35
Vanessa staat in de lobby van de bank tegen een hoge tafel aan geleund. Die ligt vol flyers die vrolijk vragen of Vanessa misschien een nieuwe creditcard wil of dat ze misschien geld wil lenen voor een nieuwe grasmaaier of zelfs voor een droomhuis?
Ze heeft Minoo beloofd om Nicolaus zonder dat hij het weet mee naar de bank te volgen. Die eigenwijze man weigert uiteraard hulp aan te nemen, terwijl hij het zo overduidelijk nodig heeft. En dus heeft ze nu de opdracht om zich onzichtbaar te maken en op hem te letten.
En dat moet dan onze gids voorstellen, denkt ze terwijl ze naar Nicolaus gluurt die naar zijn nummertje staat te staren.
Hij draagt een dikke, oude winterjas die eruitziet alsof hij die op de rommelmarkt heeft gekocht.
Maar ze moet toegeven dat het best spannend is. Zij is straks de eerste die zal zien wat er in die mysterieuze kluis zit. En bovendien bevalt het idee haar om het achter de rug van de rectrix om te doen. Zondag hadden ze ook nog les van haar en dat was niet bepaald leuker dan de lessen op school. Je zou toch denken dat lessen in Magie een stuk enerverender zouden zijn, maar ze hebben alleen maar met hun toverkijkertjes in het Boek der Patronen zitten staren. Het had geen resultaat, behalve hoofdpijn. Het deed Vanessa denken aan die tekeningen met heel veel stippen waar je van die 3D-figuren in kunt zien. Dat lukt haar ook al nooit.
Vanessa observeert het bankpersoneel dat zwijgend achter computers zit te typen, of met zachte, discrete stem tegen klanten aan het praten is. Iedereen die hier werkt, is netjes en correct gekleed en hun voetstappen fluisteren op het hoogpolige tapijt. Vanessa probeert zich voor te stellen hoe het is om hun baan te hebben en ze verveelt zich al meteen dood.
Toevallig heeft haar moeder een tijdje iets gehad met een gast die hier werkte. Tobias. Die was even triest als dat hij verwaand was. Toen hij een rijke meid uit Göteborg ontmoette, heeft hij haar moeder meteen gedumpt, en kon Vanessa haar weer troosten en de goedkope pakken wijn verstoppen.
Een keer, toen haar moeder aan de eettafel een compleet pak zakdoekjes had volgesnotterd, kon Vanessa uiteindelijk geen medelijden meer met haar hebben, en ze schreeuwde dat het tijd werd dat ze maar eens een man moest gaan zoeken die haar gelukkig maakte. Haar moeder kon haar alleen maar met haar rode ogen aankijken en jammeren dat Vanessa het niet begreep. ‘Liefde doet pijn,’ zei ze. ‘Anders is het geen echte liefde.’
Vanessa weigert dat te geloven. Dan zou het helemaal geen nut hebben om met iemand samen te zijn. Dan kun je net zo goed maar wat rondneuken zonder dat je eens voor hem afwast of gaat zitten zeveren dat hij je niet begrijpt.
Daarom zal ze ook wel niet willen dat ik iets met Wille heb, denkt Vanessa. Ze is gewoon jaloers dat wij zo gelukkig zijn samen.
Vanessa voelt de woede weer naar boven komen als ze aan haar moeder denkt. Ze hebben nog steeds niet gepraat. Ze heeft niet eens boze voicemails ingesproken. Vanessa weet zeker dat Niklas tegen haar moeder heeft gezegd dat het beter is om niks van zich te laten horen – ze kan het hem zo horen zeggen dat Vanessa ‘de gevolgen van haar gedrag maar eens moet leren inzien’.
Vanessa is ook niet van plan om iets van zich te laten horen. Ze is niet van plan om hen te laten winnen. Alleen Melvin mist ze. Melvin, die zo huilde toen ze wegging.
De zoemer gaat wanneer er een nieuw nummer op het bord verschijnt. Nicolaus kijkt een beetje verloren om zich heen. Het lijkt zijn beurt te zijn, maar hij weet kennelijk niet waar hij heen moet. Alsof het fel knipperende nummer boven de enige lege balie nog niet duidelijk genoeg is. Hij kijkt naar zijn nummertje alsof hij daar het antwoord zal vinden, en Vanessa slaakt een zucht. Ze moet zich inhouden om niet op hem af te lopen en hem een harde duw in de juiste richting te geven.
Een dame met lang, zwart haar staat achter de lege balie. Ze is knap en dat weet ze ook. In tegenstelling tot de andere bankzombies lijkt zij wel het vermogen te hebben om geïrriteerd te raken, en dat siert haar, vindt Vanessa. Ze wuift ongeduldig naar Nicolaus.
‘Nummer één,’ zegt Nicolaus als hij naar haar toe loopt.
‘Pardon?’
‘De kluis waar deze sleutel op past. Die heeft nummer één. Dat hebt u mij verteld toen ik vanochtend belde.’
‘U bedoelt dat u een kluis hebt?’ zegt ze.
‘Dat is wat mij verteld is.’
Ze lacht professioneel, maar geen millimeter meer dan nodig is, terwijl Nicolaus wat formulieren ondertekent.
‘Deze kant op.’
Nicolaus loopt om de balie heen en Vanessa loopt achter hen aan. Ze hoopt dat haar schoenen geen spoor van gesmolten sneeuw op de vloer achterlaten.
Ze lopen een gang door tot ze bij een paar dikke, stalen deuren aankomen die de zwartharige dame opent.
‘U hoeft alleen de trap maar af,’ zegt ze. ‘Ik doe de deur weer achter u op slot.’
Nicolaus kijkt geschrokken.
‘U kunt op de bel drukken wanneer u klaar bent,’ zegt ze.
Nicolaus knikt en loopt langzaam en met voorzichtige passen de trap af. Vanessa weet zich nog net achter hem aan te wurmen voordat de bankbediende de stalen deuren zo hard dichtslaat dat het metaal ervan nagalmt.
De muren van de kluis zijn bedekt met rechthoekige, genummerde boxen van donkergrijs, mat metaal. Vanessa vraagt zich af hoeveel geld, sieraden en vunzige geheimpjes er in die metalen boxen verborgen liggen. Testamenten die nog onbekende broers of zussen of onechte kinderen aan het licht brengen. Seksfoto’s en liefdesbrieven.
Het is doodstil hierbeneden. Midden in de kamer staat een tafel en een stoel.
Nicolaus gaat met zijn blik de kasten langs. In een hoek, helemaal bovenin zit kluis nummer één. Hij loopt er met een vastberaden blik naartoe en maakt het deurtje open.
Vanessa zet een stap naar achteren wanneer hij de box naar de tafel draagt en hem daar neerzet. Als ze de glimmende vierkante box daar zo ziet staan, wordt ze zenuwachtig. Ook Nicolaus zet een stap achteruit en staart ernaar. Het is duidelijk dat ook hij bang is voor wat erin kan zitten. In de wereld waar Vanessa nu leeft, kan het net zo goed een groot, zwart gat zijn dat het hele universum naar binnen zuigt en het daarna binnenstebuiten keert. Of een kwaadaardige neushoorn die zwavelzuur spuugt.
Nicolaus steekt zijn hand uit om de box te openen, maar blijft opeens stilstaan. Hij draait langzaam om en kijkt om zich heen de kamer in.
‘Vanessa?’
Ze houdt haar adem in.
‘Ik weet dat je er bent.’
Vanessa durft niet zichtbaar te worden, want
waarschijnlijk hangen hier bewakingscamera’s. Maar ze zet een stap
naar voren en raakt ter bevestiging
Nicolaus’ jas aan.
‘Hoe wist je dat?’ zegt ze.
‘Ik wist het niet,’ antwoordt hij. ‘Ik gokte erop. Iets in het gedrag van juffrouw Minoo leidde mijn gedachten in die richting.’
‘Ze was bang dat er weleens iets gevaarlijks in die box zou kunnen zitten,’ fluistert Vanessa.
‘En als dat zo is, hoe ga jij mij daar dan bij helpen?’
‘Dan zijn we in elk geval met zijn tweeën. En ik ben niet te zien.’
‘Het Kwaad ziet meer dan wij denken,’ mompelt Nicolaus. ‘Je moet hier weg.’
‘Ik kan er toch niet uit. We zitten hier opgesloten, dus je kunt net zo goed die box openmaken, dan zijn we ervan af.’
‘Zet dan op zijn minst een paar stappen achteruit!’
‘Dat heb ik al gedaan.’
Nicolaus knikt kort en haalt diep adem, alsof hij onder water gaat duiken. Hij steekt zijn hand naar de box uit, maar blijft opeens weer stilstaan.
‘Wat is er?’ vraagt Vanessa.
‘Ik huiver voor wat er in die box kan zitten,’ zegt hij.
‘Dan ben je niet de enige.’
‘Je begrijpt het niet. Al sinds ik ontwaakt ben, heb ik in nevelen rondgewandeld. Nu is het uur aangebroken waarop die misschien wel weg zullen trekken. Ik vrees voor de antwoorden die ik ga krijgen. Als ik die krijg.’
Opeens heeft Vanessa enorm veel medelijden met Nicolaus. Het moet vreselijk voor hem zijn om constant zo in het duister te moeten tasten. En toch heeft hij trouw aan hun zijde gestaan. Hij heeft hen altijd geholpen om antwoorden te vinden. In tegenstelling tot de rectrix, die de antwoorden al heeft, maar ze niet met hen wil delen.
‘Ik kan hem wel openmaken,’ zegt Vanessa.
‘Nee,’ zegt Nicolaus en hij haalt nog een keer diep adem. ‘Dit is mijn lot.’
‘Zoals je wilt,’ zegt ze en ze sluipt dichterbij.
Nicolaus opent de box.
Daar ligt een zwart boek met twee uitgestanste cirkels op de voorkant. En daarnaast – een bekend uitziende zilveren loep.
‘Het Boek der Patronen,’ zegt Vanessa. ‘En een patroondetector. Heksen gebruiken dat.’
Nicolaus tilt het boek op.
Er ligt een envelop onder. Op de voorkant staat in sierlijke, ouderwetse letters:
Ter attentie van Nicolaus Elingius.
Hij kijkt in de richting waarvan hij denkt dat Vanessa staat. Hij zit er ongeveer een meter naast. Dan draait hij de envelop om. Een rode lakzegel. Nicolaus verbreekt deze voorzichtig, opent de envelop en haalt er een dun vel papier uit. Vanessa leest over zijn schouder mee:
Nu ik dit schrijf, heb ik vijf weken in Engelsfors doorgebracht. Vijf weken van helderheid. Zodra ik wedergekeerd was, werd mijn blik ontsluierd en herinnerde ik me mijn betekenis en mijn doel. Edoch plaagt mij het voorgevoel dat deze toestand geen stand zal houden.
Het was allereerst mijn intentie om een volledige beschrijving van mijn voorgeschiedenis te geven en wat deze verdoemde plek te wachten staat. Toen bedacht ik opeens dat deze brief, God verbiede, weleens in de verkeerde handen zou kunnen vallen. Dit risico maakt dat ik mijn woorden zorgvuldig kies. Ik waag het niet om in de bewoordingen uit te weiden die ik gewenst had.
Zelfs als de Ik die dit leest weer in nevelen gehuld is, is er voor mij hulp onderweg. Wanneer ik dit in een onbekende toekomst lees, is dat omdat mijn trouwe familiaris mij hierheen heeft gevoerd.
Heb vertrouwen, mijn dolende Ik. De helderheid zal wederkeren. Het zilveren kruis zal jou en de Uitverkorene beschermen. In de nabijheid ervan zijn jullie even veilig als op de Heilige Plek.
Als een laatste leidraad reik ik mijzelf de volgende spreuk aan, waarvan ik de volledige betekenis in mijn geheugen heb gepoogd te prenten:
Memento mori.
*
Minoo leest de laatste regels nog een keer voordat ze de brief teruglegt op het bureau van Nicolaus. Het zilveren kruis dat aan de muur tegenover haar hangt, moet hetgene zijn wat in de brief genoemd wordt. Een paar minuten geleden was het alleen nog maar een vreemd voorwerp. Nu heeft het opeens een mysterieus aura om zich heen hangen.
Nicolaus zit met het Boek der Patronen voor zich opengeslagen en draait aan de patroondetector. Poes ligt aan zijn voeten te spinnen.
Natuurlijk is Poes de familiaris van Nicolaus. Minoo snapt niet hoe dit haar heeft kunnen ontgaan toen de rectrix het over heksen had en hun vermogen om zich aan een dier te verbinden.
Heksen.
Zoals Nicolaus.
Ze pakt de brief op, leest hem nog een keer en probeert het te begrijpen.
Nicolaus is ook al een heks. Tegenwoordig is iedereen een heks behalve zij.
Vanessa komt de keuken uit gelopen en springt weg als Poes probeert om een kopje tegen haar kuit te geven.
‘Had je geen frissere familiaris uit kunnen zoeken?’ zegt ze.
‘Memento mori,’ mompelt Nicolaus. ‘“Gedenk te sterven.” Kon ik me maar herinneren wat ik met die zin bedoelde.’
‘Maar je wist het nog toen je die brief schreef,’ zegt Minoo en ze doet een poging om opgewekt te klinken. ‘Dan zul je er toch wel weer opkomen, denk je niet? En je krachten komen ook wel weer terug.’
‘Ik hoop van harte dat je gelijk hebt,’ zegt hij en hij draait aan de patroondetector. ‘Hoe werkte deze ook alweer?’
‘Net als een radio,’ zegt Vanessa. ‘Ongeveer.’
‘We zijn in elk geval iets belangrijks te weten gekomen,’ zegt Minoo en ze wijst naar het kruis. ‘De Laguna is niet de enige veilige plek waar we kunnen afspreken.’
‘Mooi,’ zegt Vanessa en ze trekt haar jas aan die ze op de grond had gegooid. ‘Zo’n plek zonder wc is echt niks. En dan kunnen we hier afspreken zonder dat de Opperheks erachter komt.’
Vanessa trekt de rits van haar jas omhoog en staat kennelijk op het punt om weg te gaan. Minoo heeft het gevoel dat het allemaal wat te snel gaat. Alles is nu anders, en ze zouden er eens goed voor moeten gaan zitten om te bedenken wat dit voor gevolgen heeft.
‘Vinden jullie niet dat we dit aan de rectrix moeten vertellen? Dit betekent immers dat jij ook heks bent, Nicolaus. Zij moet je nu accepteren. Of denk jij van niet?’
‘Tenzij ze een bondgenoot van de demonen is,’ zegt Nicolaus. ‘Ik heb zomaar het gevoel dat we haar en die zogenaamde Raad niet kunnen vertrouwen.’
‘Ik vind het prima,’ zegt Vanessa en ze haalt haar schouders op.
‘En de rest?’ vraagt Minoo.
‘Ik zeg het wel tegen Linnéa,’ zegt Vanessa.
‘Zeg jij het dan tegen Anna-
Karin?’
‘En juffrouw Ida?’ vraagt Nicolaus.
Vanessa en Minoo wisselen een snelle blik met elkaar. Het voelt verkeerd om Ida hierbuiten te houden. Het druist in tegen alles waar Rebecka het over had, waar Minoo zich aan vast heeft proberen te houden: ze moeten met z’n allen samenwerken. Maar kunnen ze Ida wel vertrouwen?
‘Nee,’ zegt Minoo. ‘We zeggen niks tegen haar.’
‘Zij is ook een van de Uitverkorenen,’ brengt Nicolaus ertegenin.
‘Zodra we wat meer te weten zijn gekomen, vertellen we het,’ zegt Minoo. ‘Dat beloven we.’
Nicolaus kijkt haar sceptisch aan.
‘We kunnen er niet zeker van zijn dat ze het niet tegen de rectrix zegt,’ zegt Minoo.
Dat heeft resultaat. Nicolaus ziet er ongemakkelijk uit, maar hij knikt.