Hoofdstuk 7
‘Het verbaast me dat onze wegen elkaar nooit eerder hebben gekruist.’ De chef van de MI6-post Sarajevo stak een sigaret op en keek Will aandachtig aan. ‘Voor welk Controllate werk je?’
De twee mannen zaten aan een hoektafel in restaurant Inat Kuća aan Veliki Alifakovac in Sarajevo. Het was vroeg in de avond en er zaten maar een paar andere gasten.
‘Voorlopig het Controllate Midden-Oosten en Afrika.’ Will keek in het menu. ‘Maar dat is tijdelijk. Ze laten me tegenwoordig heen en weer stuiteren tussen verschillende afdelingen. Ik geloof dat ik binnenkort ergens in het buitenland word gestationeerd. In afwachting daarvan doe ik alles wat ze me vragen.’ Hij zuchtte en keek op.
De chef bleef Will onderzoekend aankijken. De man was achter in de veertig en straalde een zeker leiderschap uit, al zag hij er ook naar uit dat de jaren hem moe hadden gemaakt.
Will legde zijn menu neer. ‘En jij, Ewan?’
De man inhaleerde rook van zijn sigaret. ‘Ik zit maar drie rangen onder de grote baas, maar verder dan dit zal ik niet komen. Ik ben op het niveau gekomen waarop politiek en protectie zwaarder wegen dan ervaring en inzicht.’ Hij nam een slokje bier. ‘In mijn loopbaan heb ik op drie Controllates gewerkt, in zeven operationele teams en op vier buitenlandse posten. Ik ben ook gedetacheerd geweest bij MI5, GCHQ en het bureau van de minister-president. Je zou denken dat ik door dat alles in aanmerking kwam voor een plaatsje in de leiding van onze dienst, maar...’ Hij grinnikte zacht. ‘Maar onze dienst herinnert zich meestal alleen het laatste wat je hebt gedaan, en in mijn geval was dat het riskante voorstel dat we meer aandacht aan de problemen in Bosnië en Herzegovina zouden besteden. Dat was niet mijn verstandigste zet, gezien het feit dat we na een reorganisatie van de top van MI6 nu een pro-Servisch Europees Controllate hebben.’ Ewan haalde zijn schouders op. ‘Het betekent dat hier nu alleen nog oorlog wordt gevoerd tussen mij, de chef van de post Belgrado en de chef van de post Zagreb. Ik ga dat verliezen. Mijn collega in Belgrado wordt binnenkort supervisor Europa, mijn collega in Zagreb wordt teamhoofd Midden-Europa, en ik word met pensioen gestuurd.’
Will ging verzitten op zijn stoel. ‘Vertel me eens over die informant van jullie.’
Ewan knikte langzaam. ‘Hij is in alle opzichten een mengvorm. Zijn etniciteit is moeilijk aan te geven, al weten we dat hij deels Albanees en deels Noor is. Hij is opgeleid aan Winchester College en spreekt dan ook onberispelijk Engels.’ Ewan keek ernstig. ‘We hebben hem in het begin van de jaren negentig gerekruteerd, in de tijd van de oorlogen en het beleg hier. We gaven hem de codenaam Lace en een andere identiteit. In die tijd werkte hij als “fixer”, zoals ze dat hier noemen. Hij leverde vooral wapens aan de paramilitaire eenheden van de Bosnische moslims, maar uiteindelijk deed hij zaken met iedereen die hem het meest betaalde.’
‘Hoe is hij ooit door ons gerekruteerd? Hoe is hij door de selectie gekomen?’
Ewan sprak langzaam. ‘Je moet niet vergeten dat in die tijd overal om ons heen een chaotisch conflict aan de gang was. We wisten dat Lace eigenlijk nergens bij hoorde en dus ook geen ideologisch motief had om onze dienst te helpen, maar hij bezat wel twee eigenschappen die interessant voor ons waren. Ten eerste was geld weliswaar zijn enige drijfveer, maar hij nam toch grote risico’s om toegang te krijgen tot delen van het land en groepen mensen. Daardoor verkreeg hij uitstekende inlichtingen die anders buiten ons bereik zouden zijn gebleven. Bovendien was hij ijdel; dat is hij trouwens nog steeds. We dachten dat alleen al zijn ijdelheid hem zou motiveren om voor onze dienst te komen werken. In vredestijd zouden die twee factoren niet genoeg zijn om hem te rekruteren, maar wel in die wanhopige tijden.’
‘Dus hij heeft geproduceerd?’
‘Ja, hij heeft heel goede inlichtingen voor ons geproduceerd.’ Ewan doofde zijn sigaret en boog zich wat naar voren. ‘Zo goed dat onze dienst heeft voorkomen dat hij op verdenking van oorlogsmisdaden voor het hof in Den Haag moest verschijnen.’ De man glimlachte. ‘In februari 1994 brachten hij en dertig soldaten vijf trucks met wapens en munitie naar een dorp van Bosnische Serviërs. Hij zou bij aflevering betaald krijgen door het dorpshoofd, een man die ook leider van een Servische paramilitaire eenheid was, maar om de een of andere reden kregen ze ruzie over de kosten en weigerde de Serviër zijn kant van de overeenkomst na te komen. Het leidde tot een patstelling tussen de soldaten van Lace en de mannen van de Serviër. Lace wist dat hij zijn geld niet zou krijgen, en hij wist ook dat de situatie elk moment uit de hand kon lopen, en dus beval hij zijn mannen hem te dekken terwijl hij daar wegging. Hij zei tegen hen dat ze zich zorgvuldig uit het dorp moesten terugtrekken zodra hij veilig was weggekomen. Tegen de Serviër zei hij dat zakendoen belangrijker was dan bloedvergieten en dat hij hem over een dag of twee zou bellen om na te gaan of de zaak toch nog op een vreedzame manier te regelen was.’ Ewan zuchtte. ‘Jammer genoeg namen de mannen van Lace de zaak in eigen hand toen hij veilig het dorp uit was. Ze schoten de mannen van de Serviër dood, lieten hun leider in leven opdat hij anderen kon vertellen wat er gebeurd was, haalden zes vrouwen en zes kinderen uit hun huizen en lieten ze op hun knieën zitten. Toen sneden ze hen met lange messen het hoofd af.’ Ewan draaide zijn handpalmen naar boven om te laten zien hoe doelloos het allemaal was. ‘Toen Lace hoorde wat er was gebeurd, was hij geschokt. Maar Lace is allereerst een zakenman, en hij besefte algauw dat hij die wreedheid in zijn voordeel kon gebruiken. Hij liet het gerucht verspreiden dat hij opdracht tot het bloedbad had gegeven. Op die manier wilde hij dat mensen bang voor hem werden en respect voor hem kregen.’
Will schudde langzaam zijn hoofd. ‘En als gevolg daarvan werd hij daarna altijd prompt en zonder tegenspraak betaald voor al zijn wapenleveranties.’
‘Precies. Alleen hoorden de VN er ook van. Onze dienst moest die hele affaire in dat dorp onder het tapijt vegen en zeggen dat hij op dat moment ergens anders was. Voor alle zekerheid veranderden we zijn identiteit opnieuw. Voortaan noemden we hem Harry Solberg. Zo noemen we hem nog steeds, al vermoed ik dat hij andere identiteiten heeft waar wij niets van weten.’ Ewan leunde achterover en wreef over zijn nek. ‘Het waren andere tijden. Let wel: sinds de aanslag van Al Qaida op de Verenigde Staten zijn we opnieuw geneigd een oogje toe te knijpen als onze informanten foute dingen doen.’ Hij zuchtte opnieuw. ‘Maar ik ken Lace goed genoeg om te weten dat hij zich weliswaar voordoet als een charmante maar soms ook meedogenloze zakenman, maar dat hij zichzelf nog steeds ten onrechte kwalijk neemt wat er in dat dorp is gebeurd. Het laat hem niet los.’
‘Waarom heeft hij jullie na al die jaren opnieuw benaderd?’
Ewan wendde zijn blik af en keek toen Will weer aan. ‘Hij wordt oud en daardoor des te ijdeler. Dat overkomt velen van ons. We willen minstens één laatste kans om anderen te bewijzen wat we kunnen. Lace denkt dat hem nog een zwanenzang wacht.’
Will wilde iets zeggen, maar voordat hij dat kon doen, keek Ewan over zijn schouder.
‘En daar heb je hem.’
Lace was klein, vermoedelijk begin zestig, en hij droeg een roomwitte broek en een blauw colbertje. Zijn haar was weerbarstig maar zat in de lak. Hij zag eruit als een rijke man die werk maakte van zijn uiterlijk. Ewan stelde Will als Charles Reed aan Lace voor, en Lace als Harry aan Will. Er kwam een ober naar hun tafel.
‘Ik wil een Red Label,’ zei Harry terwijl hij Wills hand schudde. Om zich bij hem aan te passen bestelden Ewan en Will hetzelfde drankje. Ze gingen zitten. ‘Dus je bent hiernaartoe gekomen om mij te ontmoeten, Charles. Ben je ooit eerder in Bosnië geweest?’ Harry keek hem met een stralende witte glimlach aan en streek iets weg van een van zijn schoenen.
‘Dit is de eerste keer voor Charles.’ Ewan stak een sigaret op, inhaleerde en gaf hem aan zijn medewerker. Toen haalde hij een notitieboekje en potlood tevoorschijn.
Harry maakte een eind aan zijn glimlach en keek Will enkele ogenblikken aan. Toen ontblootte hij zijn tanden weer. ‘Laten we vis eten en nog drie van deze bestellen.’ Hij tikte tegen zijn whiskyglas.
‘Woon je permanent in de stad?’ vroeg Will, en hij nam een slokje van zijn Red Label. Hij vroeg zich af of de drank een slechte uitwerking op zijn lichaam zou hebben, met al die medicijnen die hij slikte.
Harry keek Ewan aan, die hem toeknikte en hun ober een teken gaf. Hij keek Will weer aan. ‘Ik heb een huis aan de rand van de stad, maar ik reis veel. Vanwege mijn zakelijke belangen verblijf ik vaker in hotels dan thuis.’
Ewan lachte. ‘Ik denk dat we allemaal weten hoe dat is.’
Will lachte niet mee. ‘Bevalt het je hier?’
Harry blies rook over de tafel en leek over de vraag na te denken. ‘Deze stad is een goede uitvalsbasis. En ik vind het ook prettig dat het hier tegenwoordig rustig is.’
Will kneep zijn ogen wat samen. ‘Niet te rustig, hoop ik. Want dan ben ik voor niets gekomen.’
Ewan keek vlug van de ene man naar de ander. ‘Nee, zeker niet voor niets, hè, Harry?’ Hij legde zijn beide handen plat op de tafel. ‘We denken dat er in deze stad dingen zijn die je erg zullen interesseren.’
Ze zwegen alle drie. Toen liet Harry zijn witte tanden weer zien. ‘Jij houdt niet van smalltalk, hè, Charles?’
Will wees naar de chef Sarajevo terwijl hij Lace aankeek. ‘Hij is je begeleider. Dat betekent dat hij wat met je moet babbelen. Hij moet vragen of het wel goed met je gaat, en om je grappen lachen, en weet ik niet wat.’ Vanuit zijn ooghoek zag hij Ewan enigszins fronsen. ‘Ik daarentegen ben hier alleen om te onderzoeken of je iets voor me hebt wat de moeite waard is, iets wat ik naar Londen kan meenemen.’
Harry’s glimlach werd breder. ‘Dus je bent een boodschappenjongen?’ Hij keek Ewan aan. ‘Ik zou hebben gedacht dat jullie hoofdkwartier me iets beters zou sturen.’
Ewan stak zijn hand op. ‘Het maakt niet uit wie ze sturen, Harry. Je werkt voor mij en mij alleen. Wat er ook uit deze bijeenkomst voortkomt, wat jou en mij betreft gaat alles zoals het altijd gaat. Niemand spreekt met jou zonder mijn toestemming en zonder dat ik erbij ben. Zo werkt het.’
Will leunde in zijn stoel achterover en keek Harry aandachtig aan. ‘Ik begrijp dat je ons misschien kunt helpen een hoge agent van de Iraanse inlichtingendienst te identificeren en rekruteren. Maar is je ook verteld dat we op zoek zijn naar een bepaalde persoon?’
Harry hield zijn gezicht schuin naar Ewan. ‘Ja, ik heb gehoord wat voor iemand jullie zoeken.’ Toen keek hij weer op. ‘En het is een complexe zaak om zo iemand te bereiken.’
Will zuchtte hoorbaar. ‘Ken je hem?’
Harry schudde zijn hoofd. ‘Zoals ik al zei: een complexe zaak. Ik ken hem niet, maar ik kan jullie helpen met mijn kennis en met mijn connecties in deze regio.’ Hij keek naar een van zijn gemanicuurde nagels. ‘Die kennis en connecties kunnen jullie veel dichter bij die man brengen.’
Will trommelde met zijn vingers op de tafel tussen hen in. ‘Ik luister naar je, maar het zou voor ons alle drie goed zijn als je het kort houdt en ter zake bent.’
Een ogenblik verflauwde Harry’s glimlach. Toen herstelde hij zich. ‘De Iraniërs zijn overal in deze stad. Dat begon in de oorlog, en daarna zijn ze hier in allerlei vermommingen gebleven: Iraanse liefdadigheidsinstellingen, ondernemingen, militaire adviseurs, religieuze instellingen, om maar een paar zaken te noemen. Een groot deel van hun aanwezigheid hier wordt georganiseerd door de Iraanse organisaties IRGC en MOIS.’
‘Ik interesseer me niet voor MOIS, alleen voor het IRGC.’
‘Dat weet ik, dat weet ik.’ Harry liet het restje whisky door zijn glas walsen. ‘Maar je moet goed begrijpen dat het ingewikkeld is. Mensen van het IRGC zijn niet om te kopen. En de man op wie je jaagt, zal het moeilijkst omkoopbaar zijn van allemaal.’
‘Dus...’ Will zuchtte weer. ‘Hoe kun jij me met je kennis en contacten helpen?’
Harry liet weer een stralende glimlach zien. ‘Je moet het subtiel maar toch met grote precisie aanpakken. Het identificeren van je prooi is je grootste probleem, maar ik denk dat ik daar wel een oplossing voor heb.’
‘Ga verder.’
Harry zweeg even en keek Ewan aan. ‘Moet alles via jou lopen?’
De chef van de post Sarajevo legde zijn hand op de onderarm van zijn informant. ‘Wees gerust, Harry. Alles gaat via mij.’
Will zag Harry kijken en vroeg zich af of Ewans woorden wel zo geruststellend overkwamen als de bedoeling was.
Harry dronk het laatste restje van zijn whisky op. ‘Ik zie dat je niet wilt eten, Charles. Dat is jammer, want de forel is hier uitstekend.’ Hij zette zijn glas weer op de tafel. ‘Er is een Arabische vrouw die jaren geleden, in de tijd van de oorlog, vanuit Sarajevo werkte. Ze was toen een erg jonge journaliste, maar door mijn zakelijke belangen kreeg ik met haar te maken, want ze werkte ook voor de Iraniërs. Ze gebruikten haar om op een discrete manier geld uit Teheran aan paramilitaire eenheden van Bosnische moslims in het hele land toe te spelen, geld dat vaak werd gebruikt om mijn goederen te kopen,’ voegde Harry er met een glimlach aan toe. ‘Ik hoorde dat ze haar opdrachten kreeg van een man die ten tijde van de Balkanoorlogen de leiding had van alle Iraanse activiteit in Bosnië. Ik heb ook gehoord dat de man een Qods-agent van het IRGC was.’
‘Dat was heel lang geleden, en we kunnen niet weten of die man op dit moment nog voor ons van belang is.’
Harry stak zijn handen in de lucht. ‘Dat weet ik, maar het zou een goed uitgangspunt kunnen zijn.’
Will herinnerde zich wat Alistair de vorige dag tegen hem had gezegd.
Om te beginnen wil ik dat je je voordoet als een gewone inlichtingenagent.
Hij bemerkte dat de woede in hem kwam opzetten, en hij haalde langzaam adem om die emotie te bedwingen. ‘Dit is alles wat je hebt?’ Hij stelde de vraag aan Harry en keek toen Ewan aan, die op zijn beurt zijn blik neersloeg.
Harry was niet uit het veld geslagen. ‘Je zult zien dat het een heel goed uitgangspunt is.’
‘Goed, Harry. We zullen zien. Wie is die vrouw, en waar is ze?’
Harry wreef zijn handen over elkaar. ‘Ik wist wel dat je geïnteresseerd zou zijn. Ze heet Lana Beseisu, en ze werkt al jaren als freelancejournaliste in Parijs. Ik heb artikelen van haar gezien in de Franse en Britse pers en in gespecialiseerde tijdschriften. Ze moet gemakkelijk op te sporen zijn.’ Harry’s handen kwamen tot bedaren, en hij vouwde ze nu samen alsof hij zat te bidden. ‘Nog één ding. Lana werkte in de tijd van de oorlogen hier niet alleen voor die Qods-agent, maar er ging ook het sterke gerucht dat ze zijn minnares was.’
‘Wat denk je?’ Ewan stampte een beetje met zijn voeten op de grond. Will en hij waren nu buiten; tien minuten eerder hadden ze Harry zien vertrekken. Het was bijna elf uur ’s avonds, en hoewel ze in een van de belangrijke toeristische straten van de stad stonden, waren de mannen alleen. Het sneeuwde.
Will keek naar de sneeuw onder zijn voeten en keek toen Ewan weer aan. ‘Je weet wat ik denk.’
Ewan zuchtte en knikte. ‘Ik weet dat Harry’s idee nogal vergezocht is. Heeft het hoofdkantoor geen andere sporen?’
‘Niet dat ik weet.’
‘Dan hangt er veel af van die vrouw, die Lana.’ Ewan ademde uit en keek Will recht aan. Hij fronste zijn wenkbrauwen. ‘Gezien mijn hoge rang en mijn vele dienstjaren binnen MI6 is het echt ongelooflijk dat we elkaar nooit eerder zijn tegengekomen.’
Will haalde zijn schouders op.
Ewan keek hem scherp aan. ‘Misschien kan de dienst ervoor zorgen dat ik nooit meer promotie maak, maar één ding kunnen ze me na mijn drieëntwintig jaar bij MI6 niet afnemen: ik heb heel goed geleerd mensen te doorgronden.’
‘Dat hoort bij het vak.’
‘Jazeker.’ Ewan bleef heel stil staan en hield zijn blik strak op Will gericht. ‘Jij lijkt me geen boodschappenjongen, en in het algemeen niet iemand die doet wat anderen zeggen.’
‘Schijn bedriegt.’ Will glimlachte. ‘Misschien zie je die dingen niet goed meer.’
‘Misschien.’ Ewan keek hem nog even aan en wendde toen zijn blik af. De sneeuw viel snel op zijn gezicht. ‘Twee jaar geleden hoorde ik binnen MI6 een gerucht over iets wat in Algerije was gebeurd. Een MI6-agente en haar dochter waren ontvoerd door Al Qaida, en die maakte duidelijk dat ze hen gingen executeren, louter om de publiciteit. MI6 kwam er algauw achter waar de ontvoerders zich waarschijnlijk met hun slachtoffers schuilhielden en stelde de SAS in Hereford in kennis. Er werd een SAS-team van acht man samengesteld om de agente en haar dochter te redden, maar toen ze in het vliegtuig naar Afrika zaten, hoorden ze dat de ontvoerders het tijdstip van de executie naar voren hadden gehaald. Het SAS-team zou niet meer op tijd zijn om te voorkomen dat moeder en dochter werden onthoofd.’
Will gaapte om een vermoeide, verveelde indruk te maken. Het ging nog harder sneeuwen.
‘Maar – en nu worden de geruchten interessant – een MI6-agent was dichter bij de schuilplaats van Al Qaida. Iemand die niet vanuit een MI6-post, een ambassade of een andere officiële instelling werkte. Iemand wiens bestaan zo zorgvuldig verborgen werd gehouden dat zelfs Britse premiers moesten zweren dat ze hun hele leven over hem zouden blijven zwijgen. Een dodelijke eenling.’
Will probeerde te glimlachen. ‘Geruchten.’
‘Maar dit is een goed gefundeerd gerucht.’ Ewan glimlachte niet. ‘Afijn, hoewel die mysterieuze MI6-man niet gemachtigd was om iets te doen, ging hij op eigen houtje naar het Al Qaida-huis. Hij doodde alle dertien terroristen, bevrijdde de vrouw en haar dochter en bracht hen naar de Marokkaanse grens, waar hij hen overdroeg aan het inmiddels gearriveerde SAS-team. Toen hij klaar was met zijn klus, verdween hij.’
Will keek op zijn horloge en rekte zich uit.
Ewan keek hem weer een tijdje zwijgend aan. Toen zei hij: ‘Ik vraag me vaak af of die man echt bestaat. Het zou geweldig zijn om te weten dat hij ergens rondloopt.’
Will probeerde geen verveelde indruk meer te maken en keek Ewan recht aan. ‘Als hij bestond en je hem zou tegenkomen, wat zou je dan tegen hem zeggen?’
Ewan knikte langzaam en glimlachte vaag. ‘Ik zou tegen hem zeggen dat ik hem niet benijd. Er moet een ontzaglijke verantwoordelijkheid op zijn schouders drukken, en hij leidt vast ook een heel geïsoleerd leven.’
Meteen nadat hij dat had gezegd, draaide Ewan zich snel om en zakte in elkaar. Het was zo’n snelle beweging dat hij het niet zelf kon hebben bewerkstelligd. Will deed meteen twee stappen achteruit en keek door de straat en naar ramen en daken. De straatlantaarns om hem heen verspreidden niet meer dan een zwak schijnsel. Dat betekende in combinatie met de sneeuwval dat hij amper dertig meter kon kijken. Hij bleef even staan en hurkte toen naast Ewans lichaam neer. Hij nam Ewans neus tussen duim en wijsvinger en trok zijn hoofd opzij. De man was door zijn hersenen geschoten met een wapen dat van een geluiddemper was voorzien. Will ging na of de man ademhaalde. Ewan was dood.
Hij klopte op Ewans benen en buik, stak zijn hand in een van de zakken van de dode en haalde diens mobiele telefoon tevoorschijn. Hij stopte hem in zijn eigen jasje en stond toen op om zijn omgeving te observeren en aandachtig te luisteren. Hij zag of hoorde niets wat wees op een aanvaller die dichtbij was. Trouwens, zelfs wanneer de moordenaar nog dichtbij was, zou Will al dood zijn als de man het ook op hem had voorzien. Will stak zijn handen in zijn jaszakken en liep vlug bij Ewans lijk vandaan naar de zijstraatjes en steegjes van de stad.