26
Vanessa staat al een uur buiten in het donker bij Linnéa’s deur te wachten.
Linnéa draait harde en snelle muziek in haar appartement. Soms zingt de zanger en soms schreeuwt ie. Vanessa vond altijd dat deze muziek als heel heftige hoofdpijn klinkt, maar nu ze hier zo gedwongen naar staat te luisteren, begint ze het wel door te krijgen. Eerst werd ze er zwaar gestrest van, maar toen ze zich wat kon laten gaan en ze zich door de muziek mee liet voeren, werd het zowaar ontspannend. Alsof al haar stress en al haar angsten in woede veranderden, die de muziek vervolgens overneemt.
Eigenlijk moet ik hier helemaal niet staan, denkt ze.
Maar ze kan niet weggaan. Niet voordat ze het zeker weet.
Gisteravond laat kreeg ze een sms’je: stikmoe. slaap lekker :) Toen ze probeerde te bellen, ging de telefoon wel over, maar werd er niet opgenomen. Ze heeft de hele nacht geen oog dichtgedaan.
Ze wist dat Wille hartstikke pissig zou worden toen ze hem om zeven uur wakker belde om te zeggen dat ze naar school gebracht wilde worden. Ze moest alle registers opentrekken: ze deed uit de hoogte, ze was komisch, sexy, boos en hulpeloos voordat hij zich gewonnen gaf. En toen voelde het niet meer als een overwinning. Integendeel. Ze voelde zich vernederd.
Ze dacht dat als ze hem maar even kon zien, dat ze wel zou weten of hij bij Linnéa geweest was. Daarom was het zo belangrijk om hem meteen ’s ochtends te kunnen zien. En eerst dacht Vanessa dat Willes zwijgende geslotenheid in de auto een teken was dat hij niet ontrouw was geweest. Want als hij iets misdaan zou hebben, dan zou hij wel gaan zitten slijmen. Maar daarna begon ze zich af te vragen of zijn zwijgen daarentegen een bewijs was van het feit dat hij haar beu was.
Toen ze op school aankwamen, smeet ze de autodeur open en gooide hem weer met een klap achter zich dicht. Het boeide haar niet dat mensen haar stonden aan te gapen toen ze het schoolplein overstak, ze had er schijt aan dat Evelina en Michelle haar nariepen. Zodra ze binnenkwam rende ze de trap af naar de damestoiletten bij de eetzaal.
Alle hokjes waren leeg. Vanessa maakte zich onzichtbaar en begon zacht en onbedaarlijk te huilen.
En op dat moment kwam Linnéa binnen.
Vanessa hield haar adem in. Ze durfde amper te dénken. Maar Linnéa had haar mobieltje tegen haar oor gedrukt en zag er afwezig uit. Ze zuchtte diep tegen degene die met haar praatte. Ze ging voor de spiegel staan, wreef met een hand over haar zwarte haren en liet haar tanden zien alsof ze wilde checken of er geen eten tussen zat.
‘Hou er nou eens over op. Ik kan daar zo niet over praten als ik op school ben,’ zei ze. ‘Nee, maar nu ik hier dan toch ben… Daar wil ik niks van weten. Dat is jouw probleem. Oké… Snap ik… Hmmm… Ik weet niet… Oké… Kom vanavond maar langs dan. Negen uur. Bel me vandaag niet meer.’
De klok op Vanessa’s mobieltje geeft 21.34 uur aan. Ze voelt dat ze moet plassen. Er verschijnt een telefoonnummer op het scherm. Minoo belt. Ze heeft al zeker zeven keer geprobeerd te bellen vanavond, maar Vanessa is van mening dat het wel kan wachten. Linnéa is tenslotte ook niet naar De Laguna gestormd, dus zo belangrijk kan het niet zijn.
Als de klok 21.46 uur aangeeft, besluit ze dat ze om tien uur gaat. Om tien uur beslist ze dat ze het nog een kwartiertje geeft, hoewel ze bijna in haar broek plast.
Om 22.09 uur gaat de deur van de benedenhal open en het licht in het trappenhuis gaat aan. De kabels in de liftschacht kraken en Vanessa heeft haar blik gefixeerd op het kleine raampje. De lift komt naar boven gegleden en stopt. Daarbinnen ziet ze een gestalte.
De liftdeuren gaan open.
Het is niet Wille.
Het is Jonte.
Hij loopt naar Linnéa’s deur en belt aan.
De muziek in het appartement houdt op. Hij belt nog een keer.
Linnéa opent de deur. Ze is niet opgemaakt en ze draagt korte, zwarte shorts van badstof en een strak, zwart T-shirt met daarop een vleermuis en de tekst dir en grey. Ze werpt Jonte een harde blik toe.
‘Je bent laat.’
‘Sorry,’ zegt hij, maar het klinkt niet alsof hij het meent.
Linnéa doet een stap opzij en laat hem binnen.
Vanessa loopt mee. Het gebeurt gewoon. Ze kan zich nog net tegen de muur drukken als Jonte de deur achter zich dichttrekt en hem op slot doet.
Nu staat ze in Linnéa’s hal en heeft echt geen flauw idee waarom ze mee naar binnen liep. En ze heeft ook geen flauw idee waarom ze achter Jonte en Linnéa aan de woonkamer in loopt.
Fuck, denkt ze. Fuck, fuck, fucker-de-fuck.
Linnéa staat opeens stil en ze draait zich om. Ze kijkt Jonte met een vreemde blik aan.
‘Wat is er?’ zegt hij.
‘Ruik jij naar kokos?’
Jonte grinnikt en werpt zich op de bank, die ervan kraakt.
Hij heeft een verwassen zwarte capuchontrui en een baggy spijkerbroek aan. Hij pakt een zakje wiet en rijstvloei uit zijn zak en rolt met geoefende hand een joint. Linnéa gaat naast hem zitten en legt haar hoofd op zijn schouder.
Vanessa trekt een grimas. Oké, op een bepaalde manier is Jonte wel knap, maar hij is zo… onfris. En bijna net zo oud als Vanessa’s moeder.
Linnéa schrikt even en tuurt met een doordringende blik door de kamer. Het is net alsof ze Vanessa recht aankijkt. Maar dat is onmogelijk. Toch?
Jonte steekt de joint aan en ademt de rook diep zijn longen in.
‘Waarom ben je in godsnaam zo schichtig?’ zegt hij tegen Linnéa als hij haar de joint aanreikt.
Linnéa neemt hem aan. Ze neemt een hijs terwijl ze opstaat en naar haar laptop loopt die verderop opengeklapt staat. Ze zet een liedje aan. De muziek is beladen, de vrouw die zingt, klinkt tegelijkertijd bedroefd en gefrustreerd.
‘Kom hier,’ zegt Jonte en Linnéa loopt op hem af, legt de brandende joint in een asbak en kruipt dicht tegen hem aan.
Ze kust hem en Vanessa vertrekt haar gezicht. Maar ze kan haar ogen niet van hen afhouden als Linnéa haar T-shirt uittrekt en Jonte haar zwarte beha losmaakt en zijn handen eerst over haar rug en dan naar haar borsten laat glijden.
Linnéa gaat op haar rug op de bank liggen, terwijl ze Jonte met zekere hand in zijn nek vastpakt. Hij schuift over haar heen en steekt zijn hand uit om de joint te pakken. Ze gaan door met zoenen en nemen om de beurt een trek van de joint. Linnéa trekt met een vloeiende beweging haar shorts uit. Haar slipje is knalroze met zwarte hartjes. Jonte laat zijn hand eronder glijden. Linnéa begint te glimlachen. Dan tilt ze plotseling haar hoofd op en kijkt naar Vanessa.
‘Heb je er nog geen genoeg van?’ zegt ze heel direct.
‘Nauwelijks,’ mompelt Jonte en hij zoent Linneá in haar nek.
Vanessa is zo in shock dat ze de hal in struikelt en daarbij per ongeluk een van de lampjes omstoot.
‘Wat was dat dan?’ hoort ze Jonte zeggen.
‘Ik ga wel even kijken, ik moet sowieso naar de wc,’ zegt Linnéa.
Vanessa is met het slot aan het prutsen als ze met iets zachts in haar nek geraakt wordt. Ze draait zich om. Het T-shirt van Linnéa ligt op de grond. Zij heeft het naar Vanessa gegooid. En nu staat ze daar met haar armen gekruist over haar blote borsten. Haar gezicht staat op onweer.
‘Ik weet dat je daar staat,’ sist ze amper hoorbaar.
Vanessa opent haar mond om iets te zeggen, maar ze krijgt er geen enkel geluid uit.
Linnéa stuift naar de deur en Vanessa drukt zich tegen de muur, terwijl ze probeert om niet zo dwangmatig naar Linnéa’s borsten te kijken wanneer die de deur van het slot haalt.
‘Wegwezen,’ snauwt Linnéa en Vanessa sluipt zo snel ze maar kan de deur uit.
Linnéa smijt de deur zo hard dicht dat het in het hele trappenhuis te horen is. Vanessa rent de trappen af en de deur van de hal uit.
Het eerste wat ze doet is in de bosjes plassen. Pas daarna kan ze weer helder denken. Ze heeft zich als een gestoorde gedragen en dat kwam door dat kloteweekend dat ze in alle eenzaamheid heeft moeten doorbrengen.
De gedachten malen door haar hoofd terwijl ze in snelle pas naar huis loopt. Wat moet ze zeggen als ze elkaar de volgende keer weer zien? ‘Hé, sorry dat ik zo’n viezerik ben die ervan houdt om haar vrienden te begluren als ze seks hebben. Ja, ik weet dat jij en ik niet eens vrienden zijn, maar toch wel hartstikke leuk en spannend, dacht ik zo. Vind je ook niet?’
Maar wat ze Linnéa eigenlijk zou willen vragen, is waarom ze met zo’n loser als Jonte omgaat. En dan zou ze er ook even bij stil moeten staan waarom het haar interesseert. Zolang Linnéa maar niet met Wille naar bed gaat, zou ze toch blij moeten zijn?
Er is iets met Linnéa waardoor ze zich zo vreselijk onvoorspelbaar gedraagt. Waarom liep ze überhaupt achter Jonte aan het appartement in? Ze kan er geen antwoord op geven. De enige aannemelijke reden is dat ze echt een viezerik is.
Het is bijna halftwaalf als Vanessa haar huissleutel in het slot steekt. Ze hoopt maar dat haar moeder al naar bed is. Niklas is op cursus in Borlänge, dus van hem heeft ze niets te vrezen.
Maar als ze de hal binnenkomt, hoort ze stemmen vanuit de keuken. Ze trekt haar jas en schoenen zo stilletjes mogelijk uit. Frasse komt kwispelend de hal in gelopen en likt haar hand. Gelukkig blaft hij niet. Ze is zo verdiept in haar gesluip dat ze Melvins speelgoedauto over het hoofd ziet. Ze gaat er bovenop staan, waardoor die met een klap tegen de muur aan botst.
‘Nessa?’
Wille duikt op in de deuropening van de keuken.
‘Ik heb de hele avond op je zitten wachten. Waar ben je geweest?’
Er klinkt geen enkele aanklacht door in zijn stem, alleen maar ongerustheid.
‘Bij Evelina,’ zegt ze en bedenkt dat ze Evelina even moet waarschuwen dat zij haar alibi is. ‘Waarom heb je niet gebeld?’
‘Kunnen we anders niet even op jouw kamer praten?’ zegt Wille.
Vanessa kijkt de keuken in. Haar moeder zit aan tafel in haar horoscoopboek te lezen, uitermate geconcentreerd alsof ze wil laten zien dat ze niet stiekem aan het meeluisteren is.
Vanessa knikt en ze lopen naar haar kamer. Ze sluit de deur. Als ze zich omdraait, staat Wille daar en hij sluit zijn armen om haar heen. Ze duwt zichzelf dicht tegen hem aan, voelt de warmte van zijn lichaam en ruikt de geur die zo typisch de zijne is.
Hij is van mij, denkt ze. Van mij en van niemand anders.
‘Sorry dat ik me vanochtend als een idioot heb gedragen,’ murmelt ze.
‘Ik snap het wel dat je boos op me was. Nadat ik het hele weekend gevlogen was.’
Hij laat haar los.
‘Ik was niet bij Jonte… Ik was in het zomerhuisje van zijn pa.’
‘Alleen?’
‘Hmm. Ik moest nadenken. Het gaat niet zo lekker met me.’
Opeens wordt Vanessa bang.
‘Heeft het met ons te maken?’
‘Met alles,’ antwoordt Wille. ‘Ik heb geen baan. Ik woon bij m’n ma. Ik heb na mijn eindexamens geen reet uitgevoerd.’
Vanessa bijt op haar lip. Dit is precies wat ze had gehoopt dat hij ging inzien. Dat hij een eigen leven nodig heeft. De vraag is alleen of zij daar deel van mag uitmaken.
‘Ik heb zitten denken over wat ik leuk vind aan mijn leven en wat niet. Ik realiseerde me dat er niet zoveel was wat ik leuk vind.’
Vanessa voelt hoe haar ogen vochtig worden. Nu komt het. Nu gaat hij het uitmaken. Nu houdt alles op.
‘Behalve jij,’ zegt Wille. ‘Ik realiseerde me dat jij het enige goede bent in mijn leven. Jij en m’n ma. Jezus, dat klonk gek, hè?’
Vanessa begint in één adem te lachen en te huilen.
‘Nessa?’
‘Ik dacht dat je het uit ging maken,’ snikt ze.
‘Nee, nee! Integendeel! Ik wil juist de vriend worden die je verdient. Jij bent zo allejezus fantastisch. Ik hou van je. En ik vroeg me af… Kunnen we ons niet verloven?’
Wille begint in zijn zak te graven en haalt een dunne, zilveren ring tevoorschijn.
‘Maaruh, we kunnen natuurlijk gewoon nog wachten met trouwen. Nog wel tien jaar, als jij dat wilt. Ik wil alleen maar dat iedereen weet dat we bij elkaar horen.’
Vanessa’s hoofd tolt ervan. Ze weet niet meer wat ze voelt.
‘Wil je dat?’ vraagt Wille.
Ja, één ding weet ze dat ze voelt. Ze houdt van hem, of ze nou wil of niet. En ze wil ook dat iedereen weet dat ze bij elkaar horen. Dat ze voor elkaar gekozen hebben. En verder niemand. Hij schuift de ring om haar vinger. Dan diept hij nog een andere, bredere ring uit zijn andere zak tevoorschijn en geeft die aan haar zodat zij die om zijn vinger kan doen.
‘Nu is het jij en ik,’ zegt Wille.
‘Jij en ik,’ fluistert Vanessa. ‘Ik hou van je.’
Ze kust zijn warme lippen en drukt zich tegen hem aan. Hij gaat met zijn handen onder haar topje en dan naar haar onderrug.
Er wordt op de deur geklopt.
‘Vanessa!’ klinkt haar moeders scherpe stem.
Wille probeert zich los te maken van Vanessa, die zich aan hem vastklampt.
‘Schijt aan haar,’ mompelt ze.
Het volgende moment wordt de deur op een kier geopend.
‘Wille, Vanessa moet morgen weer naar school.’
Haar moeder gebruikt haar ‘serieuze’ stem, die geen tegenspraak tolereert.
‘Jezus christus!’ barst Vanessa uit.
‘Het is oké,’ zegt Wille. ‘Ik moet toch naar huis.’
Ze loopt met hem mee naar de deur. Ze probeert hem te zoenen, maar dat vindt Wille gênant tegenover haar moeder. In plaats daarvan geeft hij haar een knuffel.
‘Ik pik je morgen wel op van school,’ belooft hij.
Ze trekt de deur achter hem dicht. Als ze zich omdraait, ziet ze de bezorgde blik van haar moeder.
‘Kijk,’ zegt Vanessa en ze steekt haar linkerhand omhoog.
‘Ben je niet een beetje te jong voor ringen?’
Haar humeur zakt meteen naar een dieptepunt. Haar moeder kan nog geen halve minuut doen alsof ze blij voor haar is.
‘Het is ook niet dat we morgen al gaan trouwen,’ snauwt ze. ‘Het is een soort symbool. Dat we bij elkaar horen.’
‘Ik snap niet waarom je je zo snel wilt binden als je nog zo jong bent.’
‘Jij werd verdomme zwanger van mij toen je zestien was! Van een kloterige conferentiebezoeker bij de Turfsteker! Je was zo bezopen dat je niet eens meer wist hoe die heette!’
‘Zo praat je niet tegen mij,’ zegt haar moeder bars.
‘Zo praat je niet tegen mij,’ aapt Vanessa haar na.
Ze realiseert zich meteen dat dit niet de beste manier is als ze volwassen genoeg wil lijken om zich te verloven. Haar moeder kijkt haar verbeten aan.
‘Oké. Speel dan maar lekker de volwassene. Misschien kunnen Wille en jij wel gaan samenwonen, dan krijgen we hier tenminste wat meer ruimte in huis.’
Dit voelt als een mes in haar rug.
‘Dat zou je wel willen, hè? Zodat Niklas en jij lekker in alle rust kunnen neuken, zeker? Of heb je alweer een nieuwe gevonden om ongewenst zwanger van te worden? Dan heb ik nog een goeie tip voor je – schrijf deze keer eerst even z’n naam op!’
Heel even denkt Vanessa dat haar moeder haar gaat slaan. Dat is nog nooit gebeurd, maar ze heeft het idee dat dat punt nog nooit zo dichtbij is geweest. Haar moeder draait zich met een ruk om en loopt de keuken in.
‘Jij je zin!’ schreeuwt Vanessa. ‘Ik verhuis wel naar Wille!’
‘Doe dat!’ schreeuwt haar moeder terug. ‘Eens kijken hoe lang je het volhoudt!’
‘Ik haat je! Sirpa is een betere moeder dan jij ooit geweest bent!’
Ze loopt haar kamer in en smijt de deur dicht. Ze wacht tot ze haar moeders voetstappen achter haar aan zal horen, tot ze de deur open zal doen en tegen haar zal sissen dat ze om de buren moet denken, of wil ze soms dat ze hun huis uitgezet worden?
Maar er gebeurt niets.
Vanessa blijft roerloos in haar kamer staan. Ze voelt zich helemaal leeg vanbinnen. De hele dag is ze als een stuiterbal tussen extreme emoties heen en weer geslingerd. Het enige wat ze nu nog wil, is slapen. Ze buigt zich voorover om de dekens open te slaan.
Er wordt op de deur geklopt. Vanessa kijkt ernaar, en probeert te besluiten of ze het nu meteen alweer met haar moeder kan bijleggen. Maar haar moeder komt niet binnen. In plaats daarvan roept ze alleen maar door de deur.
‘Ik werd op mijn werk gebeld. Je hoeft morgen niet naar de eerste les. De rectrix wil met je praten. Het is een of ander routinegesprek.’
*
Diep in de nacht laat Vanessa eindelijk iets van zich horen en Minoo kan concluderen dat ze morgen alle vijf het eerste uur bij de rectrix moeten komen.
Een halfuur later opent Minoo de deur van haar kamer. Het is volledig stil in huis. Ze sluipt de gang door, langs de gesloten deur van de slaapkamer van haar ouders. Daarbinnen klinkt een geluid en ze blijft stokstijf staan. Het is haar vader maar die aan het snurken is.
Pas als ze de achterdeur achter zich dichtdoet, durft ze uit te ademen. Er hangt een dichte mist in de tuin die alle vormen vervaagt. Het is helemaal windstil en het lijkt alsof haar voetstappen in de hele wijk te horen zijn.
Nicolaus wacht in zijn auto op haar, honderd meter verderop in de straat, verborgen in de mist. Ze neemt plaats op de passagiersstoel. Nicolaus rilt in zijn te dunne jas, en ze kan zijn adem uit zijn mond zien komen als hij praat.
‘Goedenavond,’ zegt hij. ‘Maar dat is misschien een slechte woordkeuze voor zo’n lotsbestemmende nacht als deze.’
Het blijft even stil. Minoo kijkt naar zijn handen die op het stuur rusten. Ze zijn helemaal rood en schraal.
‘Je moet kleren gaan kopen,’ zegt ze. ‘Een donsjas, wanten en een muts. Het wordt al snel echt winter. Straks word je nog ziek.’
Nicolaus geeft haar een blik van dankbaarheid.
‘Je bent veel te aardig. Veel te zorgzaam. Dat verdien ik niet. Ik zou willen dat ik jullie kon helpen. Ik weet dat er een oplossing is, maar ik… kan er niet opkomen…’ Hij fronst zijn voorhoofd. ‘Het voelt alsof er een nachtvlinder ergens aan de rand van mijn gezichtsveld vliegt. Het enige waar ik een glimp van kan opvangen, is een paar grijze vleugels.’
Hij zucht en wendt zich tot Minoo.
‘Ik kan het niet toestaan dat jullie je recht in het hol van de leeuw begeven,’ zegt hij.
‘We hebben geen keus. De leeuw heeft al met onze ouders gesproken.’
‘Jullie kunnen toch… spijbelen. Zo heet dat toch?’
‘We kunnen niet tot in lengte van dagen gaan spijbelen. Bovendien is ze vast niet van plan om ons te vermoorden als ze op klaarlichte dag met ons op haar kantoor wil praten, terwijl er een hoop volk op school rondloopt.’
‘Dat is misschien wel precies wat ze jullie wil laten geloven,’ sputtert Nicolaus tegen.