eerst denkt ze dat het Linnéa is, maar dan realiseert ze zich dat het een mannenstem is.

Hij klinkt jong. Jonger dan Max.

Vanessa drukt zich dicht tegen de muur en sluipt verder met haar rug er stevig tegenaan. Ze wil geen onnodige risico’s nemen. Nooit eerder heeft ze zich zo onzeker over haar kracht gevoeld, onzeker of hij het wel zal houden.

‘Alsjeblieft,’ zegt de onbekende stem. ‘Zeg het. Geloof me nou, ik wil dit niet hoeven doen.’

Vanessa’s hart gaat nóg sneller tekeer. Ze is nu bijna bij de opening naar de zijruimte. Ze zakt op haar knieën en kruipt het laatste stukje. De lucht is doordrenkt van magie. En ze gaat steeds dichter en dichter het krachtveld in, steeds dichter naar het centrum. Het kost steeds meer energie om onzichtbaar te kunnen blijven.

Ze kijkt om het hoekje de zijruimte in.

De tafels zijn opzijgeschoven zodat er in het midden een open plaats is ontstaan.

Linnéa zit op een stoel. Haar enkels zijn met isolatietape aan de poten vastgetapet. Haar handen lijken op haar rug samengebonden te zijn. Haar make-up is over haar gezicht uitgelopen en ze kijkt uitgeput en koortsig uit haar ogen.

‘Waarom doe je jezelf dit aan?’ zegt de jongen in de zwarte capuchontrui die op zijn hurken voor haar zit. ‘Zeg gewoon wie de anderen zijn.’

Vanessa kan zijn gezicht niet zien. Maar ze is er nu zeker van dat het niet Max is.

Linnéa knijpt haar ogen dicht en kermt zachtjes.

Vanessa.

Daar is die stem weer in haar hoofd. En dan ziet Vanessa in een duizelingwekkend ogenblik wat er in Linnéa omgaat.

Ze is voor haar leven aan het vechten. Een vreemde aanwezigheid probeert haar bewustzijn binnen te dringen, maar ze verzet zich zo hard als ze kan. En ze is beresterk. Ondanks dat de onbekende kracht aan blijft dringen, houdt ze hem buiten. Ze zal het niet lang meer volhouden, dat kan Vanessa duidelijk merken.

Nu gaat de jongen staan. En Vanessa ziet wie het is.

Elias.

De shock is zo heftig dat ze bijna haar onzichtbaarheid loslaat.

Want het is echt net alsof Elias daar staat. Levend en wel.

‘Weet je nog toen we vroeger altijd beneden bij de sluizen rondhingen?’ vraagt hij Linnéa met een stem vol nostalgie. ‘Daar zaten we dan te roken en te kletsen. Jij zei dat als ik erin zou vallen, dat je me achterna zou springen. Weet je dat nog?’

‘Jij… kan dat helemaal niet weten,’ snottert Linnéa.

‘Jij was ook degene die me bij mijn ouders verlinkte toen ik die ene keer van plan was om te springen. Jij hebt er toen voor gezorgd dat ik op de psychiatrische afdeling terechtkwam. Eerst heb ik je daarvoor gehaat, maar later zag ik in dat je dit uit liefde hebt gedaan. Ik weet dat je van me houdt, Linnéa. Ik ben je broer. En jij bent in alle opzichten m’n zus, behalve dan qua bloedverwantschap.’

‘Hou op…’ jammert Linnéa.

‘Kijk me aan,’ zegt Elias zacht en hij bekijkt haar aandachtig.

Linnéa’s oogleden beginnen te schokken en dan slaat ze ze weer open.

‘Ik weet dat jij Elias niet bent.’

Vanessa ziet het pistool op een tafel liggen. Eerst was ze erop tegen Max te vermoorden, maar ze zou geen moment twijfelen om hem neer te schieten als Linnéa daardoor gered kan worden.

‘Het maakt niks uit wie ik ben,’ zegt hij zacht. ‘Elias wacht op je, Linnéa. Jullie kunnen zo weer samen zijn. Hou op je te verzetten.’

Linnéa schudt haar hoofd. Vanessa begint naar de tafel te kruipen.

‘Kom op nou,’ smeekt Elias. ‘Ik heb nog twee namen nodig. Zeg wie die anderen zijn en dan is het zo voorbij.’

Elias buigt zich voorover tot zijn gezicht nog maar een paar centimeter van dat van Linnéa verwijderd is. Hij kijkt haar doordringend aan.

‘Zeg het. Nu,’ fluistert hij.

En Vanessa voelt hoe de magie die hij uitstraalt in sterkte toeneemt. Met haar blik op het pistool gericht kruipt ze verder naar de tafel. Ze durft nauwelijks te ademen. Nog maar een paar meter te gaan. Ze heeft Niklas een keer overgehaald haar uit te leggen hoe je een pistool moet gebruiken. Nu probeert ze zich te herinneren hoe hij het deed. Waar zit de veiligheidspal ook alweer?

Linnéa kronkelt op haar stoel.

‘Minoo…’ komt er uit haar mond.

‘Dat wist ik al,’ zegt Elias geduldig.

‘Anna-Karin…’

‘Nog een. Geef me er nog een en dan ben ik tevreden.’

‘Nee!’

 

*

 

Linnéa’s getergde stem galmt door de eetzaal. Het doet Minoo fysiek pijn om die te horen.

Vanessa had al terug moeten zijn.

‘We kunnen niet langer wachten,’ fluistert ze tegen Anna-Karin. ‘Kun je hen vanaf hier beïnvloeden?’

Anna-Karin ziet er door de angst bevangen uit en schudt haar hoofd.

‘Nee,’ fluistert ze. ‘Misschien als ik hem zie… maar dat weet ik niet.’

‘Dan moeten we daarheen,’ onderbreekt Minoo haar.

Ze richt haar blik op Ida en voegt toe:

‘Met zijn drieën.’

 

*

 

Vanessa is bijna bij de tafel. Een hand en een knie tegelijk.

Elias staat voor Linnéa. Zijn armen hangen slap langs zijn lichaam. Zijn gezicht ziet er merkwaardig stijf uit, alsof het van plastic is.

Plastic dat opeens begint te smelten en in een ander gezicht verandert. Zijn lichaam vult zich met spieren en wordt een paar decimeter langer.

Max.

Hij brengt zijn ene hand naar zijn voorhoofd en drukt ertegen met zijn vingertoppen.

‘Jullie zeiden dat het makkelijker zou worden!’ roept hij in het luchtledige. ‘Ik wil dit niet doen!’

Vanessa gaat rechtop op haar knieën zitten en strekt zich naar het pistool uit. Als het haar lukt om het te gebruiken is het allemaal zo voorbij. Zelfs Max kan een kogel niet overleven.

Net op het moment dat ze het wil pakken, grijpt Max de kolf beet. Hun handen missen elkaar op een millimeter na.

‘Ik wil je geen kwaad doen,’ zegt hij en richt het pistool op Linnéa. ‘Maar als je nu niet zegt wie de anderen zijn, dan vermoord ik je.’

‘Denk je nou echt dat mij dat iets kan schelen?’ zegt Linnéa hees en ze kijkt hem aan. ‘Denk je dat ik naar jouw huis zou zijn gekomen als het me ook maar iets zou boeien?’

Max stopt het pistool achter zijn broekriem. Hij kijkt Linnéa aan. Dan heft hij zijn hand op en geeft haar zo’n harde klap dat de stoel ervan omvalt.

Vanessa slaakt een gesmoorde gil.

En Max draait zich om.

Een verbaasde glimlach verspreidt zich over zijn gezicht als hij haar ziet staan.

‘En daar ben je dan,’ zegt hij zacht.

Vanessa bedenkt zich geen moment, maar staat op en vliegt op hem af.

Max maakt een zwiepende beweging door de lucht.

 

*

 

Anna-Karin is halverwege de eetzaal gekomen als Vanessa door de lucht komt gevlogen, weggeslingerd door een onzichtbare kracht.

Ze stort met haar rug op een tafel. De stoelen kletteren eraf en komen met harde klappen op de grond terecht. Vanessa wordt een meter de lucht in getild en wordt daarna aan het tafelblad vastgenageld. Ze schreeuwt het uit.

Minoo grijpt Anna-Karins hand vast en houdt hem stevig vast. Ida pakt haar andere hand. Anna-Karin voelt hoe hun energie van beide kanten in haar stroomt. En daar is haar eigen kracht. Maar die is bij lange na niet zo sterk als toen ze hem hier op school elke dag routinematig gebruikte.

Max komt vanuit de kleine zijruimte de eetzaal in. Hij kijkt geconcentreerd naar Vanessa die op tafel ligt te spartelen. Anna-Karin beseft dat ze maar één kans hebben en die is nu, voordat hij hen gezien heeft.

Laat Vanessa gaan, beveelt ze hem. Laat haar met rust.

Max draait zich om.

 

*

 

Minoo zag de zwarte rook om Vanessa kringelen toen ze door de eetzaal vloog. Hij legde zich als een dichte, olieachtige nevel over haar lichaam op de tafel.

Nu ziet ze nog meer rook uit Max schieten. Die stort zich op Anna-Karin en het volgende moment wordt haar hand uit die van Minoo gesleurd.

Anna-Karins lichaam wordt met geweld omhooggeslingerd, slaat keihard tegen het plafond en blijft daar, tegen de witte platen, een paar seconden hangen. Dan sleurt de rook haar onwijs snel langs het plafond tot ze tegen de tegenoverliggende muur aan klapt. Dan glijdt ze tegen de grond en blijft daar liggen.

Opeens is Minoo’s andere hand ook leeg.

Ida heeft losgelaten. Ze rent naar de keuken.

Maar ver komt ze niet. De rook beweegt zich snel en geruisloos naar haar toe.

Ida valt op de grond neer. Om haar heen laait een ring van vuur op. Minoo kan haar doodsbange gezicht zien achter de metershoge vlammen die haar gevangenhouden. Een lichte geur van verbrand zeil verspreidt zich door de eetzaal.

Minoo draait zich naar Max. Hij is nog steeds door zwarte rook omgeven als hij op haar af loopt. Die danst om hem heen en neemt allerlei vormen aan in de lucht. Het lijkt wel een levend wezen. Het is bijna prachtig om te zien. Meeslepend.

‘Minoo,’ zegt hij met een glimlach.

Dat is het ergste van alles. Dat hij blij lijkt te zijn om haar te zien. Alsof wat hij zojuist gedaan heeft niets uitmaakt.

‘Ik weet dat je het op dit moment niet begrijpt,’ zegt hij. ‘Maar het enige wat ik wil… Het enige wat ik de hele tijd al heb gewild, is dat wij samen kunnen zijn. We horen bij elkaar.’

De woede borrelt als koolzuur door haar bloed.

‘Maar ík wil dat niet,’ zegt ze en het verrast haar dat haar stem zo sterk en zeker is.

Max blijft staan. Hij lijkt gekwetst te zijn. Het zwarte slingert zich om hem heen, en steekt lange antennes naar Minoo uit, maar trekt zich op het laatste moment weer terug.

Minoo blijft gewoon staan.

Haar lichaam zit vol onbekende signalen. Er wervelt iets in de lucht om haar heen, het omringt haar en bedwelmt haar met zijn kracht.

‘Minoo,’ zegt Max zwak. ‘Wat doe je?’

‘Ik laat het los.’

De zwarte rook tussen hen in wordt dichter.

Maar die komt niet alleen meer van Max. Hij stroomt vanuit Minoo en slingert en kronkelt met lange, zwarte tentakels.

Ze is machtig. Ze is een heel leger. Ze is rechtstreeks aangesloten op iets wat oneindig veel groter is dan zijzelf. Ze zijn met velen. Ze zijn één. Samen komen ze op Max af.

Max kijkt haar in paniek aan. Hij kan zich niet bewegen. De rook omvat hem, verhindert hem om te vluchten terwijl zij dichterbij komt, en omhult hen beiden als een zwarte, wervelende draaikolk.

‘Alsjeblieft, Minoo,’ smeekt Max en hij valt voor haar voeten op zijn knieën. ‘Ik hou van je.’

Die woorden doen haar niets.

Ze weet wat haar te doen staat.

Minoo legt haar handen tegen zijn voorhoofd.

Ze sluit haar ogen en zíét het.

De zegening van de demonen.

Die rust als een zwart glinsterende stralenkrans om hem heen. De magie van de demonen. De zwarte rook die vanuit Minoo stroomt, verstikt hun magie.

De stralenkrans neemt geleidelijk af. Tot er uiteindelijk niets meer van over is. Het pact is verbroken.

Ze voelt hoe Max’ levenskracht langzaam uit zijn lichaam stroomt. Die wordt door haar hand opgezogen, vult haar en maakt haar nog sterker en machtiger.

Er zit iets vast in Max, iets wat zich naar de oppervlakte probeert te worstelen, en ze helpt met trekken.

Het is als een zware last die opeens loskomt.

En Minoo krijgt tranen in haar ogen, want nu voelt ze haar heel duidelijk.

Rebecka. Die heeft de hele tijd in Max vastgezeten. Nu straalt haar ziel door die van Minoo heen en vult haar met licht. Heel even zit in Minoo alles wat zij ooit was. En dan is ze weg. Eindelijk vrij.

Het moment daarop komt Elias. Minoo herkent hem meteen, alsof ze hem haar hele leven en lang daarvoor ook al heeft gekend. Zijn ziel passeert de hare en verdwijnt.

Minoo’s vingers zetten zich klem om het voorhoofd van Max en boren zich in zijn haar. Zijn lichaam wordt steeds slapper. Ze zakt langzaam naast hem op haar knieën als hij op zijn zij valt en blijft liggen.

Ze wordt door hem vervuld. Indrukken, gedachten en gevoelens, alles wat hij heeft meegemaakt. Alles wat híj is stroomt door Minoo, alsof het door een tot nu toe onbekend zintuig gaat.

 

Zijn herinneringen.

 

Max sleept Linnéa vanuit zijn auto over het schoolplein. Ze is aan handen en voeten gebonden, maar ze probeert tegen te stribbelen.

Hij opent zijn deur en daar staat een onbekend meisje met een zwarte pony. Ze trekt een pistool, zegt dat hij eraan gaat voor wat hij met Elias heeft gedaan. Maar hij ziet in haar aarzeling dat ze toch niet zal schieten. Ze is geen moordenaar. En hij realiseert zich dat zij een van de Uitverkorenen moet zijn. En dat ze hem zal helpen de rest te vinden. Ze is een geschenk uit de hemel.

Hij ontwaakt als uit een droom en ziet Minoo voor hem in het klaslokaal staan. Zíj fluisteren hem in dat hij zich verraden heeft. Zíj zijn boos maar hij is bang. Bang dat ze het verkeerd zal begrijpen, dat ze niet zal snappen dat hij haar nooit meer pijn zal doen, dat ze bij elkaar horen.

De stal brandt en de koeien loeien in paniek. Hij rent ervandaan met hun verwijtende stemmen in zijn hoofd. Zíj dreigen hun belofte in te trekken. Om Minoo desondanks toch niet te laten leven.

Minoo vraagt of hij op haar kan wachten. Hij kan een eeuwigheid wachten.

Hij staat in het klaslokaal naar Anna-Karin te kijken en bedenkt zich hoeveel zij veranderd is het laatste semester. Hij weet hoe zoiets kan gaan. Waarom zag hij dat niet eerder?

Minoo is zo knap als hij haar bij het viaduct ziet staan. Hij weet dat hij het niet moet doen, maar hij zoent haar toch. Hij heeft een nieuwe afspraak met hen gemaakt – ze mag blijven leven.

Het vreselijke moment in de badkuip als hij hen voor de eerste keer tegenspreekt.

Hun eerste zoen.

Opeens staat ze daar voor zijn huis en hij vraagt zich af of hij droomt als hij haar ziet.

Hij krijgt te horen dat Minoo degene is die hij moet doden.

Hij rukt Rebecka’s ziel uit haar lichaam terwijl hij haar ondertussen om vergeving smeekt.

Ze valt.

Rebecka draait zich om en ziet zijn gezicht, ziet hem als Gustaf.

Rebecka in de citypassage.

Hij probeert voor het eerst de kracht van Elias uit. Ziet zichzelf in de spiegel in Gustaf veranderen, de jongen die Rebecka vertrouwt, die dicht bij haar kan komen wanneer dat nodig is.

Hij ziet Rebecka joggen en weet dat zij zijn volgende slachtoffer is. Zíj fluisteren hem in dat zij sterker is dan die eerste. Dat hij zich goed moet voorbereiden.

De profetie had het mis, zeggen de stemmen. Er zijn zeven Uitverkorenen. Nog zes te gaan.

Hij staat buiten voor Minoo’s raam en zou willen dat zij niet degene was die Elias gevonden had. Hij vraagt zich af hoe het met haar gaat en zou willen dat hij haar kon troosten.

Hij ziet de brancard met het lichaam van Elias de school uit gedragen worden en voelt zich opgelucht. Het is eindelijk voorbij.

Door de gesloten deur van de wc’s hoort hij hoe een spiegel verbrijzeld wordt.

Hij komt de klas in lopen en ziet Minoo voor de eerste keer. Alice leeft weer.

 

Minoo wordt zich bewust van nóg een last bij Max in de diepte. Als een anker dat de bodem loslaat en langzaam naar de oppervlakte getrokken wordt.

Zijn ziel.

De herinneringen volgen elkaar in een steeds hoger tempo op.

 

Hij hangt de poster van Persefone op. Persefone die zo ontzettend op Alice lijkt, dat het pijn doet om ernaar te kijken. Het is een aangename zelfkastijding.

Hoeveel nachten ligt hij al niet wakker, denkend aan het verschrikkelijke wat hij heeft toegezegd te doen. Hij herinnert zichzelf eraan dat het dit waard is. Alice is het waard.

Hij haat Engelsfors vanaf het eerste moment. Deze stad lijkt op de plaats waar hijzelf is opgegroeid.

De jaren op de lerarenopleiding, vrouwen die komen en gaan, vrienden die hij eigenlijk stiekem veracht. Die denken dat de wereld alleen maar bestaat uit wat ze met het blote oog kunnen zien.

Zíj beloven dat hij Alice terug kan krijgen. Een nieuwe kans.

Jaren vol schuldgevoelens.

 

En alles gaat weer wat langzamer.

 

De begrafenis is een grote waas. Niemand wist, niemand kon begrijpen dat ze zo ongelukkig was.

’s Morgensvroeg belt de politie. Ze hebben haar lichaam gevonden op de rotsen onder aan het huis.

Het feest is in volle gang en de muziek buldert. Hij trilt van de adrenaline. Daar staat zijn Vriend. ‘Mocht er iemand naar vragen – ik ben de hele avond bij jou geweest,’ zegt Max, want hij heeft opeens iets nieuws over zichzelf ontdekt. Toch is hij verbaasd als de ogen van zijn vriend beginnen te glinsteren en hij knikt. Max zit nog in een roes van zijn eerste ervaring met magie. Om anderen hem te laten gehoorzamen.

Hij wil dat ze doodgaat. Liever dat niemand haar krijgt dan dat ze niet de zijne is. Als ze nou toch eens zelfmoord zou plegen. Hij wenst dit met heel zijn hart. En op dat moment staat ze op en ze gaat op de vensterbank staan. Hij weet dat híj degene is die haar dit laat doen. Ze kijken elkaar heel even geschokt aan. Dan geeft ze gehoor aan zijn wens en ze laat zich vallen.

De ramen staan open om de warme zomerlucht binnen te laten en ze zit ineengekropen op de vensterbank, leunt met haar voorhoofd op haar knieën en zegt: ‘Max, ga alsjeblieft weg.’ Hij probeert tot haar door te laten dringen dat hij van haar houdt, dat ze bij elkaar horen. ‘Hoor je niet wat ik zeg? Ik wil je nooit meer zien,’ zegt zij.

Alice, van wie hij zoveel houdt, die hem het schilderij toont van Persefone en ze moeten samen lachen om de gelijkenissen van Alice en Persefone.

Alice, de eerste keer dat hij haar ziet. Hij weet dat zij hem gelukkig zal maken.

 

De ziel van Max zal gauw aan de oppervlakte komen. Minoo wordt zich bewust van een schreeuw die in sterkte toeneemt en haar hoofd vult. Het is Max die schreeuwt van de pijn. Zij is het die hem pijn doet.

Ze voelt het duister van zijn jeugd opkomen en weet dat als ze nu niet loslaat, ze hetzelfde doet wat Max bij Rebecka en Elias heeft gedaan. Ze zal zijn ziel losrukken en hem alles ontnemen.

Laat het los.

Voorzichtig laat Minoo los en ze voelt hoe de last weer langzaam de diepte in glijdt. De schreeuw ebt weg. Alles wordt stil.

Minoo opent haar ogen.

De zwarte rook is verdwenen.

Ze zit op haar knieën op de grond. Max’ voorhoofd is rood waar haar handen net nog lagen. Zijn ogen zijn dicht. Zijn borstkas maakt nog zwakke bewegingen.

Het is voorbij.

De Cirkel
titlepage.xhtml
index_split_000.html
index_split_001.html
index_split_002.html
index_split_003.html
index_split_004.html
index_split_005.html
index_split_006.html
index_split_007.html
index_split_008.html
index_split_009.html
index_split_010.html
index_split_011.html
index_split_012.html
index_split_013.html
index_split_014.html
index_split_015.html
index_split_016.html
index_split_017.html
index_split_018.html
index_split_019.html
index_split_020.html
index_split_021.html
index_split_022.html
index_split_023.html
index_split_024.html
index_split_025.html
index_split_026.html
index_split_027.html
index_split_028.html
index_split_029.html
index_split_030.html
index_split_031.html
index_split_032.html
index_split_033.html
index_split_034.html
index_split_035.html
index_split_036.html
index_split_037.html
index_split_038.html
index_split_039.html
index_split_040.html
index_split_041.html
index_split_042.html
index_split_043.html
index_split_044.html
index_split_045.html
index_split_046.html
index_split_047.html
index_split_048.html
index_split_049.html
index_split_050.html
index_split_051.html
index_split_052.html
index_split_053.html
index_split_054.html
index_split_055.html
index_split_056.html
index_split_057.html
index_split_058.html
index_split_059.html
index_split_060.html
index_split_061.html
index_split_062.html
index_split_063.html
index_split_064.html
index_split_065.html
index_split_066.html
index_split_067.html
index_split_068.html
index_split_069.html
index_split_070.html
index_split_071.html