|
|
Cultuur, uitgaan en sport |
3 |
|
Zuid-Afrika is niet alleen een land met mooi natuurschoon, maar het heeft ook volop mogelijkheden om heerlijk te dineren, een goed glas wijn te drinken of naar het theater of een expositie te gaan. En voor de sportfanaat is een bezoek aan een voetbalwedstrijd in Zuid-Afrika één groot feest. De sfeer die je daar meemaakt en voelt, belooft veel voor het WK Voetbal in 2010.
Kunst en cultuur
Het is niet verwonderlijk dat Zuid-Afrika, waar vier bevolkingsgroepen jarenlang strikt gescheiden hebben geleefd, een veelkleurige culturele uitstraling heeft. De geschiedenis van het land heeft zeker ook invloed gehad op de ontwikkeling van de schone kunsten, of eigenlijk op het gebrek daaraan. Zonder afbreuk te doen aan de waarde van de kunstuitingen van Bosjesmannen, Bantoevolken en kunstenaars uit de 17de, 18de en 19de eeuw, zou je kunnen zeggen dat kunst in Zuid-Afrika pas vanaf de 20ste eeuw tot bloei kwam. Deze ontwikkeling is niet specifiek Zuid-Afrikaans, maar werd in hoge mate beïnvloed vanuit het buitenland.
Voor en tijdens de apartheidsjaren waren kunstopleidingen, middelen en podia en galerieën bijna volledig gericht op blanke kunstenaars. In diezelfde periode zijn Zuid-Afrikaanse schrijvers en kunstenaars internationaal gezien lange tijd geïsoleerd geweest door de culturele boycot. Zo langzamerhand draaien ze, blank en zwart, volledig mee. En hoe. Zuid-Afrikaanse gezelschappen, schrijvers, dansers, filmmakers en kunstenaars zijn bekend en geliefd bij het wereldpubliek, getuige de Oscar voor de film Tsotsi (2006) naar het boek van Athol Fugard, de Nobelprijs voor de voor Nadine Gordimer (1991) en John Michael Coetzee (2003), de Prins Claus Prijs voor de cartoonist Zapiro (2005) en de Hasselblad Foundation International Award voor fotograaf David Goldblatt (2006).
Literatuur
In het pre-Europese Zuid-Afrika bestond geen geschreven literatuur. Verhalen gingen van generatie op generatie over door zang, dans en vertellingen. De geschreven literaire traditie begon bijna twee eeuwen na de eerste Europese vestiging.
De Engelstalige letterkunde in Zuid-Afrika begint in 1834, met African Sketches van Thomas Pringle, een vertegenwoordiger van de romantische poëziestijl die door de Britse pioniers werd geïntroduceerd. De eerste geschriften hadden vooral tot doel het exotische van het land en zijn bewoners te beschrijven. Belangrijke werken uit deze periode kwamen ook van de hand van Olive Schreiner (1855–1920). Aan het eind van de 19de eeuw werden tal van avonturenromans geschreven, zoals het klassieke King Solomon’s Mines van H. Rider Haggard (1856–1925).
In dezelfde periode zagen ook de eerste Afrikaanstalige werken het daglicht. Omdat het Afrikaans pas sinds 1870 bewust als geschreven taal werd gebruikt, zijn de eerste boeken vooral gericht op nationale emancipatie. Schrijvers als C.P. Hoogenhout en S.J. Du Toit hadden nauwelijks literaire pretenties, maar wilden het bewustzijn van de eigen taal vergroten.
Pas in de jaren twintig van de 20ste eeuw werd meer letterkundig werk in het Afrikaans geschreven. Schrijvers als E.N. Marais, C.J. Langenhoven en J. van Bruggen verhaalden over verarming en verstedelijking van de Afrikaner bevolking als gevolg van het industrialisatieproces.
In 1926 gebruikte William Plomer als eerste blanke Engelstalige schrijver de rassenproblematiek van Zuid-Afrika als materiaal voor zijn roman Turbott Wolfe. Na deze eerste protestroman volgden er talloze, waaronder het meest gelezen Zuid-Afrikaanse werk, Cry, the Beloved Country (1948), van Alan Paton.
Enkele bekende hedendaagse Zuid-Afrikaanse schrijvers zijn Wilbur Smith, J.M. Coetzee, Breyten Breytenbach, André P. Brink, Etienne van Heerden en Antjie Krog. Smith verwierf naam met zijn avonturenromans zoals Where the Lion Feeds. Die Stoetmeester (1993), van Van Heerdens hand, is een relaas over decadente blanken en opstandige zwarten ten tijden van de politieke omwenteling. Coetzee schreef onder meer Life and Times of Michael K. (1983; Wereld & wandel van Michael K.) en Disgrace (1999). Voor beide boeken – en dat is vrij uitzonderlijk – kreeg hij de befaamde Bookerprijs. In 2003 volgde de Nobelprijs voor de literatuur. Krog dicht vooral in het Afrikaans, maar schreef ook proza waaronder Country of my Skull (1998) over de Waarheids- en Verzoeningscommissie.
Brink is vooral beroemd door zijn verfilmde boek A Dry White Season (1979; Een droog wit seizoen). Een van de best gekende Zuid-Afrikaanse schrijfsters is zonder twijfel Nadine Gordimer, die in 1991 al de Nobelprijs voor de literatuur won. Enkele titels van deze in de Transvaal geboren schrijfster: Burger’s Daughter (1979), A Soldier’s Embrace (1980), None to Accompany Me (1994) over de zoektocht naar nieuwe omgangsvormen en onzekerheden na de opheffing van de apartheid, en Get A Life (2005).
Na het opheffen van de culturele boycot kwam er in Nederland en België ook meer aandacht voor boeken van Zuid-Afrikaanse auteurs. In Nederland verschenen onder meer boeken van Afrikaanstalige auteurs als Riana Scheepers, Marita van der Vyver, Henk van Woerden (Moenie Kijk Nie, 1993) en Emma Huismans. De laatste viel vooral op met haar Berigte van weerstand (1990), waarin ze op indringende wijze door de ogen van een journaliste de onlusten in de townships van Kaapstad tijdens de apartheidsjaren beschrijft. In 1999 verzamelde Gerrit Komrij het werk van talrijke Afrikaner dichters in De Afrikaanse Poëzie in duizend en enige gedichten.
De Engelstalige zwarte literatuur kan grofweg in drie perioden worden ingedeeld. In de eerste periode (1928–1942) werd vooral lyrisch werk gepubliceerd. Vertegenwoordigers van deze periode, zoals Sol Plaatje, de eerste voorzitter van het ANC, probeerden aansluiting te vinden bij de bestaande literaire traditie en richtten zich vooral op een blank lezerspubliek.
In de daaropvolgende periode (1942–1975) zagen zwarte auteurs hun werk als een manier om de levenssituatie van een groot deel van de bevolking te documenteren. Hiermee ontwikkelde de protestliteratuur zich en boeken van zwarte auteurs werden onderdeel van de politieke strijd. Door het kritische karakter van de werken werd het de meeste zwarte auteurs moeilijk gemaakt om in eigen land te blijven schrijven. In ballingschap zagen nogal wat autobiografische werken het licht, bijvoorbeeld Peter Abrahams’ Tell Freedom (1954) en Ezekiel Mphahlele’s Down Second Avenue. In de jaren zestig werd het werk van bijna alle zwarte auteurs verboden. Een uitzondering hierop vormen twee boeken van Bessie Head, een Zuid-Afrikaanse schrijfster die lange tijd in Botswana woonde: When Rain Clouds Together (1969) en Familiarity is the Kingdom of the Lost (1970).
In de derde periode, na 1975, was een duidelijke verandering in lezerspubliek van blank naar zwart herkenbaar. Auteurs wilden niet meer alleen de blanke bevolking kennis laten maken met hun leefwereld, maar zochten ook bevestiging bij lotgenoten, om elkaar een hart onder de riem te steken. Namen uit deze laatste periode zijn Mafika Gwala, Sipho Sepamla, Miriam Tlali en Ellen Kuzwayo. De laatste is onder andere bekend geworden door haar boek Call Me Woman (1985), dat ook in een Nederlandse vertaling verscheen. Het bekendste werk van zwarte hand in de jaren negentig is zonder twijfel de autobiografie van Nelson Mandela,Long Walk to Freedom, die ook in het Nederlands werd vertaald.
Overigens is er sinds het einde van de apartheid ook een groep opkomende jonge zwarte schrijvers. Een van hen is Kopano Matlwa, winnares van de EU Literatuurprijs 2007 voor haar debuut Coconut.
Beeldende kunst
De oudste kunstuitingen in Zuid-Afrika zijn de rotsschilderingen van de Bosjesmannen. De schilderingen waren niet alleen symbolen van magische krachten of uitingen van spirituele ervaringen, maar ook een bron van kracht voor de medicijnmannen en -vrouwen om de geestenwereld te betreden. De oudste tekeningen zijn naar schatting enkele duizenden jaren oud, maar ook in de 19de eeuw woonden er nog rotskunstenaars in het gebied dat nu Zuid-Afrika beslaat.
Het blijft onduidelijk of de Bantoevolken ook een bijdrage hebben geleverd aan de verzameling rotsschilderingen. Wel staat vast dat zij al voor het begin van onze jaartelling toegepaste kunst maakten: houtsnijwerk, keramiek, mandenvlechtwerk en kralenwerk. De voorwerpen waren functioneel en de vorm en de aangebrachte versierselen hadden een bepaalde betekenis. Zo kon men aan het kralenwerk van een armband bij de Zoeloes aflezen of een vrouw al getrouwd was of dat ze nog huwbaar was. Deze voorwerpen worden tegenwoordig steeds minder vaak in het dagelijks leven gebruikt, maar hebben een grote decoratieve waarde. Ze zijn erg gewild als souvenir en in sommige gevallen zijn de ontwerpen zo uniek dat het volkskunst is. Denk bijvoorbeeld aan het keramiek van Bonnie Ntshalintshali of het houtsnijwerk van Phutuma Seoka.
Schilderkunst
Na de komst van de Britten kwam er meer belangstelling voor de beeldende kunst. Voor die tijd werden de meeste schilderijen voor en door buitenlanders gemaakt. De Zuid-Afrikaanse schilderkunst ontwikkelde zich na 1825. Naar Hollandse traditie schilderde men vooral landschappen. De omgeving en het leven van alledag werden op romantische wijze afgebeeld door schilders als Willem Daniël de Vignon van Alphen – de kleinzoon van dichter Hieronymus van Alphen –, Thomas William Bowler en Thomas Baines. Buitenlandse schilders en stromingen bleven de Zuid-Afrikaanse schilderkunst domineren. In het begin van de 20ste eeuw deed het impressionisme zijn intrede, onder andere met het werk van P. Wenning, dat later, zij het met enige scepsis van het publiek, gevolgd werd door meer abstracte kunstvormen zoals het surrealisme van Alexis Preller en het expressionisme van Irma Stern.
De eerste zwarte schilder van naam was Gerard Sekoto, die vooral taferelen uit townships vastlegde. In zijn kielzog volgden onder andere Ephraim Ngatane en Louis Maqhubela die met hun werk de aandacht wilden vestigen op het lot van de zwarte bevolking.
Veel van het werk uit deze tijd vond, wegens gebrek aan interesse in het eigen land, zijn weg naar het buitenland. Omdat deze culturele manifestaties over de apartheidstijd in eigen land thuishoren, wordt nu geprobeerd om dit werk juist weer terug naar Zuid-Afrika te krijgen.
Om zo goedkoop mogelijk te kunnen werken, legden sommige zwarte kunstenaars zich toe op pentekeningen, fotografie of etsen. Bekende namen zijn Azaria Mbatha en Mslaba Dumile, die met zijn etsen de harde realiteit van het dagelijks leven in de townships weergeeft.
Beeldhouwkunst
De Nederlander Anton van Wouw, ontwerper van het Krugermonument in Pretoria (1899), wordt beschouwd als de grondlegger van de beeldhouwkunst in Zuid-Afrika. De Zuid-Afrikaanse beeldhouwkunst volgde in grote lijnen de stromingen in Europa en bleef aanvankelijk beperkt tot het uitbeelden van politieke figuren. In de naoorlogse periode deden meer abstracte beelden hun intrede. De belangrijkste hedendaagse beeldhouwers zijn Bill Davis, Moses Kottler, Lucas Sithole, Lippy Lipshitz en Elsa Dziomba. Een andere bekende naam is Sidney Kumalo, die met zijn werk het leven in de townships verbeeldt.
Het begrip beeldhouwkunst wordt opgerekt door het werk van Sue Williamson, Steven Cohen en Moshekwa Langa, die van allerlei (afval)materiaal beelden maken over geschiedenis en identiteit.
Kaapstad heeft het meest uitgebreide netwerk van galerieën en exposities waar zowel historisch als hedendaags werk tentoongesteld wordt. Johannesburg is een goede tweede.
Muziek
Muziek speelt een centrale rol in het Zuid-Afrikaanse leven. De traditionele Afrikaanse muziek diende om de onderlinge banden te versterken en gaf uitdrukking aan de innerlijke levenskracht van de mensen. Het vertolken van muziek had voor de zwarte bevolking een spirituele waarde en was onder andere verbonden aan verschillende seizoenen en bijzondere gelegenheden. Ieder volk had zijn eigen muziek, terwijl er onderlinge uitwisseling plaatsvond van melodieën, ritmes en instrumenten.
In de loop van de 20ste eeuw heeft de jazz, die kwam overwaaien uit Amerika, de traditionele muziekvorm in populariteit voorbij gestreefd. Zuid-Afrikaanse jazzmuzikanten probeerden eerst de Amerikaanse jazz zo goed mogelijk na te spelen, maar na verloop van tijd ontwikkelden ze een eigen stijl, de township jazz. Ondanks de culturele boycot wekte de internationale vertolking van deze muziek door muzikanten als Dollar Brand en Miriam Makeba interesse. Het meest sprekende voorbeeld daarvan is de samenwerking tussen de Amerikaanse zanger/muzikant Paul Simon en de Zuid-Afrikaanse zanggroep Ladysmith Black Mambazo. Bekende namen in de hedendaagse zwarte Zuid-Afrikaanse muziekscene zijn Johnny Clegg (een blanke Zoeloe), Mango Groove en Lucky Dube. Reggeazanger Dube werd in 2007 in zijn wagen doodgeschoten door criminelen die zijn auto wilden stelen.
Bij de zwarte jeugd is kwaito heel populair. Kwaito is een mix van houseplaten die op lagere toeren draaien, Afrikaanse percussie en rappende zangers. De muziek, die pas na de apartheid in opkomst is gekomen, is uiterst dansbaar en laat de jeugd in de townships tot de late uurtjes swingen. Enkele kwaito-sterren zijn Zola, Mandoza en Mzekezeke.
De blanke muziekcultuur heeft vooral een klassiek karakter en kan worden gezien als een voortzetting van het Europese erfgoed. Muziek had een dienende functie. Zo werd treurmuziek gespeeld op begrafenissen en klonk militaire muziek tijdens de oefeningen op het Kaapse fort. Daarnaast was er plaats voor huisorkestjes, die bij gelegenheden de muziek verzorgden. Al snel kwamen er grotere concerten en werden Europese symfonieën en ouvertures uitgevoerd. Door optredens van buitenlandse artiesten en gezelschappen werden de Zuid-Afrikanen op de hoogte gehouden van de overzeese ontwikkelingen. De stichting van twee conservatoria (Kaapstad en Stellenbosch) aan het begin van de 20ste eeuw stimuleerde de productie van Zuid-Afrikaanse liederen en muziekstukken. Opvallende namen zijn onder andere S. Marais, A. van Wijk, H. Du Plessis en Temmingh.
Daarnaast is muziek in het Afrikaans steeds meer in opmars. Veel Afrikaners willen hun cultuur en taal behouden in het huidige Zuid-Afrika waar vooral Engels wordt gesproken. Afrikaanse muziek wordt in de meest uiteenlopende genres gemaakt. Zo zijn er de punk rockband Fokofpolisiekar, de vrouwelijke rockster Karen Zoid en volkszangers Bok van Blerk en Steve Hofmeyer.
Naast de zwarte en blanke muzikale tradities is er muziek van de Kaapse Maleiers. De slaven die in de 17de eeuw vanuit Oost-Indië en Maleisië naar Zuid-Afrika kwamen, namen hun eigen muziekcultuur mee. Ondanks de Afrikaanse invloeden zijn nog steeds talrijke oosterse elementen herkenbaar. De vertolkers van deze muziek staan bekend om hun enthousiasme en grote improvisatietalent.
Podiumkunsten
De ontwikkeling van de podiumkunsten is vergelijkbaar met die van muziek en andere kunstuitingen. Tot de 20ste eeuw was de invloed van Europa sterk en traden voornamelijk buitenlandse gezelschappen op. Daarna ontstonden de eerste professionele Zuid-Afrikaanse gezelschappen.
De thema’s van de theaterproducties verschilden meestal naar afkomst. Afrikaanstalige groepen vertolkten stukken waarin de verlangens van de Afrikaners centraal stonden. Het rassenvraagstuk was al vroeg een thema in Engelstalige producties. In de naoorlogse jaren ontwikkelde het toneel zich onder invloed van de politieke situatie tot protesttoneel. Een interessante schrijver uit die periode is Athol Fugard, die met stukken als The Island en Sizwe Banzi Is Dead wereldwijd succes boekte. De Afrikaner caberetier Pieter Dirk Uys was een van de eerste blanke criticasters van het apartheidsregime. In persoon en als Evita Bezuidenhout, een van zijn bekendste typetjes, zet hij zich nu ook in voor de strijd tegen hiv/aids.
Gibson Kente is de grondlegger van het zwarte theater. Een van zijn ‘kinderen’ is Mgongeni Ngema, de producent van de musical Sarafina,die ook in Nederland en België hoge ogen gooide. Hoewel buitenlands succes vaak ontbrak, hebben de artiesten zich in de jaren van de culturele boycot toch tot zelfbewuste kunstenaars ontwikkeld. Verschillende Zuid-Afrikaanse festivals (onder andere het Grahamstown National Arts Festival en het Roodeport-muziekfestival) hebben hieraan bijgedragen.
Dit is onder meer terug te zien in de Zuid-Afrikaanse dansgezelschappen die onder de noemer afrofusion, een combinatie van technische training en Afrikaanse bezieling, een heel eigen stijl ontwikkelden.
Er zijn ook steeds meer gemengde gezelschappen. Zo rekent het gemêleerde Oost-Kaapse operagezelschap Co-Opera Ibali Lomculo af met de opera als Europese kunstvorm voor een elitair blank publiek.
Zuid-Afrika kent ruim 100 podia. De bekendste theaters zijn het Market Theater in Johannesburg, het South African State Theatre in Pretoria, het Playhouse-Opera/Drama Theatre in Durban, het Baxter Theatre en Art-scape Theatre Centre in Kaapstad.
Bouwkunst
De bouwkunst in Zuid-Afrika heeft zich onder invloed van stromingen uit alle windstreken ontwikkeld en bestaat uit een soms bonte mengeling van inheemse, westerse en Aziatische bouwstijlen. De Aziatische bouwkunst blijft grotendeels beperkt tot hindoetempels (met name in Kwazulu Natal) en moskeeën (vooral in de West-Kaap). De meeste steden hebben vandaag de dag een westers uiterlijk, waarin af en toe nog een ‘Afrikaans tintje’ te herkennen is. Op het platteland in de voormalige thuislanden zijn de beste voorbeelden van inheemse bouwkunst bewaard gebleven.
Inheemse bouwstijlen
Van de vroege bewoners van Zuid-Afrika, de Bosjesmannen en de Hottentotten, zijn geen bouwwerken bewaard gebleven. Wel is bekend dat zij in de zogenoemde bijenkorfhutten woonden, zoals die ook door de Bantoevolken gebouwd worden. Deze bijenkorfhutten bestaan uit takken die in een cirkel in de grond geduwd worden en bovenin aan elkaar worden vastgemaakt. De Zoeloes en de Swazi’s, die in vegetatierijke gebieden wonen, waren meesters in het bouwen van dergelijke hutten. In gebieden waar de vegetatie schaarser is, werden andere bouwmaterialen gebruikt, zoals steen, klei en modder.
Van oudsher versieren verschillende Bantoevolken hun woningen met groeven of ingelegde steentjes. Deze versierselen beelden de vruchtbaarheid van de aarde uit, of de persoonlijke geschiedenis van de makers. De decoratieve woningen van de Ndebele zijn het bekendst.
Door de modernisering en verstedelijking van de samenleving verliezen de traditionele bouwvormen en versieringen langzamerhand terrein. Steeds vaker worden rechthoekige huizen met golfplaten dak gebouwd.
Westerse bouwstijlen
Vanaf de eerste vestiging van Hollanders in de 17de eeuw kenmerkt de bouwkunst van de Europeanen zich door een combinatie van vaderlandse en lokale elementen. Muren van keien en klei werden verstevigd met een witte pleisterlaag, die tevens voor verkoeling zorgde. Door een gebrek aan fundamenten liet de stevigheid te wensen over en bouwde men L-, T-, U- en H-vormige huizen om toch voldoende ruimte te creëren. Deze bouwstijl, de Kaaps-Hollandse stijl, kenmerkte zich vooral door de aangebouwde vleugels, die aan het uiteinde voorzien werden van gevels. De barokke gevels van Anton Anreith zijn nog te bewonderen in Groot Constantia en Rust en Vreugd.
Toen aan het begin van de 19de eeuw de dubbele bouwlaag meer in zwang raakte, koos men vaker voor een driehoekige gevel. Deze neoklassieke stijl markeerde de overgang naar de meer Engels georienteerde bouwstijlen die na de komst van de Britten hun intrede deden. De Kaapse regency-stijl is herkenbaar aan de veranda aan de voorzijde en de openslaande tuindeuren aan de achterkant van het huis, terwijl de nadruk bij de victoriaanse bouwstijl lag op decoratieve elementen, zoals balkons van ijzervlechtwerk. Deze bouwstijlen werden alleen voor huizenbouw gebruikt. Voor het ontwerp van openbare gebouwen deed men vooral een beroep op neogotische en neoklassieke stijlen.
In de Karoo ontwikkelde zich daarnaast een geheel eigen stijl: eenvoudige witgepleisterde huizen met platte daken.
Na de ontdekking van de delfstoffen en de beklinking van de Unie van Zuid-Afrika werden tal van nieuwe bouwwerken opgetrokken. Met de welvaart steeg de vraag naar grotere huizen, terwijl er voor de Unie meer openbare gebouwen nodig waren. De bouwstijlen uit deze periode borduurden voort op de bestaande stijlen, met als gerenommeerde architecten Sytze Wierda (onder andere het Paleis van Justitie in Pretoria) en Herbert Baker, die vooral bekend is van de Union Buildings in Pretoria, maar bijvoorbeeld ook de St. Georges Cathedral in Kaapstad heeft ontworpen.
In Kaapstad en de Kaapprovinsie werden lange tijd de oude bouwstijlen gebruikt en deden pas in de tweede helft van de 20ste eeuw modernere bouwstijlen hun intrede. In Johannesburg en Pretoria werden moderne bouwstijlen al eerder toegepast, onder andere door de snelle verstedelijking, waardoor men genoodzaakt was om meer verdiepingen op elkaar te bouwen. Daardoor lijkt de skyline van deze steden steeds meer op die van andere wereldsteden.
Eten en drinken
Zuid-Afrika staat bekend om de goede wijnen en talloze gelegenheden om uit eten te gaan. De mogelijkheden variëren van culinaire restaurants tot informele steakhouses, pizzeria’s en Japanse, Portugese en Griekse eethuisjes.
Voor de grote steden bestaan informatieboekjes (Wine and Dine Guides) over de mogelijkheden om in de stad en haar omgeving uit eten te gaan. In kleinere plaatsen kunnen medewerkers van het toeristenbureau vaak goede suggesties doen. Niet alle restaurants hebben een vergunning om alcohol te verkopen. In dat geval is het niet ongebruikelijk zelf een fles wijn mee te nemen.
Adriaan van Dis: Het beloofde land
Spek en kipper in de morgen, boterlam in de middag en elke avond sosaties en tjops. Voor de tafelloze uren is er droge worst en biltong. De schapen kijken me hier kauwend aan, ik kijk kauwend naar de schapen.
Op Groendraai dampt de keuken de hele dag. Als gast van overzee moet ik het plaasleven proeven. De verse biesmelk – tong achter in de keel en kokhalzend doorslikken. Mpoqoco inheemse krummelpap. Zwart roosterbrood – in de as gebakken. Zoals mijn grootvader, een Westbrabantse boer, aan tafel kon zeuren over het verschil in kruimigheid tussen klei- en zandaardappel, zo proeven ze hier aan het schaap zijn weidegrond. Smakkend en gistend. Zoet? Dan vrat hij boterbloemstengels. Zilt? Dan was het soutbos. Komt die pepersmaak soms van Gannavlei? De bossies trekken in het vlees, in de keuken komt er geen kruid meer aan te pas.’
Zo begint het verblijf van Adriaan van Dis op Groendraai, een van de boerderijen die hij op zijn tocht door de schier oneindige, verlaten en dorre Karoo samen met vriendin Eva Landman aandoet. Doordat Eva hiervandaan komt, krijgt hij de kans een kijkje te nemen in de keuken bij de conservatieve Boeren die het hart van de Afrikaner samenleving vormen. Ook voor wie de Karoo links laat liggen, is dit fascinerende reislectuur.
(Adriaan van Dis, Het beloofde land, Amsterdam: Meulenhoff, 1990)
Eten
De Zuid-Afrikaanse keuken is een mooie en zeer smakelijke weerspiegeling van de culturele diversiteit van het land. Het is een unieke keuken die lokale ingrediënten met invloeden uit de Europese, Aziatische, Afrikaanse en Arabische kookkunst combineert. Zo zijn er zoete, maar pittig gekruide vleesschotels met sambal en chutney (zoetzure saus van groente en/of vruchten) van Maleise origine. Uit India komen de curry’s en samoosa’s (gefrituurde gekruide deeghapjes, met vlees of groente). En de vleespasteitjes zijn overduidelijk Brits.
Ook zijn er typisch Zuid-Afrikaanse gerechten waarin de verschillende invloeden samenkomen. Het sprekendste voorbeeld is de boboti (zoetzuur gehaktbrood met appels en rozijnen), maar er zijn ook de potjeskos (stoofpot) en bredie (stoofpot van groente en lamsvlees) en niet te vergeten de biltong (snack van gedroogd vlees).
Ook erg Zuid-Afrikaans is de braai, de uitgebreide barbecue met boerewors, karbonades en steaks van onder meer struisvogelvlees. Traditioneel ‘braait’ blank Zuid-Afrika op zondagmiddag. Het zijn vooral de Afrikaners die dan een schaap aan het spit rijgen. De blanken van Engelse afkomst houden zondags ook van een lange lunch, maar maken daarvoor andere gerechten klaar. Daarnaast zie je langs de kant van de weg in de townships vaak rokende braaien staan, soms met hele schapenkoppen erop.
De zwarte bevolking eet meestal een stevige maïspap, bijvoorbeeld met kip, rode kool en een saus van uien en tomaat. Vlak na de oogst wordt er vaak heerlijk maïsbrood (green mealiebread) gebakken en als er iets te vieren is, bereidt men fatcooks (Nederlanders zullen ze herkennen als oliebollen, gemaakt van ongegist beslag).
Ook zijn er de nodige regionale specialiteiten. Zo zijn langs de kust vis en zeevruchten populair en vind je in de buurt van Kaapstad veel restaurantjes met Maleise invloeden, terwijl in Kwazulu Natal vaak kruidige Indiase curry’s worden geserveerd. Bij veel take-aways (de Zuid-Afrikaanse afhaal- of friettent) kunt je ‘pap met vleis’ of kip krijgen.
In eigen land
Het is voor reizigers naar Zuid-Afrika steeds vaker mogelijk om in eigen land al een voorproefje te nemen op wat culinair komen gaat. Hier en daar openen Zuid-Afrikaanse restaurantjes hun deuren (bijvoorbeeld Pygma-Lion of Tjing Tjing in Amsterdam). En in de meeste Nederlandse supermarkten kun je tegenwoordig zogenoemde wereldmixen kopen waarmee je zelf in een handomdraai een heerlijke boboti of kip palava (gekruide kip in pindasaus met rode paprika en wilde spinazie) op tafel zet. De rooibosthee die oorspronkelijk uit Zuid-Afrika komt is inmiddels volledig in Nederland ingeburgerd. Ook zijn er, vooral bij de groenteboer, producten te krijgen die veel gegeten worden in Zuid-Afrika zoals de zoete aardappel en de butternut (een soort pompoen maar dan zoeter).
Biltong
Soms is het letterlijk even doorbijten met biltong, een van Zuid-Afrika’s specialiteiten. Biltong is gedroogd vlees van onder meer rund en struisvogel. Vaak zit er zout en peper op en wat azijn om het vlees te conserveren. De Voortrekkers namen het mee op hun Grote Trek door Zuid-Afrika. Biltong is nu een grote industrie in Zuid-Afrika en in verschillende winkelcentra heb je aparte biltongwinkels met harde en zachte biltong van verschillende soorten vlees en met allerlei kruiden zoals korianderzaden en peri-peri. Het is een ideale snack tijdens een wandeling of in de auto.
• Groot Constantia bij Kaapstad is het oudste wijngebied in Zuid-Afrika.
• De driehoek Paarl, Stellenbosch en Franshoek vormt van oudsher het bekendste wijngebied.
• Worcestor is vooral bekend om de brandy.
• De wijnroute van de Breede Rivier omvat kelders waar onder meer dessertwijn wordt gemaakt.
• De Kleine Karoo staat garant voor een goede port.
Voor meer informatie over wijn in Zuid-Afrika kun je terecht op de website van South African Wine: www.wine.co.za.
Wijn
Jan van Riebeeck stond aan de wieg van de Zuid-Afrikaanse wijnbouw: hij introduceerde de wijnstokken in zijn ‘Kompajiestuin’ in 1658. Door de gebrekkige kennis over de druiventeelt liet het eindproduct de eerste jaren zeer te wensen over. Zelfs de schepelingen die de halteplaats tussen Nederland en het Verre Oosten aandeden, lieten het bocht liever staan. De eerste stappen naar een betere drank werden gezet door de nieuwe gouverneur, Simon van der Stel, die een gepassioneerd wijnbouwer was. Maar de echte impuls kwam van de Franse hugenoten, die met hun expertise de wijnbouw tot bloei brachten.
De ontwikkeling van Zuid-Afrika tot het bekende wijnland dat het nu is, ging niet over rozen. Aan het einde van de 19de eeuw werden tal van wijngaarden getroffen door de druifluis, en tot het midden van de 20ste eeuw streefden de wijnboeren vooral naar een zo groot mogelijke productie. Dit ging ten koste van de kwaliteit en de wijn kon zich amper onderscheiden van het armzalige vocht uit de tijd van Jan van Riebeeck. Vanaf de jaren zeventig staat de kwaliteit weer hoog in het vaandel, mede door de strenge controle van de overheid. Exportwijn mag het land pas verlaten als deze is gecertificeerd door de Wyn- en Spiritusraad.
Zuid-Afrika kent verschillende typen wijnproducenten. De belangrijkste zijn de coöperaties en estates. De coöperaties maken wijn van druiven die door wijnboeren worden aangeleverd. De wijngaarden van deze boeren, meer dan 4600 in aantal, zijn klein; gemiddeld minder dan 20 ha. De estates zijn vergelijkbaar met de Franse chateaux: het hele productieproces, van druivenpluk tot bottelen, is op één bedrijf verenigd. Zuid-Afrika telt zo’n 80 estates, met een gemiddelde oppervlakte van 100 ha. Naast de coöperaties en estates opereren nog wat zelfstandige wijnproducenten en wijnproducerende groothandelsbedrijven.
De wijn die je proefde bij die ene wijnboerderij in de West-Kaap gaf je de smaak van eikenhout, had een mooie ronde afdronk en gaf een lichte tinteling op je tong. Eenmaal thuis zijn de paar flessen die je mee mocht nemen in het vliegtuig snel leeg en ren je van drankhandel naar drankhandel en supermarkt naar supermarkt om jouw ontdekte merk te vinden. Maar de selectie Zuid-Afrikaanse wijnen in eigen land is veel beperkter. De oplossing ligt online. Via verschillende websites kun je wijn uit kleinere wijnhuizen in Zuid-Afrika bestellen. Kijk bijvoorbeeld eens op www.ewines.eu.
De invloed van de Fransen is duidelijk te herkennen in de Zuid-Afrikaanse wijnmakerij. Voorbeelden daarvan zijn de karakteristieken van de wijnen – droog, relatief veel alcohol en daardoor heel geschikt voor bij de maaltijd – en de druivenrassen die gebruikt worden. Veruit het meest aangeplante ras is de chenin blanc; deze druif staat op bijna 30 procent van het areaal. Daarnaast verbouwen de wijnboeren de witte colombard, blauwe pinotage (een kruising tussen de pinot noir en de cinsault), chardonnay, sauvignon-blanc, cabernet-sauvignon en merlot.
Door het gunstige klimaat zijn de wijnen gezegend met een vrijwel stabiele en hoge kwaliteit. Bovendien zijn talrijke wijnen cépages: wijn van één met name genoemd druivenras.
Steeds meer wijnliefhebbers ontdekken de bijzondere charme van de wijnen uit Zuid-Afrika. Een bezoek aan een van de wijnkelders of wijnroutes staat op het programma van de meeste reizigers. Er worden zelfs speciale wijnreizen georganiseerd, die langs verschillende kelders en estates in het land gaan.
Uitgaan
Vooral in de Zuid-Afrikaanse steden heb je een levendig uitgaansleven. Johannesburg en Kaapstad lopen daarbij voorop. In deze steden vind je zowel uitstekende restaurants als leuke cafés, bioscopen, podia en grote clubs. Beide hebben ook een levendig nachtleven in de townships. Informeer voor dit laatste altijd bij lokale Zuid-Afrikanen; zorg dat je met iemand mee kan. In Soweto is een speciale tour, de Soweto Night Life Tour, waar je met een gids tot in de late uurtjes kunt dansen (voor informatie: tel. 011-9328197, sowetonightlife@gmail.com).
In Johannesburg vind je veel restaurants en cafés in de wijk Melville. Van Thai tot sushi tot Portugees. Een andere goede plek om te eten is op 7th Street in Parkhurst. De Zuid-Afrikaanse clubs liggen door de stad verspreid. Een leuke multiculturele wijk is Newtown, bekend om de goede muziek. Voor de laatste feestjes kijk op www. jhblive.co.za.
In Kaapstad is Long Street het hart van het uitgaansleven. Overdag is deze straat ook leuk om te gaan lunchen of van boetiek naar boetiek te slenteren. De restaurants liggen in Kaapstad erg verspreid. Je vindt veel restaurants in Kloof Street, en langs het strand van Camps Bay. Ook zijn er restaurants in het Waterfront. Deze richten zich vooral op toeristen. Visliefhebbers kunnen naar Harbour House, een restaurant recht aan zee in de haven Kalkbay, buiten Kaapstad, wat een goede stop is als je vanaf Cape Point weer teruggaat naar de stad zelf. Ook is de haven een goede plek om verse vis te halen voor op de braai.
In Durban vind je veel bars en restaurants in Florida Road, gelegen in een victoriaans wijkje waar je ook guesthouses vindt. Als je in Durban bent en van Indiaas eten houdt, dan zijn er genoeg mogelijkheden om je honger te stillen zoals Saagries House of Curries aan de Marine Parade bij het strand en Vintage India op Windermere Road in Morningside.
Pretoria heeft goede restaurants in de wijk Brooklyn, zoals Cynthias op Maroelana Street. Een leuke plek om een biertje te drinken is Tribecca op Brooklyn Square. Verder is de stad op uitgaansgebied erg op studenten gericht. Hatfield Square is hun thuisbasis.
Buiten de steden is het doorgaans veel moeilijker om culinair te genieten of om uit te gaan. Maar alle kleine dorpen hebben wel een kroeg, ook gebruikt om naar sport te kijken. Hier zal je vaak borden met steak en patat op het menu vinden.
Sport
Zuid-Afrikanen zijn absoluut grote liefhebbers van sport. Voetbal, rugby en cricket zijn de populairste sporten. Kinderen worden met sport opgevoed, vooral de privéscholen hebben doorgaans een zwembad, grote sportvelden waar rugby en cricket kunnen worden gespeeld en soms een atletiekbaan en tennisbanen. Rugby, cricket en voetbal hebben tijdens de apartheid te maken gehad met sportboycots: andere landen wilden niet tegen Zuid-Afrikaanse teams spelen als protest tegen de apartheid.
Rugby is de belangrijkste nationale sport. De eerste rugbywedstrijd werd op 23 augustus 1862 in Kaapstad gespeeld. Het nationale team, de Springbokke of Springboks, werd in 2008 wereldkampioen. In 1995 won het ook. Toen was de wereldtitel niet alleen een sportief hoogtepunt maar ook een moment van verzoening. De nieuwe president Nelson Mandela trok een Springbok T-shirt aan en overhandigde de wereldcup aan de blanke Afrikaner aanvoerder Francois Pienaar.
Als je naar een wedstrijd toe gaat, bijvoorbeeld in het Loftus Versfeld Stadion in Pretoria of Ellis Park Stadion in Johannesburg, zal je merken dat het genieten van een rugbywedstrijd in Zuid-Afrika niet alleen de tachtig minuten speeltijd betreft, maar ook de uren ervoor en erna. Het publiek, voor het merendeel Afrikaners, blanken met veelal Nederlandse wortels, komt vroeg zodat ze een parkeerplek kunnen bemachtigen voor hun SUV of bakkie, een auto met open laadbak, en kunnen genieten van een biertje en broodjes met boerewors van rund, varken of lam met veel vet.
Rugby is vooral een blanke sport en heeft sinds het einde van de apartheid maar iets meer kleur gekregen. De Zuid-Afrikaanse rugbybond wil daar verandering in brengen. Doel is om tijdens het WK Rugby in 2011 minimaal zeven zwarte spelers of kleurlingen, Zuid-Afrikanen van gemengde afkomst, op het veld te hebben staan. Dit gaat niet zonder kritiek. Sommige sportjournalisten, rugbyfans en spelers zijn bang dat de coaches zich gedwongen voelen om voor een minder goede speler te kiezen, uitsluitend omdat hij de ‘juiste’ kleur heeft.
Sokkie tot de zon opkomt
Met een zwier gooien ze elkaar over de dansvloer. De schoenen staan aan de kant. Het paar danst namelijk Sokkie Sokkie, een populaire dans onder Afrikaners waarbij in paren wordt gedanst op alles met een beat. Het is veel gezwier en sokken glijden daarbij beter. Sokkies, zoals het evenement wordt genoemd, zijn erg populair in kleine plattelandsdorpen en op de vijf grote universiteiten waar vooral Afrikaners naartoe gaan: de University of Johannesburg, University of the Free State, University of Stellenbosch, North West University (Potchefstroom) en de University of Pretoria. Er zijn ook avonden waarbij Sokkie Sokkie wordt gedanst en iedereen een picknickmand meeneemt naar de danszaal. Tijdens deze avonden heet Sokkie Sokkie de Mandjiedans.
WK 2010-speelsteden
In maar liefst negen steden in Zuid-Afrika zullen tijdens het WK in 2010 voetbalwedstrijden worden gespeeld. Om spelers, pers en toeschouwers te huisvesten, wordt er flink geïnvesteerd in hotels en sportaccommodaties: een goede impuls voor de economie en werkgelegenheid.
In Johannesburg wordt in twee stadions gespeeld. De openingswedstrijd en de finale zijn in het Soccer City Stadion dat na een flinke verbouwing plek heeft voor zo’n 104.000 toeschouwers. Het Ellis Park Stadion, dat ook een likje verf krijgt, is met 60.000 plaatsen wat kleiner. In Pretoria is het Loftus Versveld Stadion na een kleine opknapbeurt goed voor 45.000 toeschouwers. Hetzelfde aantal toeschouwers kan terecht in het aangepaste Royal Bafokeng Sports Palace in Rustenburg.
In Polokwane wordt speciaal voor de WK het Peter Mokaba Stadion (40.000 toeschouwers) gerealiseerd. Het Mbombela Stadion (30.000) in Nelspruit is ook nieuw, net als het Nelson Mandela Stadion (50.000) in Port Elizabeth, het Greenpoint Stadion (70.000) in Kaapstad en het Moses Mabhida Stadion (70.000) in Durban. Ten slotte krijgt het Free State Stadion in Bloemfontein er een derde tribunering bij om in totaal 45.000 voetbalfans te herbergen.
Cricket, ook nog steeds vooral een blanke sport maar dan van Engelse afkomst, wordt sinds het einde van de 19de eeuw in Zuid-Afrika gespeeld. The Proteas, naar Zuid-Afrika’s nationale bloem, is het nationale cricketteam. Op het ogenblik behoort Zuid-Afrika tot de beste teams ter wereld.
Een wereldkampioenschap hebben ze alleen nog nooit gewonnen. Op het Wereldkampioenschap Cricket 2007 in Brits West-Indië drong Zuid-Afrika door tot de halve finales, waarin de latere kampioen Australië te sterk bleek. Cricket is een ingewikkelde sport die voor de meeste Nederlandse bezoekers wat lastiger te begrijpen is dan rugby. Het is wel een mooi gezicht om de spelers in kraakwitte kleding op het veld te zien staan, bijvoorbeeld op het veld aan de boulevard van Camps Bay.
Voetbal wordt gezien als zwarte sport. Overal in Zuid-Afrika wordt de sport gespeeld: van stoffige veldjes op het arme platteland tot vaak betere grasvelden in de steden. Het nationale team is Bafana Bafana, ‘de jongens, de jongens’. Topscoorders van Bafana Bafana zijn Shaun Barlett en Benni McCarthy. Ook de in Nederland bekende speler Steven Pienaar en keeper Hans Vonk speelden voor Bafana Bafana.
Het team presteerde de afgelopen jaren niet echt goed. Alle ogen zijn nu gericht op het WK 2010. Zuid-Afrika is het eerste Afrikaanse land dat een WK Voetbal organiseert. De allereerste voetbalwedstrijd, de openingswedstrijd van het WK 2010, zal gespeeld worden op 11 juni en de finale vindt plaats op 11 juli. Vraag is hoe het arme Zuid-Afrika kan genieten van de wedstrijden met vaak schreeuwend dure kaarten. Er wordt nog gekeken naar de ticketprijs en op verschillende plaatsen in Zuid-Afrika worden grote schermen geplaatst zodat iedereen kan kijken naar het voetbalfestijn.