9

Vanessa kleedt zich langzaam uit, het ene kledingstuk na het andere. In het schijnsel van het kampvuur lijkt haar lichaam te gloeien. Lucky fluit tussen zijn tanden en Wille geeft hem een mep tegen zijn arm, iets harder dan nodig is. Vanessa lacht.

O, wat houdt ze ervan om dronken te zijn. Alle scherpe kantjes verdwijnen en haar problemen worden onbenullig. Dat zieke gebeuren in de spiegel en bij Jonte thuis, dat maakt niets meer uit. Straks maakt het allemaal niets meer uit. Over een paar jaar is ze meerderjarig. En daarna is ze klaar op het gymnasium. Haar plan is om dan in een auto te stappen, de stad te verlaten zonder ook maar één keer in de spiegel achterom te kijken. En tot die tijd gaat ze zoveel van het leven genieten als maar kan.

Vanessa heeft nu alleen nog maar een beha en een slipje aan. Ze pakt de fles met zelfgestookte jenever en cola uit Willes hand en neemt een paar grote slokken. Ze begint te dansen, langzaam, alsof ze een sensuele melodie in haar hoofd hoort en het niet kan laten om daarop te bewegen. Ze zou willen dat Michelle en Evelina er waren, maar aan de andere kant is het ook best leuk om het enige meisje te zijn.

‘Jezus, je hoeft geen complete striptease op te voeren,’ snauwt Wille.

Ze negeert hem en wendt zich tot de anderen.

‘Heeft iemand van jullie een sigaret?’

Ze beginnen alle vijf in hun zakken te graaien. Mehmet, een knappe, maar kleine jongen, reikt haar een brandende sigaret aan. Als ze deze aanpakt, raakt ze semitoevallig zijn vingers aan. Hij grijnst nerveus en ze kan bijna horen dat hij een stijve krijgt.

‘Komt Jonte niet?’ zegt Lucky zonder zijn blik van Vanessa af te houden.

‘Die kon niet,’ bromt Wille.

‘Mooi,’ zegt Vanessa. ‘Ik ben Jonte kotsbeu.’

Er klinkt her en der wat gelach onder de jongens. Wille ziet er geïrriteerd uit.

‘Ik ga zwemmen, denk ik,’ zegt ze en ze loopt naar het water.

De volle maan schijnt als een enorme schijnwerper over het meer. De nachten zijn nu herfstachtig pikdonker en de lucht ruikt naar aarde, bos en paddenstoelen.

Vanessa gooit haar sigaret weg, die met een sis uitdooft als hij het wateroppervlak raakt. Daarna trekt ze haar slipje en beha uit, gooit deze op het strand en dompelt haar voeten in het water. Het is kouder dan ze had verwacht, maar ze loopt er toch verder in. Als het water tot haar middel komt, duikt ze erin.

Het Dammmeer sluit zich om haar heen. De kou tegen haar gezicht maakt haar hoofd wat helderder en ze maakt wat zwemslagen. Het is hierbeneden volledig donker en stil. Het water streelt haar lichaam als ze naar de oppervlakte drijft en weer bovenkomt.

Vanessa haalt diep adem. Ze watertrappelt en haalt haar vingers door haar haren zodat die plat tegen haar hoofd gaan zitten. Dan kijkt ze richting het strand. Het vuur is een kleine, lichte vlek in de verder donkere omgeving. Het bos is een dichte massa die zachtjes beweegt in de wind.

Willes witte T-shirt licht op in het donker als hij naar de waterkant loopt.

‘Kom hier!’ roept hij.

‘Kom jij maar hierheen,’ schreeuwt ze terug en ze jaagt de muggen weg die om haar hoofd zoemen.

‘Het is verdomme ijskoud!’

Ze antwoordt niet, maar duikt weer onder. Nu is haar lichaam gewend aan de kou. Ze maakt koprollen en draait rondjes tot ze nog maar amper weet wat boven of onder is. Als de lucht in haar longen opraakt, beweegt ze zich naar de oppervlakte en raakt nog net niet in paniek voordat ze bovenkomt. Ze was dieper onder water dan ze dacht. Ze kijkt weer richting het strand.

Wille heeft alles al uitgetrokken behalve zijn onderbroek en staat tot aan zijn knieën in het water.

‘Shiiiiit!’ schreeuwt hij en Vanessa moet lachen.

‘Wat ben je toch een oud wijf,’ roept ze.

Wille loopt verder en laat zich tot aan zijn schouders in het water zakken. Hij is nog steeds aan het vloeken.

‘Zo meteen is het echt lekker, ik zweer het,’ zegt ze plagend.

‘Jij zweert zoveel dingen waar je je niet aan houdt!’

Hierdoor moet Vanessa aan Linnéa denken. En dat Wille gezworen had dat ze geen contact meer hadden.

Vanessa is niet jaloers aangelegd. Behalve als het om Linnéa gaat. Omdat ze weet dat zíj Wille heeft gedumpt. Als ze dat niet had gedaan, waren ze nu misschien nog wel samen geweest. Maar Vanessa is niet van plan om iets over die nachtelijke oproep te zeggen. Ze vertikt het om te laten blijken dat Linnéa haar onzeker maakt. Bovendien heeft ze een hekel aan meisjes die stiekem de telefoon van hun vriendjes controleren.

Wille zwemt met grote slagen. Ze kan zijn contouren nu onderscheiden. Hij is zo bij haar en omhelst haar. Hun natte gezichten raken elkaar en ze kust hem. Hun lichamen glijden onder water makkelijk tegen elkaar aan.

‘Je bent zo fucking sexy,’ fluistert Wille met zo’n stem waar ze het helemaal warm van krijgt.

‘Moet jij nodig zeggen,’ fluistert ze terug en ze trekt met haar vinger aan het elastiek aan de binnenkant van zijn onderbroek. ‘Haal een deken.’

‘Het bekende plekje?’ vraagt Wille met een aangeschoten glimlach.

Ze knikt en ze kussen elkaar weer.

‘Schiet op,’ fluistert ze en dan zet ze zich in het water af en zwemt wat slagen op haar rug.

Wille plaagt haar meestal omdat ze altijd zin in seks heeft, maar ze weet natuurlijk best dat hij het leuk vindt dat ze zo is. Hij denkt dat het door hém komt, omdat hij zo ontzettend goed in bed is dat ze er geen genoeg van kan krijgen. Maar Vanessa is altijd al gek op seks geweest. Zelfs de eerste keer, waarvan iedereen had gezegd dat het pijn zou doen. Seks hebben is net als dronken zijn. Het geeft haar de mogelijkheid om alles te vergeten waar ze niet aan wil denken. En het geeft haar het gevoel dat het universum alleen om haar draait.

Vanessa huivert als ze het water uit komt. Haar lichaam voelt op het land zwaar aan. Ze is niet zo nuchter geworden als ze had gedacht. Ze wankelt een beetje als ze zich vooroverbuigt om haar ondergoed van de grond te rapen en het aantrekt.

Als ze omhoogkijkt, ziet ze de maan weer. Die is helemaal bloedrood. Zoiets heeft ze nog nooit gezien.

Wille ligt op de deken te wachten als ze de bosjes in loopt. Hun plekje.

‘Heb je de maan gezien?’ vraagt ze.

Wille antwoordt niet, maar klopt slechts naast zich op de deken. Ze gaat liggen en hij rolt zich meteen op haar. De wereld gaat op en neer.

‘Ik voel me niet lekker,’ zegt ze en duwt hem weg.

Een korte duizeling en dan voelt ze hoe iets haar lichaam overneemt. Ze gaat rechtop zitten, maar toch is zij niet degene die dat doet.

‘Wat doe je?’ zegt Wille ver weg.

Vanessa voelt weer een duizeling. Haar perspectief is vertekend. Alsof ze aan de verkeerde kant door een verrekijker kijkt. Ze voelt hoe haar lichaam opstaat en zo hard aan de deken trekt dat Wille ervan afrolt. Dan slaat ze die om zich heen en begint te lopen. Haar voeten vinden hun weg, ondanks de duisternis en de bodem die bezaaid is met stenen en kuilen. Ze staat superstevig op haar benen.

Wille pakt haar schouder vast, en draait haar half om, zodat hij haar recht in de ogen kan kijken. Hij ziet er bezorgd uit, en ze wil hem geruststellen, maar ze krijgt geen woord uit haar mond. Ze rukt zich los uit zijn greep en begint regelrecht de nacht in te lopen. Ergens vlakbij krast een raaf.

‘Zoek het dan lekker uit!’ roept Wille haar na.

Dit moet echt het allerergste delirium ooit zijn, denkt Vanessa.

 

*

 

Anna-Karin zit achter de computer op haar kamer. Ze staart naar het scherm, naar de gesprekken die daar gaande zijn.

Op de lagere school maakte ze een profiel aan op een van de populairste sites. Ze wordt nog steeds kwaad op zichzelf als ze daaraan denkt, kwaad dat ze zo dom kon zijn om te denken dat ze op die manier wél vrienden kon maken. Ze vonden haar natuurlijk. Ida en Erik Forslund ontfutselden haar het wachtwoord. Nooit zal ze de foto’s vergeten die ze hadden geplaatst. En de dingen die ze hadden geschreven.

Het profiel bestaat nog steeds. Ze hebben het wachtwoord natuurlijk veranderd, zodat ze het account niet kan verwijderen. Soms kijkt ze nog weleens op het profiel, alleen maar om zich eraan te herinneren om nooit iemand te vertrouwen. Het is een soort korstje waaraan ze niet kan stoppen met pulken.

Ze kijkt best vaak op weblogs waarop andere mensen over hun leven schrijven. Mensen die datgene wat ze ’s avonds hebben gegeten of wat ze aanhadden zó belangrijk vinden, dat ze het met de hele wereld moeten delen.

Soms, als iemand te veel zeurt over zijn zogenaamde problemen, wordt ze zó boos dat ze wel iets gemeens móét schrijven. Om vervolgens urenlang wakker te liggen, bang dat de blogger haar op een of andere manier kan opsporen.

Nu zit ze op de blog van Evelina, de vriendin van Vanessa Dahl. In haar meest recente post heeft ze geschreven dat het zo verschrikkelijk droevig is dat een jongen uit haar parallelklas zich van het leven heeft beroofd. In de post eronder heeft ze een foto van zichzelf en Jari Mäkinen geplaatst. Hun gezichten zijn zo hard tegen elkaar aan gedrukt dat het wel pijn moet doen. Ze lijkt op zijn rug te zitten en zich stevig vast te houden. Ze ziet eruit als een van die knappe donkere meisjes in hiphopvideo’s, denkt Anna-Karin.

ik en mijn vriend jari …………. 2 hot 4 school???!!!:p

Anna-Karins wangen gloeien op in het licht van het beeldscherm. Evelina is zo verschrikkelijk lomp dat ze de hele tijd achter gasten uit de derde aan zit. Maar toch zou ze niets liever willen dan Evelina op die foto zijn.

Eenzaam en ongezien op haar kamer bestudeert ze elke pixel van Jari’s gezicht. Zoals ze al jaren naar hem heeft gekeken. Gekeken, gegluurd en geloerd als ze er zeker van was dat niemand het zag. Jari’s vader helpt haar moeder en opa soms op de boerderij en toen Jari nog jonger was, gebeurde het weleens dat hij meekwam. En elke keer verschuilde Anna-Karin zich op haar kamer tot hij weer naar huis was.

Anna-Karin wil net bij de reacties iets gemeens aan Evelina schrijven als ze een tintelend gevoel in haar benen krijgt, alsof ze slapen.

Het volgende moment staat ze zo onstuimig op, dat haar stoel door de hele kamer tuimelt.

Dat was ik niet, denkt ze geschrokken. Dat was ik niet.

 

*

 

Als Minoo wakker wordt, staat ze in haar pyjama in de tuin. Ze heeft haar pantoffels aan. Het laatste wat ze zich kan herinneren is dat ze op bed lag te leren. Ze zal in slaap zijn gevallen.

De paniek komt in haar opzetten als haar voeten uit zichzelf beginnen te bewegen. Ze loopt de tuin door en de straat op.

Is dit een droom? Nee. Ze weet zeker van niet. Ze probeert stil te staan, terug te lopen, zich om te draaien, de andere kant op te rennen. Maar haar lichaam beweegt zich onherroepelijk vooruit.

De straten zijn leeg. De nacht is stil. Het enige wat ze hoort, zijn de plastic zolen van haar pantoffels die over het asfalt schrapen en haar eigen ademhaling. Ze probeert te gillen, maar krijgt er alleen maar een zwak gepiep uit geperst.

Het voelt bizar om logisch na proberen te denken in een volledig onverklaarbare situatie, maar het is het enige wat Minoo kan doen om ervoor te zorgen dat haar paniek niet omslaat in een soort waanzin. Ze probeert zich te herinneren of ze over iets dergelijks heeft gelezen. Maar haar gedachten schieten paden op die haar nog banger maken. Krankzinnigheid. Bezetenheid.

Uiteindelijk doet ze maar een poging helemaal niet na te denken.

Minoo komt bij de rijksweg aan en ziet van links een vrachtwagen aan komen denderen. Haar lichaam houdt niet eens in, maar loopt zo de rijbaan op. De vrachtwagen toetert. Vanbinnen gilt Minoo het uit. De aarde trilt onder haar voeten die nog steeds vastberaden in volle vaart vooruitgaan. Ze zet zich schrap voor het moment waarop haar lichaam geraakt, vermorzeld en over de weg uitgesmeerd wordt.

Maar dat moment komt niet.

Ze kan niet beoordelen of het het metalen monster of alleen de zuigkracht ervan is die langs haar rug scheert. De vrachtwagen toetert onafgebroken zonder snelheid te minderen, maar Minoo staat veilig en wel aan de andere kant van de weg.

Haar voeten beginnen de steile spoorwal die langs de rijksweg loopt op te klimmen. Ze glijdt uit in het natte gras en verliest een pantoffel. De grond voelt koud aan tegen haar voetzool wanneer ze verder omhoogloopt. Aan de zwarte hemel schijnt de maan. Die is abnormaal rood.

Dat kan niet goed zijn, denkt ze.

Als ze boven is, begint ze langs het spoor te lopen. Na een tijdje verliest ze ook haar andere pantoffel.

Het bos rond het spoor wordt dichter. Het felle maanlicht verlicht de rails. Minoo bedenkt dat het vreemd is dat de maan rood is, maar dat het licht er toch normaal uitziet.

Ze luistert nerveus of er geen trein aankomt.

De spoorlijn wordt ’s nachts meestal niet gebruikt, maar soms rijden er lange goederentreinen voorbij die helemaal tot bij haar huis te horen zijn.

Ze ziet een glimp van een kabbelend beekje en de oude grindweg. Die wordt bijna nooit meer gebruikt sinds de rijksweg dwars door Engelsfors is getrokken. Alleen een enkele paddenstoelenplukker of ruiter komt hier nog weleens.

Opeens verandert Minoo van richting. Ze laat zich aan de andere kant van de rails van de spoorwal afglijden en loopt de grindweg daaronder op. Haar benen zijn gevoelloos. Maar ze blijven maar doorlopen.

Het grind doet pijn aan haar voeten. Ergens in de lucht boven haar hoofd hoort ze een luid gefladder. Ver vooruit ziet ze De Laguna, het al lang geleden gesloten publieke park. Het hekwerk dat het gebied omringt, is op diverse plaatsen kapot. De hoge bosjes, die ooit zeer nauwkeurig in de meest fantasievolle vormen werden gesnoeid, groeien nu in het wilde weg.

Minoo gaat via de gewelfde poort met het opschrift de laguna naar binnen en loopt langs de voormalige kassa die nu is dichtgetimmerd met planken die beginnen te rotten. Ze ziet de ronde danstent waarvan het puntige dak doet denken aan een circustent. Wat verderop staat een vervallen, rode kiosk met een afgesloten luik. Daarboven staat met grote, witte letters hotdogs geschreven.

Op een of andere manier voelt deze plek nu nog doodser en dreigender aan, terwijl ze weet dat die ooit vol plezier, leven en hoop is geweest.

Maar het is er niet compleet verlaten, ziet Minoo nu.

Er staat verderop iemand in de schaduwen bij de danstent.

Minoo’s voeten stoppen abrupt. De gestalte maakt zich uit de schaduwen los en krijgt een vaste vorm. Minoo herkent hem meteen.

Het is de conciërge van school.

De Cirkel
titlepage.xhtml
index_split_000.html
index_split_001.html
index_split_002.html
index_split_003.html
index_split_004.html
index_split_005.html
index_split_006.html
index_split_007.html
index_split_008.html
index_split_009.html
index_split_010.html
index_split_011.html
index_split_012.html
index_split_013.html
index_split_014.html
index_split_015.html
index_split_016.html
index_split_017.html
index_split_018.html
index_split_019.html
index_split_020.html
index_split_021.html
index_split_022.html
index_split_023.html
index_split_024.html
index_split_025.html
index_split_026.html
index_split_027.html
index_split_028.html
index_split_029.html
index_split_030.html
index_split_031.html
index_split_032.html
index_split_033.html
index_split_034.html
index_split_035.html
index_split_036.html
index_split_037.html
index_split_038.html
index_split_039.html
index_split_040.html
index_split_041.html
index_split_042.html
index_split_043.html
index_split_044.html
index_split_045.html
index_split_046.html
index_split_047.html
index_split_048.html
index_split_049.html
index_split_050.html
index_split_051.html
index_split_052.html
index_split_053.html
index_split_054.html
index_split_055.html
index_split_056.html
index_split_057.html
index_split_058.html
index_split_059.html
index_split_060.html
index_split_061.html
index_split_062.html
index_split_063.html
index_split_064.html
index_split_065.html
index_split_066.html
index_split_067.html
index_split_068.html
index_split_069.html
index_split_070.html
index_split_071.html