Hoofdstuk 5

 

 

 

Will zag de zes mannen zodra hij de paspoortcontrole op Heathrow was gepasseerd. Hij wist dat ze wapens onder hun jasjes droegen. Ze keken naar hem en hij keek naar hen.

Een van de mannen liep naar hem toe. De man had de houding en manier van lopen van een Special Forces-man, en dat gold ook voor de mannen achter hem. Hij knikte naar Will en zei: ‘We hopen dat er geen moeilijkheden komen, meneer.’

Will keek om zich heen. Links en rechts van de Special Forces-mannen stonden mensen van de luchthavenpolitie. Ze hadden Heckler & Koch-machinepistolen en keken ook naar Will. Hij keek de man tegenover hem weer aan en glimlachte. ‘Als je probeert me handboeien om te doen, krijg je een heleboel moeilijkheden.’

De man zei niets, knikte en wees naar Wills arm. Will schudde vaag zijn hoofd, en de man trok zijn hand vlug terug alvorens in de richting van zijn mannen te wijzen.

Will bleef even staan. Toen kwam hij naar voren.

 

De zwarte auto reed de ondergrondse parkeergarage van het MI6-hoofdkwartier in Vauxhall Cross in Londen binnen. Even later stopte hij en stapten er vlug vier mannen uit. Een van hen keek achterom in de auto en zei tegen Will: ‘Komt u maar, meneer. We gaan.’

Will werd naar een lift geleid, afgeschermd door de mannen. Een van zijn chaperons haalde een primitieve jutezak tevoorschijn en zei: ‘We hebben opdracht uw gezicht voor anderen in dit gebouw verborgen te houden.’ Hij gaf Will de kap. ‘Sorry.’

Will ademde langzaam uit en keek de mannen aan. ‘Een kap maakt geen verschil voor mij als jullie proberen me iets te flikken.’

‘Dat weten we.’

Will zette de zware kap op en zag meteen helemaal niets meer. Hij voelde dat de lift in beweging kwam en toen stopte. Deuren gingen sissend open. Handen pakten voorzichtig zijn armen vast, en hij stond dat toe. Hij werd naar voren geleid. Overal om hem heen was het stil. Hij wist dat hij door een speciale vleugel van het hoofdkwartier werd geleid, een deel van het gebouw waar de meeste inlichtingenagenten niet mochten komen. Ze bleven staan, en Will hoorde dat er een sleutel in een slot werd gestoken. Hij haalde diep adem. Het had hem veel pijn gedaan om te lopen.

Hij werd weer naar voren geleid en in een stoel geduwd. Mannen spraken, en om hem heen was beweging te horen. Hij hoorde een deur een paar keer open- en dichtgaan, en toen was het stil.

‘Zet je kap af.’ De stem kwam van recht voor hem.

Will deed wat hem gezegd werd. Hij keek om zich heen en zag dat hij in een raamloze kamer was met geen ander meubilair dan een vergadertafel met stoelen eromheen. Er bevond zich één man in de kamer, en die zat tegenover Will aan de tafel. Will wist dat de man zevenenvijftig jaar oud was, maar hij leek tien jaar ouder. Zijn blonde haar werd met pommade in model gehouden. Hij droeg een donkerblauw pak, een wit overhemd met dubbele manchetten en een marineblauwe das.

De man keek Will met glinsterende ogen aan. ‘Jij bent soms een lastig stuk vreten.’

Will glimlachte. ‘Hallo, Alistair.’

Alistair glimlachte niet. In plaats daarvan wees Wills MI6-supervisor met zijn vinger naar hem en vroeg: ‘Besef je wel wat je hebt gedaan?’

‘Ik zou zelf ook meteen hierheen gekomen zijn. Je hoefde me niet van het vliegveld te laten halen.’

‘Besef je wel wat je hebt gedaan?’ herhaalde Alistair.

Will knikte en zette zijn vingertoppen tegen elkaar. ‘Dat is duidelijk. Ik heb iemand gedood.’

Alistair fronste zijn wenkbrauwen, keek even naar hem, ademde toen langzaam uit en schudde zijn hoofd. ‘Je hebt veel meer gedaan. Je hebt de best gepositioneerde Iraanse agent van MI6 gedood, een man die ons toegang gaf tot het hart van de besluitvorming van Iran en de bedoelingen van dat land ten opzichte van het Westen. Uitgerekend jij,’ vervolgde Alistair met stemverheffing, ‘weet heel goed dat Soroush’ inlichtingen ons uiterst waardevolle kennis van het Iraanse nucleaire programma opleverden, kennis van de export van Iran, de steun die het land aan terroristische activiteiten geeft, de conventionele strategie van Iran in het Midden-Oosten, de machtsstrijd binnen het politieke apparaat van dat land. En je weet ook dat de inlichtingen die je van je spion kreeg ons meer dan eens in staat hebben gesteld om op tijd een preventieve actie te ondernemen. Die acties hebben bijna zeker voorkomen dat Iran in een oorlog met zijn buren verzeild raakte.’ De man sperde zijn ogen open. ‘Je hebt niet alleen een man gedood. Je hebt een belangrijke component van onze gezamenlijke verdediging tegen een vijandig en onvoorspelbaar regime gedood.’

Will zei kalm: ‘Je hebt gelijk als je zegt dat Soroush over unieke toegang tot Iraanse geheimen beschikte. Daarentegen ben je vergeten dat hij al jaren voor de Britse inlichtingenwereld werkte en daardoor heel veel over ons wist – informatie die niet in handen van de Iraniërs mocht vallen.’ Will wees naar Alistair. ‘Ik kon niets anders doen dan Soroush doden. Als we hadden toegestaan dat hij door de Iraniërs werd ontvoerd, zouden ze hem hebben gemarteld en alles uit hem hebben gehaald voordat ze hem hadden vermoord. Ik heb Soroush gedood om de integriteit te beschermen van wat we doen en om hem voor onvoorstelbare martelingen te behoeden.’

Alistair schudde zijn hoofd. ‘Jij houdt je niet aan de regels, en ik heb dat altijd getolereerd omdat je veel gedaan krijgt. Maar zelfs voor jouw doen was het de roekeloosheid ten top om midden in New York een vuurgevecht te beginnen.’

Will greep in zijn zak en haalde er drie doordrukstrips met medicatie uit. Hij drukte er pillen uit, gooide ze in zijn mond en vroeg zich af hoe lang het zou duren voordat de pijnstillers en koortswerende middelen werkten. Het zweet brak hem weer uit. ‘Ik geef geen moer om regels. Ik wil alleen dat het werk wordt gedaan.’

‘Het enige waar jij om geeft, is dat schurken worden vervolgd en gestraft. Gelukkig zijn die schurken toevallig ook vijanden van het Westen.’ Alistair bleef Will recht aankijken. ‘Ik weet waarom jij een absoluut gevoel voor goed en kwaad hebt. Ik weet waar dat nooit haperende morele besef van jou vandaan komt. Maar je moet begrijpen dat ik je baas ben en dat je je aan regels moet houden.’

‘Jouw regels, niet de mijne.’ Will wendde zijn blik even af. ‘Het was een goede beslissing van mij om Soroush te doden.’

‘Het scheelde maar heel weinig of je beslissing bracht je rol in gevaar,’ snauwde Alistair. ‘Je had Soroush aan zijn lot moeten overlaten. Je weet hoe hard ik eraan werk om je identiteit en je MI6-missies verborgen te houden. Je bent onze meest clandestiene agent, en alleen de directeur van MI6 en ik weten van je bestaan.’

‘Nu niet meer. Blijkbaar heb je een CIA-agent, een zekere Patrick, verteld wie ik ben.’

Alistair tikte met zijn vinger op de tafel. ‘Wat heeft Patrick tegen je gezegd?’

Will slikte even om een pil weg te krijgen die in zijn keel was blijven steken. ‘Hij zei dat het een grootscheepse aanval op ons wordt en dat de grote of de kleine het slachtoffer zal zijn.’

‘Dus óf de grote óf de kleine?’ vroeg Alistair op scherpe toon.

‘Ja.’ Will fronste zijn wenkbrauwen. ‘Wat betekent dat?’

Zijn supervisor keek even weg. ‘In de ogen van bepaalde opruiende Iraanse commentatoren is Amerika de grote satan en Groot-Brittannië de kleine satan. Blijkbaar is Iran van plan strijd te leveren tegen het kwaad.’ Alistair glimlachte even en keek toen weer ernstig. ‘De dood van Soroush komt op een wel heel ongelukkig moment.’ Hij zei het zachtjes, niet noodzakelijkerwijs tegen Will. Toen zei hij minder zacht: ‘Vertel me eens wat je weet over het IRGC, het Iraanse Revolutionaire Garde Korps, en met name de Qods-troepen die daar deel van uitmaken.’

Will grinnikte. ‘Als hoofd van de afdeling Midden-Oosten en Afrika heb je vast wel hele teams van analisten die je rapporten over het IRGC kunnen geven.’

‘Inderdaad.’ Alistair keek Will weer aan. ‘Maar omdat jij zo veel contact met Soroush hebt gehad, weet je er misschien ook wel iets van. En ik heb nu geen tijd om rapporten door te nemen.’

‘Goed.’ Will ging in de stoel verzitten en had meteen weer een brandende pijn in zijn buik. ‘Het Islamitische Revolutionaire Gardekorps is het onderdeel van de Iraanse strijdkrachten dat wordt gebruikt om de principes van de Iraanse revolutie van 1979 af te dwingen en te beschermen. De exacte grootte is onbekend, maar volgens schattingen telt het IRGC honderdtwintigduizend man en heeft het zijn eigen landmacht, luchtmacht en marine. Het is bijna zeker net zo opgebouwd als de conventionele militaire strijdkrachten van Iran. De Qods-troepen, ook wel de Jeruzalemtroepen genaamd, vormen een kleine eenheid van het IRGC. Ze houden zich bezig met speciale operaties, waaronder moordaanslagen, inlichtingenwerk en export van terrorisme.’

‘En waarom hebben we nooit iemand van Qods kunnen rekruteren?’

‘Om drie redenen. Ten eerste is het al erg moeilijk om iemand als mogelijk doelwit te identificeren, want de Qods-mensen komen nooit in de openbaarheid. Ten tweede zijn de leden van de eenheid volkomen toegewijd en worden ze zorgvuldig geselecteerd op grond van hun trouw aan de revolutie. Het is hoogstonwaarschijnlijk dat een Qods-agent een zwakke plek heeft die MI6 kan gebruiken om hem te benaderen. Ten slotte...’ Will haalde zijn schouders op. ‘Ten slotte heb je nooit agenten als ik opdracht gegeven zo iemand te rekruteren. Tot nu toe was alles wat we tegen Iran ondernamen gericht op het ministerie van Inlichtingendiensten en Veiligheid en op hogere politici.’

Alistair knikte langzaam. ‘Ik begrijp het. Nou, dat is nu dan veranderd.’ Hij zweeg even en ging toen met nadruk verder. ‘Het is nu van het grootste belang dat we een hoge Qods-agent vinden en gevangennemen. Sterker nog, ik wil een heel specifieke agent vinden: het hoofd van het directoraat Westen van Qods. De man die verantwoordelijk is voor alle clandestiene Iraanse of door Iran gesteunde terroristische aanslagen op de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Europa.’

Will keek hem onbewogen aan. ‘We weten niet of zo’n man bestaat. En zelfs als hij bestaat, zou het zoeken naar hem zoiets zijn als het spreekwoordelijke zoeken naar een speld in een hooiberg. Waarschijnlijk zit hij diep weggedoken in Iran, ontoegankelijk voor mensen als wij.’

Alistair schudde zijn hoofd. ‘Patrick denkt daar anders over. Hij heeft rapporten van de National Security Agency gezien die erop wijzen dat het directoraat Westen van Qods wordt geleid vanuit Midden- of Oost-Europa.’ Hij glimlachte. ‘En zo kom ik weer bij jou. De chef van onze post Sarajevo is benaderd door een ex-informant met de codenaam Lace die denkt dat hij ons misschien bij een hoge Iraanse militair kan krijgen. De Iraniërs zijn tijdens en na de oorlogen in het vroegere Joegoslavië erg actief geweest in Bosnië. Ik wil dat je die Lace ontmoet en uitzoekt wat hij te zeggen heeft.’

Will keek Alistair zwijgend aan. ‘Voor zoiets heb je gewone inlichtingenagenten,’ zei hij ten slotte. ‘Wil je me straffen? In dat geval weet je dat het niet zal lukken.’

Alistair zuchtte en keek naar zijn manchetknopen. ‘Ik ben niet kwaad op je omdat je Soroush hebt gedood. Ik ken je goed genoeg om te weten dat het een vreselijke beslissing voor je moet zijn geweest en dat je het ongetwijfeld met Soroush’ eigen instemming hebt gedaan. Maar hoe belangrijk hij ook voor ons was, je had hem aan zijn lot moeten overlaten in plaats van te proberen hem te beschermen toen alles al verloren was. Soroush wás van het grootste belang.’ Hij keek weer op. ‘Maar jij bent Spartan en daardoor van onschatbare waarde. Daarom ben ik kwaad.’

‘Ik laat nooit iemand aan zijn lot over.’ Will sprak woedend, en toen zuchtte hij ook. Hij keek even naar niets in het bijzonder en richtte zijn blik toen weer op Alistair. ‘Zorgt onze dienst voor Soroush’ gezin? Zijn vrouw en kinderen waren volledig afhankelijk van zijn inkomen en krijgen het zonder financiële ondersteuning heel moeilijk.’

Alistair keek hem niet aan. ‘Ik heb met onze afdeling Uitkeringen gesproken. Ze houden vol dat ze Soroush’ gezin niet kunnen helpen omdat Soroush in hun ogen niet is gedood door onze vijanden. Hij is door jou gedood.’

Will sloeg met zijn vuist op tafel. ‘De idioten.’

‘Ze houden zich aan de regels. Dat doe jij niet.’ Alistairs stem klonk alsof hij van staal was. ‘Je had Soroush aan zijn lot moeten overlaten. Je had dat park uit moeten gaan. Je had moeten beseffen hoe waardevol je bent voor MI6.’

‘Als ik zo waardevol ben, waarom laat je me dan een gewone inlichtingenmissie doen?’

Alistair schudde zijn hoofd. ‘Er is niets gewoons aan deze missie.’ Hij tikte met zijn vingers op de tafel. ‘Maar om te beginnen wil ik dat je je voordoet als een gewone inlichtingenagent. Onze MI6-chef in Sarajevo weet niets van je af. Daarom geef ik je een nieuwe identiteit voor je ontmoeting met hem. Je gaat met hem praten, en met zijn agent Lace, en je kijkt of dat spoor van hen je naar de Qods-commandant kan leiden. Als dat kan, geef ik je het volledige gezag om de man met je... eigen methoden op te sporen.’

Alistair zweeg even voordat hij weer sprak. ‘Het is van het grootste belang dat we die hoge Qods-man identificeren en rekruteren, en ik wil dat je volledig fit bent als je aan die taak begint.’ Hij keek op zijn horloge. ‘Patricks mannen hebben hun best voor je gedaan, maar onder normale omstandigheden zou je nog in het ziekenhuis moeten liggen. Het is een wonder dat je nog bij bewustzijn bent. Als we hier klaar zijn, word je naar de beste Londense specialist op het gebied van schotwonden gebracht die ik kon vinden. Ik heb tegen haar gezegd dat ze de behandeling moet afmaken. En ik heb ook tegen haar gezegd dat ze hard aan het werk moet, want ik wil je morgenmiddag op een vliegtuig naar Sarajevo hebben.’

Will fronste zijn wenkbrauwen. ‘Heeft je opdracht die Qods-commandant gevangen te nemen iets te maken met Patricks boodschap?’

‘Ja, er is vrijwel zeker een verband, William.’ Hij wees naar Will. ‘Ik wil dat je de man identificeert en opspoort. Ik wil dat je hem ondervraagt en erachter komt wat hij tegen ons wil ondernemen. Ik wil dat je datgene doet wat je het beste doet en waartoe niemand anders in staat is.’ Alistair keek somber. ‘Dit wordt je moeilijkste en belangrijkste missie. Je moet slagen, hoe groot de problemen ook zijn.’ Alistair knikte. ‘Doe wat je moet doen. Maar je móét slagen. Je moet hem tegenhouden.’

‘Wat moet ik tegenhouden?’

Alistair knikte langzaam. ‘Het hoofd Directoraat Westen van Qods is van plan ons te treffen met een bloedbad zoals de wereld nooit eerder heeft meegemaakt. Je moet hem ervan weerhouden genocide te plegen.’