16
Zodra Simon vernam dat Eve Malone naar Engeland was vertrokken, zei hij dat Heather daar waarschijnlijk te vinden zou zijn.
Eve had geen antwoord gestuurd op het briefje waarin hij zich verontschuldigde en uitlegde dat zijn grootvader als gevolg van aderverkalking niet helemaal toerekeningsvatbaar meer was en dat diens opmerkingen en meningen daarom maar het beste genegeerd konden worden. Simon vroeg zich af of zijn briefje misschien te vormelijk was geweest. Hij had er met Nan over gesproken en tot zijn verbazing had ze kritiek op hem gehad. Gewoonlijk was ze zo afstandelijk, zo onverstoorbaar en gaf ze weinig prijs van haarzelf en haar denkbeelden.
‘Waarom is die brief zo afschuwelijk?’ vroeg hij nieuwsgierig.
‘Omdat de toon zo kil is. Net je grootvader.’
‘Dat was mijn opzet niet. Ik wilde het rustig houden, om de gevoelens wat te laten afkoelen.’
‘Daar ben je dan uitstekend in geslaagd,’ antwoordde Nan.
Op vrijdag, nadat de school hen op de hoogte had gebracht, belde hij Nan.
‘Weet je nog wat je over die brief zei... Denk je dat ze daarom Heather heeft meegenomen?’
‘Natuurlijk heeft ze Heather niet meegenomen,’ zei Nan beslist.
‘Maar waar is Heather dan?’
‘Die is weggelopen omdat jullie je met z’n allen zo afschuwelijk hebben gedragen.’
‘Waarom loop jij dan niet ook weg?’ zei hij geprikkeld.
‘Ik hou van afschuwelijke mensen. Was je dat niet opgevallen?’
De schoolmeisjes waren doodsbang. Zoiets was nooit eerder voorgekomen. Er werden van die vreemde vragen gesteld. Hadden ze iemand in de school gezien? Hadden ze Heather met iemand zien weggaan?
Haar schooljas was weg, maar de schoolbaret die ze zo haatte lag nog op haar bed. Haar pyjama en haar toilettas, haar herbarium, haar kiekjes van de pony en van Clara met haar jonkies waren allemaal verdwenen. Die foto’s stonden eerst naast haar bed, waar andere meisjes portretten van hun familieleden hadden staan.
Aan Heathers klasgenootjes werd gevraagd of ze van streek was geweest. Ze hadden niets gemerkt.
‘Ze is altijd heel stil,’ zei de een.
‘Ze vindt het hier niet leuk,’ zei de ander.
‘Er is weinig lol aan haar te beleven. We laten haar meestal links liggen,’ zei de aanvoerster van de klas.
Juffrouw Thompson was het somber te moede.
Niemand had Heather in de bus gezien. Mikey zei dat hij haar goed kende. Een groot, dik kind dat hij zeker niet over het hoofd zou zien.
Aan geld kon ze hoogstens een pond bij zich hebben, maar waarschijnlijk een stuk minder. Het was bekend dat Heather nogal wat uitgaf aan snoep.
De politie was al gewaarschuwd toen Simon bij de school arriveerde. ‘Is het echt nodig om die erbij te halen?’ zei hij.
Het schoolhoofd was verbaasd. ‘Gezien het feit dat ze niet naar huis is gegaan en we geen flauwe notie hebben waar ze kan uithangen...’
Juffrouw Thompson bekeek Simon met enige antipathie.
‘Feitelijk hebben we vastgesteld dat ze thuis niets te zoeken had, behalve dan haar pony en haar hond, en ze is daar in ieder geval niet heengegaan. Daarom dachten we dat u het wenselijk zou vinden om de politie te bellen. Dat zou iedereen in zo’n geval doen.’
Simon zag er aangeslagen uit. Het drong nu pas tot hem door hoe abnormaal het leven van die arme Heather eigenlijk altijd was geweest.
Hij zou het goedmaken als ze haar weer hadden teruggevonden in Engeland, want daar had Eve haar zonder twijfel mee naartoe genomen.
In het pension te Dunlaoghaire troffen de agenten en Simon drie studenten aan die de honneurs waarnamen. Mevrouw Hegarty was voor een begrafenis naar Engeland. Eve Malone was met haar meegegaan. Ja, natuurlijk hadden ze een nummer achtergelaten om te bellen in geval van nood.
Mevrouw Hegarty had gezegd dat ze in ieder geval de volgende ochtend zou bellen om te horen of het ontbijt was gelukt.
Het was nu vrijdagavond elf uur. De veerboot kon nog niet in Holyhead zijn aangekomen. Mevrouw Hegarty zou pas op zijn vroegst om zeven uur ’s ochtends in Londen zijn. Eve en zij waren van plan om de nachttrein te nemen.
Simon opperde om de politie in Wales te bellen met het verzoek om naar Heather uit te kijken.
De twee agenten wisten niet of dat wel zo’n goed plan was.
‘Bent u er echt zeker van dat uw zusje daarheen is gegaan, mijnheer?’ vroegen ze opnieuw.
‘Ik zou niet weten waar ze anders kon zijn.’ Hij was er zeker van.
‘Heeft iemand mevrouw Hegarty en juffrouw Malone naar de boot gebracht?’ vroeg een van de agenten.
‘Ik.’ De jongen die dat zei, maakte zich bekend als Kevin Hickey, student diergeneeskunde.
‘Was er een twaalfjarig meisje in hun gezelschap?’
‘U bedoelt Heather?’
Simon en de agenten hadden het doel van hun ondervraging niet uiteengezet.
‘Hadden ze haar bij zich?’
‘Natuurlijk niet. Had dat maar gekund. Eve maakte zich grote zorgen omdat ze naar die begrafenis ging. Ze was bang dat Heather niet begreep dat ze echt weg moest.’
Ze had een doos bonbons achtergelaten die Kevin zondag bij de school zou afgeven, met een briefje van Eve erbij.
‘U kunt het haar geven als u haar ziet,’ zei hij tegen Simon. Ze vroegen of ze het briefje mochten lezen.
Het was eenvoudig en kernachtig: Ik laat je even weten dat ik je niet vergeten ben. Volgende week mag jij uitkiezen waar we heengaan. Liefs, Eve.
Terwijl Simon het las, kreeg hij voor het eerst sinds de vermissing van zijn kleine zusje was ontdekt tranen in zijn ogen.
Zaterdagochtend was er haast niemand in Knockglen die het nog niet wist. Bee Moore had haar gebruikelijke aandeel in de verspreiding genomen en meneer Flood, die het als een van de eersten had gehoord, was meteen zijn boom gaan raadplegen, maar kreeg tot zijn grote teleurstelling geen hemelse boodschap over Heather te horen.
‘Ik had gehoopt dat ze misschien in de hemel zou zijn. Nou ja, haar soort hemel dan,’ zei hij, want hij dacht er ineens aan dat de Westwards protestants waren.
Dessie Burns wist te melden dat er een mooie beloning klaarlag voor degene die haar zou vinden. Ze was ontvoerd, dat wist hij zeker, en wel ontvoerd door iemand die geen onbekende was.
Volgens Paccy Moore was de kans klein dat ze ontvoerd was door iemand die ze kenden. Als je een beetje op de hoogte was van de omstandigheden bij de familie Westward, dan wist je dat ze nauwelijks hun normale rekeningen konden betalen. Als het arme kind was ontvoerd, dan moest dat door een misdadige Dubliner zijn gedaan, die dacht dat ze rijk was omdat ze een bekakt accent had en in een groot huis woonde.
Mevrouw Healy zei tegen Sean Walsh dat ze op het landgoed nu wel een toontje lager zouden zingen. Ze hadden altijd zo afstandelijk en uit de hoogte gedaan, alsof de dingen die gewone mensen overkwamen hen nooit konden gebeuren.
Sean vroeg waarom ze zo fel over hen was. Maar mevrouw Healy zei dat het wel meeviel, ze ergerde zich alleen een beetje. Meneer Simon Westward had laten doorschemeren dat hij in de nabije toekomst allerlei belangrijke mensen het hotel zou aanbevelen zodra er ook avondmaaltijden werden geserveerd. Mevrouw Healy had haar service in die zin uitgebreid, maar meneer Westward had niets meer van zich laten horen.
‘Maar andere mensen wel,’ zei Sean Walsh. ‘Je hebt er al aardig aan verdiend, dat is toch het enige wat telt.’
Daar was mevrouw Healy het mee eens, maar het bleef onaangenaam te moeten dansen naar de pijpen van de grillige aristocratie.
Iets dergelijks zei ze ook tegen mevrouw Kennedy van de drogisterij. Deze keek haar peinzend aan en zei dat het een treurige zaak was om je gram te willen halen als het leven van een kind in gevaar was, waarna mevrouw Healy meteen inbond.
Clodagh vertelde het nieuws aan Peggy Pine. Clodagh had begrepen dat een man in een regenjas die arme Heather in de haven van Dunlaoghaire met een grote doos bonbons had meegelokt.
Mario zei dat alle mannen van Knockglen erop uit moesten trekken om de omgeving uit te kammen.
‘Jij hebt te veel slechte films gezien,’ vond Fonsie.
‘Nou, waar denk jij dan dat ze is, meneer wijsneus?’ wilde Mario weten.
‘Ik heb ook te veel slechte films gezien. Ik denk dat ze er op die rotknol van haar vandoor is gegaan, de ondergaande zon tegemoet.’
Maar dat was een van de vele theorieën die geen steek hielden, omdat de pony nog steeds op de Westlands stond.
Peggy Pine ging naar het klooster om met moeder Francis te overleggen.
‘Eve heeft uit Londen gebeld,’ zei moeder Francis. ‘ik kon haar hier horen knarsetanden. Blijkbaar dachten ze dat zij Heather had meegenomen. Ik durf er niet aan te denken wat ze gaat doen als ze terug is.’
‘Maar Eve zou zoiets toch nooit doen?’
‘Dat weet ik ook wel. Maar vorige week is er op de Westlands een of andere ruzie geweest. Ik hoef zeker niet te zeggen dat juffrouw Malone mij daar niets van heeft verteld... Mijn god, Peggy, waar zou dat kind kunnen zijn?’
‘Als je aan weglopen denkt, denk je aan teruggaan naar een plek waar je gelukkig bent geweest.’
Samen dachten ze na. Ze schoten er weinig mee op. Heather leek nergens gelukkig te zijn geweest.
Zuster Imelda begon een novene. Volgens haar hielp dat in alle omstandigheden.
‘Het arme kind. Ik heb nog nooit een meisje meegemaakt dat zo dankbaar is. Je moest haar horen vertellen hoe ze ervan had genoten om hapjes klaar te maken met Eve, boven de open haard in Eves huisje.’
Opeens wist moeder Francis waar Heather was.
Ze tastte in het gat in de muur en zoals ze had verwacht lag de sleutel er niet meer.
Moeder Francis liep stilletjes naar de voordeur van Eves huisje. Op slot. Ze keek door het raam naar binnen en zag een grote doos op tafel staan. Binnenin bewoog iets. Een kat, dacht ze eerst, een zwarte kat. Toen zag ze dat het een vogel was.
Een geknakte vleugel met zwarte veren hing uit de doos.
Heather had een gewonde vogel gevonden en besloten dat ze hem moest genezen. Niet met al te veel succes, zo te zien. Overal lagen veertjes en krantensnippers.
Heather was met rood gezicht en bange ogen aan het proberen de haard aan te maken. Ze had daar kennelijk alleen stokjes en stukken karton voor. Het vuur flakkerde even op en doofde dan langzaam weer uit.
Moeder Francis tikte tegen het raam.
‘Ik laat u niet binnen.’
‘Goed,’ zei moeder Francis verrassend.
‘Het heeft geen zin om daar te blijven staan. Echt niet.’
‘Ik heb middageten voor je meegebracht.’
‘Nee, niet waar. Het is een val. Zodra ik de deur opendoe, sleurt u me naar buiten. Achter de muur zitten mensen te wachten.’
‘Wat voor mensen? Nonnen?’
‘De politie. En misschien ook wel nonnen. Mijn broer. Mensen van school.’
Moeder Francis zuchtte. ‘Nee, ze denken allemaal dat je in Londen zit. Toevallig zijn ze je daar aan het zoeken.’
Heather klom op een kruk en keek door het raam naar buiten. Er leek niemand anders te zijn.
‘Zet u het eten maar op het stoepje.’
‘Dat zou kunnen. Maar dan wordt het koud en ik moet het bord aan zuster Imelda teruggeven.’
‘Ik ga niet naar huis of zo.’ Moeder Francis mocht naar binnen. Ze zette het afgedekte bord en de dik besmeerde boterhammen op het aanrecht.
Ze keek eerst naar de vogel.
‘Arm ding. Waar heb je hem gevonden?’
Moeder Francis tilde de vogel voorzichtig op. Ze praatte almaar door. Dit was nog maar een jonge kraai. Jongen vielen vaak uit te hoge bomen naar beneden. Sommige jonge vogels waren nogal klungelig. Het was een sprookje dat alle vogels zo sierlijk waren en zomaar door de lucht konden zweven op elk moment dat ze dat wilden.
De vleugel was niet gebroken, zei ze tegen Heather. Daarom deed het arme beestje nu zo zijn best om te ontsnappen. Hij was alleen even verdoofd geweest door de val.
Samen betastten ze de vogel en waren vertederd door het hartje dat zo driftig klopte en om de bange ogen die niet wisten wat er ging gebeuren. Moeder Francis voerde hem wat broodkruimels en toen brachten ze hem samen naar de deur.
Na een paar onzekere sprongetjes vertrok hij in een lage, scheve vlucht rakelings over de stenen muur.
‘Zo, het wilde gedierte hebben we ook weer gehad. Nu moet je al die veertjes en snippers opruimen en die doos terugzetten in de keuken. Dan zet ik het eten op tafel.’
‘Toch ga ik niet terug naar huis, ook al hebt u me met de vogel geholpen.’
‘Heb ik iets gezegd over naar huis gaan?’
‘Nee, maar dat komt vast nog wel.’
‘Nee hoor. Misschien vraag ik je of ik iemand mag laten weten dat je veilig bent, maar meer ook niet.’
Moeder Francis stak de haard aan. Ze liet Heather de droge turf zien die tegen de muur was opgestapeld. Ze deed voor hoe je een nestje van takjes moet maken en dan wachten tot het vuurtje knettert voor je er turf op kunt leggen. Samen aten ze de lamstoofpot van zuster Imelda, met de kruimige aardappelen en de dikke jus waar je je brood in kunt dopen. Als toetje was er voor allebei een appel en een stukje kaas.
Moeder Francis zei dat ze verder niets had kunnen meenemen, omdat het pad zo glad was en omdat ze in geen geval argwaan wilde wekken over de reden waarom ze hier naartoe ging.
‘Hoe kan het dat u me hier bent komen zoeken?’ vroeg Heather.
‘Ik ben toch zeker lerares. Ik verbeeld me dat ik kinderen behoorlijk goed begrijp. Dat is een kleine zwakheid van me.’
‘Ach, dat kunnen we pas met zekerheid zeggen als we alle mogelijkheden hebben onderzocht.’
Eve belde Benny vanuit Engeland. Ze zei dat ze meer naar Ierland zat te bellen dan dat ze Kit tot steun was. De hele toestand was om razend van te worden. Ze zou dat fatterige strikdasje van Simon los willen rukken, om zijn magere kippennek draaien en dan zo strak aantrekken dat hij blauw aanliep. Ze zou pas loslaten als zijn tong en oogbollen naar buiten kwamen puilen.
‘Zonde van je tijd,’ zei Benny.
‘Da’s waar. Ik neem aan dat er geen nieuws is, of wel?’
‘Nee, niet dat ik weet.’
‘Ik heb net bedacht waar ze zou kunnen zijn. In mijn huisje misschien. Het is maar een idee,’ zei Eve.
‘Moet ik het tegen iemand zeggen? Tegen Simon?’
‘Nee, ga zelf even kijken. Doe gewoon alsof je toevallig langskomt. Als de sleutel niet op zijn plaats ligt, weet je dat ze binnen is. En Benny, ik weet dat jij een geweldige trooster bent. Dat zal ze kunnen gebruiken. Prent haar in dat ik alles regel als ik terug ben.’
Onderweg bedacht Benny dat ze wel wat snoep kon kopen. Het zou het ijs kunnen breken als Heather overreed moest worden. Ze had geen geld bij zich, maar ze kon het bij Birdie Mac altijd laten opschrijven.
Ze naderde Hogan’s Herenmode en ineens schoten haar de bonnetjes te binnen. Ze zou zo’n roze papiertje kunnen ondertekenen en er ‘£1, diversen’ op kunnen zetten. Waarom zou ze in een andere winkel gaan poffen als ze zelf een winkel had?
Sean keek nauwlettend toe.
‘Ik denk dat het zo wel goed is, of niet?’ lachte ze opgewekt.
‘Je hebt veel belangstelling gekregen voor het reilen en zeilen van de winkel,’ zei hij.
Ze wist dat hij iets te verbergen had. Ze wist het. Maar ze moest oppassen. Ze ging verder op dezelfde luchtige toon.
‘Tja, hoe het ook uitpakt, ik zal van nu af aan meer bij de zaak betrokken moeten zijn,’ zei ze.
Hij herhaalde die zin op verwonderde toon. ‘Hoe het ook uitpakt?’
Dat had ze niet moeten zeggen. Je kon daaruit begrijpen dat er twijfel bestond aan zijn deelneming in de zaak. Ze had zich nog zo voorgenomen om voorzichtig te zijn. Ze kon nu beter doen alsof ze precies wist wat ze had gezegd.
‘Je weet wel wat ik bedoel, Sean.’
‘Doe ik dat?’
‘Natuurlijk doe je dat.’
Ze rende zowat de winkel uit. Even snel naar Birdie Mac en dan gauw naar het plein. Ze kon beter niet via het klooster gaan, hoewel dat vlugger was. De zusters zouden haar misschien zien en vragen waar ze heenging.
Eve wilde dat dit in stilte werd afgehandeld.
Moeder Francis en Heather Westward hadden het over van alles en nog wat gehad. Over de school in Dublin en spelletjes en de andere meisjes die altijd ontzettend veel visite kregen en elk weekeinde naar huis gingen.
Over hoeveel Heather van de Westlands hield en hoe afschuwelijk haar grootvader tegen Eve had gedaan en over haar angst dat Eve misschien nooit meer zou komen.
Heather verzuchtte dat het zo fijn zou zijn als er een school bestond waar ze elke dag op de fiets heen kon.
‘Die bestaat,’ zei moeter Francis.
Er waren wel wat probleempjes die eerst uit de weg moesten worden geruimd, maar moeder Francis zei dat ze geen pogingen zouden doen om Heather tot het katholieke geloof te bekeren. Ze hadden er tegenwoordig al hun handen vol aan om hun eigen schaapjes bij de kudde te houden.
Ze zou niet hoeven knielen voor de beelden van de Heilige Maagd, al zouden er overal beelden van die Heilige Maagd staan voor de katholieke meisjes, die de Moeder Gods wel wensten te vereren.
Heather zou geen godsdienstlessen hoeven te volgen en ze hoefde zich echt geen zorgen te maken dat de paus de hoofdrol speelde bij de geschiedenislessen.
‘Waar ging dat eigenlijk om, die scheiding?’
‘Ja. Was het omdat jullie afgoden dienden?’
‘Ik geloof dat het nog het meest te maken had met de transsubstantiatie. Je weet wel, of er bij de communie werkelijk het Lichaam en het Bloed van Christus zijn of dat het brood en de wijn alleen een symbool zijn.’
‘Ging het alleen daarover?’ vroeg Heather verbaasd.
‘Zo is het begonnen. Maar het liep uit de hand, je weet hoe dat gaat.’
‘Ik vind dat ze er dan niet zo moeilijk meer over moeten doen.’
Heather leek behoorlijk opgelucht dat driehonderd jaar godsdiensttwist eigenlijk maar op zo’n klein verschil van mening berustte. Ze gaven elkaar plechtig een hand, toen er op de deur werd geklopt.
‘U zei dat u het tegen niemand had verteld.’ Heather sprong ontgoocheld op.
‘Dat is echt zo.’ Moeder Francis liep naar de deur.
Benny stond klaar om een verhaal te gaan afsteken. Haar mond viel open van verbazing toen ze moeder Francis samen met dat opgewonden standje zag.
‘Eve heeft me gebeld. Ze had bedacht dat Heather misschien hier kon zijn. Ze vroeg of ik wilde kijken en... zodoende...’
‘Heb je het aan iemand verteld?’ vroeg Heather schrikachtig.
‘Nee, dat wilde Eve per se niet hebben.’
Haar gezicht ontspande.
Moeder Francis zei dat ze nu echt moest gaan, voordat de nonnen haar ook als vermist persoon over de radio zouden laten omroepen.
‘Doen ze dat bij mij?’
‘Nog niet. Maar heel wat mensen zijn erg ongerust. Ze zijn bang dat jou misschien iets vreselijks is overkomen.’
‘Dan kan ik ze beter vertellen... denk ik.’
‘Als je dat wilt, kan ik het voor je doen.’
‘Wat zegt u dan?’
‘Ik zou kunnen zeggen dat je later op de middag thuis bent en dat je het klooster hebt gebeld om te zeggen dat je een fiets komt lenen.’
Benny keek Heather aan. Ze schoof haar de doos bonbons toe.
‘Kom, laten we die opeten. We werken ons er helemaal doorheen, tot op de bodem.’
‘Hoe staat het met die man die zo gek is op vrouwen uit Wales, daar wou je toch voor afslanken?’
‘Dat is wel voorbij, denk ik.’ Tevreden knauwden ze bonbons. Heather informeerde naar de school, naar de strenge en de vriendelijke leraressen.
Benny vroeg naar haar grootvader en of hij wel begreep wat voor vreselijke dingen hij had gezegd.
‘Heeft ze het aan iedereen verteld?’ zei Heather beschaamd.
‘Alleen aan mij. Ik ben haar boezemvriendin.’
‘Ik heb geen boezemvriendinnen.’
‘Jawel toch. Je hebt Eve.’
‘Niet meer.’
‘Natuurlijk wel. Je snapt niks van Eve als je denkt dat zoiets één snars uitmaakt. Ze wilde jou eerst niet aardig vinden, omdat ze zulke nare herinneringen had aan vroeger. Maar ze is je toch aardig gaan vinden en dat blijft ze altijd doen.’
Heather twijfelde nog.
‘Ja, en reken mij ook mee, als je wilt, en die gekke Aidan – dan heb je al een hele vriendenkring. Ik weet dat we een beetje te oud voor je zijn, maar doe het met ons tot je je eigen vrienden krijgt.’
‘En hoe zit het dan met die man die er met slanke vrouwen uit Wales vandoor gaat? Hoort-ie ook bij onze vrienden?’
‘Twijfelgeval,’ zei Benny.
In zekere zin was dat dichter bij de waarheid dan haar lief was. Ze had Jack deze week twee keer gezien en beide malen had hij haast gehad. Hij moest vaak trainen en er was nauwelijks tijd om elkaar onder vier ogen te spreken.
Hij voelde zich zeer schuldig over een nog steeds onuitgesproken incident dat na de vriendschappelijke wedstrijd in Wales was voorgevallen. Er waren wat meisjes naar het clubhuis gekomen en iedereen had plezier gemaakt en gelachen, verder niets. De praatjes die de ronde deden, waren schromelijk overdreven. Vergeefs probeerde Benny hem uit te leggen dat ze helemaal geen praatjes had gehoord, zodat niets erger of minder erg gemaakt kon worden, omdat er geen praatjes waren om te overdrijven.
Jack zei dat iedereen recht had op een beetje plezier. Hij had het helemaal niet erg gevonden dat zij zich bij Mario vermaakte als hij er niet bij was.
Het was hoogst onbevredigend.
Er was een oneven aantal bonbons, zodat ze de laatste deelden. Er zat mokkacrème in.
Ze ruimden Eves huisje op en doofden het haardvuur. Samen gingen ze naar buiten en legden de sleutel weer in het gat in de muur.
Mossy kwam langs en knikte deftig naar hen.
‘Wie is dat?’ fluisterde Heather.
‘Mossy Rooney.’
‘Die heeft het hart van Bee Moore gebroken,’ zei Heather afkeurend. ‘Het is meegevallen. Zij wordt Patsy’s bruidsmeisje als het zover is.’
‘Waar de mensen al niet overheen komen,’ zei Heather.
Moeder Francis leende Heather de fiets van Eve.
‘En nu naar huis. Je broer zit op je te wachten. Ik heb tegen hem gezegd dat hij je op eigen houtje naar huis moest laten komen.’
Moeder Francis pakte Heathers tasje, haar herbarium, haar pyjama, de foto’s van het paard en de hond en haar toilettas in bruin pakpapier, deed er een touw omheen en stopte het pakketje onder de snelbinders. Benny en moeder Francis keken haar na terwijl ze wegfietste.
‘U wist het meteen! Eve heeft altijd al gezegd dat u helderziend bent.’
‘Met die gave kan ik zeggen dat jij gebukt gaat onder grote problemen.’ Benny zweeg.
‘Ik zit niet te vissen,’ zei moeder Francis.
‘Nee, natuurlijk niet,’ mompelde Benny in een automatische beleefdheidsfrase.
‘Je moet weten, Benny, dat ik uit wat men ironisch “de echte wereld” noemt een heleboel hoor over de moeilijkheden van de mensen die daarin rondlopen.’
Benny keek haar onderzoekend aan.
‘Peggy Pine en ik waren vroeger schoolvriendinnen, net zoals Eve en jij...’
Benny wachtte. Moeder Francis zei dat ze diende te weten dat Sean Walsh genoeg geld had, waar het ook vandaan kwam, om een van de huisjes aan het pad langs de steengroeve te kopen. Contant. Misschien had Benny hier wat aan.
Benny’s moeder zei dat Jack Foley had gebeld. Nee, hij had geen boodschap achtergelaten. Benny voelde dat ze boos werd op Heather Westward, omdat ze vanwege haar niet thuis was geweest toen het telefoontje kwam. Was ze maar niet op stel en sprong voor Eve op onderzoek uitgegaan.
Maar Eve zou voor haar hetzelfde hebben gedaan. En als hij van haar hield en haar wilde spreken, dan belde hij wel terug.
Als hij van haar hield.
Nans moeder kwam zeggen dat er ene Simon Westward aan te lijn was. Nan antwoordde hem bepaald koel.
‘Heb ik jou mijn telefoonnummer gegeven?’ vroeg ze.
‘Nee, maar dat doet er niet toe. Heather is weer thuis.’
‘Daar ben ik blij om. Waar was ze?’ Nan zat zich nog steeds af te vragen hoe hij aan haar telefoonnummer was gekomen. Ze was er altijd heel strikt in om haar nummer aan niemand te geven.
‘Over toeval gesproken! Ze zat in het huisje van Eve.’
Voor hetzelfde geld waren Nan en Simon daar ook geweest. Ze werden even stil bij de gedachte.
‘Is alles goed met haar?’
‘Ze is in orde, maar ik kan niet weg. Ik moet een paar dingen met haar uitpraten.’
Nan was het afgelopen uur bezig geweest met het strijken van haar jurk. Er zaten moeilijke plooien in. Haar haar was net gewassen en ze had haar teennagels glanzend roze gelakt. ‘Ja, natuurlijk moet je daar blijven,’ zei ze.
‘O fijn. Ik dacht dat je het rot zou vinden.’
‘Het belangrijkste is dat ze weer veilig thuis is.’ Er was niets te bespeuren van de woede die Nan voelde. Ze klonk volledig op haar gemak.
Simon vertelde dat Heather zich blijkbaar erg ongelukkig had gevoeld op de school in Dublin. Nan zuchtte. Eve liep al maanden hetzelfde te verkondigen. Heather had het waarschijnlijk al jaren geroepen, maar Simon had nooit geluisterd. Er waren maar een paar scholen geschikt voor zijn zusje en ze moest maar leren om de school waar ze op zat leuk te vinden. Dat was altijd zijn houding geweest. ‘Dus misschien morgen?’ zei hij zelfverzekerd.
‘Wat zeg je?’
‘Morgen, zondagavond. Dan zijn de zaken hier uitgesproken.’
‘En dan?’
‘En ik hoopte dat jij dan zou willen komen en bleef slapen?’
‘Nou graag.’ Nan glimlachte. Eindelijk had hij haar uitgenodigd. Het had even geduurd, maar nu nodigde hij haar uit op de Westlands. Ze zou een logeerkamer krijgen en ze zou erheen gaan als de jongedame van meneer Simon.
‘Dat is geweldig.’ Hij klonk opgelucht. ‘Als jij dan de laatste bus neemt, ga ik alvast naar het huisje om alles klaar te maken.’
‘Het huisje?’zei ze.
‘We weten toch dat Eve in Engeland is.’
Er viel een stilte.
‘Wat is er?’
‘Stel dat Heather weer op het idee komt om langs te wippen?’
‘Dat gebeurt zeker niet. Die zal ik eens een lesje leren over respect voor andermans eigendommen.’
Hij zag er de ironie helemaal niet van in. ‘Ik denk niet dat ik kom,’ zei ze.
‘Nan?’
Ze had de hoorn op de haak gegooid.
Joseph Hegarty had tijdens zijn jaren in Engeland een paar vrienden gemaakt. Veel waren het er niet. Ze hadden zich na de begrafenis verzameld om herinneringen aan hem op te halen.
Ze zaten aan een tafel achterin een café. Het was een merkwaardig gezelschap. Er was een hospita bij die dol op hem was geweest. Iedere keer als hij de buur niet kon betalen, had hij allerlei klusjes in het huis gedaan. Daar had ze wel twintig keer een loodgieter mee uitgespaard, bekende ze. Eve kon aan Kits gezicht zien dat het verhaal haar pijn deed. Dat Joseph Hegarty de huur niet had kunnen betalen was al erg genoeg, maar dat hij liever had zitten klussen voor een vreemde vrouw in Engeland dan in zijn eigen huis in Dunlaoghaire was nog veel erger. Als de barmeid bij het groepje zat, dan maakte ze zich niet als zodanig bekend. De hele toestand was onwerkelijk. Eve had het gevoel dat er een toneelstuk aan de gang was. Elk moment zou het gordijn kunnen vallen en konden ze weer gewoon doen.
De enige reden waarom Joseph Hegarty het zo lang kon hebben uitgehouden in deze schemerwereld, waar hij weinig contact had gehad met de mensen om zich heen, werd verwoord door Fergus, die zich een vriend van hem noemde.
Fergus was al lang geleden uit Ierland weggegaan. Niet vanwege een ruzie of zoiets. Eigenlijk was er niets speciaals dat hem van zijn kleine stukje land in het westen van Ierland had verdreven. Op een dag had hij gewoon gemerkt dat hij vrij wilde zijn. Hij had de trein naar Dublin genomen en daarvandaan de boot.
Zijn vrouw was inmiddels overleden, zijn kinderen waren volwassen. Geen van allen wilden ze ooit meer iets met hem te maken hebben en in vele opzichten was dat ook eigenlijk maar het beste. Als hij was teruggegaan, had hij te veel moeten uitleggen.
‘Joe heeft zijn zoon deze zomer tenminste nog gezien. Dat was iets geweldigs voor hem,’ zei hij.
Kit keek verbaasd op.
‘Nee, dat is niet waar. Frank heeft hem sinds zijn kinderjaren niet meer gezien.’
‘Maar hij schreef aan zijn vader.’
‘Nee,’ zei Kit schril.
Later aan de bar ging Eve naast Fergus staan.
‘Zo, hij heeft dus contact gehouden met zijn zoon?’
‘Ja. Ik denk dat ik mijn mond voorbij heb gepraat. Die vrouw is erg verbitterd. Ik had het niet moeten zeggen... ik wist niet...’
‘Over een tijdje zal ze er blij om zijn. Ik zal het haar nog wel eens uitleggen. Misschien dat ze u dan zou willen spreken.’ Ze pakte haar agenda en een pen. ‘Waar bent u als we u willen bereiken?’
‘Tja, dat is moeilijk te zeggen.’ De blik in Fergus’ ogen werd behoedzaam. Hij was er de man niet naar om ver vooruit te kijken.
Ze hadden een gesprek met een verzekeringsman en er moesten een paar documenten worden ondertekend. Daarna gingen Eve en Kit naar het station en namen de trein naar Holyhead.
Kit Hegarty keek langdurig door het raampje naar buiten, naar het land waar haar echtgenoot zo lang had gewoond.
‘Waar denk je aan?’ vroeg Eve.
‘Aan jou. Het was ontzettend aardig van je om met me mee te gaan. Diverse mensen dachten dat je mijn dochter was.’
‘Ik heb geloof ik de grootste tijd aan de telefoon gehangen,’ zei Eve verontschuldigend.
‘Goddank is dat allemaal goed afgelopen.’
‘Dat is nog niet zo zeker. Het zijn rare lui. Ze sturen haar gerust terug naar die school. Ik vind het afschuwelijk om familie van hen te zijn. Echt.’
‘Daar hoef je niet over in te zitten,’ zei Kit. ‘Het eerste wat ik doe als ik dat verzekeringsgeld heb, is een deel ervan aan jou geven. Dan kun je dat huis binnenlopen en ze het geld voor hun voeten gooien.’
Patsy zei dat het weeshuis zoveel aandacht besteedde aan lessen in koken en schoonmaken dat ze bijna geen naaien hadden geleerd.
Mossy zei dat zijn moeder van Patsy verwachtte dat ze allerlei dingen voor haar uitzet zou maken.
Ze was in de keuken aan het prutsen. Het probleem was dat ze steeds in haar vingers prikte en dat het mooie linnengoed onder de bloedvlekken kwam.
‘Hij is gek. Voor een prikje koop je bij McBirney in Dublin een hele stapel goede slopen,’ zei Benny verontwaardigd.
Maar daar ging het niet om. Blijkbaar vond mevrouw Rooney dat een geschikte bruid voor Mossy in staat moest zijn om met keurige steken een zoom in te leggen. Patsy moest gewoon wat meer haar best doen en ophouden met haar gespartel, want verder bracht ze niets in het huwelijk in. Geen familie, geen lapje grond en nog niet eens de naam van haar vader.
‘Moet het echt met de hand worden gemaakt? Mag je het niet op de machine doen?’ Benny kon niet helpen – ze was zelf nog veel onhandiger. Wat zij naaide, ging met enorme, ongeduldige steken.
‘Onze naaimachine is al jaren kapot,’ zei Patsy somber. ‘En ik moet echt verder.’
‘We vragen Paccy of hij hem kan repareren. We komen er wel uit,’ dacht Benny.
Volgens Paccy Moore was er een olifant op hun naaimachine tekeergegaan. Zelfs een team dure ingenieurs kreeg dat ding niet meer aan de praat, zei hij. Zeg maar tegen mevrouw dat ze het ding bij de vuilnisbak zet, luidde zijn advies. Hadden ze niet ergens zo’n ouderwets model, zo’n onverwoestbaar ding uit vroeger tijden dat zelfs types als Benny en Patsy niet kapot zouden krijgen?
Ze keerden teleurgesteld huiswaarts. Het had niet veel zin om de vrouw des huizes wat dan ook te zeggen. Annabel Hogan was nog even lusteloos als voorheen.
Toch moesten ze ergens een oude trapnaaimachine hebben. Benny wist zeker dat ze het ding ooit had gezien. Ze had er als kind mee gespeeld. Moeder kon ze er niet over aanspreken. Die zou weliswaar proberen het zich te herinneren, maar dan zou ze zeggen dat haar hoofdpijn weer begon op te zetten.
Maar Benny kon het niet aanzien om Patsy, die met zo weinig aan het leven was begonnen, te laten doorploeteren om bij haar schoonmoeder in de smaak te vallen.
‘Begrijp nou toch dat ik niet met gekocht spul kan komen aanzetten, Benny. Die ouwe tang geeft me zelf de stof, voor de zekerheid.’
‘Ik ga Clodagh vragen of ze het voor je wil doen. Zij houdt ook wel van een uitdaging,’ zei Benny.
Clodagh zei dat ze allebei de kogel verdienden voor hun onkunde op het gebied van de eenvoudigste naaldvakken. Ze deed het op de machine voor.
‘Ga verder, probeer het zelf eens,’ drong ze aan.
‘Daar hebben we niet genoeg tijd meer voor. Doe jij het liever, dan doen wij in ruil iets voor jou. Zeg maar wat we voor je moeten doen.’
‘Nodig mijn tante voor het middageten uit en hou haar de hele middag bezig. Ik wil de winkel een beetje anders inrichten. Als ik weet dat iemand Peg afleidt, ben ik al een heel eind geholpen. Als ze tegen de avond terugkomt, is het te laat om alles nog terug te zetten.’
‘Wanneer?’
‘Donderdag, als we vroeg sluiten.’
‘En jij zorgt vooral die kussenslopen, een paar lakens en twee kussens?’
‘Afgesproken.’
Jack Foley zei dat hij donderdag niet naar college ging, zodat ze samen naar de film konden.
‘Nee, donderdag niet. Liever een andere keer.’
‘Verdorie nog aan toe. Dat is toch de dag dat je geen colleges hebt?’
‘Ja, maar ik moet deze donderdag terug naar Knockglen. Ik heb daar van alles te doen..’
‘Er is altijd van alles te doen in Knockglen,’ zei hij.
‘Vrijdag. Dan kan ik in Dublin blijven slapen.’
‘Afgesproken.’
Benny wist dat ze iets moest doen om Jacks gekwetste gevoelens te balsemen. Ze was erg bang dat deze afspraak zou kunnen leiden tot gebeurtenissen in de auto die nog avontuurlijker waren dan wat ze al eerder hadden uitgespookt.
Patsy verkondigde het zeker drie keer per dag: mannen zijn duivels.
Nan had een risico genomen door het telefoongesprek met Simon zo abrupt af te breken. Ze had de hoorn onopvallend van de haak gelegd voor het geval hij terug wilde bellen. Ze liep kwaad naar haar kamer en ging op bed liggen. De pas gestreken jurk hing aan een knaapje, haar roze gelakte nagels glansden. Ze zou eigenlijk gewoon uit moeten gaan, zodat al dat mooi maken en optutten niet voor niets was geweest.
Maar Nan Mahon had geen zin om met Bill Dunne of Johnny O’Brien of wie dan ook af te spreken. Zelfs niet met de knappe Jack Foley, die met zijn ziel onder de arm liep sinds Benny zich niet meer liet zien.
Benny. Simon moest haar telefoonnummer van Benny hebben gekregen. Hij had waarschijnlijk aangedrongen en gezegd dat het dringend was. Benny was naïef, vond Nan. Een knappe kerel als Jack Foley moest je niet alleen laten in Dublin. Je kon wel zeggen dat de Rosemary Ryans en de Sheila’s wisten dat hij bezet was, maar als puntje bij paaltje kwam, hadden de mensen opeens geen principes meer. Er waren dingen die belangrijker waren dan principes.
‘Je bent erg uit je humeur,’ zei Heather.
‘Natuurlijk ben ik dat. Waarom heb je ons nooit verteld hoe vreselijk het was?’
Dat had Heather vaak genoeg gedaan, maar niemand had ooit geluisterd. Haar grootvader had zijn blik dromerig afgewend en Simon had gezegd dat iedereen een hekel aan school had. Je moest je lot maar dragen. Mevrouw Walsh had gezegd dat iemand van haar stand nu eenmaal een passende opleiding diende te volgen en dat ze om moest gaan met de mensen waar ze later ook mee te maken zou krijgen. Op een dorpsschooltje kwam je alleen de dochters van arme sloebers tegen. Heather had niet verwacht dat Simon zo boos zou zijn. Hij had over de telefoon met iemand staan praten en kwam heel chagrijnig terug.
‘Gewoon de hoorn erop gegooid,’ zei hij een paar keer.
Eerst was Heather blij dat hij zo was afgeleid, maar nu kreeg ze door dat het gesprek over haar toekomst er niet gemakkelijker op werd.
‘Moeder Francis wil met jou over haar school praten,’ begon ze.
‘Dat is het enige waar dat verrekte mens op uit is. Eerst hebben ze Eve ingepikt en nu willen ze jou.’
‘Dat is niet waar. Ze hebben Eve genomen omdat niemand anders haar wou.’
‘Zo, jij bent goed geïndoctrineerd, merk ik.’
‘Wie wou haar dan hebben? Nou?’
‘Daar gaat het niet om. Waar het om gaat, is dat we een dure opleiding voor jou hebben uitgestippeld.’
‘Het is hier stukken goedkoper. Dat heb ik gevraagd. Het kost bijna niets.’
‘Nee. Je begrijpt er niets van. Het is onmogelijk.’
‘Jij begrijpt er niets van,’ zei Heather en de twaalfjarige ging met gebalde vuisten tegenover hem staan. Toen ze zei dat ze steeds opnieuw zou weglopen als ze naar die rotschool terugmoest, fonkelden haar ogen zo boos dat ze hem opeens deed denken aan Eve op de dag dat ze voor het eerst naar de Westlands was gekomen.
Jack leek over zijn slechte humeur heen. Op donderdagochtend ging hij met Benny koffiedrinken in de Annexe. Ze at een stuk van zijn gebakje om te voorkomen dat hij er te veel van zou eten en dan uit vorm zou raken voor zijn volgende wedstrijd.
Hij legde zijn hand op de hare.
‘Ik ben een opvliegende lompe driftkop, of een driftige lomperik met opvliegers, het is maar hoe je het ziet,’ verontschuldigde hij zich.
‘Het duurt niet lang meer voor ik alles heb opgelost, echt waar,’ zei Benny.
‘Dagen, weken, maanden, jaren?’ vroeg hij, maar hij lachte erbij. Hij was weer de oude Jack.
‘Weken, een paar weken.’
‘En dan heb je tijd om schaamteloos met mij door Dublin te dartelen en toe te geven aan mijn diepste driften en lusten?’
‘Zoiets,’ lachte ze.
‘Ik geloof het pas als het zover is,’ zei hij en keek haar recht in de ogen. ‘Je weet hoe erg ik naar je verlang, of niet?’
Ze slikte. Ze kon de juiste woorden niet vinden. Toevallig hoefde dat ook niet. Nan kwam eraan.
‘Is dit een imitatie van Sean en Carmel of kan ik erbij komen zitten?’
Benny voelde zich opgelucht. Jack ging naar de bar om nog een kopje koffie te bestellen.
‘Ik stoor toch niet, hoop ik?’ Nan was geweldig. Je kon haar zonder meer vragen haar koffie op te pakken en bij een ander groepje te gaan zitten. Nan vond dat helemaal niet erg. Ze was een ware apostel van solidariteit onder meisjes. Maar eigenlijk kwam het goed uit om niet verder te hoeven gaan op de ingeslagen weg en uitgebreid over seks te moeten praten.
‘Ik wou met Benny naar Swamp Women, maar ze heeft iets anders te doen,’ zei Jack op klagerige toon.
‘Wat is ertegen om met die keurige meneer naar Swamp Women te gaan, schattepoes?’ vroeg Nan ironisch. ‘Als ik u was, dan wist ik het wel.’
‘Ga jij dan mee,’ stelde Jack voor.
Nan keek naar Benny, die enthousiast zat te knikken.
‘Doe het maar, Nan. Hij praat al dagenlang over niets anders dan over Swamp Women.’
‘Ik ga mee om hem te beschermen,’ beloofde Nan.
Onderweg naar de bioscoop kwamen ze Simon Westward tegen. ‘Probeer je me te ontlopen?’ vroeg hij kortaf.
Nan glimlachte. Ze stelde de twee jongemannen aan elkaar voor. Wie voorbij kwam, zou zeker vinden dat ze drie prachtige mensen waren. Twee van hen waren op en top student, de derde leek een landjonker. ‘We gaan naar Swamp Women. Het gaat over ontsnapte vrouwelijke gevangenen en krokodillen.’
‘Wil je mee?’ stelde Jack voor.
Simon nam Jack uitgebreid op. ‘Nee, dank je.’
‘Waarom vroeg je of hij meeging? Omdat je wist dat hij het toch niet zou doen?’ vroeg Nan.
‘Nee. Omdat ik kon zien dat hij op je valt.’
‘Maar een heel klein beetje, denk ik.’
‘Nee, meer als een blok, dacht ik.’
Omdat Nan voelde dat Simon zich had omgedraaid om hen na te kijken, stak ze kameraadschappelijk haar arm door die van Jack.
Benny ging in opperbeste stemming met de bus terug naar Knockglen. Jack was weer goedgeluimd. Hij had gezegd dat hij naar haar verlangde. Hij had niet duidelijker kunnen zijn. Ze hoefde zich niet eens zorgen te maken dat ze hem moederziel alleen had achtergelaten. Nan was met hem naar die suffe film.
Het enige wat Benny nu nog te doen stond, was Peggy Pine bezighouden terwijl er in haar winkel ongehoorde dingen gebeurden, Ze wist dat Fonsie, Dekko Moore, Teddy Flood en Rita allemaal aan het complot meewerkten. Peggy moest tot minstens vijf uur ’s middags worden weggehouden.
Toen ze thuiskwam, zag ze met tevredenheid dat Patsy een stevige soep had gemaakt, waar lekkere broodjes bij geserveerd zouden worden. Meneer Flood had een kleine lamsbout laten bezorgen. Er steeg een geur van muntsaus op uit een mooie porseleinen juskom.
Moeder droeg een lichtgrijze twinset boven haar zwarte rok en ze had zelfs een kleine broche opgedaan. Ze zag er wat opgewekter uit. Waarschijnlijk had ze behoefte aan gezelschap, bedacht Benny. Ze leek in ieder geval een stuk minder lusteloos dan anders.
Peggy had het erg naar haar zin en dronk drie glazen sherry, net als haar moeder. Benny had Clodaghs tante nooit beter in vorm gezien. Ze vertelde moeder dat een eigen zaak de beste manier was om je leven te vullen en dat ze precies hetzelfde zou kiezen als ze alles over mocht doen.
Ze vertrouwde hen iets toe wat ze al wisten, namelijk dat ze vroeger in haar leven zwaar teleurgesteld was geweest. Maar dat ze de heer in kwestie geen kwaad hart toedroeg. Hij had haar in feite een dienst bewezen. De dame die hij boven haar had verkozen, zag er bepaald niet gelukkig uit. Peggy Pine had haar door de jaren heen een paar keer gezien. Terwijl zij in haar winkeltje zo gelukkig was als wat.
Moeder luisterde geboeid en Benny begon de hoop te koesteren dat Peggy beter in staat zou zijn om moeder te bereiken dan zijzelf. Peggy kon Annabel Hogan misschien een nieuwe zin in het leven leren ontdekken.
‘We moeten onze hoop op de jongeren vestigen,’ zei Peggy.
Benny bad in stilte dat de metamorfose die Peggy’s winkel op dit moment onderging niet zodanig uit de hand liep dat ze de zojuist verkondigde visie zou moeten herzien.
‘Ach ja, wij zijn gezegend met Sean Walsh,’ zei Annabel.
‘Zolang jij daar bent om toezicht te houden,’ waarschuwde Peggy.
‘Ik kan me er onmogelijk mee bemoeien. Toen Eddie er nog was, heeft Sean het altijd uitstekend gedaan.’
‘Eddie was daar om hem in toom te houden.’
‘Ik zou wat dat betreft van weinig nut zijn,’ zei Annabel Hogan. ‘Ik weet nergens iets vanaf.’
‘Dat leer je zo.’
Benny zag het vervaarlijke trillen van haar moeders onderlip. Ze haastte zich om aan Peggy te verklaren dat de dingen op het moment een beetje moeilijk lagen. Het was mogelijk dat Sean mede-eigenaar werd en daarover moest eerst duidelijkheid komen voordat moeder iets in de winkel kon gaan doen.
‘Het lijkt me verstandiger om je in te werken voordat het contract is getekend,’ zei Peggy.
Tot haar verrassing zag ze haar moeder instemmend knikken. Ja, er zat iets in om nu al wegwijs te raken. Als het contract eenmaal rond was, zou het lijken alsof ze alleen maar in de winkel ging staan om erop toe te zien dat ze haar deel kreeg.
Bovendien was er hulp nodig in de winkel, dus zou Sean ook als mede-eigenaar liever een onbetaalde kracht hebben dan iemand die op de loonlijst moest worden gezet. Ze vertelde de verbaasde Benny en Peggy dat ze er maandag een paar uurtjes heen wilde om te kijken hoe de dagelijkse gang van zaken verliep.
Peggy keek verheugd, maar niet erg verrast.
Benny vermoedde dat ze alles al van tevoren had bedacht. Ze was een heel slimme vrouw.
Nan en Jack kwamen uit de bioscoop. ‘Verschrikkelijk was het,’ zei Nan.
‘Maar wel lekker verschrikkelijk,’ grijnsde Jack.
‘Benny is een bofkont. Die zit in Knockglen.’
‘Ik wou dat ze daar niet zoveel tijd doorbracht.’
Ze dronken een kop koffie in het filmcafé en hij vertelde hoe lastig het was om een vriendin te hebben die zo veraf woonde.
Wat zou Nan doen als ze een vent had daarginds in Knockglen, aan de rand van de bewoonde wereld?
‘Natuurlijk, die paardenjongen met z’n bekakte accent.’
Maar daarmee had Jack zijn belangstelling wel getoond. Hij wilde over Benny praten en hoe in godsnaam haar moeder kon worden overgehaald om haar in Dublin te laten wonen.
Zou er niet een mogelijkheid zijn, had hij bedacht, dat ze een kamer bij Nan in huis kreeg. Dat was uitgesloten, zei Nan.
Ze namen afscheid bij de bushalte voor de bioscoop. Jack haastte zich naar de bus richting zuid.
Simon kwam uit een portiek tevoorschijn.
‘Heb je nog zin om een hapje met me te gaan eten?’ zei hij tegen Nan.
‘Heb je op me gewacht?’ zei ze verheugd.
‘Ik kon wel raden dat je Swamp Women niet twee keer achter elkaar wilde zien. Wat denk je van dat leuke hotelletje in Wicklow, waar we een keer geweest zijn? We zouden er ook kunnen slapen.’
‘Enig,’ zei Nan vergenoegd.
Het werd een geweldige avond in Knockglen.
Peggy Pine was helemaal weg van de veranderingen in de winkel. De nieuwe verlichting, de paskamers en de zachte muziek op de achtergrond.
Annabel Hogan had Sean Walsh gebeld en gezegd dat ze maandag in de winkel hoopte te komen helpen en dat hij geduld met haar moest hebben en haar alles goed moest uitleggen. Ze hield zijn protesten voor beleefdheid en beloofde hem dat ze punctueel om negen uur ’s morgens zou verschijnen.
Mossy Rooney zei dat zijn moeder Patsy een prima mens vond en dat ze heel blij was dat ze naar pater Ross gingen om een datum vast te stellen. En het mooiste van alles was nog dat Nan Mahon naar Benny belde om te vertellen dat Swamp Women de slechtste film was die ze ooit had gezien en dat Jack Foley duidelijk gek op Benny was en alleen maar over haar had willen praten.
Benny sprongen de tranen in haar ogen van dankbaarheid.
‘Wat lief van je, Nan. Dank je wel, en dat komt uit het diepst van mijn hart.’
‘Waar zijn vriendinnen anders voor?’ had Nan gezegd. Daarna pakte ze haar weekendtas en maakte zich op om met Simon naar Wicklow te gaan.
Sean Walsh zat in Healy’s Hotel. ‘Wat moet ik doen?’
‘Laat haar gewoon komen. Binnen een week is ze het beu.’
‘En als dat niet zo is?’
‘Dan heb je gratis iemand die in de winkel helpt. Het maakt het voor haar alleen maar moeilijker om je als compagnon te weigeren. Ze kan je niet ontlopen en het onderwerp evenmin, als ze steeds bij je in de buurt is.’
‘Je bent werkelijk heel intelligente... eh... Dorothy,’ zei hij.
Rosemary Ryan wist altijd en overal wat er loos was. Eve zei dat ze tot het slag mensen behoorde dat tijdens de oorlog landkaarten bijhield met de troepen en de onderzeeboten erop en die heen en weer schoven als pionnen op een bord.
Rosemary wist dat Jack met Nan naar de film was geweest. Ze controleerde of Benny daarvan op de hoogte was.
‘Ben jij niet dat onnozeltje dat weggaat en haar vent in z’n eentje laat ronddolen?’ zei Rosemary.
‘Hij was niet lang alleen. ik heb hem met Nan naar de film gestuurd.’
‘O, zit dat zo. Dan is het goed.’ Rosemary scheen oprecht opgelucht.
‘Ja, ik moest naar Knockglen terwijl hij zichzelf net een vrije middag had gegeven.’
‘Je zit te vaak daarginds.’ Rosemary probeerde haar voor iets te waarschuwen.
‘Ja, nou, vanavond blijf ik in de stad. We gaan met z’n allen naar Palmerston. Ga je ook mee?’
‘Misschien wel. Ik heb wilde plannen met een student medicijnen. Ik moet eerst even uitvissen of hij daar vanavond ook is.’
Waarvoor zou Rosemary haar willen waarschuwen? Niet voor Nan, dat was duidelijk. Iedereen wist dat Nan stapelverliefd was op Simon Westward. Sheila had zich teruggetrokken. Verder was er niemand. Misschien bedoelde ze dat hij eraan gewend begon te raken dat bij in z’n eentje verscheen bij alle sociale aangelegenheden. Door zo vaak in Knockglen te blijven, gaf ze Jack misschien het idee dat hij vrij was om de hort op te gaan. Misschien was hij nog een keer iemand tegengekomen, net zoals in Wales was gebeurd... waar ze niets van afwist. Benny dacht terug aan een college over de Tudors in Ierland. De docent had gezegd dat hun politiek vaak ingewikkeld was en moeilijk vast te stellen, aangezien er steeds anders tegenaan werd gekeken al naar gelang de geest van de tijd. Er is niets nieuws onder de zon, dacht Benny. Jack, die zich tegenover Nan zo lovend over haar had uitgelaten, was opnieuw uit zijn humeur.
Hij had blijkbaar gedacht dat ze het hele weekend in de stad zou blijven en had ook plannen voor zaterdag en zondag gemaakt. Maar Benny moest terug om haar moeder voor te bereiden op haar werk op maandag. Als hij dat niet kon begrijpen, wat was hij dan voor een vriend? Eve zou zeggen dat hij geen echte vriend was. Hij was een knappe kanjer die toevallig op Benny viel. Maar er was meer nodig dan dat.
Eve en Kit bespraken hun plannen.
Ze zouden in iedere kamer een wastafel laten plaatsen en er moesten een extra toilet en douche worden aangelegd. Daarmee zou een einde komen aan de opstoppingen ’s morgens in de gang.
Op maandag moest er een hulp komen om de was te doen en ze zouden nieuwe elektrische bedrading laten aanleggen, want sommige aansluitingen waren niet bepaald veilig te noemen.
Ze zouden misschien iets meer huur kunnen vragen als de faciliteiten zoveel verbeterd waren. Maar het grootste voordeel was dat ze geen studenten hoefden te houden die ze niet leuk vonden. De jongen die zijn slaapkamerraam altijd potdicht hield, bierflesjes onder zijn bed had liggen en al drie sigaretten had laten inbranden op het meubilair, zou het advies krijgen zich aan te passen of op te hoepelen. Aardige jongens als Kevin Hickey mochten blijven zolang ze wilden.
Voor het eerst in haar leven zou Kit Hegarty een zekere vrijheid hebben.
‘Hoe gaat het nu met mij ?’ vroeg Eve luchtig. ‘Je hebt me niet echt meer nodig.’
Maar ze wist dat Kit haar niet kon missen. Dus ze kon dit makkelijk zeggen.
Ze hadden na enig nadenken besloten de Westwards het geld niet voor de voeten te smijten. Het zou voor Eve op een spaarrekening worden gezet. Dan kon ze het opnemen en uitgeven wanneer ze maar wilde.
Ze gingen dansen in de sociëteit van de rugbyclub. Benny voelde heel sterk dat hier mensen waren die elke vrijdagavond kwamen en die Jack allemaal kenden.
‘Ik hou van je,’ zei hij plotseling. Ze dronken sinas uit een flesje met een rietje. Hij veegde een zweterige haarlok uit haar ogen.
‘Waarom?’ vroeg ze.
‘God, dat weet ik niet. Maar het zou veel makkelijker zijn om van iemand te houden die er niet steeds tussenuit moet.’
‘Ik hou ook van jou,’ zei ze. ‘Je maakt me gelukkig.’
‘Wat lief dat je dat zo zegt.’
‘Zo is het. Ik hou van top tot teen van je. Ik moet heel vaak aan je denken en dan krijg ik een overweldigend warm gevoel van binnen.’
‘Over warme gevoelens gesproken, ik heb de auto van mijn vader mee.’ De moed zonk haar in de schoenen. Als ze eenmaal in de auto zaten, zou het heel, heel moeilijk worden om nee te zeggen. Alles wat ze haar op school, op de zondagsschool en tijdens al die preken over kuisheid hadden verteld, had het zo simpel voorgesteld. Alsof het een keuze was tussen zonde en deugd. Er werd je voorgespiegeld dat deugd werd beloond en dat zonde werd bestraft. Niet alleen in het hiernamaals, maar ook in dit leven. Bovendien hadden jongens geen respect voor meisjes die toegaven aan hun verlangens.
Maar niemand had ooit verteld hoe heerlijk het voelde, hoe gemakkelijk het was om door te gaan en hoe waardeloos je je voelde als je niet verder wilde.
En hoe bang je was, als je niet doorging met wat je graag wilde, dat er genoeg anderen waren die het wel zouden doen.
Mensen met het temperament en het gebrek aan remmingen zoals dat tot dusver alleen nog in Wales was ontdekt.
‘Ik hoop dat we jullie niet te vroeg van elkaar hebben losgetrokken,’ zei Eve droog, terwijl ze zich klaarmaakten om te gaan slapen in het huis van Kit Hegarty.
‘Nee, net op tijd geloof ik,’ zei Benny.
Aidan en Eve hadden gevraagd of ze alsjeblieft de auto in mochten, voordat ze uit pure discretie buiten dood zouden vriezen.
‘Waarom kun je niet het hele weekend blijven?’ Eve leek haar ook al voor iets te waarschuwen. Blijkbaar vond iedereen het nodig om hetzelfde tegen haar te zeggen. Het was beslist beter als ze bleef.
Maar ze kon met geen mogelijkheid blijven, hoe groot het gevaar ook was. De zaken in Knockglen naderden hun ontknoping.
‘Heb je een sigaret?’ vroeg ze aan Eve.
‘Maar je rookt niet.’
‘Nee, maar jij wel. En ik wil dat je luistert naar wat ik je over Sean Walsh te vertellen heb.’
Ze deden het licht weer aan en Eve zat geschokt te luisteren naar het hele verhaal van het geld, de verdenkingen en de dreigende vennootschip.
Benny vertelde over de hoop dat haar moeder door de winkel misschien haar eigen leven weer zou kunnen opbouwen en de hulp die ze daarbij nodig zou hebben. Eve luisterde en begreep het. Ze zei dat het niet zozeer uitmaakte aan hoeveel verleidingen Jack Foley zich voelde blootstaan, omdat sommige zaken belangrijker waren dan andere en dat Benny hoe dan ook Sean Walsh te grazen moest nemen.
Eve zei dat ze ook mee zou komen om naar het geld te helpen zoeken. ‘Maar we kunnen niet op zijn zolder binnendringen. En als we de politie erbij halen, zou hij het zeker verstoppen.’
‘Het is zo’n vreselijke rat,’ voegde Eve eraan toe. ‘Je moet heel, heel voorzichtig zijn.’
Er was tegenwoordig ook tussen de middag iets te krijgen bij Mario – tosti’s en roomsoezen. De zaak zat bijna vol toen Benny ’s zaterdags langsliep.
Ze ging de volgende deur binnen om Clodaghs drastische veranderingen te bewonderen. Een stuk of zes mensen waren in de rekken aan het zoeken en vier anderen waren kleren aan het passen in de paskamers. Clodagh en Fonsie hadden alle klandizie in het dorp naar zich toegetrokken. Er kwamen zelfs mensen die anders misschien liever naar Dublin waren gegaan om daar een dagje rond te snuffelen.
‘Het gaat behoorlijk goed met je moeder, hè? Ze heeft het over zichzelf opknappen, over het inkorten van haar rokken zelfs.’
‘Godallemachtig, wie gaat dat doen? Jij hebt het veel te druk.’
‘Luister, je moet in staat zijn om een simpele zoom in een rok te leggen. Je zei toch dat je ergens nog een oude naaimachine had staan?’
‘Ja, maar ik weet niet of ik die kan terugvinden tussen alle troep boven de winkel.’
‘Aha, op het terrein van de eerbiedwaardige Sean Walsh.’
‘Nee, hij woont op de zolder. Al die rommel ligt op de eerste verdieping.’
‘Kom Benny, zoek dat ding even op. Er is vast wel iemand die hem voor je naar huis wil zeulen. En dan kom ik tien minuutjes langs om je op weg te helpen.’
‘Misschien doet-ie het niet,’ zei Benny hoopvol.
‘Dus je moeder moet er maar tuttig bijlopen?’
Er zat niet veel anders op dan dat Benny naar de winkel ging en uitzocht of de machine er werkelijk stond en of hij nog in redelijke staat verkeerde. Daarna zou ze Teddy Flood of Dekko Moore of iemand anders met een handkar kunnen vragen of hij het geval voor haar thuis wilde brengen.
Sean was blijkbaar niet in de winkel. Alleen de oude Mike zag haar naar boven gaan.
Achter een oude sofa, waarvan de springveren naar buiten staken, vond ze de naaimachine. Het ding was minstens twintig jaar niet meer gebruikt.
Het was een soort tafeltje. De machine was naar binnen geklapt. Benny trok eraan en daar kwam hij tevoorschijn. Hij glom en leek nog zo goed als nieuw. Blijkbaar was hij maar weinig gebruikt. Vroeger werd zo’n machine met alle aandacht voor detail gemaakt, vond ze. Die laatjes aan beide kanten waren natuurlijk bedoeld voor het opbergen van spoelen, garen, knopen en al die andere dingen waarmee naaiende mensen hun leven vulden.
Ze trok een van de laatjes open. Het zat volgepropt met kleine bruine enveloppen. Een vreemde manier om knopen en draad op te bergen. Ze maakte een van de envelopjes open en zag een stapeltje groene en rode bankbiljetten. Er lagen honderden enveloppen, allemaal eerder gebruikt en aan de winkel geadresseerd, met postzegel en gestempeld. Oorspronkelijk hadden er facturen ingezeten. Koude rillingen liepen over Benny’s rug en ze wist dat ze het geld had gevonden dat Sean Walsh jaren achtereen van haar vader had gestolen.
Ze kon zich niet herinneren dat ze naar huis was gelopen. Ze moest langs alle winkels zijn gekomen, langs de bioscoop, langs Peggy Pine, Paccy en Mario. Misschien had ze zelfs mensen gedag gezegd. Ze wist het niet meer.
In de keuken zat Patsy te mopperen.
‘Je moeder dacht dat je de bus had gemist,’ zei ze. Benny zag dat ze de tafel aan het dekken was.
‘Zou je nog een paar minuutjes kunnen wachten, Patsy? Ik wil moeder eerst nog ergens over spreken.’
‘Je kunt toch onder het eten praten?’
‘Nee.’
Patsy haalde haar schouders op. ‘Ze is op haar kamer. Ze is kleren aan het passen die naar motteballen stinken. Ze jaagt iedereen nog de winkel uit met die kamferlucht.’
Benny pakte de sherryfles en twee glazen en ging naar boven. Patsy keek geschrokken toe.
In al de jaren dat ze in dit huis was geweest, was ze nog nooit buitengesloten van een gesprek tussen mevrouw en Benny. En ze had nooit kunnen denken dat er een onderwerp kon bestaan waarvoor je drank moest meenemen naar de slaapkamer.
Ze bad drie snelle weesgegroetjes dat Benny niet in verwachting was. Dat was nou net iets wat zo’n leuke, veel te lieve meid als Benny moest overkomen. De schande om zwanger te raken van een kerel die niet met haar wilde trouwen.
Annabel hoorde haar met een wit weggetrokken gezicht aan. ‘Het zou je vaders dood hebben betekend.’
Benny zat op de rand van het bed. Ze beet op haar lip, zoals ze altijd deed wanneer ze zich zorgen maakte. Nan had gezegd dat ze die gewoonte moest afleren. Het zou haar mond op den duur een gemeen trekje geven. Ze dacht een paar vluchtige seconden aan Nan.
Nan zou zich geen moment druk maken om de zaak van haar vader. Zelfs niet als die door alle werknemers samen werd leeggeroofd. Het was tegelijk verschrikkelijk en geweldig om zo onafhankelijk te zijn.
‘Zou vader het geweten hebben?’
Het was goed mogelijk dat hij verdenkingen had, maar Eddie Hogan kennende zou hij daarover zwijgen. Hij zou zijn mond niet hebben opengedaan voordat hij een onweerlegbaar bewijs had. Maar het was merkwaardig dat hij de overeenkomst over de vennootschap steeds had uitgesteld. Meneer Green was verbaasd geweest dat het contract almaar niet werd getekend. Zou vader hebben getwijfeld om zich met iemand te verbinden die jarenlang met zijn vingers in de kassa had gezeten?
‘Jouw vader had de schande van de hele toestand niet kunnen dragen. De politie die erbij moet komen, een rechtszaak, de praatjes.’
‘Weet ik,’ stemde Benny in. ‘Hij had dat nooit aangekund.’
In de slaapkamer die bezaaid lag met kledingstukken – Annabel had bijna haar hele garderobe gepast voor haar eerste dag in de winkel – spraken zij als gelijken. Benny dwong haar niet tot het nemen van beslissingen en Annabel probeerde mee te denken over een oplossing.
Omdat ze gelijken waren, gaven ze elkaar kracht.
‘We zouden hem kunnen vertellen dat we het weten,’ zei Annabel.
‘Hij zou het ontkennen.’
Ze konden de politie niet bellen, dat wisten ze. Het was ook onmogelijk om meneer Green te laten komen en hem te vragen op de eerste verdieping de inhoud van de naaimachine te inspecteren. Meneer Green was niet het soort jurist dat je in films zulke dingen zag doen. Hij was de rustigste en meest respectabele notaris die er bestond.
‘We kunnen er iemand anders als getuige bij roepen. Vragen of hij komt kijken.’
‘Waar zou dat goed voor zijn?’ vroeg Annabel.
‘Dat weet ik niet zeker,’ gaf Benny toe. ‘Als bewijs misschien dat het er heeft gelegen, voor het geval Sean het weghaalt en ergens anders verstopt. Je weet wel, als we hem erop aanspreken.’
‘Als we hem erop aanspreken?’
‘We zullen wel moeten, moeder. Hij moet opgehoepeld zijn als jij maandag in de winkel komt.’
Annabel keek haar een tijdlang aan. Ze zei niets. Maar Benny voelde dat ze wat moed kreeg, nieuwe energie. Ze geloofde dat haar moeder de dingen die komen gingen, zou aandurven. Benny moest de juiste woorden vinden om haar aan te vuren.
‘Als vader ons kan zien, dan is hij het met ons eens. Hij zou geen schandaal maken en hem niet voor het gerecht slepen. Maar hij zou ook niet willen dat jij als mede-eigenaar zij aan zij met Sean Walsh ging staan, terwijl we weten wat er is gebeurd.’
‘We zullen dokter Johnson vragen om getuige van de vondst te zijn,’ zei Annabel met vastere stem dan Benny ooit had kunnen verwachten.
Patsy zei die avond tegen Bee Moore dat ze bet geduld van een heilige moest opbrengen om haar werk vol te houden. Het was in huize Hogan een voortdurend komen en gaan, achter gesloten deuren werden geheime bijeenkomsten gehouden, waar flessen sherry bij nodig waren, eten werd niet opgegeten en dan werd er weer op onchristelijke uren om eten gevraagd.
Als mevrouw nu ook nog in de winkel ging werken, dan was het misschien maar het beste dat ze ging trouwen met Mossy Rooney en dat ze die kenau van een schoonmoeder voor lief nam en dat ze hier wegging. Patsy schoot Bee’s vroegere belangstelling voor Mossy te binnen en daarom zwakte ze haar opmerkingen ietsje af. Ze zei dat ze wist dat ze geluk had gehad dat Mossy haar had uitverkoren en dat ze zich vereerd voelde in zijn familie te worden opgenomen. Bee Moore haalde haar neus op en vroeg zich opnieuw af hoe ze hem ooit aan Patsy had kunnen kwijtraken. Ze zei dat de zaken bij haar thuis ook al in het honderd liepen. Iedereen op de Westlands leek wel gek te zijn geworden. Heather was naar school gegaan op St. Mary en bracht wat mevrouw Walsh noemde al het uitschot van Knockglen mee naar huis om op haar pony te rijden. De oude man was bedlegerig geworden en meneer Simon was nergens te bekennen. Ze had wel uit betrouwbare bron vernomen dat hij minstens twee nachten in Knockglen had doorgebracht zonder thuis te zijn gekomen. Waar kon hij in hemelsnaam hebben geslapen in Knockglen als hij niet thuis op de Westlands in zijn eigen bed had gelegen? Het was een raadsel.
Maurice Johnson liet zich erop voorstaan dat hij een man was die nergens verbaasd van opkeek. Maar het bezoek van Annabel Hogan en haar dochter, en vooral de reden waarom ze hem kwamen opzoeken, brachten hem van zijn stuk.
‘Waarom ik?’ vroeg hij, nadat hij hun verzoek had aangehoord.
‘De keuze was tussen u en pater Ross,’ zei Benny. ‘We willen de kerk er liever niet bij betrekken. Dan wordt het een zaak van zonde en boete. Wat we nodig hebben, is gewoon een betrouwbaar iemand.’
‘Laten we het dan ook maar meteen doen,’ zei hij. ‘Kom, erop af.’
Er waren twee klanten in de winkel toen ze binnenkwamen. Sean keek op van de dozen met truien die hij op de toonbank had opengemaakt. Er was iets aan deze delegatie dat hem beangstigde. Zijn ogen volgden hen terwijl ze naar het achterste deel van de winkel liepen, in de richting van de trap.
‘Wat is...’ begon hij.
Benny hield stil op de trap en keek hem aan. Al sinds ze hem voor de allereerste keer zag, had ze een hekel aan hem gehad, maar toch voelde ze op dit moment medelijden. Ze nam zijn dunne, vettige haar en zijn lange, smalle, bleke gezicht nauwkeurig in zich op.
Hij had geen moment van het leven genoten of zijn beperkte leven verrijkt met het geld dat hij had gestolen.
Maar ze moest nu standvastig zijn.
‘We gaan even naar de eerste etage,’ zei ze. ‘Moeder en ik willen dokter Johnson iets laten zien.’
Ze zag de vrees in zijn ogen.
‘Om als getuige te kunnen optreden,’ voegde ze eraan toe, opdat hij het zou weten.
Dokter Johnson liep kalm de trap af. Hij liep de winkel door en hield zijn blik strak op de vloer gericht. Mike’s groet bleef onbeantwoord. Hij sloeg ook geen acht op Sean, die onbeweeglijk achter de toonbank stond, met een doos in zijn handen. Hij had tegen Annabel en Benny gezegd dat hij desgewenst zou bevestigen dat ze in zijn aanwezigheid tweehonderd enveloppen tevoorschijn hadden gehaald die stuk voor stuk geldsommen bevatten die varieerden van vijf tot tien pond.
Hij had geen leedvermaak gevoeld over de ondergang van de man die hij nooit had gemogen. Hij keek naar het spaargeld in de volgepakte enveloppen. De man was waarschijnlijk bezig geweest voor zichzelf een bepaald soort leven te kopen, veronderstelde hij. Had hij gedacht aan drank en vrouwen, toen hij Eddie Hogans geld verduisterde? Het was niet te zeggen. Hij benijdde de twee vrouwen niet om de komende confrontatie, maar hij bewonderde hen om hun besluitvaardigheid.
Ze zaten op de eerste verdieping en wachtten. Hij moest naar boven komen. Ze voelden zich allebei slapjes door de schok van hun ontdekking en door de schande die ze onder ogen zouden moeten zien in de confrontatie met Sean.
Geen van beiden was bang dat hij tekeer zou gaan of zou proberen te ontkennen dat hij het geld hier had verstopt. Hij kon onmogelijk zeggen dat ze het hadden verzonnen. Dokter Johnson was een man die op zijn woord werd geloofd.
Ze hoorden hem de trap opkomen.
‘Heb je de winkel afgesloten?’ vroeg Annabel Hogan.
‘Mike houdt de boel wel in de gaten.’
‘Dat zal hij voortaan wel vaker moeten doen,’ zei ze.
‘Hebt u iets te zeggen? Is er sprake van een of andere beschuldiging?’ begon hij.
‘Laten we het eenvoudig houden,’ begon Annabel.
‘Ik kan het uitleggen,’ zei Sean.
Ze konden de zaterdagmiddaggeluiden van Knockglen horen. Auto’s toeterden, de kinderen waren vanaf twaalf uur vrij van school en renden lachend voorbij. Een hond was opgewonden aan het blaffen en verderop was een karrenpaard in paniek geraakt. Ze zaten daar gedrieën en hoorden hoe het paard wild hinnikte, totdat iemand het kalmeerde. Toen begon Sean uit te leggen. Het was een manier van sparen. Meneer Hogan had dat begrepen. Niet dat hij het er helemaal mee eens was geweest, maar hij had het toegelaten. Het loon was niet erg hoog geweest. Het was bekend dat Sean het leeuwendeel van het werk verzette. Dan was toch niet zo gek dat hij een appeltje voor de dorst probeerde te verzorgen?
Annabel zat op een houten stoel met hoge rugleuning, die ze nooit thuis hadden willen hebben. Benny zat op de kapotte sofa, dezelfde die ze opzij had geduwd om bij de naaimachine te kunnen komen. Ze hadden niet geoefend, maar zoals ze daar zaten vormden ze een team. Geen van twee zei een woord. Ze zorgden voor geen enkele onderbreking of ontkenning. Geen knikjes van instemming of hoofdschudden uit ongeloof. Ze zaten daar en lieten hem zelf de strop om zijn nek leggen. Na verloop van tijd ging hij langzamer praten en werden zijn gebaren minder overdreven. Zijn armen vielen langs zijn lichaam neer en al gauw liet hij zijn hoofd hangen alsof het te zwaar geworden was.
Toen stopte hij helemaal.
Benny wachtte tot haar moeder iets zou zeggen.
‘Je kunt vanavond vertrekken, Sean.’
Het kwam er beslister uit dan zelfs Benny had kunnen zeggen. Ze keek haar moeder met bewondering aan. Er school geen haat, geen wraak in haar stem. Alleen de simpele vaststelling van de situatie. Sean Walsh was evenzeer verbaasd.
‘Daar is geen sprake van, mevrouw Hogan,’ zei hij.
Zijn gezicht was krijtwit, maar hij ging niet smeken om genade, begrip of een nieuwe kans.
Ze wachtten af wat hij te zeggen had.
‘Uw echtgenoot zou dit niet hebben gewild. Hij heeft me schriftelijk verzekerd dat hij mij in de zaak wilde opnemen. U bent dat zelf overeengekomen met meneer Green.’
Annabel keek naar de tafel, die vol enveloppen lag.
‘Er is niemand meer in leven die kan bevestigen of ontkennen dat dit hier was afgesproken.’
Nu was het de beurt aan Benny. ‘Vader had er geen politie bij gewild, Sean. Ongetwijfeld ben ook jij het daarmee eens. Moeder en ik willen voortgaan op de weg die hij gegaan zou zijn. We hebben het er lang over gehad. We denken dat hij gewild zou hebben dat je vanavond vertrok, maar ook dat we tegen niemand zeggen wat hier vandaag is voorgevallen. Dokter Johnson, dat hoeft nauwelijks gezegd te worden, zwijgt als het graf. We hebben hem hier alleen gevraagd om kracht bij te zetten aan ons verzoek aan jou om met stille trom te verdwijnen.’
‘Wat gaat er gebeuren met jullie fraaie zaak als ik verdwijn?’ Zijn gezicht werd vals. ‘Wat komt er terecht van Hogan’s, het lachertje van de herenkledingbranche? Is de opheffingsuitverkoop in juni of in oktober? Dat is de enige vraag.’
Nerveus en met zijn mond vertrokken in een soort grijns liep hij handenwringend rond.
‘Jullie hebben er geen idee van hoe hopeloos deze zaak ervoor staat. De dagen zijn geteld. Wat moeten jullie zonder mij? Die ouwe Mike is nog te dom om voor de duvel te dansen – moet hij de klanten te woord staan? Bewaar me! Of u misschien, mevrouw Hogan, terwijl u de ene baal stof niet van de andere kunt onderscheiden. Of een groentje dat nu nog ergens in een gehucht met drie man en een paardenkop staat te suffen? Zijn dat de plannen voor jullie geweldige familiebedrijf? Moet dat het worden? Zeg het maar?’
Hij begon hysterisch te worden.
‘Wat hebben we jou gedaan, dat je je ineens zo tegen ons keert?’ vroeg Annabel Hogan op kalme toon.
‘U denkt dat u goed voor mij bent geweest. Dat denkt u toch?’
‘Jazeker.’
Seans gezicht vertrok. Benny besefte dat ze in de verste verte niet had kunnen vermoeden met hoeveel emotie hij te kampen had.
Hij raaskalde over verbanning naar de bediendenvertrekken boven, over betutteld worden en de kale boterham waarvoor hij soms werd uitgenodigd op een toon alsof hij ten paleize mocht komen eten. Hij zei dat hij in zijn eentje de zaak had geleid, voor een hongerloon en een schouderklopje. Er was zo vaak geroepen dat de zaak zonder Sean Walsh verloren zou zijn, dat het op den duur zijn betekenis had verloren. Hij zei dat zijn oprechte en eerbiedige bewondering voor Benny, de dochter des huizes, was bespot en domweg neergesabeld. Hij had eerzame bedoelingen gehad en hij was trots geweest haar her en der te mogen begeleiden, zelfs al was zij fysiek gesproken geen al te fraai exemplaar.
Annabel noch Benny vertrok een spier bij al deze beledigingen.
Hij had zich niet op slinkse wijze binnengewerkt, zich niet opgedrongen of op enigerlei wijze misbruik gemaakt van zijn positie. Hij was altijd discreet en loyaal geweest. En nu kreeg hij stank voor dank.
Benny voelde een grote droefheid over zich komen. Er was een eigen soort eerlijkheid in de manier waarop Sean tekeerging. Als hij zo tegen zijn leven aankeek, dan was daar weinig op af te dingen.
‘Blijf je in Knockglen?’ vroeg ze onverwacht.
‘Wat?’
‘Nadat je uit de zaak weg bent?’
Het was of er een schakelaar werd omgezet. Sean begreep ineens dat ze het meenden. Hij keek naar hen alsof hij geen van beiden ooit eerder had gezien.
‘Misschien wel,’ zei hij. ‘Het is de enige plaats die ik echt ken, begrijp je.’
Dat begrepen ze.
Ze wisten dat er praatjes zouden komen. Een heleboel praatjes. Maar maandag zou de winkel opengaan met Annabel achter de toonbank. Ze hadden nog maar zesendertig uur om de zaak te leren kennen.
Mevrouw Healy ontving Sean graag in haar kantoortje. Hoewel hij normaal nogal bleek was, vond ze hem er nu bepaald slecht uitzien, alsof hij zojuist hevig was geschrokken.
‘Zou ik hier voor een week een kamer kunnen boeken?’
‘Natuurlijk. Maar mag ik vragen waarom dat is?’
Hij vertelde dat hij wegging bij Hogan’s. En wel nu meteen. Dat hield in dat hij zijn kamers moest opgeven. Hij was uitermate vaag. Hij ontweek vragen over de vennootschap en ontkende dat er ruzie of andere vormen van onenigheid waren voorgevallen. Hij zei dat hij zijn spullen het liefst wilde afhalen op een tijdstip dat niemand hem zou zien, bijvoorbeeld als iedereen naar huis was voor het avondeten.
Fonsie zag hem natuurlijk, terwijl hij een voor een de vier kartonnen dozen overbracht waar al zijn bezittingen inzaten.
‘Goedenavond Sean,’ zei Fonsie nadrukkelijk.
Sean negeerde hem.
Fonsie ging het meteen aan Clodagh doorvertellen.
‘Ik geloof dat ik een liefdesnestje zie ontstaan. Sean kwam met takjes en blaadjes aanfladderen en is aan de overkant, bij Healy’s, begonnen met bouwen.’
‘Is hij echt naar de overkant verhuisd?’ Clodagh leek niet zo verrast als ze zou moeten zijn.
‘In het diepste geniep en met een kop vol wellust,’ zei Fonsie.
‘Goed gedaan, Benny,’ zei Clodagh. Ze sloot even haar ogen en glimlachte.
Maire Carroll was naar het klooster gekomen om een getuigschrift te vragen. Ze ging solliciteren naar een baan in een winkel in Dublin. Terwijl moeder Francis zat te piekeren om over Maire iets te schrijven dat zowel waar als gunstig zou zijn, verklapte Maire dat Sean Walsh al zijn spullen had gepakt en zijn intrek had genomen in het hotel.
‘God zij geloofd, Benny,’ zuchtte moeder Francis bij zichzelf.
Die zondag was de langste werkdag uit hun leven. Er hing een onwerkelijke sfeer, doordat de rolgordijnen naar beneden waren. Ze wilden niemand laten weten dat ze daar waren.
Ze zouden een vreemde indruk hebben gemaakt als iemand hen had kunnen zien. Patsy mestte in een overall het kamertje uit dat de gevolgen droeg van duizenden koppen slecht gezette thee. Oude Mike zei dat ze om de beurt thee hadden gezet en koekjes hadden uitgepakt. Dat was het kamertje wel aan te zien. Het gaskomfoor was afkomstig uit Seans keuken. Van nu af aan zou er fatsoenlijke thee worden geschonken en zelfs konden er soep en toast worden klaargemaakt.
Hogan’s Herenmode ging veranderen.
Peggy Pine en Clodagh waren te hulp gekomen, evenals Teddy Flood. Ze hadden niemand iets hoeven uitleggen, afgezien van de naakte mededeling dat Sean Walsh was vertrokken en dat ze raad konden gebruiken. Clodagh zei dat iedere zaak in feite hetzelfde was. Als je er één aankon, kon je ze allemaal aan. Haar hoop was nog altijd dat ze een keer gevraagd zou worden om een staalwalserij of een autofabriek te helpen opzetten.
Aan Mike, die nooit van z’n leven in het middelpunt van enige belangstelling had gestaan, werden eerbiedig vragen gesteld. Als stelregel werd gebruikt dat Mike langzaam moest worden aangesproken en dat zijn antwoorden met dezelfde aandacht moesten worden beoordeeld als waarmee hij ze gaf.
Mike opjagen zou de zaak alleen maar ingewikkelder maken. Je moest hem het gevoel geven dat je alle tijd van de wereld had.
Je moest hem evenwel niet de kans geven om meneer Eddie eindeloos te betreuren of om hem binnensmonds te laten sputteren over het feit dat Sean als meneer Walsh aangesproken had willen worden.
Stilaan pasten ze de stukjes in elkaar en kwamen erachter hoe de zaken waren geregeld. Wie er op rekening mochten kopen en wie niet. Hoe rekeningen en aanmaningen werden verstuurd. Wie de vertegenwoordigers waren die met hun orderboeken langskwamen en met welke stoffenfabrieken en toeleveringsbedrijven ze werkten.
Het ging hakkelend, maar uiteindelijk wist Mike alles te vertellen. Zij luisterden en vormden zich een beeld van het systeem.
Duizend keer vervloekte Annabel Hogan zichzelf dat ze zich nooit met de zaak had bemoeid toen haar man nog leefde. Misschien had ze het wel leuk gevonden. Het was pure schuwheid geweest waarom ze thuis was gebleven.
Benny wenste dat ze haar vader vaker was komen helpen. Als ze alles over had kunnen doen, dan zou ze haar zaterdagmiddagen hier hebben doorgebracht om te begrijpen hoe hij leefde en werkte.
Zou hij trots en blij zijn geweest dat ze zo’n belangstelling voor de zaak had opgevat? Of zou hij vinden dat ze te veel opschudding veroorzaakte in de mannenwereld van de herenmode? Daar zou ze nooit meer achter komen. Sean Walsh was voor haar trouwens de belangrijkste reden geweest om de winkel te mijden.
Terwijl ze doorploeterden en uitzochten welke balen stof waar hoorden, liet ze haar gedachten de vrije loop. Hadden haar ouders werkelijk verwacht dat ze met Sean zou trouwen, alleen omdat hij hen een tijd had geholpen in de winkel? Erger nog, stel dat zij akkoord was gegaan. Zich op hem had ingesteld. Zou ze dan zijn verleid door zijn walgelijke avances en nu met hem verloofd zijn? Stel je het afgrijzen voor als dan zijn diefstal aan het licht was gekomen. Het geniepige, verachtelijke, dagelijkse stelen van een vriendelijke werkgever, haar eigen vader, die alleen maar het beste met hem voorhad.
Patsy had de soep opgewarmd en de boterhammen gesmeerd. Ze zaten gezellig bij elkaar voor het eten.
‘Denken jullie niet dat het verkeerd van ons is om op zondag te werken?’ Mike was een beetje angstig over de hele toestand.
‘Laborare est orare,’ zei Peggy Pine opeens.
‘Kunt u dat vertalen voor die paar invaliden die geen klassieke opleiding hebben genoten, tante?’ vroeg Clodagh.
‘De Heer vindt dat werken een vorm van bidden is,’ zei Peggy Pine. Ze veegde de kruimels weg en ging er goed voor zitten om nette prijskaartjes te schrijven die Annabel kon lezen.
Zaterdagavond laat hadden ze de achterdeur van de winkel opengemaakt, zodat ze het pad achterlangs konden nemen om in en uit het pand te komen.
De zon scheen over de ongebruikte achtertuin vol rommel.
‘Je zou hier een alleraardigste serre kunnen maken,’ zei Clodagh nadenkend.
‘Waarvoor?’
‘Om in te zitten, rare.’
‘Klanten willen toch niet in een serre zitten, of wel soms?’
‘Wat dacht je van je moeder en jij?’
Benny wist niet zo gauw een antwoord. ‘Je gaat hier toch wonen, of niet?’
‘Dat was niet de bedoeling. We hebben een huis. We kunnen toch niet boven de winkel gaan wonen?’
‘Er zijn in dit gezelschap een paar mensen die dat wel doen en het lukt ze nog heel aardig ook,’ zei Clodagh gepikeerd.
Benny had haar tong wel willen afbijten. Maar ze hoefde haar woorden niet terug te nemen. Clodagh was niet echt gekwetst.
‘Als je het je kunt veroorloven, is er geen probleem,’ zei ze, ‘maar ik dacht dat het hele doel was om de zaak draaiende te houden. Dat zal niet lukken als jullie er niet wat geld insteken. Daarom nam ik aan dat jullie je huis gingen verkopen.’
Benny veegde haar voorhoofd af. Zou er ooit een einde aan dit alles komen? Wanneer kon ze weer terug naar het normale leven?
Jack Foley probeerde Benny van negen uur af de hele morgen te bellen. ‘Ze zit toch niet de héle rotochtend in de kerk,’ mopperde hij.
Benny belde Jack thuis.
Ze kreeg zijn moeder aan de lijn. ‘Ben jij het, Sheila? vroeg ze.
‘Nee, mevrouw Foley. U spreekt met Benny Hogan.’
Ze hoorde dat Jack uitgegaan was en pas laat weer thuis zou komen. Hij was al een tijdje weg.
‘Ik dacht eigenlijk dat hij daar bij jou in de buurt was,’ zei mevrouw Foley.
Uit haar mond klonk het alsof ze het over een moeras vol krokodillen had. Zoals in de film die Benny gelukkig niet had hoeven zien.
Ze dwong zichzelf ongedwongen te doen. Geen boodschap. Alleen dat ze had gebeld om even te babbelen.
Mevrouw Foley zei dat ze het meteen zou opschrijven. Ze slaagde erin dat te laten klinken alsof de naam Benny Hogan zou worden toegevoegd aan een lange lijst van eerdere opbellers.
Hier was het voorbij en ze had het graag willen vieren. Alles wat ze voor de winkel had gewild, vanaf de dag dat haar vader was gestorven, had ze bereikt. Haar vrienden in Knockglen hadden geweldig geholpen. Sean Walsh was uitgerangeerd.
Ze had Jack over deze overwinningsavond willen vertellen. De vreselijke momenten, de komische momenten, de uitdrukking op de tronie van Sean. Patsy die steeds maar thee zette en boterhammen smeerde. Oude Mike die energieschokken kreeg zoals het monster van Frankenstein. Peggy Pine die haar moeder liet zien hoe je een koopje in de etalage zette. Ze had hem willen zeggen dat ze van nu af aan thuis niet meer zo dringend nodig was. Ze zou de vrijheid kunnen vinden om iedere week een paar nachten in Dublin te blijven.
Maar het akelige gevoel bekroop haar dat ze een tijdslimiet had overschreden. Dat ze te lang was weggebleven.