6
Met een ruk schakelt Elsbeth haar auto in zijn achteruit. De versnellingsbak protesteert met ijzingwekkend geknars, een laatste waarschuwing; nog één keer en ze heeft hem definitief de vernieling in gedraaid.
Langzaam rijdt ze naar de uitgang van de parkeergarage, steekt een kaart in de gleuf van de automaat, wacht geduldig tot de slagboom omhooggaat en draait de gracht op.
Ze is teleurgesteld, bezorgd, verdrietig, alles tegelijk. Daniel heeft zich laten inpakken. Had hij haar arrogante, veel te knappe gezicht maar kunnen zien. Of moet ze daar juist blij om zijn, omdat hij haar dan misschien extra aantrekkelijk had gevonden?
Ze zucht, probeert zich Kristina weer voor de geest te halen. Het lieve toontje waarop ze vertelde dat ze zich er goed bij zou voelen als ze hem mocht verzorgen, heeft blijkbaar indruk op hem gemaakt. Ze keek daarbij nota bene uit het raam, maar dat kon hij niet zien.
Het verkeer op de gracht loopt weer eens vast. Een stukje verderop staat een kleine vrachtwagen iets uit te laden. Het ding staat zo geparkeerd dat er voor personenauto's net genoeg ruimte is om te passeren. Niet voor een bestelwagen, die zich er toch langs probeert te wringen en met zijn zijspiegel vastloopt op die van de geparkeerde wagen. Geschreeuw, aanwijzingen van een behulpzame passant, die met zijn paraplu aangeeft hoe er volgens hem gestuurd moet worden, ongeduldig getoeter van een auto achter haar.
Elsbeth leunt achterover en zet de motor af. Haar ogen volgen een rondvaartboot die onder de brug door in haar richting komt glijden. Hij is afgeladen met toeristen, ondanks het slechte weer. Hun gids staat voorin, wijzend naar de trapgevels links van hem, pratend in zijn microfoon. Halzen worden gestrekt, tientallen hoofden draaien naar rechts. Automatisch kijkt ze dezelfde kant op, daarna richt ze haar blik weer op de twee wagens voor haar. Die zitten nog steeds klem. De bestuurder van de auto achter haar is uitgestapt en loopt driftig naar de blokkade, ongetwijfeld om ook aanwijzingen te geven. Ze haalt er haar schouders maar over op. Wie hier rijdt moet geen haast hebben en bij het maken van een afspraak altijd extra tijd inbouwen voor opstoppingen en een langdurige zoektocht naar een parkeerplaats.
Gelukkig, dat valt mee. De geparkeerde vrachtwagen komt in beweging, de rij volgt. Als ze over de brug rechts afslaat, vergeet ze over haar schouder te kijken en ziet de bromfiets die rechtdoor wil pas op het laatste moment. Uit alle macht trapt ze op de rem. Met een gierend geluid komt ook de brommer tot stilstand. Hij mist haar auto op een haar na. De berijder begint te schelden en wijst naar zijn voorhoofd. Elsbeth maakt een verontschuldigend gebaar. De bromfietser slaat met zijn hand hard op het dak van haar auto en rijdt dan gelukkig door.
Normaal gesproken is ze heel alert op rechtdoorgaand verkeer als ze rechts afslaat. Haar gedachten dwalen echter telkens af naar Kristina. Ze heeft de indruk dat de vrouw een rol speelde. Toch slaagde ze erin om oprecht over te komen. Daardoor ging je bijna geloven dat Daniel dolblij mocht zijn met iemand zoals zij.
Shit! Alle insteekhaventjes op het parkeerplein achter de boekwinkel zijn bezet. Dat wordt in de straat verderop achteruit tussen twee auto's inparkeren. Niet haar sterkste kant.
Na vijf minuten zoeken vindt ze eindelijk een plekje. Met veel gedraai perst ze haar autootje tussen twee andere. Haar humeur wordt er niet beter op.
In de boekwinkel loopt ze in een keer door naar het kantoortje, Bert en een van de parttime verkoopsters in het voorbijgaan groetend. Hun vragende, nieuwsgierige blik negeert ze. Niet aardig, ze is zich daarvan bewust, maar ze heeft nu even iets anders aan haar hoofd.
Uit de la met personeelsgegevens van Daniels bureau – sinds zijn ziekte feitelijk het hare – haalt ze de map met sollicitatiebrieven. Daniel bewaart die zorgvuldig. Als er iemand afscheid neemt of een jubileum viert, diept hij er soms iets uit op om te gebruiken voor een speech. Kristina's brief met cd heeft hij er ook in gestopt, om háár in de gelegenheid te stellen hem voorafgaand aan het gesprek te lezen en te beluisteren. Ze hoeft er niet naar te zoeken omdat hij eruit springt. Een speciale envelop, met luchtkussentjes, om te voorkomen dat de cd zou beschadigen. Het zakelijke briefje erbij is handgeschreven. Een merkwaardig, onregelmatig handschrift, de ene keer blokletters, dan weer doorlopend schrift.
Het lijkt me voor u het makkelijkst om mijn sollicitatie te beluisteren.
‘Maar ik had dan wel een zakelijk verhaal verwacht, met wat meer persoonsgegevens,’ mompelt Elsbeth. Hier, de enige referentie. Het telefoonnummer van haar middelbare school en de naam van een docent. Hij herinnerde zich haar meteen en was vol lof over haar. Waarom heeft Daniel háár die referentie niet laten natrekken? Hij deed dat nooit en hij had dus niet haar ervaring; zij vroeg door tot ze wist wat ze wilde weten.
Door de openstaande deur kijkt ze naar heen en weer drentelende bezoekers in de winkel, naar een man die een boek van een tafel pakt en met een belangstellend gezicht de achterflap begint te lezen. Ze staat op, doet met een beslist gebaar de deur dicht en pakt de telefoon uit zijn houder.
‘Ik wil graag met de heer Terlaat spreken. Het gaat om een referentie van een oudleerling van uw school,’ zegt ze als zich aan de andere kant van de lijn een receptioniste meldt.
‘Ik zal even op het rooster kijken. Een moment alstublieft.’
Terwijl ze wacht laait de tweestrijd op. Kan ze dit wel doen?
‘Roembeer,’ klinkt een zware stem in de telefoon.
‘Goedemiddag. U spreekt met Elsbeth ter Horst. Neemt u mij niet kwalijk, maar ik heb naar de heer Terlaat gevraagd.’
‘Dat is me verteld, ja. Het gaat om een referentie van een oudleerling van hem, begreep ik. De heer Terlaat is helaas enige tijd uitgeschakeld. Hij heeft een paar dagen geleden een ongeval gehad. Misschien kan ik u helpen. Ik ben conrector bovenbouw van deze school. Om wie gaat het?’
‘Om een leerling die vijf jaar geleden haar vwo-diploma bij u heeft gehaald. Kristina Meštrovic.’
‘Kristina Meštrovic…’ herhaalt hij langzaam. ‘Een onverwacht en nogal verrassend verzoek. Maar voor we verder spreken: wie bent u, waarvoor heeft Kristina een referentie van ons nodig? Het gaat om vertrouwelijke informatie, die kan ik niet zomaar door de telefoon verstrekken.’
‘Dat begrijp ik. Ik ben bedrijfsleidster van boekwinkel Montagne in Amsterdam. Kristina heeft bij ons gesolliciteerd naar een functie op de afdeling inkoop,’ bedenkt ze snel. ‘In haar brief geeft ze de heer R. Terlaat van uw school op als referentie. Zal ik u er een kopie van toesturen, zodat u schriftelijk kunt reageren?’
‘Tsja… Dat is wat omslachtig. Uiteindelijk heeft Kristina zelf onze naam opgegeven, begrijp ik, anders had ik u niet aan de telefoon gekregen. Jammer dat u de heer Terlaat niet kunt spreken. Hij was namelijk haar mentor en kan u meer informatie geven dan ik.’
‘U herinnert zich Kristina nog wel, na vijf jaar?’
‘Dat kunt u wel zeggen, ja. Ze was zo'n leerling die je niet snel vergeet, net als haar vriendin, Ivana heette die, geloof ik. Die twee waren altijd samen, tot een half jaar voor hun examen, toen zich hier een onbeschrijfelijk drama voltrok. Maar daarover belt u me niet. Ik herinner me Kristina als een meisje dat zich, ondanks de tragiek die ze met zich meedroeg, dapper door het leven sloeg.’
‘U doelt op haar vlucht uit Kroatië en haar leven in een asielzoekerscentrum?’
‘Onder andere. Ze schijnt tijdens de oorlog daar nogal wat te hebben meegemaakt, maar ze was er erg gesloten over. Met mij heeft ze het er in elk geval nooit over gehad. Het enige wat ik u kan vertellen is dat Kristina, ondanks alles wat zich in het examenjaar heeft afgespeeld, zonder problemen haar diploma haalde en daarna is gaan studeren in Amsterdam.’
‘In Amsterdam? Vergist u zich niet?’
‘Dat lijkt me sterk.’ Het klinkt wat bevreemd. ‘De registratie van de uitstroomgegevens van eindexamenleerlingen valt onder mijn verantwoordelijkheid. De meeste van onze leerlingen gaan studeren in Groningen, een enkeling in Amsterdam. Als ik het me goed herinner, was Kristina dat jaar zelfs de enige.’
‘In haar sollicitatiebrief schrijft ze toch echt dat ze Management en techniek studeert aan een instituut in Dubrovnic.’
‘Vreemd. Als ze snel van studie was gewisseld, dan had ik dat beslist doorgekregen via de decaan van onze school. Wij werken namelijk met een leerlingvolgsysteem waarin ook gegevens over de studies die ze volgen na onze school worden opgenomen.’ Het klinkt opeens terughoudend. ‘Ik denk dat u toch beter contact kunt opnemen met de heer Terlaat. Hij heeft op een andere manier met haar te maken gehad dan ik. Voor informatie over haar werkhouding en instelling zult u echt bij hem moeten zijn. Als u, zoals u zelf voorstelde, uw verzoek om informatie op schrift stelt, dan zal ik er zorg voor dragen dat uw brief bij hem terechtkomt. Stuurt u hem maar te mijner attentie naar de school.’
‘Dat zal ik doen. Dank u alvast voor de moeite.’
Ze zet de telefoon terug en opent de deur naar de winkel weer. De man die zo-even de achterflap van een boek bestudeerde, staat er nu in te lezen.
Kristina zou in Amsterdam studeren en niet in Dubrovnic. Waarom zou ze daarover hebben gelogen? Zal ze wat ze weet onmiddellijk aan Daniel vertellen? ‘Ik heb haar referentie nog eens nagetrokken, Daniel, omdat ik dat beter kan dan jij.’ Dat kan ze niet maken. Stel dat die conrector zich vergist of dat Kristina een goede verklaring heeft. Ze besluit het Daniel pas te vertellen als ze absolute zekerheid heeft. Die kan ze krijgen door een brief aan Kristina's mentor te schrijven.