44

Na Kristina's ontsnapping troont Elsbeth me mee naar het kantoortje. Voor haar heeft ze afgedaan. Ik moet me er maar snel bij neerleggen dat ze uit mijn leven verdwijnt. Ze durft dat nog niet hardop te zeggen, maar ik kan het opmaken uit alles wat ze zegt en doet.

Ik stel me Kristina voor achter het stuur van de Lexus, met een verbeten gezicht in de achteruitkijkspiegel kijkend, plotseling afslaand als ze daar de achtervolgende politieauto in ziet verschijnen. Hoe lang houdt ze dat vol? Beseft ze niet dat ze kansloos is? Tenzij ze de auto ergens dropt en te voet verdergaat. Maar wat dan?

Ik sta op en loop de winkel in, doelloos en onrustig. Dat is altijd nog beter dan in mijn eentje thuis zitten kniezen. Er zijn meer klanten dan gebruikelijk op dit tijdstip. In de buurt zoemt ongetwijfeld rond dat er in boekhandel Montagne een spectaculaire ontsnapping heeft plaatsgevonden. Dat lokt nieuwsgierigen.

Om me heen gaan de gesprekken over niets anders. Er zal wel naar me worden gekeken, maar dat laat me koud. Naarmate de middag vordert, worden de verhalen smeuïger. Af en toe probeert iemand een gesprek met me aan te knopen, maar ik reageer ontwijkend. Zelfs mijn personeel weet niet goed raad met me. Wat zouden ze denken? De vriendin van de baas op de vlucht voor de politie… Wat zou ze hebben uitgevreten? Zou ze hem hebben opgelicht? Zou hij al zijn geld aan haar hebben verspeeld, zodat het voortbestaan van de winkel in gevaar komt en daarmee hun baan?

Het is bijna vijf uur. Ik sta op het punt om Elsbeth te vragen of ze een taxi voor me wil bellen als er telefoon voor me is. De stem van de rechercheur die zich vanmiddag aan me heeft voorgesteld, maar van wie ik onmiddellijk de naam ben vergeten.

‘Ik heb niet zulk goed nieuws voor u, meneer Du Mont.’

Ik houd mijn adem in. Ga me niet vertellen dat Kristina iets ernstigs is overkomen. Dat verdraag ik niet.

Het blijkt om mijn auto te gaan. Hij is zojuist uit de Herengracht getakeld. De vrouw die ze achtervolgden heeft hem daarin gereden, deelt hij op zakelijke toon mee. Waarschijnlijk is hij total loss. Of ik kan vertellen waar hij heen moet worden gebracht, anders gaat hij naar de dichtstbijzijnde garage.

Wat kan mij die auto nou schelen? Dat is maar blik. Ik wil weten hoe het met Kristina is.

Het blijkt naar omstandigheden redelijk met haar te gaan. Ze is op tijd uit het voertuig gehaald en per ambulance afgevoerd naar het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis. Haar gezicht bloedde nogal. Hij neemt aan dat ze ook wat kneuzingen en botbreuken heeft, want ze droeg geen veiligheidsgordel. Ze was bij bewustzijn en leek niet in levensgevaar te verkeren.

‘Weet u toevallig waar ze woont? Ik moet haar familie inlichten.’

‘Ze heeft hier geen familie. Ze woont bij mij in,’ antwoord ik kortaf.

‘Dat was ons niet bekend. We moesten iemand aanhouden over wie we weinig weten, snapt u. Nou ja, dan bent u op de hoogte.’

‘En?’ vraagt Elsbeth die het kantoor binnenkomt zodra ik de telefoon heb neergelegd. ‘Nieuws over Ivana?’

‘Ze is met de auto de Herengracht in gereden en met een ambulance naar het ziekenhuis gebracht.’

‘Wat zonde van je mooie auto. Voor dit soort situaties is hij volgens mij niet verzekerd. Dat gaat je veel geld kosten, Daniel. Was er nog iets heel aan?’

‘Zou je niet eerst vragen of er nog iets heel is aan Kristina?’ vraag ik zo beheerst mogelijk.

‘Ivana dus. Ze heeft het overleefd, anders word je niet naar een ziekenhuis gebracht.’

‘Ik weet niet of het ernstig is. En wil je nu alsjeblieft een taxi voor me bellen? Ik wil naar huis.’

‘Sorry, Daniel. Ik kijk nu eenmaal anders tegen haar aan dan jij na wat ik te weten ben gekomen. Kun je je thuis wel redden nu je hulp plotseling is weggevallen? Weet je bijvoorbeeld of je eten in huis hebt en of je koelkast is gevuld? Als er boodschappen moeten worden gehaald, zal iemand dat toch voor je moeten doen. Ik wil je best naar huis brengen en kijken wat er moet worden aangevuld.’

Haar praktische toon confronteert me pijnlijk met mijn hulpbehoevendheid en met wat Kristina allemaal voor me heeft betekend.

‘Als je me thuis wilt brengen, dan graag.’

‘Was ze eigenlijk een goede chauffeur, Daniel?’ vraagt ze als we in haar auto zitten.

‘Niet een die zomaar een gracht in rijdt, als je dat bedoelt.’

‘Ik had zo mijn twijfels, na dat gedoe met haar rijbewijs.’

‘Ze wilde geen deuken in mijn mooie auto rijden, zei ze.’

‘Niet wetend dat een deukje meer of minder al snel weinig meer zou uitmaken,’ kan ze niet nalaten te zeggen.

Als we uit de lift naar de voordeur van mijn appartement lopen, bekruipt me het gevoel dat Elsbeth Kristina's plaats probeert in te nemen. Ze loopt voor me uit, opent de voordeur, pakt mijn jas aan en hangt hem voor me op, precies zoals Kristina meestal deed als we samen de stad in waren geweest of als ze me had opgehaald uit de winkel.

‘Zal ik koffie voor je zetten? Of wil je eerst kijken wat er te eten is? Als je wilt kunnen we ook samen uit eten gaan.’

‘Nee, dank je wel. Ik red me wel. Er staat vast nog wel een kanten-klaarmaaltijd in de vriezer.’

‘Wat je wilt.’

Ze is al op weg naar de keuken. Ik hoor haar de deur van de vriezer openen. Voordat ze verslag kan doen van de inhoud, gaat de telefoon.

‘De Hond, DINPOL,’ zegt een bekende stem. ‘Eh… Bent u al op de hoogte gebracht van wat er vanmiddag is gebeurd, meneer Du Mont?’

‘Dat ben ik, ja.’

‘Tja… Het spijt me heel erg dat het zo is gelopen. Dit had nooit mogen gebeuren.’

‘Wat had nooit mogen gebeuren?’ vraag ik stomverbaasd.

‘Het arrestatiebevel is abusievelijk uitgegaan, meneer Du Mont. We hebben, hoe zal ik het zeggen, een interpretatiefout gemaakt, waardoor Ivana Plavic schuldig leek aan ten minste twee moorden. Nogmaals, het spijt me dat het zo is gelopen.’

‘Schuldig léék, zegt u? Ze zou gevaarlijk zijn, ik moest voor haar oppassen… Allemaal onzin dus.’ Ik word op slag razend.

‘We hebben een interpretatiefout gemaakt,’ herhaalt hij. ‘Vast staat in elk geval dat Ivana Plavic de moorden waar wij haar van verdachten, niet heeft gepleegd.’

‘Ze is dus onschuldig. Wat vanmiddag is gebeurd, was niet nodig geweest als u uw werk goed had gedaan. Ze had dan nu niet in het ziekenhuis gelegen; ze was…’

‘Probeert u kalm te blijven. Nogmaals, onze excuses. Ook politie werk is mensenwerk, er worden nu eenmaal fouten gemaakt, hoe spijtig ook. Ik heb overigens ook goed nieuws voor u uit het ziekenhuis. Voordat ik u belde heb ik contact gehad met een arts. Haar toestand is stabiel en de verwondingen vallen mee, gezien de omstandigheden. Ze wordt vanavond nog van de intensive care naar een gewone afdeling gebracht. Ik heb hier een telefoonnummer, dat u zelf kunt bellen als u meer wilt weten. Hebt u pen en papier in de buurt?’

‘U bent wel erg snel vergeten dat ik slechtziend ben.’

Ik hoor hem zuchten. ‘Ik heb mijn dag niet, meneer Du Mont.’

‘Mijn bedrijfsleidster is toevallig hier. Geeft u het nummer maar aan haar door. Een moment alstublieft.’

‘Kristina is volledig onschuldig,’ zeg ik tegen Elsbeth voor ik de hoorn aan haar doorgeef. Ik zeg het rustig, hoewel ik de neiging heb het uit te schreeuwen.

‘Onschuldig? Sorry, daar geloof ik geen barst van. Die mailtjes waren toch duidelijk, net als haar valse naam? Ze ging er niet voor niets vandoor in jouw auto.’

‘Laat die rechercheur het je zelf maar uitleggen.’ Ik geef haar de telefoon. ‘Hij heeft een telefoonnummer van de afdeling waar men me meer kan vertellen over Kristina. Wil jij het voor me noteren?’

Ze maakt een hulpeloos gebaar. ‘Waar vind ik pen en papier?’

‘Op mijn leestafel. Ik haal het voor je.’

‘Jullie hebben dus een fout gemaakt,’ hoor ik haar zeggen als ik terugkom. ‘Maar die mailtjes dan, die ik naar u heb gefaxt?’

Haar nagels tikken een ongeduldig ritme op het tafelblad.

‘Die hebt u niet eenduidig kunnen interpreteren… Wat een formulering. En het is onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal… Gelukkig maar dat er burgers zijn die zich niet altijd keurig aan de regeltjes houden, dan ontdekken ze nog eens wat… Ben ik buiten mijn boekje gegaan? Daar was ik me even niet van bewust,’ vervolgt ze verbeten. ‘Ja, ik heb inmiddels pen en papier. Zegt u het maar.’

Na het nummer te hebben opgeschreven, verbreekt ze met een kort ‘dank u wel’ de verbinding.

‘Hoe lang zal het duren voordat hij terugbelt om te zeggen dat ze opnieuw een fout hebben gemaakt? Een interpretatiefout. Mooi excuus. Hoe nu verder, Daniel? Ga je haar in het ziekenhuis opzoeken, laat je haar weer bij je wonen als ze daaruit wordt ontslagen? Verwelkom je haar met een gebakje bij de koffie en een bord met WELKOM THUIS?’

‘Je mag vaker iets voor me verzinnen,’ zeg ik op dezelfde sarcastische toon.

‘Haar leugens, haar valse naam, haar gemanipuleer… Dat laat je er verder bij zitten?’

‘Dat heb ik niet gezegd, maar ik laat haar nu niet vallen. Wil je alsjeblieft meteen dat nummer voor me bellen?’

Even later heb ik iemand van de ic-afdeling van het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis aan de lijn.

‘Mevrouw Plavic ligt nog aan de beademing. Ze had nogal wat verontreinigd water in haar longen. Preventief krijgt ze daarvoor antibiotica toegediend. Doordat ze snel uit het water is gehaald is ze aan de verdrinkingsdood ontsnapt.’

Ik hoor het zwijgend aan, vraag dan naar haar andere verwondingen. Twee gebroken ribben en nogal wat kneuzingen. Morgen gaat ze waarschijnlijk naar zaal, waar ze nog zeker een dag ter observatie moet blijven. Interne bloedingen zijn bij dit soort crashes niet uitgesloten. Of ik voor kleren kan zorgen, een nachthemd of een pyjama, en ondergoed. Toiletartikelen zal ze ook wel willen hebben.

Ik beloof ervoor te zorgen. Na hem te hebben bedankt zet ik het toestel opgelucht in de houder en breng Elsbeth op de hoogte.

‘Ik begrijp dat je er niet om staat te springen, maar zou jij die spullen in haar kamer bij elkaar willen zoeken? Ik heb daar wat moeite mee en jij kent de weg al.’

Het ontlokt haar gelukkig een lachje. ‘zo'n voordeel moet je uitbuiten, nietwaar, Daniel?’ zegt ze wat wrang. ‘Laten we het samen doen. Ik wil niet het risico lopen van onrechtmatig handelen te worden beschuldigd.’

Op Kristina's bed blijkt een geopende koffer te liggen, die voor een deel is ingepakt, vooral met kleren, volgens Elsbeth. Geen pyjama, nachthemd of iets wat daar voor door kan gaan, geen ondergoed.

‘Laat ik dat nou weten te vinden.’

Ze opent de deur van de klerenkast. Ik kan vaag enkele kledingstukken zien hangen.

‘Een tante met een dure smaak. Dit ding hing er de vorige keer niet, want dat had ik zeker onthouden.’

‘Wat bedoel je?’

‘Dit opvallende jack.’ Ze pakt het uit de kast. ‘Mooie kwaliteit leer, prachtig afgewerkt, een kraag van echt bont, als je het mij vraagt.’

Ik zie alleen een rode vlek met een vage, witte rand.

‘Heb je toevallig ergens een weekendtas, Daniel, om haar spullen in te doen? Die koffer is nogal groot.’

‘In de berging. We pakken hem zo wel. Kun je eerst de spullen die ze nodig heeft bij elkaar zoeken?’

‘Goed hoor.’

Ze hangt het jack terug in de kast. ‘Eerst haar ondergoed.’

Gerommel in een laatje.

‘Hier ligt dat fotoalbum waar ik je over heb verteld.’ Ze heeft het al in haar hand. ‘Waarom neem je het niet mee naar je leestafel? Dan kun je zelf die krantenartikelen lezen.’

‘Wat mij betreft leg je het weer terug.’

‘Voel je niet bezwaard. Ik heb het ook helemaal doorgebladerd. De foto's van Ivana toen ze jong was wil je toch wel zien?’

Het ontgaat haar niet dat ik aarzel.

Ze slaat het boek open. Er glijden papieren uit die naar de grond dwarrelen. Ze bukt zich om ze op te rapen. ‘Vreemd,’ zegt ze. ‘Dit lijken me brieven, allemaal aan een zekere Darija gericht. Die zaten er de vorige keer niet in. Ik hoop maar dat ik ze in de goede volgorde terugleg.’