Hoofdstuk 4
Will keek naar de kaart op zijn scherm en zag dat hij bijna halverwege de Atlantische Oceaan was. Hij zat in een nachtvlucht van British Airways naar Heathrow bij Londen en had een plaats in de first class genomen om ruimte en privacy te hebben. Hier en daar brandde een leeslampje, maar verder was het donker om hem heen. De meeste andere passagiers sliepen.
Will had zich niet aan Patricks advies gehouden om een paar dagen in New York uit te rusten. In plaats daarvan had hij de eerste beschikbare vlucht naar Londen terug genomen. Hij vroeg zich nu af of dat wel verstandig van hem was geweest. Hoewel hij een cocktail van medicamenten had genomen voordat hij op JFK bij New York in het vliegtuig stapte, had hij nu pijn en voelde hij zich koortsig. Hij trok een dunne deken over zich heen en probeerde weer te slapen. Maar dezelfde herinnering kwam steeds weer bij hem op.
Soroush, ik ben niet die je denkt dat ik ben.
Dat vermoedde ik al.
Goed. Dus je weet voor wie ik echt werk?
Ja.
Dan moet je ook weten wat ik nu van je ga vragen.
Natuurlijk. Je wilt dat ik mijn land verraad.
Het zweet brak Will weer uit en hij trok de deken van zich af. Hij opende zijn ogen, pakte een glas ijswater en dronk met tegenzin de helft op. Toen hij het glas op het tafeltje naast hem terugzette, beefde zijn hand. Hij had het opeens weer vreselijk koud, en terwijl hij de deken toch dan maar om zich heen trok, vervloekte hij de koorts. Hij keek nog eens op de elektronische kaart. Het leek wel of het vliegtuig nauwelijks bewoog.
Will schudde zijn hoofd en zei hardop: ‘Waarom ben je niet van die brug af gegaan toen je nog de kans had, mijn vriend?’
Er kwam een stewardess naast hem staan. ‘Is alles in orde?’
Hij keek naar haar op en probeerde te glimlachen. Hij loog: ‘Die verrekte jetlag. Echt waardeloos. Ik weet niet meer of ik kom of ga.’
De vrouw knikte met een meevoelend glimlachje. ‘Als u iets nodig hebt, laat u het me maar weten. U bent bijna thuis.’
Will sloot zijn ogen weer en zag ditmaal Soroush tegenover hem zitten. Soroush zat te ontbijten op de dag van zijn dood. Hij zag er moe uit. Bedachtzaam en verdrietig. Hij sprak terwijl hij zijn hoofd schudde.
Hoe kan het eervol zijn wat ik doe? Hoe is te rechtvaardigen dat ik de geheimen van anderen steel? Hoe kan ik verwachten dat ik dat kan blijven doen zonder dat er een dag komt waarop ik word gestraft? Misschien is vandaag die dag. En misschien is dat goed.