Hoofdstuk 10
Een uur later was Will in een taxi op de terugweg naar vliegveld Charles de Gaulle. Hij haalde zijn medicijnen tevoorschijn en stopte pillen in zijn mond. Op dat moment besefte hij dat dit de eerste dag was waarop hij geen pijn had; zijn lichaam voelde weer sterk en vertrouwd aan. Hij stak zijn hand in een andere zak en haalde er Ewans mobiele telefoon uit. Hij wist dat het Europese Controllate van MI6alle gegevens in het telefoontje zou analyseren, maar op dat moment had hij maar één nummer nodig. Hij vond het en belde het.
Toen het toestel aan de andere kant vier keer was overgegaan, nam er een man op. ‘Ewan, ik dacht net aan je. We moeten elkaar gauw ontmoeten, maar dan niet voor serieuze dingen. Gewoon een paar glazen met elkaar drinken.’
De stem van de man was van Harry en klonk schertsend.
‘Harry, met Charles Reed. Ik ben nu bij Ewan, en hij heeft me even zijn telefoon geleend.’
‘Ach, Charles. De boodschappenjongen die niet van smalltalk houdt. Wat kan ik voor je doen?’
Will glimlachte vaag. ‘Ewan vond dat we gisteravond een goed gesprek hadden. Dat vond ik ook. Zeg, er hebben zich na onze ontmoeting enige positieve ontwikkelingen voorgedaan, en ik vroeg me af of we nog eens bij elkaar konden komen. Dan kan ik je wat ideeën voorleggen.’
Het was even stil en toen zei Harry: ‘Goed. Komt Ewan ook mee?’
‘Normaal gesproken zou hij meekomen, maar deze keer zul je het met mij alleen moeten doen.’
‘Oké.’ Harry liet zich niet uit het veld slaan. ‘Er is wel één ding. Na onze ontmoeting moest ik meteen het vliegtuig naar München nemen. Ik had zaken te regelen in Duitsland. Ik dacht dat ik vanavond in Bosnië terug zou zijn, maar het ziet ernaar uit dat ik hier nog een paar dagen moet blijven. Kan onze ontmoeting even wachten?’
Will dacht snel na en zei toen: ‘Waarschijnlijk is het beter als we elkaar gauw ontmoeten. Ik kan in het begin van de avond bij je zijn.’
‘Geweldig.’ Harry klonk erg opgewekt. ‘Dat betekent dat deze oude man vanavond gezelschap heeft. Laten we afspreken in mijn hotelkamer in het Königshof, dat is een beetje meer privé. Zullen we zeggen, om zeven uur vanavond?’
‘Akkoord.’ Will sloot zijn mobiele telefoon en keek uit het raam van de taxi. Die stopte bij het vliegveld. Hij keek op zijn horloge. Hij had net genoeg tijd om zijn bagage op te halen en een Lufthansa-ticket, businessclass, te kopen voor de vlucht aan het begin van de middag.
Will liep door de imposante hal van het beste vijfsterrenhotel van München en sprak de conciërge aan. Hij gaf de naam Charles Reed op en zei dat hij werd verwacht door Harry Solberg, een gast van het hotel. De conciërge keek op een computerscherm, knikte, gaf Will het nummer van een kamer en vertelde hem hoe hij daar kon komen.
Binnen twee minuten stond Will voor Harry’s kamer. Hij nam het voorwerp in zijn hand dat hij in een winkeltje aan de Rosenheimer Strasse had gekocht toen hij onderweg was van het Münchense vliegveld naar dit hotel. Hij hield het in zijn linkerhand, zodat het tegen zijn onderarm lag, uit het zicht. Hij drukte op de zoemer van de deur.
‘Charles, wat goed je te zien.’ Harry droeg een roomwitte broek en een lichtroze overhemd. Hij maakte een energieke indruk en stak zijn hand uit. Will schudde hem. Harry grijnsde zijn witte tanden bloot. ‘Kom eens naar mijn kamer kijken. Die is ongelooflijk.’
Will volgde Harry de kamer in, een van de meest luxueuze van het hotel. Het was duidelijk dat Harry een vermogend man was die van luxe hield. De kamer had de oppervlakte van een redelijk groot appartement.
‘Wat vind je ervan?’ Harry stond met zijn rug naar Will toe, zijn armen uitgestrekt.
Will kwam vlug naar voren. Hij stootte zijn knie tegen de onderkant van Harry’s rug en sloeg zijn been om de enkels van de man, terwijl hij zijn rechterarm om zijn keel legde. Harry viel op zijn knieën. Will bracht zijn linkerhand voor Harry’s gezicht. Hij hield de punt van het Duitse jachtmes voor Harry’s rechteroog. Hij zei niets, hield de man alleen vast in een ijzeren greep.
Harry verroerde geen vin. ‘Wat ben je in godsnaam aan het doen?’
Will gaf geen antwoord.
‘Wat heb ik verkeerd gedaan?’ Harry piepte de woorden uit.
Will gaf geen antwoord.
‘Wat heb ik verkeerd gedaan?’ herhaalde Harry.
Will bracht zijn mond dicht bij Harry’s oor. ‘Wie wisten er nog meer van onze ontmoeting van gisteravond?’
‘Als je bedoelt of ik iemand heb verteld dat ik met Ewan en jou ging praten, is het antwoord nee. Dat heb ik niet gedaan.’
‘Een vriendin? Een zakenrelatie? Iemand anders?’
‘Niemand.’
‘Iemand wist het.’ Will verstrakte zijn greep. ‘Want toen jij weg was, heeft een professional mijn collega doodgeschoten.’
‘Is Ewan dood?’
‘Ja.’
Harry piepte weer. ‘Charles, ik heb mijn hele leven mensen gewantrouwd, ook mensen die denken dat ze vrienden of collega’s van me zijn. Ik zou nooit aan iemand hebben verteld dat ik naar het Inat Kuća-restaurant ging, laat staan dat ik daar met mensen van de Britse inlichtingendienst ging praten. Ik heb te veel te verliezen om slordig te zijn.’
‘Misschien heeft iemand je gevolgd.’
‘Ja, dat zou kunnen, maar waarom? Trouwens, iemand had Ewan ook kunnen volgen. Of jou.’
‘Wij zijn erop getraind achtervolgers op te merken. Jij niet.’
‘Zei je niet dat Ewan door een professional is gedood?’
Will haalde zijn mond bij Harry’s oor vandaan. Hij dacht even na en boog zich weer naar hem toe. ‘Je bent meer dan vijftien jaar geleden officieel opgehouden voor MI6 te werken. Waarom heb je ons na al die tijd weer benaderd?’
Harry zei niets, en Will hoorde dat hij zijn adem inhield.
‘Het is geen moeilijke vraag.’ Will verlegde zijn greep op het jachtmes enigszins, al hield hij de punt precies voor Harry’s oog.
Harry ademde uit. ‘Dat weet ik. Maar nu je die vraag hebt gesteld, besef ik dat mijn antwoord dom zal overkomen.’
‘Gezien de omstandigheden zou ik me daar maar niet druk om maken.’
Harry kreunde even voor hij sprak. ‘Vriendinnen? Vrienden? Die heb ik niet. Tegenover elke miljoen dollar die ik heb verdiend staan honderd vijanden. En dat kwam me goed uit. Maar vijanden zullen je niet bewieroken.’
‘En je dacht dat MI6 dat wel zou doen,’ fluisterde Will in Harry’s oor. ‘Omdat wij tijd aan onze informanten besteden, naar hen luisteren, tegen hen zeggen hoe belangrijk hun werk is, hun het gevoel geven dat ze bijzonder zijn.’
Harry leek beledigd. ‘Dat heeft Ewan inderdaad voor me gedaan. Jij bent blijkbaar anders.’
‘Bewieroken?’
‘Ik zei al dat het dom zou overkomen.’
Will bracht het mes naar Harry’s andere oog. ‘Nou, hier ben ik dan. Ik besteed een kwaliteitsuurtje aan je en hang aan je lippen.’
Hij voelde dat het bloed sneller door Harry’s halsslagader werd gepompt.
Harry zuchtte. ‘Charles, je moet het begrijpen. Ik heb hier behoefte aan. Ik heb Ewan niet in gevaar gebracht. Ik zou nooit iets doen waardoor mijn werk voor jullie in gevaar zou komen.’
‘En wat is dat werk precies?’
‘Ik heb je een naam genoemd. Die vrouw die Lana heet. Je kunt haar gebruiken om je doelwit te vinden.’
‘Dat betekent dat jij nu overbodig bent.’
‘Alleen als je niet beseft wat ik te bieden heb. Je kunt me op andere manieren gebruiken: mijn kennis, mijn contacten – god, je kunt zelfs gebruikmaken van mijn geld, als het moet.’
Will verstrakte zijn hand om het heft van het mes. Hij wist dat hij de punt maar een paar millimeter hoefde te bewegen om Harry blind te maken. Hij kreeg een idee. ‘Ik heb je geld niet nodig, maar ik ben bereid jou en je contactpersonen op de proef te stellen.’ Hij glimlachte. ‘Ik wil dat je uitzoekt of er andere IRGC-agenten in Midden-Europa werken. Ik hoef maar één naam te hebben. En het is van cruciaal belang dat die persoon een officiële functie heeft en niet clandestien opereert, bijvoorbeeld iemand die aan een Iraanse ambassade is verbonden of als militair waarnemer werkt. Kun je dat voor me doen?’
‘Er werken geen andere Qods-agenten in Europa. Het spoor dat ik je heb gegeven, is nog steeds het beste.’
‘Ik vraag je niet een andere Qods-agent voor me te vinden. Alleen iemand van het IRGC. Kun je dat voor elkaar krijgen?’
‘Als MI6 het wil, dan kan ik het.’
‘Vergeet MI6 maar. Je werkt nu alleen voor mij.’ Wills lippen raakten Harry’s oor aan. ‘Alleen voor mij.’
‘Ja, ja!’ zei Harry gespannen.
‘Goed. Ik denk dat jij en ik elkaar nu veel beter begrijpen. Ben je het daarmee eens?’
‘Natuurlijk. Waarom zou ik onder deze omstandigheden iets anders zeggen?’
Will glimlachte. ‘Heel goed, Harry. Heel goed. Maar ik heb nog iets anders van je nodig.’
‘Zeg het maar.’ Het zweet liep nu van Harry’s voorhoofd over zijn gezicht.
‘De Qods-commandant. Je moet weten wie hij is.’
‘Nee! Dat wist niemand!’ Harry schreeuwde het uit.
Will haalde het jachtmes langzaam bij Harry’s oog vandaan en zette het tegen zijn keel.
‘Alsjeblieft, nee!’ zuchtte Harry. ‘Alsjeblieft, nee!’
Wills woorden waren nauwelijks te verstaan. ‘In tegenstelling tot jou heb ik geen behoefte aan gezelschap, acceptatie, bewieroking. Ik wil alleen een naam. En ik ben er volkomen van overtuigd dat een man als jij, een man die zelf heeft toegegeven dat hij over heel goede connecties op de Balkan beschikt, niet al die dingen in de oorlog heeft gedaan zonder de naam van die Iraniër te weten.’
Will bewoog de rand van het mes op en neer over Harry’s huid.
‘We gaven hem namen.’ Harry rilde. ‘Maar dat waren namen die we zelf hadden bedacht, niet zijn eigen naam.’
‘Je bent zakenman. Je doet aan uitwisseling.’ Will hield het mes stijl. ‘De uitwisseling die ik je nu aanbied, is volkomen duidelijk.’
Harry’s benen trilden. ‘Het is een gerucht! Alleen maar een gerucht!’
Will zuchtte en haalde het mes een haarbreedte bij Harry’s keel vandaan. ‘Een gerucht?’
‘Dat is alles, Charles. Dat is alles. Dat is alles.’
Will bracht het mes weer naar Harry’s ogen. ‘Wat denk je dat ik ben?’
‘God mag het weten.’
‘Misschien weet ik het ook. Of misschien niet.’ Hij zag Harry’s ogen weerspiegeld op het lemmet, en ze waren wijd open van angst. Hij vroeg zich af of hij te ver ging. Hij dacht van niet, want hij wist dat iemand als Harry getemd moest worden voordat hij de waarheid sprak. ‘Maar voorlopig wil ik wel de aardige inlichtingenagent spelen en naar je gissingen en geruchten luisteren. Hoe noemde hij zich?’
Het zweet brak Harry weer uit over zijn hele gezicht. Hij produceerde een geluid dat als kreunen klonk. Zijn linkerarm maakte krampachtige bewegingen, en toen gingen de krampen door zijn hele lichaam. Hij haalde een paar keer diep adem en zei toen: ‘Megiddo. We dachten dat hij zich Megiddo noemde.’