Hoofdstuk 38

 

 

 

‘Hij zou niet zo’n afstand moeten afleggen. Hij is in het hoofd geschoten.’

Will hoorde de woorden van achter gesloten ogen. Hij opende ze en zag Julian en Ben. De twee mannen stonden over hem heen gebogen. Hij keek om en herkende zijn omgeving. Het was de suite waarin hij eerder was geweest, in het Radon Plaza Hotel in Sarajevo.

Ben keek Will aan en zei: ‘Het voelt vast aan alsof iemand je keihard met een ijzeren staaf op je hoofd heeft geslagen.’

Will bracht zijn hand naar de zijkant van zijn hoofd en voelde verbandgaas. ‘Shit. Hoe laat is het, en waar is Roger?’

Terwijl Ben met vochtige watten over Wills gezicht streek, zei hij: ‘Je bent hier twee uur geleden binnengekomen. Roger en Laith zitten nu in een vliegtuig, een paar plaatsen achter Lana. Ze landen over acht uur in Boston.’

Will duwde zich bij Ben vandaan en ging rechtop in het bed zitten. Hij zwaaide zijn benen buiten het bed en stond op. Hij was meteen duizelig en aan de rand van zijn gezichtsveld zag hij de twee CIA-mannen naar hem toe komen om hem overeind te houden. Hij sloot zijn ogen, haalde adem, opende ze weer. ‘Laat me los.’

De twee mannen hielden hem nog even vast en deden toen wat hij vroeg.

‘Hoe laat vertrekt het volgende vliegtuig naar Boston?’

Ben fronste zijn wenkbrauwen. ‘Om twaalf uur vijfenvijftig vanmiddag vertrekt er een Lufthansa-vlucht via München, maar dat is al over drie uur en dan ben je nog lang niet fit genoeg om te vliegen.’

‘Toch moet ik dat zijn. Lana heeft haar ontmoeting morgen onder lunchtijd. Ik moet met dat vliegtuig mee.’

Ben deed een stap in Wills richting. ‘Je kunt onmogelijk...’

Will stak zijn hand op. ‘Haal het verband weg. Camoufleer de wond zo goed mogelijk. Zorg ervoor dat ik schoon ben en geen stank van rook en bloed meer om me heen heb hangen. Trek me fatsoenlijke kleren aan en zet me op dat vliegtuig.’

Will keerde naar de Verenigde Staten terug. Vier weken eerder had hij het land verlaten terwijl hij ernstig gewond was, en nu hij terugkeerde, was hij er ongeveer even slecht aan toe. Hij liet zijn first class-stoel een beetje achterover zakken en keek naar zijn reisgenoten aan de andere kant van het gangpad. Ben was blijkbaar gaan slapen, maar Julian was wakker, en hij stond meteen op en liep naar Will toe.

‘Wil je nog meer pijnstillers?’

Will schudde zijn hoofd. ‘Nee. Dan kan ik niet helder denken.’

‘Je moet rust nemen.’

‘Ik moet hier over nadenken.’

Julian liep naar zijn stoel terug en Will sloot zijn ogen. Hij zag de moordenaar roerloos in de lichtstralen staan, zag hem het huis in brand steken, zag de man op hem schieten met zo veel precisie dat de kogel niet in zijn hersenen binnendrong maar langs de zijkant van zijn hoofd schampte. Hij vroeg zich af waarom de man hem daarna op zijn schouder had gehesen om hem door rook en vuur naar de tuin te dragen. Hij vroeg zich af waarom de man tegen hem had gezegd dat hij wilde dat Will in leven bleef, en waarom de man hem in de tuin had achtergelaten, en of hij dat had gedaan omdat hij bang was gevangengenomen of gedood te worden. Hij vroeg zich af waarom Harry was verdwenen nadat hij net had gezegd dat alles op zijn kop was gezet.

Will opende zijn ogen. Eén ding vroeg hij zich niet af. Hij wist dat de moordenaar, de man in het huis, Megiddo moest zijn geweest.