Hoofdstuk 23

 

 

 

Beste Lana,

 

Blijf waar je bent en ontmoet de Britse man als hij aankomt. Geef hem een vals signalement van mij, maar geef geen vage bijzonderheden, want dan denkt hij dat je niet meewerkt. Vraag hem naar Berlijn. Vraag hem welke erge daad van mij hij daar heeft voorkomen. Als hij bereid is je details te geven – en ik denk dat hij dat is om je volledige medewerking te krijgen – doe dan alsof je schrikt van zijn reactie. Zeg tegen hem dat je hem op alle mogelijke manieren wilt helpen.

 

Hartelijke groeten,

 

Megiddo

 

Will stopte de brief in zijn jasje en keek Roger aan. De CIA-man had de brief uit Lana’s kamer gehaald nadat Will haar opdracht had gegeven die kamer uit te gaan en een wandeling door Zagreb te maken.

De twee mannen zwegen een ogenblik, en Will wist dat Roger net als hijzelf over logistieke problemen nadacht.

Will sprak als eerste: ‘Kljujic is blijkbaar gezien toen hij die foto maakte van de Iraniër die vanuit het gebouw van de Human Benevolence Foundation werkte. Kljujics huis werd overhoopgehaald, en toen hebben de Iraniërs zijn camera en de foto ontdekt. Ik heb alle sporen van Harry uit het huis verwijderd om zijn naam voor de politie verborgen te houden, maar ik weet niet of Kljujics moordenaars hem niet al met Harry in verband hebben gebracht. Misschien weten ze dat Harry hem heeft gevraagd die foto te maken.’

‘Maar als ze Harry te pakken krijgen, martelen ze hem. Dan vertelt hij alles over Lana, en dan is het afgelopen met de operatie. Harry’s veiligheid is nu even belangrijk voor ons als de operatie met Lana.’ Roger liet zijn kin op zijn vingertoppen rusten en keek peinzend voor zich uit. ‘Harry is het soort man dat lijfwachten om zich heen heeft. Dat moet wel, met het werk dat hij doet. Omdat hij toch van de moord op Kljujic zal horen, stel ik voor dat hij het van jou hoort. Je kunt hem aanraden een team van mannen om zich heen te verzamelen als hij morgenvroeg in Bosnië terug is.’

 

Will belde Patrick. ‘Ik doe het vandaag.’

Patrick zweeg even en zei toen: ‘Ben je er nog steeds zeker van dat dit gebeuren moet?’

‘Ja. We moeten ervoor zorgen dat hij gefrustreerd raakt en roekeloos wordt. Als ik op het laatste moment aan een poging tot ontvoering ontsnap, neemt Lana’s waarde voor hem toe. Als hij me vandaag niet te pakken kan krijgen, krijgt hij misschien het gevoel dat hij mij alleen via Lana in de val kan laten lopen. En hij weet dat ze alleen meewerkt als ze hem heeft ontmoet.’

‘Maar misschien proberen ze je vandaag niet te pakken te krijgen.’

‘Dat doen ze wel. Als ze mij bij Lana zien, kan onze man het niet laten zijn team in te zetten om mij gevangen te nemen. Hij neemt niet het risico mij uit zijn greep te zien verdwijnen, want hij weet niet zeker of ik nog een keer opduik.’

Will hoorde Patrick diep ademhalen. ‘Goed,’ zei de andere man ten slotte, ‘maar wat ze ook proberen, ga geen gevecht met ze aan. Maak dat je daar weg komt en laat ze aan hun baas rapporteren dat hun poging is mislukt.’

 

Toen Will met Lana in de Diana Bar van het Westin Zagreb Hotel zat, wist hij dat ze niet besefte wat er werkelijk gebeurde. Ze wist niet dat Megiddo’s mannen haar al dagen observeerden; ze wist niet dat Wills uiterst gespecialiseerde team al wat langer bij haar in de buurt was; en ze wist al helemaal niet dat ze de Iraniërs recht naar hun prooi leidde door deze openlijke ontmoeting met Nicholas Cree.

Will glimlachte naar haar. Hij schoof haar glas Graševina-wijn over hun tafeltje naar haar toe. Hij nam een slokje van zijn eigen mineraalwater en keek intussen aandachtig naar de vrouw. Voor deze gelegenheid, deze openlijke ontmoeting met Will, had Lana een mouwloze saffierblauwe avondjapon aangetrokken. Haar lange haar hing over een schouder en borst, en haar toch al opvallende gelaatstrekken werden geaccentueerd door make-up in Egyptische stijl. Ze zag er adembenemend mooi uit. Will daarentegen had voor de meest alledaagse kleding gekozen waarvan hij meende dat hij zich er nog net in een vijfsterrenhotel mee kon vertonen.

‘Je ziet er moe uit, Nicholas.’ Lana sprak zacht en bezorgd.

Will negeerde die opmerking en keek terloops om zich heen. De bar was tamelijk vol, en op dit late middaguur zaten er allerlei gasten. Hij keek vlug weer naar de mooie vrouw die tegenover hem zat.

‘Hoe gaat het met je moeder?’ Will vroeg zich meteen af waarom hij die vraag had gesteld.

Lana fronste licht haar wenkbrauwen en stak toen haar hand uit om haar vingers over Wills hand te leggen. ‘Bedankt voor het vragen. Ze wordt nog onderzocht in de Parijse kliniek.’

Will knikte peinzend. ‘Dat moet duur voor jullie beiden zijn.’

Lana zuchtte. ‘Ja, maar ik heb liever dat ik spaarzaam moet leven en dat zij geneest dan al het andere wat ik kan bedenken.’

Met een nauwelijks hoorbare stem zei Will: ‘Ik kan tijdelijk over geld beschikken. Ik kan je helpen met je woongelegenheid en met de medische kosten van je moeder.’

Lana ademde diep in.

Will stak zijn hand op. ‘Begrijp me niet verkeerd. Ik zou je alleen maar helpen om je te belonen voor wat je voor me doet. En die hulp krijg je pas wanneer dit allemaal achter de rug is.’

Lana schudde verbaasd haar hoofd. ‘Ik doe dit niet voor een beloning.’ Haar stem beefde enigszins. ‘Maar ik zou zo’n geschenk graag aannemen.’

Will keek omlaag en voelde zich enkele ogenblikken niet op zijn gemak. Hij vroeg zich af of die emotie zichtbaar was voor de Iraanse agent die in de verste hoek van de bar een menu zat te lezen, of voor Laith Dia, die midden in de bar over een groot glas bier gebogen zat waaruit hij niets had gedronken. Will haalde diep adem en keek op naar Lana. De vrouw keek naar hem.

‘Het spijt me.’

Will fronste zijn wenkbrauwen. ‘Wat spijt je?’

Lana zuchtte. ‘Het spijt me van die avond laatst... toen ik je dwong me te vertellen hoe je over me dacht.’ Ze draaide aan de steel van haar wijnglas en keek nerveus. ‘Ik weet dat je een professional bent, en ik had moeten weten dat je geen misbruik van de gelegenheid zou maken. Ik weet ook dat de last die op je schouders drukt al zwaar genoeg is zonder dat je je ook nog zorgen maakt over mij. Dat zou het allemaal alleen maar verwarrender maken, en die last nog zwaarder.’

Will glimlachte en schudde zijn hoofd. In tegenstelling tot daarstraks voelde hij zich nu volledig op zijn gemak, en dat kwam, wist hij absoluut zeker, doordat hij bij Lana was. Hij stond versteld van dat gevoel. ‘Er drukken heel wat lasten op mijn schouders, maar jij bent daar niet een van.’

Lana keek verrast en glimlachte toen. Ze nam een slokje van haar wijn, en toen ze dat deed vervaagde haar glimlach. ‘Wat doe je met Megiddo als je hem gevangen hebt genomen?’

‘Ik dwing hem me over zijn plannen te vertellen. Ik doe alles met de man wat nodig is.’

Ze knikte. ‘Ik hoop het.’ Ze wendde haar blik af en keek heel even verdrietig. ‘Een tijdlang heb ik van Megiddo gehouden, waarschijnlijk evenveel als ik hem daarna haatte.’ Ze keek Will aan. ‘Toen ik hem kende in de belegerde stad Sarajevo, zaten we op een van de verschrikkelijkste, meest chaotische plaatsen op aarde. We hadden nauwelijks eten, water en sanitaire voorzieningen. De stad werd voortdurend gebombardeerd door de artillerie in de heuvels. Servische sluipschutters schoten elke dag op mannen, vrouwen en kinderen, en we wisten maar heel weinig van wat er buiten onze stad gebeurde. Het was een hel. De overwegend islamitische bevolking van Sarajevo was dapper en onverzettelijk, ondanks alles wat er gebeurde, maar zelfs de dappersten onder hen waren niet bestand tegen de onzekerheid, de chaos zelf. Megiddo was anders. Ik heb gezien dat hij heel rustig bleef staan als naast hem gebouwen door granaten werden verwoest en kogels over hem heen vlogen. Ik heb gezien dat hij naar de heuvels keek waar die dolle honden zaten, en dat hij glimlachte. Ik heb gezien dat hij geen angst kende, want voor hem bestond er geen chaos. Hij begreep precies wat er gebeurde en wat hij deed.’ Lana keek in haar wijn en schudde licht haar hoofd. ‘Toch zag ik een heel enkele keer verwondering en verwarring bij hem.’ Ze keek Will weer aan. ‘Voordat ik ooit het bed met Megiddo had gedeeld, werd ik een keer door hem naar het noorden gestuurd om daar geld te brengen naar een paramilitaire eenheid van Bosnische moslims. Die eenheid had net een gewaagde en succesvolle aanval op de Serviërs bij Mount Vlašić ondernomen, maar als gevolg daarvan hadden ze bijna geen voorraden meer. En dus gebruikte ik op instructie van Megiddo een van mijn kaarten om uit Sarajevo weg te komen en een route van honderd kilometer naar de berg te volgen. Het was de moeilijkste missie die ik in de oorlog heb ondernomen. Onderweg kwam ik langs mijnenvelden, verborg ik me voor Serviërs en andere troepen en leed ik aan lichte onderkoeling. Ik deed er tien dagen over om bij de berg te komen, maar ik vond de eenheid en gaf hun het geld om meer wapens, medicamenten en voedsel te kopen. Daarna volgde ik een andere route om in Sarajevo terug te keren.’ Lana’s stem klonk hard. ‘Ik maakte die terugreis bijna zonder dat iemand me lastigviel, maar vijftien kilometer buiten de stad werd ik door mannen gevangengenomen toen ik in het bos lag te slapen. Het was een groepje van vijf Bosnische Serviërs. Ze behoorden tot een beruchte paramilitaire eenheid, de Panters. Gelukkig dachten ze dat ik een ontheemde boerin was, maar ze wisten dat ik moslim was en verkrachtten me om beurten.’ Ze keek naar haar handen en Will wist dat ze haar best deed om haar emoties te bedwingen. ‘Ik weet nog dat ik op de grond lag te kronkelen. Ik herinner me dat het bitter koud was, en dat ik me afschuwelijk voelde en hen naar me zag staan lachen. Ik weet nog dat ik naar een van de mannen keek, de man die als hun leider optrad en labels op zijn jasje had waaraan je kon zien dat hij hun kapitein was, en ik herinner me dat hij met een blik vol haat en walging naar me keek. Ik herinner me dat een van de andere mannen hem vroeg: “Kapitein Princip, kunnen we haar nu doodmaken?” Ik weet nog dat de man die ze Princip noemden glimlachte, een sigaret aanstak en zei: ‘‘We geven haar de ergste dood. We nemen haar jas mee en laten haar achter. Dan vriest ze dood.’

Will probeerde zich de jonge, gekwelde Lana onder zulke omstandigheden voor te stellen en haar op de een of andere manier in verband te brengen met de elegante vrouw die nu tegenover hem zat. Het lukte hem niet. Haar relaas vervulde hem met weerzin. Meer dan wat ook wenste hij dat hij naast haar kon gaan zitten om haar in zijn armen te nemen.

‘Maar ik weigerde dood te gaan. Ik weigerde slachtoffer te zijn. En dus wachtte ik een eeuwigheid, tot ik er zeker van was dat de mannen ver weg waren. Ik krabbelde overeind en begon te lopen.’ Lana streek met haar vingers door haar zijdezachte haar. ‘Ik kan me niets van die tocht herinneren – ik was er geestelijk en lichamelijk heel slecht aan toe en verkeerde in een staat van verdoving. Maar ik kwam in de stad terug en zakte daar op straat in elkaar. Mensen vonden me en brachten me naar Megiddo. Hij stuurde die mensen weg en droeg me naar zijn onderkomen. Ik was half bewusteloos, maar ik herinner me dat hij een houtvuur maakte om een emmer water te verwarmen. Ik herinner me dat hij mijn kleren uittrok en me naakt voor dat vuur liet staan terwijl hij me waste. En dat hij me het enige extra stel kleren gaf dat hij had, terwijl hij het badwater gebruikte om mijn vuile kleren met de hand te wassen. En dat hij me met een mengeling van kracht en verwarring aankeek.’ Ze sprak nu heel zacht. ‘Op dat moment hield ik van hem. Ik hield van hem omdat ik dacht dat hij mijn redder was.’ Ze schudde haar hoofd. ‘Daarom was ik zo ontredderd toen hij me later in de steek liet. Het was alsof er iets in me was gestorven. Het was alsof ik alleen nog haat over had, haat jegens de man van wie ik had gedacht dat hij beter was dan alle anderen die ik had gekend.’ Ze keek Will weer aan. ‘En daarna heb ik altijd het gevoel gehad dat het veiliger was om iemand te haten dan om te proberen van een andere man te houden en die liefde weer te verliezen.’ Ze glimlachte en keek wat gegeneerd. ‘Misschien is dat niet meer waar. Misschien is het nooit waar geweest.’

Will schudde zijn hoofd. Hij vond het volkomen logisch, want hij wist alles van de angst voor het verliezen van liefde. Hij wist hoe je je achter andere emoties verschool en barrières oprichtte om de liefde tegen te houden. Hij hield zijn hoofd stil en vroeg zich af of dat ook nog voor hem gold, net als voor Lana.

 

Will stond bij de ingang van het Westin Hotel en haalde diep adem. Het was nog licht, al wist hij dat het over een uur donker zou zijn. En als hij de kleur van de wolken in aanmerking nam, zou er waarschijnlijk gauw nieuwe sneeuw vallen, boven op de dikke laag die daar al in Zagreb lag. Hij liep naar een hotelbediende en gaf de man zijn parkeerbon. Binnen twee minuten werd hem zijn auto gebracht. De Audi A8 was de krachtigste personenauto die het verhuurbedrijf waar hij eerder die dag was geweest beschikbaar had. Will gaf de man van het hotel een fooi en vroeg hem even bij de auto te blijven. Hij liep het hotel weer in en sprak met de conciërge. Hij zei tegen de vrouw dat hij had gehoord dat de zonsondergang in de stad schitterend was als je er vanaf de berg Medvednica naar keek. Was de weg daarheen die dag begaanbaar? De vrouw zei dat de afgelegen weg naar de bergtop sneeuwvrij was maar dat er veel ijzel lag. Hij deed er beter aan een paar dagen te wachten tot de omstandigheden beter waren. Will bedankte haar en legde uit dat hij in elk geval zou proberen er nu naartoe te rijden, want de volgende ochtend zou hij Kroatië verlaten. Hij liep het hotel weer uit en stapte in zijn auto. Hij hoopte dat hij met dit alles de leden van het Iraanse volgteam genoeg tijd had gegeven een auto te halen om hem te volgen. Als ze slim genoeg waren om zijn gesprek met de conciërge af te luisteren of na afloop de informatie uit haar los te krijgen, had hij hun ook zijn bestemming gegeven, en de reden dat hij daarnaartoe ging. Zijn mobiele telefoon piepte, en hij zag dat er een sms’je van Roger was.

 

Vier mannen in twee auto’s achter je aan. De rest blijft bij onze dame. Veel succes.

 

Will sloot zijn mobieltje en reed weg.

Vijftien kilometer lang reed hij in westelijke richting door de drukke stad. Hij hield zich aan de maximumsnelheid en wierp van tijd tot tijd een blik in zijn spiegeltje om te kijken of er iets bijzonders te zien was. Hij maakte zich nog geen zorgen over de Iraanse auto’s, die toch al moeilijk te zien zouden zijn in het drukke verkeer om hem heen. Pas toen hij in noordoostelijke richting over de heuvelachtige Route 2220 reed, was er minder verkeer en bleven er twee stellen koplampen op vrij grote afstand achter hem.

Het schemerde nu, en de sneeuw sloeg tegen de voorruit van de Audi. Will reed gestaag over de weg door de heuvels omhoog. Hij nam de bochten in de weg langzaam om zich te gedragen als een voorzichtige automobilist die op zijn hoede was voor ijzel. Veertien kilometer lang stonden er huizen aan de stijgende weg. Toen verdwenen de huizen en kon Will de twee auto’s die in de verte achter hem reden beter in de gaten houden. Om hem heen waren er geen lichten van huizen en straatlantaarns meer; er was alleen bos. Terwijl het harder begon te sneeuwen, maakte de weg een bocht naar het oosten. Will tuurde in de sneeuwstorm die nu tegen zijn auto sloeg. Toen hij in zijn spiegeltje keek en een van de stellen koplampen groter zag worden, moest hij zich bedwingen om niet harder te gaan rijden. In plaats daarvan keek hij voor en achter zich.

Het eerste stel koplampen kwam snel naar Wills auto toe, tot het recht achter hem was. Will zette zich schrap voor een botsing, maar tot zijn verbazing haalde de auto hem snel in om voor hem uit de helling op te rijden. Will knipperde met zijn lichten om te doen alsof hij zich ergerde aan de onvoorzichtige manoeuvre van de automobilist, keek toen in zijn spiegeltje en zag dat de andere auto wat dichter bij hem was gekomen. Toen hij weer naar voren keek, verdween de eerste auto in de dichte witte sneeuwjacht.

Will reed drie kilometer door, en al die tijd bleef de auto op een afstand van zo’n tweehonderd meter achter hem. Hij wist dat hij binnen tien minuten op het uitzichtpunt zou komen waarnaar hij zogenaamd op weg was. Hij wist ook dat de Iraniërs het afgelegen stuk weg waar hij nu reed net zo goed voor een aanval konden gebruiken als de top van de berg.

Het bos aan weerskanten van de weg was dicht geworden, en de bomen fungeerden als barrières die voorkwamen dat er auto’s van de weg af raakten. In een warmere tijd van het jaar, bedacht Will, konden wandelaars idyllische wandelingen op die helling maken, maar op dat moment zag alles er duister, eenzaam en vijandig uit.

Hij reed weer een bocht om en zag dat er een recht stuk van enkele honderden meters voor hem lag. Op dat moment kwam een stel koplampen met groot licht en met hoge snelheid op hem af. Hij keek in zijn spiegel en zag dat de achterste auto hem nu ook naderde, zij het minder hard. Hij wist dat de auto’s van plan waren hem klem te rijden. Hij beperkte de snelheid van de Audi tot vijftig kilometer per uur, schakelde terug en legde zijn linkerhand op de rechterkant van het stuur. Hij stuurde de auto naar het midden van de weg, hield zijn rechterhand boven de handrem en liet het gas los terwijl hij de koppeling helemaal indrukte, waarna hij het stuur met een ruk naar links trok. Een fractie van een seconde later trok hij de handrem aan en hij voelde dat de auto rondtolde. Op dat moment trok hij het stuur de andere kant op. Hij keek nu heuvelafwaarts en stond stil. Maar de auto die zich voor hem bevond had zijn snelheid opgevoerd. Will wist dat hij niet meer dan drie seconden de tijd had om uit de Audi te komen voordat hij werd verpletterd.

Hij opende het portier en dook de auto uit. Op datzelfde moment hoorde hij een klap achter zich. Hij keek niet om. In plaats daarvan rende hij het bos in. Hij sprintte tussen de bomen door totdat hij tot tien had geteld, maakte toen een hoek van negentig graden en rende door tot hij weer bij tien was. Toen draaide hij zich om en hurkte neer. Snel maar geluidloos ademhalend nam hij de omgeving in zich op. Het bos was wild, met natuurlijk groeiende bomen – ze stonden op onregelmatige afstand van elkaar, en sommige delen van het bos waren dicht, terwijl andere meer open waren. Alles was bedekt met een laagje sneeuw dat tot zijn enkels reikte, al wist Will dat de combinatie van de sneeuwstorm en het halfduister het moeilijk zou maken zijn sporen te volgen. Maar er zaten vier mannen achter hem aan, en hij wist dat ze hem te pakken zouden krijgen als hij te lang stil bleef zitten.

Will zag zaklantaarns. Ze waren van twee van de Iraniërs, die ongeveer zeven meter bij hem vandaan waren. De mannen bleven even staan en gingen toen ieder een kant uit. Een van hen liep in Wills richting; de ander ging verderop opzij. Will schuifelde heel langzaam achteruit de struiken in en liet zich zakken tot hij op de grond lag. Will hoorde de knerpende voetstappen van de man in de sneeuw en zag de lichtbundel van de zaklantaarn de grond aftasten tot vlak naast de plaats waar hij lag. De Iraniër liep hem vlug voorbij naar een strook open terrein. Op hett moment dat Will de man wilde aanvallen, zag hij de andere man aan de andere kant van de strook met zijn zaklantaarn tevoorschijn komen. De mannen gebruikten blijkbaar een speciale techniek om het terrein te doorzoeken: ze gingen uit elkaar en kwamen weer bij elkaar voordat ze te ver van elkaar verwijderd raakten. Will vloekte binnensmonds. Die mannen wisten wat ze deden.

Hij zag dat ze enkele seconden bij elkaar bleven en toen weer uit elkaar gingen. De ene man ging naar rechts en de andere man liep rechtdoor. Er was niet veel licht meer, en Will was blij met die extra dekking. Hij hees zich overeind om de man te volgen die rechtdoor was gelopen. Will liep met grote, snelle maar voorzichtige passen en diep voorovergebogen het bos in. Hij ging weer op de besneeuwde grond liggen en keek toe. Zoals hij had verwacht, bleef de man weer staan en kreeg hij gezelschap van zijn collega, die van rechts op hem toe liep. Will was ditmaal veel dichter bij de twee mannen, en hij zag dat ze niet alleen zaklantaarns maar ook wapenstokken hadden. Hij nam aan dat ze ook pistolen bij zich droegen, maar die wapenstokken wezen er duidelijk op dat ze Will buiten gevecht wilden stellen en gevangen wilden nemen, en hem dus niet wilden doden. De twee mannen fluisterden, wezen in verschillende richtingen en gingen weer uit elkaar.

Will berekende dat hij hooguit dertig seconden de tijd had om het te doen. Hij kwam overeind en liep geruisloos naar de man die het dichtst bij hem was. Hij verwachtte dat hij de laatste paar meter zou moeten sprinten, maar het was nog harder gaan sneeuwen en zijn stappen waren niet te horen. Hij kwam recht achter de man en legde zijn rechterhand op diens kin terwijl hij hard met zijn linkerhand tegen de achterkant van zijn schedel sloeg. Hij draaide het hoofd van de man opzij en liet zich tegelijk met hem achterovervallen. De armen en benen van de man maaiden wild in het rond, maar Will hield hem stevig vast, terwijl hij het hoofd van de man omdraaide tot hij zeker wist dat de nek gebroken was. Hij duwde het dode lichaam van zich af en sleepte het vlug bij het pad vandaan. Een ogenblik keek Will naar het lichaam. Het postuur en de lichtgekleurde kleren kwamen overeen met zijn eigen bouw en kleding. Hij kreeg een idee en pakte de zaklantaarn en wapenstok van de man. Hij vervolgde de weg die de man had genomen en scheen met de zaklantaarn voor zich uit. Toen hij zo’n vijftig meter had afgelegd, bleef hij staan en keek om zich heen. Hij zag de andere man van links op hem af komen. Will richtte zijn zaklantaarn op de grond en bleef staan. Hij vroeg zich af hoe dichtbij hij de man kon laten komen voordat de man besefte dat hij niet zijn collega was.

Toen de man hem tot op een paar meter was genaderd, scheen Will met de zaklantaarn in zijn gezicht om hem te verblinden. De man liet een vloek of iets dergelijks horen in het Farsi en hield de hand met de wapenstok bij zijn gezicht om het af te schermen tegen het licht. Will rende voorovergebogen op hem af en sloeg met zijn wapenstok tegen een van de schenen van de man. De man viel op zijn knieën naar voren, en Will maakte daarvan gebruik om het uiteinde van zijn wapen tegen de keel van de man te stoten. Toen sloeg hij tegen de zijkant van zijn hoofd en zag hem op de grond zakken. Will keek naar de man, aarzelde en wenste dat hij een beter wapen had. Toen sloeg hij vier keer op het hoofd van de Iraniër tot hij er zeker van was dat hij dood was.

Will voelde in de zakken en langs de riem van het lijk. Toen hij vond wat hij zocht, liet hij de wapenstok en de zaklantaarn vallen en liep hij door met het CZ 75-pistool. Het was nu bijna helemaal donker, en Will moest langzaam lopen om niet tegen de bomen op te botsen. Hij liep naar het gebied links van de plaats waar hij het bos in was gegaan, want dat leek hem de logische plaats waar de twee andere teamleden zouden zoeken. Hij liep enkele passen, bleef staan, hurkte neer, luisterde en liep weer een paar passen. Dat herhaalde hij tot hij bijna driehonderd meter had afgelegd. Hij had niet een vooropgezet plan, afgezien van het voornemen een van de mannen in leven te laten, zodat die aan Megiddo kon doorgeven dat ze hadden gefaald.

Will deed weer een stap naar voren, toen een kogel hem in zijn schouder trof. Een schroeiende pijn schoot door zijn arm omlaag en verspreidde zich door zijn borst. Hij zakte meteen op zijn knieën. Links van hem zag hij een zaklantaarn flikkeren, en hij hees zich moeizaam overeind om zijn pistool op het licht te richten. Op dat moment ging het licht uit en stond Will weer in het donker. Hij vloekte en ging een paar stappen bij de plaats vandaan waar hij door de kogel was geraakt. Toen hij iets hoorde bewegen, probeerde hij de herkomst van het geluid te bepalen door zich driehonderdzestig graden om te draaien. Zijn linkerarm hing slap langs zijn zij. Hij pakte met zijn rechterhand zijn pols vast en duwde hij de nutteloze linkerhand in een broekzak. Hij wist dat er maar één reden was dat hij niet in zijn hoofd was geschoten: de man die op hem schoot, wilde hem in leven houden. Maar hij wist ook dat de man geen risico’s zou nemen: als hij weer op Will moest schieten, zou het een dodelijk schot zijn.

Will dacht snel na. Het verrassingselement was nu weg, en de schotwond maakte het hem veel moeilijker om op zijn belagers te jagen. Hij moest het hebben van het feit dat de mannen hem in handen wilden krijgen. Hij rende in een willekeurige richting het bos in.

Voor hem uit helde de grond af naar een klein dal, en Will rende daarheen terwijl hij zijn pistool achter zijn riem stak. Aan de andere kant van het dal ging de grond steil omhoog, en met zijn enige bruikbare hand pakte hij alles vast wat hem kon helpen de helling op te komen en naar voren te rennen. Hij struikelde een paar keer doordat zijn voeten achter boomwortels en varens onder de sneeuw bleven haken, maar het lukte hem overeind te blijven, al kostte het hem door zijn gewonde arm veel moeite om in evenwicht te blijven. Nu en dan flitste er licht over de grond voor hem, en Will wist dat dat afkomstig was van de mannen achter hem. Hij wist dat hij de afstand tot die lichten moest vergroten en dat hij bovendien open ruimte nodig had voor wat hij van plan was.

Hij kwam op vlak terrein en rende nog harder, al riskeerde hij daardoor dat hij bijna blindelings tegen bomen op vloog. Hij zwenkte naar links en rechts om een grillige, onvoorspelbare route te volgen en liep toen snel door in de vurige hoop dat hij op open terrein zou komen waar hij wat meer zicht had. Hij rende misschien wel dertig minuten door terwijl hij de pijn van zijn wond probeerde te negeren en pijn in zijn longen had vanwege de ijskoude lucht. Hij rende zelfs door toen hij het licht van de zaklantaarns niet meer zag flikkeren, en zelfs toen hij eindelijk het bos achter zich liet en op een met bomen omzoomd sneeuwveld kwam. Hij stak het veld over naar de bomen aan de andere kant en bleef toen pas staan. Hij draaide zich om in de richting vanwaar hij was gekomen. Toen haalde hij zijn pistool tevoorschijn, zoog de lucht diep in zijn longen en probeerde zijn pijnlijke en naar zuurstof snakkende lichaam tot rust te brengen. Bijna meteen renden de twee mannen het veld op en keken om zich heen. Ze hadden hun wapenstokken weggedaan en hielden nu een pistool in hun hand.

Het beetje licht dat uit de nachtelijke hemel kwam, wierp een blauwig schijnsel over het deel van het veld voor Will. Hij wachtte tot de twee mannen bijna halverwege het veld waren en stapte toen tussen de bomen vandaan, zodat hij goed zichtbaar was. De mannen bleven staan zodra ze hem zagen. Ze waren ongeveer honderdvijfentwintig meter bij hem vandaan, en toen Will zijn pistool omhoogbracht, meende hij dat ze weinig van zijn pistool te vrezen hadden. In zijn conditie zou hij niet goed kunnen richten, om nog maar te zwijgen van de afstand tussen hen. Het was een bijna onmogelijk schot, maar toch haalde hij drie keer diep adem en ademde toen half uit om de rest van de lucht binnen te houden. Hij concentreerde zich en haalde de trekker over. Een van de mannen klapte achterover en tuimelde in de sneeuw: Wills kogel had hem in het hoofd getroffen.

De andere Iraanse agent schoot drie keer terug, maar de kogels gingen ver naast. Will rende naar hem toe en zag dat de man zich omdraaide en vlug over het sneeuwveld terugrende in de richting van de bomen. Met alle energie die hem restte rende Will achter hem aan. Het lukte hem de afstand tussen hem en zijn prooi te verkleinen en te voorkomen dat de man in de duisternis van het bos verdween.

De Iraniër was erg snel, maar toch lukte het Will om hem tot op veertig meter te naderen. Toen schoot hij twee keer dicht bij de voeten van de man en riep: ‘Stop of ik schiet je dood!’

De Iraniër vertraagde en bleef staan. Will ging ook langzamer lopen, tot het nauwelijks nog rennen was. Hij richtte zijn pistool op het hoofd van de man. De Iraniër stak zijn armen naar buiten en liet zijn wapen vallen. Will kwam voorzichtig achter hem staan, schopte het pistool met zijn voet weg en drukte met de hak van zijn laars tegen de onderkant van zijn rug. De Iraniër viel meteen opzij, en toen op zijn rug. Will liep om de man heen en hield de loop van zijn pistool op het hoofd van de man gericht. Hij keek de man aan en zag een uitdrukkingsloos gezicht waarin de ogen snel knipperden. De man zag eruit als een professional.

Will trapte in de buik van de man en liet zijn knie toen op dezelfde plaats zakken, waarna hij er met zijn volle gewicht op rustte. Hij zei: ‘Ik zal je niet doden, tenzij het moet. Maar ik moet weten waarom jullie me aanvielen.’

De man kreunde zacht, en Will wist dat hij waarschijnlijk zijn pijn overdreef om niet te hoeven praten.

Will drukte nog harder met zijn knie. ‘Waarom?’

De man schudde zijn hoofd en sprak met een zwaar accent: ‘Ik weet het niet.’

Will glimlachte om die leugen. ‘Je weet het niet?’ Hij sprak langzaam en nadrukkelijk. Toen stak hij de loop van zijn pistool in de mond van de man en boog zich dichter naar hem toe. De man kronkelde van pijn, en Will wist dat hij niet meer overdreef. ‘Ik wil dat je in leven blijft en dat je een boodschap overbrengt aan de man die het hoogstwaarschijnlijk wél weet. Zeg tegen hem dat hij me heeft onderschat en dat hij iets beters moet verzinnen als hij me levend of dood in handen wil krijgen.’ De tanden van de man waren gebroken en het bloed sijpelde op Wills pistool. ‘Op een dag sta ik op mijn eigen voorwaarden tegenover hem.’ Will boog zich dichter naar hem toe. ‘En dan zal ik hem doden en iedereen die bij hem is.’