Trenchcoat
‘Deze zomer wil ik een trenchcoat,’ hoorde ik mijn veertienjarige dochter achter in de auto tegen een vriendin zeggen. Ik had de dames opgehaald bij een feestje.
‘Een wat?’ vroeg de vriendin.
‘Een trenchcoat,’ herhaalde mijn dochter, ‘ik wil op Audrey Hepburn lijken.’ Ze klonk zeker van haar zaak. Alsof ze leven en werk van Audrey Hepburn aan een grondige studie had onderworpen. De trenchcoat was er de logische conclusie van.
‘Welke Audrey?’ vroeg de vriendin. Echt geïnteresseerd leek ze me niet, maar een nieuwtje op modegebied wilde ze zich toch niet door de neus laten boren. Aan de andere kant: misschien was het juist wel heel cool om niet al te gretig te klinken.
Ik was benieuwd naar het antwoord, eerlijk gezegd. Voor mijn geestesoog zweemde een poster van Audrey Hepburn en Gregory Peck; zij bij hem achter op de scooter, Rome duidelijk herkenbaar om hen heen. Peck hangt wat naar links, alsof hij door een bocht stuurt, Audrey bewaart achterop het evenwicht door iets naar rechts te hangen. Het ziet er stijf, maar levensecht uit: de stijl van de twee sterren overstraalt het duidelijke feit dat ze niet op een rijdende scooter zitten, maar gewoon op een stilstaande; ze doen maar alsof ze door Rome rijden. Ja, in de tijden van zwart-wit was fake nog schering en inslag.
‘Audrey Hepburn was een filmster,’ meldde mijn dochter nu, ‘en ze zag er heel goed uit. Van die jurkjes met polkadots, bijvoorbeeld, en strakke muiltjes.’
‘In welke films zit ze dan?’ vroeg de vriendin.
‘Pap, in welke films speelt Audrey Hepburn?’
Ik wist het zo snel niet, maar om in ieder geval niet de indruk te wekken dat ik hun gesprek volgde, vroeg ik wel: ‘Hoezo?’
‘Ooh, zomaar,’ luidde het antwoord, nonchalant natuurlijk; ooh, die heerlijke nonchalance van veertienjarigen.
Inmiddels waren mij twee films te binnen geschoten met Audrey: Breakfast at Tiffany’s, naar het boek van Truman Capote, en de griezelige thriller Wait Until Dark, maar achter mij ging het gesprek over de trenchcoat; wat het precies was, waar je hem eventueel kon kopen, in welke kleur je hem moest hebben, et cetera.
Ik moet zeggen, maar het zal de vaderlijke trots zijn geweest, dat ik behoorlijk onder de indruk was van de kennis van zaken die mijn veertienjarige over deze beroemde regenjas had. Zo wist ze bijvoorbeeld heel treffend te beschrijven hoe sexy het was om de kraag van de jas omhoog te zetten, en de ceintuur een beetje gedraaid en slordig, maar toch strak om de taille te spannen. Dat ging nog wat worden, met mijn nageslacht. ‘Ik wil het liefst een witte,’ besloot ze, ‘ik heb er eentje gezien, bij Mexx. Jij moet géén witte nemen, hoor. Dan zien we er belachelijk uit met z’n tweetjes.’
‘Oké,’ zei de vriendin. Mij was het ontgaan dat zij kennelijk ook in de ban van de trenchcoat was geraakt.
‘Ik wil er blauwe pumps bij, lichtblauwe pumps,’ ging het achter me door, maar ik besloot dat het nu toch verstandiger was me op de weg te concentreren. Je kunt als vader beter maar niet alles horen, sterker: misschien moet je niet eens luisteren.