13
Fonsie had een nieuwe zwart fluwelen jas voor Kerstmis. Clodagh had lila knopen voor hem gemaakt en een enorme zakdoek die hij in zijn borstzak kon stoppen.
Hij joeg de inwoners van Knockglen in de gordijnen door uitgerekend in deze kleren de mis bij te wonen.
‘Nu heeft hij ook al godslastering op zijn lange lijst van zonden staan,’ fluisterde mevrouw Healy tegen de Hogans, die naast haar zaten.
‘Hij moet toch in een toestand van genade zijn, anders kwam hij niet,’ zei Annabel. Ze vond dat mevrouw Healy van een mug een olifant maakte. Ze benijdde Peggy en Mario omdat ze zulk jong bloed in hun zaak hadden. Hadden Benny en Sean het maar samen geprobeerd, dan zou misschien het trieste vooruitzicht van mislukking niet voor de deur van de Hogans staan, terwijl het de twee andere winkels steeds beter ging. Ze keek naar Eddie die naast haar zat. Waar wou hij voor bidden? Hij was altijd uitermate vroom, alsof hij in de kerk tegen God zelf sprak. Bij haar was dat anders. Annabel had ten hoogste het gevoel dat ze tijdens de mis haar angsten voor het dagelijks leven kon bedwingen, niet zozeer dat ze dichter bij God kwam. Benny bad niet. Dat was zeker. Niemand had onder het bidden zo’n merkwaardig afwezig uiterlijk.
Annabel Hogan wist zo goed als zeker dat haar dochter verliefd was.
Clodagh Pine keek met plezier naar haar vriend Fonsie. Hij zag er echt knap uit. En hij was een knappe vent. Ze had in de verste verte niet gedacht dat ze iemand als Fonsie zou ontmoeten toen ze in dit gehucht was gekomen. Het streven was geweest om haar wat rustiger te maken door verbanning naar Knockglen. Haar tante was ook erg aardig voor haar geweest, veel aardiger dan ze had durven dromen. Ze gaf haar veel complimentjes voor haar vernieuwingen, terwijl ze zich tegelijkertijd verzette tegen iedere nieuwe verandering die zich aandiende. Maar als ze eenmaal een idee had geaccepteerd, zette Peggy Pine haar tanden erin en was niet meer te stoppen. Zoals de mooie zelfgebreide truien, waarvoor de mensen eerst nog naar Dublin moesten, en zoals het idee om labels in de kleren te naaien met Pine erop.
Dat alles had bijgedragen tot een stijgende omzet. En de winkel zag er mooi en vrolijk uit. Voor beiden was het een succes.
Clodagh wilde zich dit keer niet de woede van Knockglen op de hals halen. Dus droeg ze naar de mis op Eerste Kerstdag een jas met visgraatmotief en een zwarte leren riem. Ze had hoge zwarte laarzen aan en de zwarte leren baret had ze naar een kant van haar hoofd getrokken. Hij zou echt geweldig hebben gestaan met grote opzichtige oorbellen. Maar tijdens de dienst wilde ze zich ingetogen gedragen. Ze was zich er niet van bewust dat haar tante met het hoofd in de handen naast haar knielde en de Moeder Gods vroeg waarom een meisje dat zo lief en behulpzaam was als Clodagh zich moest kleden als een hoer.
Sean Walsh knielde stijfjes. Hij zat erbij als iemand die erop wachtte tot hem een klap zou worden verkocht. Hij staarde strak voor zich uit, misschien uit vrees dat hij betrapt zou worden als hij zomaar wat in het rond keek.
Sean was dit jaar bij de Hogans uitgenodigd om de kerstmaaltijd te gebruiken. De voorafgaande jaren was hij naar huis gegaan, naar een wereld waar hij nooit over sprak, naar een stad die niemand wist, omdat hij die nooit had genoemd. Maar dit jaar had hij meneer Hogan overgehaald om op kerstavond langer open te blijven en tussen de middag niet te sluiten zoals ze andere jaren altijd deden.
Zoveel mensen moesten op kerstavond nog wat cadeautjes kopen, zei Sean. En als Hogan’s Herenmode niet open was, dan konden ze altijd nog zakdoeken krijgen bij Peggy Pine, sigaren bij Birdie Mac of zeep met een mannelijk geurtje bij meneer Kennedy. Al die zaken zouden open zijn om de verdiensten niet mis te lopen. Knockglen veranderde snel.
‘Maar dat kan jij toch niet doen,’ pleitte meneer Hogan. ‘Dan mis je de bus naar huis.’
‘Er is daar heus niet veel van Kerstmis te merken, meneer Hogan,’ had Sean een beetje zielig gezegd, in de wetenschap dat ze hem nu wel uit moesten nodigen. Sean keek ernaar uit om op kerst bij de Hogans te eten. Het gaf hem het gevoel dat hij een belangrijk persoon was. Hij had een boeket droogbloemen voor mevrouw Hogan gekocht. Iets dat het hele jaar door op tafel kon staan, zou hij zeggen. En voor Benny talkpoeder met de naam Talc de Coty. Het was een nogal duur poeder, maar een bescheiden flesje, zodat ze er onbekommerd blij mee kon zijn en niet in verlegenheid gebracht door de prijs.
Ze was vanmorgen erg aardig tegen hem geweest. Ze had lief naar hem gelachen en gezegd dat ze het leuk vond om hem om één uur bij haar thuis te zien.
Het deed hem deugd dat ze gezegd had hoe laat hij werd verwacht. Hij had zich al afgevraagd of hij na de mis meteen met ze mee naar huis moest gaan. Goed dat ze hem erop gewezen had.
Benny had zich, in het besef dat ze toch niet om Sean heen kon, voorgenomen dat ze ook aardig tegen hem kon zijn. Patsy vertelde dat haar ouders behoorlijk bang waren dat ze er moeilijk over zou gaan doen.
‘Het is maar een lunch. Geen heel leven,’ had Benny filosofisch gezegd.
‘Ze zouden anders best blij zijn als het een heel leven werd.’
‘Nee, Patsy, dat meen je niet. Toch niet meer, hè? Misschien dat ze dat ooit hebben gedacht.’
‘Ik weet het niet. Je kunt niet in wetten vastleggen wat de mensen mogen denken en hopen.’
Patsy zat er naast. Benny was ervan overtuigd dat haar ouders geen hoop konden hebben dat zij ooit wat in Sean zou zien. De zaken gingen slecht. Veel geld was er niet meer. Dat wist ze. En ze zouden haar toch niet van hun zuurverdiende centen laten studeren tenzij ze hoopten dat er voor haar iets beters binnen bereik lag. Als de bedoeling was dat ze met Sean Walsh trouwde en dat hij de zaak overnam, dan hadden ze haar wel gedwongen een of andere secretaresse- of boekhoudcursus te gaan volgen. Dan hadden ze haar in de winkel laten helpen en niet laten kennismaken met een wereld die alles in zich had. De wereld van Jack Foley. De mis in het klooster was altijd een waar genoegen. Pater Ross hield van de zuivere stemmen van de jonge nonnen in het koor. Er werd nooit gekucht of geproest of gewiebeld als hij de mis opdroeg in de kapel van St. Mary. De nonnen zongen prachtig en luidden op tijd de bel. Hij had niet te maken met slaperige of recalcitrante misdienaartjes. En het leek in de verste verte niet op de verbazingwekkende en in hoge mate oneerbiedige modeshow waarop de parochiekerk in Knockglen vanochtend was getrakteerd. Hier maakte iedereen deel uit van het religieuze leven, op de jonge Eve na natuurlijk, maar die was hier opgegroeid.
Zijn ogen rustten op het kleine donkere meisje toen hij de laatste zegen gaf: ‘Ite Missa Est’.
Hij zag dat ze net zo eerbiedig haar hoofd boog als de nonnen terwijl ze ‘Deo Gratias’ zei.
Hij had zich zorgen gemaakt toen hij hoorde dat ze in het huisje wilde gaan wonen waar haar moeder tijdens haar geboorte was bezweken en waar ook haar arme vader het leven had gelaten. Ze was te jong om zelfstandig te wonen, wat immers zovele gevaren in zich borg. Maar moeder Francis, die een bewonderenswaardig verstandige vrouw was, was er voor.
‘Het ligt bij ons achter de tuin, pater,’ had ze hem verzekerd. ‘In zekere zin hoort het huisje bij het klooster. Het is alsof ze ons helemaal niet verlaat.’
Hij keek uit naar zijn maaltijd in de salon. De geur en smaak van zuster Imelda’s knapperig gebakken bacon en aardappeltaart konden een man overal heen lokken en hem alles in de wereld doen vergeten.
Mevrouw Walsh fietste uit Knockglen terug naar de Westlands. Meneer Simon en juffrouw Heather zouden om half twaalf naar de kerk gaan. De oude man ging al een hele tijd niet meer. Het was droevig om hem zo krachteloos in zijn rolstoel te zien zitten, maar toch waren er momenten waarop hij zich dingen goed kon herinneren. Meestal overigens dingen die je het best snel kon vergeten. Tragische gebeurtenissen, ongelukken, rampen. Nooit leuke momenten. Geen trouwpartijen, doopfeesten of andere festiviteiten.
Mevrouw Walsh praatte nooit over haar leven op het landgoed. Ze had veel publiek kunnen krijgen voor verhalen over het kind. Hoe ze met Clara over haar jonge hondjes praatte en tegen Woffles over de sla die hij voor Kerstmis zou krijgen en hoe ze tegen de pony vertelde dat ze zadelmaker wilde worden om iets zachters uit te kunnen vinden voor het bit in zijn mond.
Mevrouw Walsh had Bee Moore gewaarschuwd dat er ook van haar geen verhalen werden verwacht. De mensen hadden altijd heel vlug hun oordeel klaar over een familie die anders was dan de mensen in het dorp. De Westwards hadden een ander geloof, behoorden tot een andere klasse en hadden ook nog een andere nationaliteit. De Anglo-Ieren mochten zichzelf dan wel als leren beschouwen, zei mevrouw Walsh vaak om haar standpunt aan Bee Moore meer kracht bij te zetten, maar dat waren ze natuurlijk niet. Ze waren even Engels als de mensen die overzee woonden. Het enige probleem was dat zij dat niet doorhadden. Meneer Simon had een oogje op een Engelse dame uit Hampshire. Hij wilde haar uitnodigen om te komen logeren. Maar niet op het landgoed. Ze zou in Healy’s Hotel moeten overnachten, wat zijn manier was om te zeggen dat hij er nog niet helemaal uit was of hij haar wel wilde trouwen.
Mevrouw Walsh fietste terug om het ontbijt klaar te maken. Ze vond dat meneer Simon slecht was ingelicht. Healy’s Hotel was niet een oord waar je een rijke vrouw uit Hampshire liet overnachten. Het was rommelig ingericht en had bedompte kamers. De vrouw zou op die manier geen goede indruk krijgen van meneer Simon en de Westlands. Ze zou met al haar geld weer snel naar Hampshire teruggaan.
En het doel van de uitnodiging was toch om haar te laten blijven en een huwelijk te arrangeren, zodat er meer Engels bloed in de familie en, nog aanzienlijk belangrijker, meer geld in het laatje zou komen.
Moeder Clare bekeek Eve met minachting. Ze deed weinig moeite om dat te verbergen.
‘Blij te zien dat je van al je verschillende ziektes bent genezen, of wat het ook geweest moge zijn,’ zei ze.
Eve glimlachte haar toe. ‘Dank u, moeder. U bent altijd erg goed voor mij geweest. Het spijt me dat ik het toen niet op de juiste manier heb kunnen teruggeven.’
‘Heb je iets teruggegeven dan,’ snoof moeder Clare.
‘Ik denk dat ik dat op een bepaalde manier wel heb gedaan, door niet langer voor uw voeten te lopen,’ zei Eve vriendelijk en onschuldig. ‘U hoeft zich het hoofd er niet meer over te breken hoe u mij in uw wereld in moet passen, alleen uit vriendelijkheid tegenover moeder Francis.’
De non keek haar argwanend aan, maar kon in de woorden geen ironie of dubbelzinnigheid ontdekken.
‘Het lijkt me dat jij alles hebt gekregen wat je wilde,’ zei ze.
‘Niet alles, moeder.’ Eve vroeg zich af of ze de Heilige Augustinus zou citeren en opmerken dat onze harten rusteloos blijven tot ze bij de Heer zullen rusten. Maar het leek haar beter om het niet te doen. Dat zou te ver gaan.
‘Nee, niet alles, maar wel veel,’ zei ze. ‘Wilt u mijn huisje zien? We moeten wel even door de struiken lopen en zo, maar het pad is niet glibberig.’
‘Later, kind. Een andere dag.’
‘Dat is ook goed. Maar ik weet niet hoe lang u blijft...’ Opnieuw trok ze een onschuldig gezicht.
Afgelopen nacht had ze met moeder Francis gepraat, net zoals op zoveel vroegere kerstavonden. Bij deze gelegenheid had ze de non zelfs een beetje verteld over haar gekke, geestige vriendschap met Aidan Lynch.
Moeder Francis had gezegd dat het ergste van moeder Clares bezoek was dat er geen einde aan leek te komen. Ze kon de zuster natuurlijk niet vragen wanneer ze weer zou vertrekken. Eve had beloofd dat zij dat in haar plaats zou doen.
Moeder Clare hield er niet van als er zo openlijk naar haar plannen werd gevraagd.
‘O... nou... eh,’ stotterde ze.
‘Als u zegt op welke dag u precies weggaat, kunnen we iets afspreken, moeder Clare. Ik wil beslist de tijd hebben om het u te laten zien. U hebt mij uw huis laten zien, het is niet meer dan logisch dat ik u het mijne laat zien.
Ze dwong moeder Clare een datum te noemen En tot ieders grote verrassing bleek Peggy Pine net die dag naar Dublin te rijden. Het vertrek was geregeld.
Moeder Francis wierp een dankbare blik naar Eve.
Een blik van dankbaarheid en liefde.
Patsy had van Mossy voor kerst een horloge gekregen. Dat betekende maar één ding. Het volgende cadeau zou een ring zijn.
‘Eve beweert dat hij achter zijn huis aan het bouwen is,’ zei Benny. ‘Ach, dat is moeilijk te zeggen met Mossy,’ zei Patsy.
Ze hadden de tafel gedekt en versierd met slingers, wat ze, zolang Benny zich kon herinneren, ieder jaar hadden gedaan.
Rond het huis hingen lampions. In de kerstboom voor het raam hingen al jaren dezelfde ballen. Dit jaar had Benny er een paar nieuwe bijgekocht in Dublin.
Ze voelde een brok in haar keel toen haar vader en moeder er met zoveel plezier naar keken, alsof ze iets speciaals betekenden tussen de rode en fonkelende ballen die je overal tegenkwam.
Ze waren hevig geroerd door alles wat ze voor hen deed, maar zij was juist degene die hen zou moeten bedanken. Je hoefde geen Einstein te zijn om te zien dat het met de winkel helemaal niet goed ging. Dat het een zware strijd voor hen was om vol te houden en haar het geld te geven voor haar studie. En toch kon ze het niet over haar hart verkrijgen om te vertellen dat ze het op dezelfde manier zou willen doen als Eve. Haar eigen studie betalen door te werken, door te helpen in de huishouding of op kinderen te passen.
Ze zou alles aanpakken, al moest ze op handen en knieën openbare toiletten schoonmaken. Als dat maar zou betekenen dat ze niet iedere avond terug hoefde naar Knockglen en als het maar zou betekenen dat ze in dezelfde stad kon wonen als Jack Foley.
‘Arme Sean. Hij is toch niet lastig?’ Benny’s moeder maakte een vraag van haar opmerking.
‘Ik kan hem toch niet de hele dag laten werken en dan niet vragen of hij een hapje mee wil eten, als ik zie dat hij de bus naar huis mist?’ De opmerking van haar vader leek ook meer op een vraag.
‘Zou hij hier ooit een plek voor zichzelf krijgen, een huis of zo?’ vroeg Benny.
‘Grappig dat je dat vraagt. Het praatje gaat dat hij boven bij de steengroeve aan het rondkijken is. Misschien is dat een plek waar hij zou willen wonen.’
‘Hij spaart met zijn kamers boven de winkel vast niet genoeg geld uit voor een eigen huis,’ zei Eddie Hogan een beetje spijtig.
Hij hoefde dat niet te zeggen, want iedereen wist dat er geen sprake van was dat Sean werd onderbetaald. Het was alleen dat er bij die lage omzet niet veel was om iemand van te betalen.
Alles gebeurde tegelijkertijd. Sean Walsh klopte op de voordeur, die nooit door iemand werd gebruikt, maar hij dacht dat met Kerstmis alles anders ging. Aan de achterdeur verscheen Dessie Burns, die zo dronken was als een tor en riep dat hij alleen maar op zoek was naar een stal om in te slapen, alleen maar een stal. Dat was goed genoeg geweest voor Onze Heiland, dus was het ook goed genoeg voor Dessie Burns. En een hapje eten zou ook geen kwaad doen. Dokter Johnson kwam in paniek het tuinpad oplopen om de auto van Eddie Hogan te lenen. ‘Die verdomde klootzak in de Westlands moet me verdomme uitgerekend met kerst lastig vallen. Ik zou net mijn vork in die verdom de kalkoen zetten.’ En hij scheurde er vandoor in de Morris van de Hogans.
Birdie Mac kwam opgewonden binnen en vertelde dat meneer Flood, die normaal één non in de boom zag, er nu drie zag en met een stok stond te zwaaien om hun aandacht te trekken en ze uit te nodigen voor de thee. Birdie was naar Peggy Pine geweest om advies te vragen, maar die had al te veel drank op en gezegd dat hij de boom in kon om ze gezelschap te houden.
Jack Foley belde uit Dublin en trotseerde het postkantoor waar ze er een verschrikkelijke hekel aan hadden om met Kerstmis telefoongesprekken door te verbinden, tenzij het om spoedgevallen ging.
‘Het is een spoedgeval,’ had hij geroepen.
Toen Benny aan de telefoon kwam, zei hij dat dit het dringendste spoedgeval in zijn leven was. Hij moest per se laten weten hoe erg hij haar miste.
Patsy ging met Mossy wandelen toen alles weer was opgeruimd. Voor het eerst dit jaar stelde Benny voor dat iedereen met opruimen en afwassen zou helpen. Ze deden de voor- en achterdeur open om alles door te laten luchten. Benny zei dat het niet erg tactvol was tegenover de kippen om ze met de geur van gebraden kalkoen te confronteren, maar misschien hadden kippen de speciale gave om zich van zoiets af te sluiten, want erg nerveus werden ze niet. Sean wist niet hoe hij op dit soort gebabbel moest reageren. Hij overwoog een paar standpunten en besloot toen maar om streng toe te kijken.
De grote antieke klok in de hoek tikte luid toen eerst Eddie Hogan en vervolgens Annabel in slaap vielen voor het warme haardvuur. Shep kon het ook niet meer houden, zijn ogen vielen langzaam en onwillig toe, alsof hij bang was om Sean en Benny alleen te laten.
Benny wist dat ze ook in slaap kon vallen, of kon doen alsof. Sean zou dit niet als onbeschaamdheid opvatten, maar als een soort bewijs dat hij bij de familie hoorde. Maar hoe dan ook, ze was veel te opgewonden om te slapen.
Jack had opgebeld met de mededeling dat iedereen bij hem thuis spelletjes zat te doen en dat hij er even tussenuit was geknepen om haar te vertellen dat hij van haar hield.
Benny was nog nooit zo wakker geweest. Ze verlangde naar leuker gezelschap dan Sean Walsh, maar toch had ze medelijden met hem. Vanavond zou hij terug moeten naar zijn kamertje boven de winkel. Er had niemand gebeld om te zeggen dat hij gemist werd. Ze kon het zich veroorloven om edelmoedig te zijn.
‘Neem nog een chocolaatje, Sean.’ Ze hield hem de doos voor.
‘Dank je wel.’ Het lukte hem zelfs er onhandig uit te zien als hij zo iets gewoons deed als een chocolaatje eten, Het ging met grote moeite naar binnen. Hij moest vaak slikken en zijn keel schrapen.
‘Je ziet er erg... hmm... leuk uit vandaag, Benny,’ zei hij na enig nadenken. Te lang nadenken voor zo’n simpele opmerking.
‘Dank je. Volgens mij voelt iedereen zich met kerst op z’n best.’
‘Ik anders bepaald niet, tot op heden,’ biechtte hij op.
‘Het eten was toch gezellig, of niet?’
Hij ging er eens goed voor zitten. ‘Niet alleen het eten. Jij was ook gezellig. Dat geeft me hoop.’
Ze keek naar hem met een opwelling van sympathie. Ze had nooit gedacht dat haar zoiets kon gebeuren. Binnen een uur verklaarden twee mannen haar hun liefde. In de film wisten vrouwen daar mee om te gaan en waren ze zelfs in staat om de rivalen tegen elkaar uit te spelen. Maar dit was geen film. Dit was de arme, zielige Sean Walsh, die serieus dacht dat hij zich in de zaak kon trouwen. Ze moest hem duidelijk zien te maken dat dit nooit zou gebeuren. Er moesten toch woorden te vinden zijn die hem in zijn waarde lieten en tegelijk zichtbaar maakten dat de dingen er niet beter op werden als hij haar opnieuw zou vragen. Sean was nog van de oude stempel. Hij dacht dat een vrouw ‘Ja’ bedoelde als ze ‘nee’ zei en dat je gewoon net zo lang moest aandringen tot ze toegaf. Ze probeerde zich voor te stellen hoe zijzelf een afwijzing zou willen horen. Stel je voor dat Jack te vertellen had dat hij van iemand anders hield, wat zou dan de beste manier zijn? Zij zou willen dat hij eerlijk was en dat hij het haar heel direct zou melden, zonder excuses of spijtbetuigingen. Alleen de feiten. En dan wilde ze dat hij weg zou gaan, zodat ze het in haar eentje kon verwerken.
Zou dit ook voor Sean Walsh gelden?
Ze keek naar het haardvuur terwijl ze praatte. Op de achtergrond klonk het zware ademen van haar slapende ouders. De klok tikte en Sheps oogleden trilden soms een beetje.
Ze vertelde Sean over haar plannen en haar dromen. Dat ze in Dublin wilde wonen en dat ze alle hoop had dat haar dat uiteindelijk zou lukken.
Sean luisterde het onverstoorbaar aan. Toen ze vertelde over de persoon van wie ze hield, moest hij glimlachen. Een vals klein glimlachje. ‘Denk je ook niet dat dit nu, wat ze noemen, een “bevlieging” is.’
Benny schudde haar hoofd.
‘Maar het is nergens op gebaseerd. Jullie hebben geen gemeenschappelijke dromen en plannen, zoals bij een echte verhouding.’
Benny keek hem verbijsterd aan. Sean Walsh sprak over serieuze verhoudingen alsof hij ook maar in de verste verte wist wat dat waren.
Ze probeerde hem nog te ontzien. ‘Natuurlijk zit daar wat in. Misschien gaat het niet, maar ik hoop toch dat het lukt.’
Zijn glimlach werd nog wranger. ‘En is die gelukkige kerel op de hoogte van jouw waanzinnige verliefdheid. Weet hij alles af...van jouw hoop?’
‘Natuurlijk weet hij dat. En hij denkt er net zo over,’ zei ze verrast. Sean dacht waarschijnlijk dat ze verliefd was op een onbereikbaar iemand, een filmster of zo.
‘Ach, we zien wel,’ zei hij en hij staarde met zijn treurige bleke ogen naar het vuur.
Patsy was ’s avonds naar het huisje van Mossy gegaan. Ze droeg het nieuwe horloge en onderwierp zich aan nadere inspectie door Mossy’s moeder. De getrouwde zus van Mossy en haar man waren er ook, zodat haar bezoek nog meer betekenis kreeg.
‘Ik geloof dat ze me wel aardig vonden,’ zei Patsy opgelucht.
‘Vond jij hén aardig?’
‘Het is niet aan mij om er meningen op na te houden, dat weet je, Benny.’
Het was niet voor het eerst dat Benny het weeshuis zou willen opzoeken waar Patsy zonder hoop en vertrouwen was opgegroeid, om iedereen daar te wurgen. Patsy wilde weten wanneer Sean was weggegaan, want ze had hem zo laat nog het pad naar de steengroeve op zien lopen. Hij zag er bezorgd uit, rapporteerde Patsy, alsof hij diep over iets nadacht. Benny wilde er niets meer over horen. Ze ging handig over op een ander onderwerp. Brandde het licht in het huisje van Eve, wilde ze weten.
‘O ja, het zag er zo schattig en gezellig uit. Ze heeft een klein kerstkribje in het kozijn staan, met een lichtje erin. En ze heeft een kerstboom, een kleintje, maar met van alles erin.’
Eve had Benny al verteld over het kribje, een geschenk van het klooster. En alle nonnen hadden iets voor de boom gemaakt. Engeltjes van pitriet, kleine balletjes van wol, een kerstster van aluminiumfolie en kleine figuurtjes die uit kerstkaarten waren geknipt en verstevigd met karton. In die versieringen had uren werk gezeten.
De zusters waren trots maar ook droevig dat Eve naar haar eigen huisje was verhuisd. Natuurlijk waren ze al een beetje gewend geraakt aan haar verblijf in Dublin. De eerste weken hadden ze haar aanwezigheid in het klooster elke dag gemist, vooral de gesprekken die ze vroeger met haar in de keuken hadden.
Maar zoals moeder Francis al zei, het huisje lag maar aan de andere kant van de tuin.
Moeder Francis zei dat nooit tegen Eve zelf. Ze legde er steeds de nadruk op dat ze volledig vrij was in haar handelen en dat ze uiteraard het gewone pad buitenom kon gebruiken. Het was haar huis en ze mocht uitnodigen wie ze wilde.
Toen Eve vroeg of ze een feestje mocht geven, zei moeder Francis dat ze het halve land kon uitnodigen als ze daar zin in had. Eve zei quasi zielig dat waarschijnlijk half Dublin over de vloer zou komen. Omdat ze zo had opgeschept over Knockglen dacht iedereen dat hier pas echt iets te doen viel.
Volgens moeder Francis was dat niet meer dan de waarheid. Ze vroeg hoe Eve het wilde regelen om half Dublin te eten te geven.
‘Ik heb een heleboel ingekocht. Tweede Kerstdag komen Clodagh en Benny langs om te helpen.’
‘Dat is geweldig. Vergeet niet dat zuster Imelda het altijd leuk vindt als iemand haar vraagt om pasteitjes te bakken.’
‘Maar dat kan ik toch niet...’
‘Pasteitjes zijn overal op de wereld in trek. Zelfs in Dublin. Het zal zuster Imelda een grote eer zijn.’
Clodagh en Benny kwamen in alle vroegte bij het huisje aan.
‘Soep, dat heb je nodig,’ zei Clodagh vastberaden.
‘Ik heb geen grote pan.’
‘Ik wed dat het klooster er een heeft.’.
‘Clodagh, waarom ben ik hier aan begonnen?’
‘Om je huis in te wijden. Om het gezelliger te maken.’ Clodagh was bezig de borden te tellen en uit te zoeken waar ze de jassen konden ophangen. Benny en Eve keken vol bewondering toe.
‘Die daar zou de wereld wel willen regeren als ze de kans kreeg,’ zei Eve.
‘Ik zou er in ieder geval meer van bakken dan die sukkels die nu de dienst uitmaken,’ zei Clodagh blijmoedig.
De Hogans waren verbaasd om Sean Walsh op tweede kerstdag opnieuw hun tuinhek te zien binnenkomen.
‘We hebben hem toch niet gevraagd voor vandaag?’ zei Annabel ongerust.
‘Ik niet in ieder geval. Misschien Benny,’ zei Eddie weifelend.
Maar niemand had Sean Walsh uitgenodigd. Hij kwam met meneer Hogan over zaken praten. Hij had een lange wandeling langs de steengroeve gemaakt en had alles op een rijtje gezet. Sean Walsh wilde meneer Hogan het voorstel doen dat hij zou worden aangenomen als compagnon in de zaak.
Hij wist dat er niet genoeg geld was voor een loonsverhoging. De enige oplossing was dat meneer Hogan hem zou vragen als medefirmant.
Mario stond erbij te kijken terwijl Fonsie de deur van de bestelwagen openmaakte en de platenspeler inlaadde.
‘Wij teruggaan naar rust en stilte?’ vroeg hij hoopvol.
Fonsie nam niet eens de moeite om te antwoorden. Hij wist dat alles wat Mario tegenwoordig zei meer een soort ritueel protest was dan een werkelijke klacht.
De cafetaria was onherkenbaar veranderd sinds Fonsie naar het dorp was gekomen. De zaak was in vrolijke kleuren geschilderd en er stapten mensen over de drempel die hier vroeger nooit binnen waren geweest. Fonsie had ingezien dat er mogelijkheden waren om ’s ochtends rond koffietijd een ouder publiek te trekken en hij deed er alles aan om dat binnen te krijgen. Tenslotte was dit het deel van de dag waarop de echte klanten, de jongelui, vastzaten op school of op hun werk. De zaak was dan bijna leeg.
Fonsie draaide ouderwetse muziek en zag tot zijn grote tevredenheid de vrouw van dokter Johnson, mevrouw Hogan, mevrouw Kennedy van de drogisterij en Birdie Mac langskomen om koffie te drinken, omdat het hier niet zo duur was en er een ongedwongener sfeer hing dan in Healy’s Hotel.
Wat de jongelui betrof, hij had plannen voor een reusachtige jukebox, die zichzelf in zes maanden kon terugbetalen. Dat hoefde hij heus vandaag niet aan zijn oom uit te leggen, daar was later nog tijd genoeg voor. Ondertussen vertelde hij dan toch maar dat hij de platenspeler aan Eve had uitgeleend, voor haar feestje.
‘Veel beter om dat ding daar te laten spelen,’ gromde Mario. ‘Bij de steengroeve is het goed. Alleen de vogels die er vliegen, kunnen er doof van worden.’
‘Je blijft toch niet te lang op dat feest, he?’ Benny’s vader keek haar aan over zijn bril.
Het maakte hem oud. Ze vond het vreselijk als hij zo gluurde. Een bril was om doorheen te kijken of je moest hem afzetten, had ze hem ongeduldig willen toeschreeuwen.
Ze toverde echter een geruststellende glimlach op haar gezicht.
‘Dit is het enige feest dat ooit in Knockglen is gehouden, vader. Dat weet u. Er kan niet veel kwaads gebeuren, lijkt me, daar achter in de kloostertuin.’
‘Het is anders een glibberig oud pad langs het klooster.’
‘Dan kom ik wel over de weg die op het pleintje uitkomt.’
‘Daar is het pikdonker,’ droeg haar moeder bij. ‘Je kunt misschien beter door de kloostertuin komen.’
‘Er zijn genoeg mensen die met me mee teruglopen. Clodagh of Fonsie. Maire Carroll zelfs.’
‘Misschien kom ik je wel tegemoet tegen de tijd dat het is afgelopen. Shep, jij houdt toch wel van een wandeling midden in de nacht, of niet soms?’
De oren van de hond spitsten zich bij de gedachte aan welke wandeling dan ook.
Als ze nu de goede woorden maar kon vinden. De formule om te voorkomen dat haar vader haar kwam afhalen en door de ramen naar Eves feestje kwam gluren en het voor iedereen zou verpesten. Heus niet alleen voor Benny, maar voor iedereen.
Als ze nu maar de goede woorden vond om hem ervan te weerhouden om haar, hoe goed bedoeld ook, veilig thuis te brengen.
Nan zou er wel weg mee weten. Wat zou Nan doen? Nan zei altijd dat je zo dicht mogelijk bij de waarheid moest blijven.
‘Vader, ik wil liever niet dat u me komt halen. Dat zou een beetje kinderachtig overkomen op al die mensen uit Dublin, denkt u niet? Het is het enige feest dat ooit in Knockglen is gehouden en misschien wel het laatste. U begrijpt toch zeker dat ik niet gebracht en gehaald wil worden als een klein kind?’
Hij zag er een beetje gekwetst uit, alsof een vriendelijk aanbod was geweigerd.
‘Goed. lieverd,’ zei hij na een korte stilte. ‘Ik wilde alleen maar behulpzaam zijn.’
‘Dat weet ik, vader, dat weet ik,’ zei ze.
Deze kerst was de vader van Nan er slechter aan toe dan anders. De feestdagen leken hem niet op te vrolijken. De jongens trokken zich niets van hem aan. Paul en Nasey waren steeds minder thuis te vinden.
Emily probeerde hem te verontschuldigen. Ze verdedigde hem tegenover Nan.
‘Hij meent het niet. Als je eens wist hoeveel spijt hij later heeft.’
‘Dat weet ik, zei Nan. ‘Ik moet het iedere keer weer aanhoren.’
‘Hij heeft er enorme spijt van dat hij ons van streek heeft gemaakt. Vandaag is hij vast zo mak als een lammetje.’ Em smeekte om begrip.
‘Wat mij betreft doet hij vandaag precies waar hij zin in heeft, Em. Ik blijf het in elk geval niet aankijken. Ik ga naar de races.’
Ze had haar uitmonstering uitgebreid bestudeerd. Het leek haar een perfecte keuze. Haar crèmekleurige pakje, afgezet met bruin, de hoed die zo goed kleurde bij haar blonde krullen. Een klein, degelijk handtasje en schoenen die niet in de modder zouden zakken completeerden het geheel. Ze ging met de bus naar de races, samen met andere Dubliners op hun dagje uit.
Terwijl die alle paarden bespraken, zat Nan Mahon door het raam naar buiten te kijken.
Ze had heel weinig belangstelling voor paarden.
Het duurde niet lang voor ze hem had gevonden. Even snel vond ze een plek waar ze goed in het oog viel. Bij een van de vele gloeiende komforen langs de omheining stond ze haar handen te warmen. Ze concentreerde zich op de warmte, maar zag hem vanuit haar ooghoeken naderen.
‘Wat leuk je weer eens te ontmoeten, Nan Mahon,’ zei hij. ‘Waar zijn de andere meiden met wie je altijd op pad bent?’
‘Hoe bedoel je?’ zei ze warm en met een vriendelijke glimlach.
‘Ik zie je bijna nooit zonder een regiment vrouwen in je kielzog.’
‘Vandaag niet. Ik ben hier met mijn broers. Ze zijn gaan inzetten op een paard.’
‘Mooi. Kan ik je dan iets te drinken aanbieden?’
‘Ja, dat lijkt me leuk. Maar één drankje dan, want ik zou ze na de derde race weer ontmoeten.’
Ze gingen de drukke bar in, waarbij hij haar met zijn hand onder haar elleboog lichtjes leidde.
Van her en der kwamen glimlachjes en er waren mensen die zijn naam riepen. Ze voelde zich zelfverzekerd, alsof ze hun gelijke was. Ze werd niet misprijzend aangekeken. Van deze mensen kon niemand weten welke straat ze vanochtend achter zich had gelaten, of dat ze moest rennen om de bus te halen. Ook wisten ze niet dat bij haar thuis veel drank had gevloeid, dat er een lamp was gebroken en dat de kerstpudding in dronken razernij tegen het behang was gesmeten. Deze mensen accepteerden Nan als hun gelijke.
Eve keek blij haar huisje rond.
De olielampen waren ontstoken en gaven een warme gloed. In de haard brandde het vuur.
Moeder Francis had wat zij noemde een paar oude spulletjes achtergelaten. Het waren precies de soort dingen waar Eve dol op was. Een grote blauwe vaas, waar ze de wilgentakjes in kon zetten die ze had geplukt. Een stapeltje boeken om de boekenplank in de hoek te vullen. Twee licht beschadigde Chinese kandelaars voor op de schoorsteen en een glanzend gepoetste kolenschop.
Aan een ouderwets rek in de keuken hingen pannen die van het klooster afkomstig waren. Uit de tijd van haar ouders was niet veel bruikbaars overgebleven.
Alleen de piano, de piano van Sarah Westward. Eve liep met haar vingers over de toetsen en had spijt dat ze niet beter had opgelet toen zuster Bernard haar les had gegeven. Moeder Francis had zo graag met Eve haar grote liefde voor muziek willen delen. Haar moeder had een hele kast volgepropt met bladmuziek, muziekboeken en partituren. Door de jaren heen had moeder Francis alles netjes opgeruimd en vochtvrij bewaard.
Wanneer de pianostemmer op school kwam, werd hem altijd gevraagd of hij nog een extra klusje wilde doen. Dan leidde ze hem over het pad langs het klooster naar de piano die, zoals hij elke keer tegen moeder Francis herhaalde, twintig keer beter was dan wat ze in het muzieklokaal van St. Mary hadden staan.
‘Hij is niet van ons,’ zei moeder Francis dan altijd.
‘Waarom moet ik hem dan stemmen?’ vroeg hij ieder jaar. Eve zat voor het vuur en feliciteerde zichzelf.
Moeder Francis had weer eens gelijk gehad. Het was erg prettig om een plekje voor jezelf te hebben.
De Hogans hadden besloten om voorlopig tegen Benny hun mond te houden over het voorstel, of liever het ultimatum, van Sean Walsh.
Hij had het erg hoffelijk gebracht, maar er bleef weinig te raden over. Als hij geen volwaardige compagnon kon worden, ging hij weg en zou iedereen ervan horen. Iedereen in Knockglen zou vinden dat hij oneerlijk was behandeld. Ze wisten allemaal hoe groot zijn inzet was geweest en hoe verregaand zijn loyaliteit.
Sean hoefde hen niet te vertellen hoe, de toekomst van de winkel eruit zou zien als hij op zou stappen. In feite was hij degene die de winkel draaiende hield. Meneer Hogan had geen echt zakeninstinct waar het de moderne klant betrof. En de oude Mike kon hem in dat opzicht geen enkele hulp bieden.
Ze zouden er met Benny over praten, maar niet nu. Niet nu ze zo haar best had gedaan om beleefd en aardig tegen hem te zijn tijdens de kerstmaaltijd. Misschien zou ze geweldig opvliegen en dat wilden ze niet riskeren.
‘Is Sean ook voor het feestje bij Eve gevraagd?’ vroeg Eddie, hoewel hij natuurlijk wist dat er geen sprake van kon zijn dat de jongen was uitgenodigd.
‘Nee, vader.’
Tot Benny’s opluchting ging de telefoon, hoewel het op zich verontrustend was dat er ’s avonds om negen uur nog werd gebeld. Ze hoopte niet dat het Jack was om af te bellen voor het feest.
Benny nam op. Nan Mahon was aan de lijn en smeekte of ze morgenavond na het feestje kon blijven slapen. Nan had eerst gezegd dat ze hoogstwaarschijnlijk niet naar Knockglen zou kunnen komen. Waardoor zou ze van gedachten zijn veranderd? Kennelijk was er heel wat gebeurd. Ze zou het allemaal uitleggen als ze in het dorp was. Nee, het was niet nodig om haar van de bus te halen. Ze zou een lift krijgen. Ook dat zou ze later uitleggen. Nee, geen idee hoe laat. Zouden ze maar afspreken om elkaar op het feest te zien?
De volgende ochtend, op de dag van het feestje, wandelde Benny naar het huisje van Eve om haar het nieuws te vertellen.
Eve was woedend.
‘Wie denkt ze verdomme wel dat ze is. Ze kondigt haar komst aan alsof ze over koninklijk bloed beschikt.’
‘Je hebt haar anders zelf uitgenodigd,’ zei Benny zacht.
‘Ja, en ze zei nee.’
‘Ik snap niet waar je je druk om maakt. Hoe meer zielen, hoe meer vreugd. Ik heb met Patsy de hele avond met bedden lopen slepen en gecontroleerd of de meubels niet te stoffig zijn, voor het geval Nan de boel zou gaan inspecteren.’
Eve wist niet waarom ze zo boos was. Nan was haar vriendin. Nan had haar prachtige rode rok aan haar geleend. Nan had Eve uitgelegd hoe ze zich moest opmaken en hoe ze iedere avond haar schoenen moest verzorgen. De anderen zouden blij zijn om haar te zien. Door haar aanwezigheid zou het feest alleen nog maar beter worden. Vreemd dat ze zo wrevelig was.
Ze dronken koffie in de keuken van Eves huisje en probeerden te bedenken wie haar een lift zou geven. Jack kon het niet zijn, zei Benny, want die reed al met Aidan Lynch, Carmel en Sean. Ze kon ook onmogelijk meerijden met Rosemary Ryan en Sheila, omdat die nog steeds gezworen vijanden waren. Rosemary en Sheila zaten overigens tot hun eigen spijt in de auto bij Bill Dunne en Johnny O’Brien.
Benny dacht aan Jack en aan Rosemary en Sheila, die na vannacht hun hoop op hem zouden moeten opgeven als ze eenmaal hadden gezien wat hij en Benny voor elkaar voelden. Hij zou zonder omwegen zeggen dat hij haar had gemist, zoals hij aan de telefoon had gedaan. Wat een prachtig moment was dat geweest.
Eve had diepe rimpels in haar voorhoofd. Ze wilde dat ze kon geloven dat Nan alleen maar voor het feestje kwam. Ze wist bijna zeker dat ze op een uitnodiging voor de Westlands aasde. Maar die zou ze van Eve niet krijgen. Zeker niet!
Heather stond aan de deur in ruiterjasje en -petje.
‘Je ziet eruit alsof je net van een paard stapt,’ zei Eve.
‘Dat is ook zo.’ Trots wees Heather naar de pony die ze aan het hek had vastgebonden.
Hij rommelde in de struiken die binnen zijn bereik waren. Paniekerig riep Eve dat het vreselijke beest aan haar enige tuinplanten zat te vreten. Heather lachte en zei dat het onzin was. Haar prachtige paardje snuffelde alleen maar wat. Hij moest er niet aan denken om tussen de maaltijden door iets te eten. Benny en Eve liepen met haar mee en aaiden de grijze pony, Malcolm, de lust van Heathers leven. Ze bleven angstvallig uit de buurt van de bek met grote gele tanden en bewonderden Heather omdat ze helemaal niet bang leek. Heather kwam om te helpen, zei ze. Ze dacht dat ze zich nuttig kon maken door spelletjes te verzinnen en stond perplex toen bleek dat er helemaal geen spelletjes gedaan zouden worden. Er werd niet aan koekhappen gedaan zoals op verjaardagen. Heather was laatst op een feestje geweest waar iedereen de koppen van advertenties had uitgeknipt. De dingen waar reclame voor gemaakt werd, waren weggehaald – die moest je raden. Iedereen had pen en papier gekregen en wie de meeste goede antwoorden had, had gewonnen.
Om haar toch het gevoel te geven dat ze nuttig kon zijn, stelden ze voor dat ze ballonnen kon opblazen. Dat vond ze leuk. Ze had adem genoeg, zei ze trots. Midden in een groeiende berg groene, rode en gele ballonnen vroeg ze ineens of Simon toevallig ook op het feestje was uitgenodigd.
‘Nee, het is niet echt zijn soort feestje,’ zei Eve. ‘En trouwens, hij is er te oud voor.’
Ze vroeg zich af waarom ze excuses verzon voor het feit dat ze hem niet had uitgenodigd. Ze had hem nooit gemogen. Maar wie had kunnen voorzien dat de dingen zo zouden lopen dat ze heel erg op zijn jongere zusje gesteld zou raken en dat ze in dit huisje zou gaan wonen terwijl ze had gezworen daar nooit aan te beginnen. Het leek goed mogelijk dat haar neef Simon Westward op een dag voet over de drempel zou zetten, maar voorlopig zag ze dat nog niet gebeuren.
Jack Foley werd beschouwd als Knockglen-expert. Hij was er tenslotte al eens geweest. Hij kende het huis van Benny. Hem was bovendien nauwkeurig uitgelegd hoe je bij de steengroeve kwam. Je kwam net als de bus op het pleintje aan en dan moest je een bergachtig pad nemen dat geen naam had en eruitzag alsof het naar een boerderij voerde.
Er was een andere weg, langs het klooster, maar daar kon je niet met de auto langs en Eve had iedereen op het hart gedrukt om geen geintjes uit te halen in de buurt van haar nonnen.
Aidan wilde eerst even bij het klooster kijken. Gezamenlijk keken ze uit de auto naar de hoge muren en het grote gietijzeren hek.
‘Stel je voor dat je op zo’n plek opgroeit. Is het geen mirakel dat ze normaal is?’ zei hij.
‘Maar is ze wel normaal?’ wilde Jack weten. ‘Ze lijkt een oogje op jou te hebben en dat is geen reclame voor haar geestelijke vermogens.’
Ze reden langzaam over het gevaarlijke pad. De gordijnen in het huisje waren open en binnen konden ze een haardvuur, olielampen, een kerstboom en ballonnen zien.
‘Is het niet prachtig?’ hijgde Carmel, die zich voornam om in de toekomst, als Sean een gevestigd zakenman zou zijn, voor de weekeinden net zo’n huisje te huren.
Jack vond het ook prachtig.
‘Je bent overal los van. Je kunt hier zitten en niemand die er iets van weet.’
‘Tenzij natuurlijk het geluid van “Good Golly, Miss Molly” keihard uit de ramen schalt,’ riep Aidan vrolijk en hij sprong uit de auto om Eve te gaan zoeken.
Clodagh had een kapstok en kleerhangertjes uit de winkel meegenomen. Zo zou het bed van Eve niet onder de jassen worden bedolven en konden de meisjes rustig voor de kaptafel zitten om zich mooi te maken.
Benny was bezig de laatste hand aan haar uiterlijk te leggen toen ze de stem van Jack hoorde. Ze moest nu niet meteen naar buiten rennen en hem in de armen vliegen, ook al wilde ze niets liever. Het was belangrijker dan ooit dat ze hem de eerste stap liet doen. Een man als Jack, die eraan gewend was dat meisjes zich op hem stortten, zou het niet leuk vinden als zij dat ook al deed.
Ze zou wachten, al was het tot ze een ons woog.
De slaapkamerdeur ging open. Dat zou Carmel wel zijn, die haar gezicht kwam poederen en iets gezelligs over Sean wilde vertellen.
Ze keek in de spiegel en over haar schouder zag ze Jack binnen komen. Hij deed de deur achter zich dicht, kwam naar haar toe en legde zijn hand op haar schouder. Hij keek naar haar spiegel beeld.
‘Vrolijk kerstfeest,’ zei hij met zachte stem.
Ze glimlachte naar hem. Ze keek naar zijn ogen en niet naar die van haarzelf, zodat ze niet wist hoe ze eruitzag. Ze hoopte niet dat ze te gulzig en smachtend zou lijken.
Clodagh had een strapless bh bekleed met koninklijk blauw fluweel, zodat het een mooi topje leek.
Natuurlijk had Benny er een blouse overheen gedragen toen ze van huis was weggegaan, maar die lag nu mooi opgevouwen te wachten tot het feest zou zijn afgelopen. Clodagh had een wit vestje afgezet met hetzelfde blauw. Dat kon ze dragen als het fris werd.
Hij zat op de rand van Eves bed en hield haar beide handen vast. ‘Ik heb je echt gemist,’ zei hij.
‘Wat heb je gemist?’ Ze zei dit niet om te koketteren. Ze wilde het gewoon graag weten.
‘Ik heb gemist dat ik je geen dingen kon vertellen en niet naar je kon luisteren. Ik miste je gezicht en ik miste het dat ik je niet kon zoenen.’ Hij trok haar naar zich toe en gaf haar een lange kus.
De deur ging open en Clodagh kwam binnen. Ze was van top tot teen gekleed in zwart kant. Ze droeg een kanten sluier en had een hoge kam in het haar. Ze zag eruit als een flamencodanseres. Haar gezicht was wit gepoederd en ze had felrode lippenstift op.
‘Ik kwam alleen maar kijken of ik je kon helpen met je jurk, maar ik zie dat het niet nodig is,’ zei Clodagh, zonder ook maar in het minst in de war te zijn gebracht door wat ze zojuist had gezien.
‘Dit is Clodagh,’ mompelde Benny.
Jacks ogen begonnen te glinsteren, zoals altijd gebeurde als hij aan vrouwen werd voorgesteld. Het was niet dat hij ze met zijn ogen probeerde uit te kleden. Hij probeerde niet eens met ze te flirten. Hij hield gewoon van vrouwen. Benny herinnerde zich plotseling dat zijn vader precies hetzelfde was. Dokter Foley was tijdens de borrel iedere keer zeer verheugd geweest als hij weer aan een nieuw meisje werd voorgesteld. Hij had steeds hartelijk en warm gereageerd. Zo was het ook met Jack. Vanavond als alle anderen er zouden zijn, zou hij zich ook zo gedragen.
Het moet geweldig zijn om zo populair te zijn, dacht ze. Om alleen al door je aanwezigheid mensen blij te maken.
Clodagh legde aan Jack uit dat ze het kant had gevonden in een oude koffer op zolder bij mevrouw Kennedy. Mevrouw Kennedy vond het best dat ze er rondsnuffelde en ze had geweldige spullen gevonden. In ruil had ze voor mevrouw Kennedy vier simpele rokken gemaakt met een plooi aan de achterkant. Het was ongelooflijk dat sommige mensen er bij wilden lopen als grauwe mussen, terwijl er overal kleurige veren voor het oprapen lagen.
Jack legde zijn arm om de schouders van Benny.
‘Ik heb in Knockglen nauwelijks mussen gezien. Jullie zien er voor mij allemaal uit als fraaie exotische vogels.’
Jack had zijn arm nog steeds om haar heen toen ze, gevolgd door Clodagh in oogverblindend zwart, Eves slaapkamer uitkwamen. Voor het oog van Sheila en Rosemary, van Fonsie en Maire, van Bill Dunne en Johnny O’Brien schaarden ze zich onder de feestgangers.
Zonder dat Benny Hogan er moeite voor had hoeven doen, waren ze als paar op het feest verschenen.
Niemand had ooit zo’n geweldig feest meegemaakt. Daar was iedereen het over eens. Van Fonsies geweldige solodemonstraties en de momenten dat iedereen op de dansvloer stond tot en met Guy Mitchell en ‘I never felt more like singing the blues’. De soep was een geweldig idee.
Kop na kop werd uitgedeeld, broodjes, worstjes en nog meer soep. Blozend en opgewonden schepte Eve de soep uit de grote pan van het klooster. Dit was haar huis. Dit waren haar vrienden. Het kon niet beter.
Pas tijdens het eten viel het haar op dat Nan er nog niet was.
‘Misschien heeft ze toch geen lift gekregen,’ zei Benny, die in de zevende hemel was.
‘Hebben we haar verteld hoe ze mijn huis kan vinden?’
‘Iedereen in Knockglen kan haar uitleggen waar je woont.’ Benny kneep Eve in haar arm. ‘Het gaat fantastisch, vind je niet?’
‘Ja, hij kan zijn ogen niet van je afhouden.’
‘Dat bedoel ik toch niet... Ik heb het over het hele feest.’
Natuurlijk had Benny dat andere ook bedoeld. De hele avond was Jack niet van haar zijde geweken. Voor de vorm danste hij af en toe met anderen, maar verder was hij steeds bij haar. Hij lachte en danste met haar, raakte haar aan, hield haar vast en betrok haar bij ieder gesprek. Rosemary Ryan had de eerste dansen verbijsterd toe staan kijken.
‘Ik wist niets van jou en Jack,’ zei ze, toen ze met Benny een glas punch stond te drinken.
‘Nou, ik heb je verteld dat ik af en toe met hem in de Annexe afsprak.’
‘Dat is waar. Dat heb je gedaan...’
Benny sprak met Jack af. Als Rosemary daar niets achter zocht, dan was dat haar eigen fout.
‘Je ziet er goed uit.’ Ze deed haar best om aardig te zijn, maar het kostte moeite. ‘Ben je afgevallen of heb je meer make-up op of zo?’
Benny reageerde niet eens. Ze wist ook niet wat het was, maar Jack scheen het leuk te vinden. En het kon hem niet schelen dat anderen het wisten. Benny had gedacht dat het op de een of andere manier geheim had moeten blijven.
Aidan vroeg Eve om een pond suiker. ‘Waar heb je dat voor nodig?’
‘Ik heb gelezen dat een auto niet meer start als je suiker in de benzine gooit.’
‘Wat dacht je ervan om iets te zoeken waardoor de auto gegarandeerd wél start. Dat lijkt me heel wat beter,’ zei Eve.
‘Je ziet het verkeerd. Ik wil dat de auto van Jacks vader nooit meer start. Dan kunnen we hier op deze betoverende plaats blijven en hoeven we nooit meer weg.’
‘Jaaahh, geweldig. Dan moet ik ook nog een plek vinden voor Sean en Carmel,’ zei Eve.
‘Als ik nou in m’n eentje zou blijven, neem je me dan morgen mee om kennis te maken met de zusters?’ vroeg Aidan.
Eve verzekerde hem dat er geen enkele kans was dat hij zou blijven. Zeker nu niet, want moeder Clare hield vanuit het klooster iedere beweging in de gaten. Misschien stond ze zelfs wel met een zaklantaarn tussen de fuchsia’s. Maar ze was blij dat hij haar huisje leuk vond. Als het mooier weer werd, kon hij misschien een keer een hele dag komen. Aidan zei dat ze hier waarschijnlijk een groot deel van hun volwassen leven zouden doorbrengen – in de lange vakanties die ze zouden nemen als hij eenmaal advocaat was. Dan vluchtten ze hier met de kinderen naartoe, ver weg van de brullende stemmen van zijn ouders.
‘En hoe zit het met mijn baan?’ vroeg Eve. Of ze wilde of niet, toch moest ze lachen om Aidans fantasieën.
‘Jouw taak is natuurlijk om voor mij te zorgen en met je universitaire opleiding onze acht leuke kinderen een goede algemene ontwikkeling te verschaffen.’
‘Dan moet je toch wel erg veel geluk hebben, Aidan Lynch.’ Ze schaterlachte.
‘Ik heb al geluk gehad. Ik heb jou ontmoet, Eve Malone,’ zei hij, zonder een spoortje van zijn gebruikelijke joligheid.
Bill Dunne was de eerste die Nan zag binnenkomen. Haar ogen schitterden en ze keek opgetogen de kamer rond.
‘Geweldig is het,’ zei ze. ‘Eve heeft me niet verteld dat het zoiets als dit zou worden.’
Ze droeg een witte coltrui en een rok met Schotse ruit onder een zwarte jas. Ze had een kleine leren koffer bij zich en vroeg waar de slaapkamer van Eve was.
Benny riep naar de keuken om Eve te laten weten dat Nan er was.
‘Verdorie! De soep is net op,’ zei Eve tegen Aidan.
‘Dat had ze natuurlijk nooit verwacht, om deze tijd al,’ plaagde hij haar.
Het was inderdaad erg laat om nog aan te komen. Eve dacht al dat ze een paar minuten eerder een auto had horen wegrijden, maar ze had tegen zichzelf gezegd dat het waarschijnlijk inbeelding was.
Iemand moest Nan bij de deur hebben afgezet, want het regende buiten en Nan zag er onberispelijk uit. Ze kon nooit het pad zijn opgeklommen met dit weer.
Eve legde wat broodjes en pasteitjes op een schaal en liep de woonkamer in. Ze moest Fonsie en Clodagh omzeilen, die zich zo vurig in een Spaanse zigeunerdans hadden gestort dat iedereen er klappend en juichend in een kring omheen was gaan staan. Ze klopte op de deur van haar eigen slaapkamer, voor het geval Nan zich aan het verkleden was, maar ze zat gewoon voor de kaptafel. Rosemary Ryan hing op bed en vertelde over het ‘paar van het jaar’-Jack Foley en Benny Hogan, wie had dat ooit gedacht, waren onafscheidelijk.
‘Wist jij dat?’ hield Rosemary aan.
‘Ja, min of meer.’ Nan klonk niet alsof het haar veel kon schelen. Ze leek met haar gedachten ergens anders te zijn.
Toen zag ze Eve. ‘Eve, het is hier fantastisch. Een juweeltje. Je hebt ons nooit verteld dat het er zo uitzag.’
‘Het ziet er ook niet altijd zo uit.’ Eve voelde zich gestreeld, ondanks haar tegenstrijdige gevoelens. Complimenten van Nan waren echte complimenten.
‘Ik heb een hapje voor je meegebracht voor het geval je je wilt verkleden,’ zei ze.
‘Nee, zo gaat het best.’ Nan dacht er niet over om zich te verkleden.
Ze zag er altijd goed uit, wat ze ook droeg. Ze had geen echte feestkleding aan. Alle anderen waren opgetut. Feestjes waren nu ook weer niet zo gewoon dat je simpelweg in rok en trui verscheen. Maar haar stond het prachtig.
Ze gingen allemaal de kamer in. Nan vond alles mooi. Ze gleed overal met haar vingers langs, langs de olielampen, langs het mooie hout van de boekenplanken en de piano. Stel je voor, een piano voor jezelf. Mocht ze het keukentje ook zien?
Eve liep met haar het stenen trapje af. Hier stond het vol met potten en pannen en allerlei rommel, dozen, flessen en glazen. Maar Nan zag alleen de dingen waar ze complimentjes over kon maken. Het aanrecht was prachtig. Waar kwam het vandaan? Eve had het zich nooit afgevraagd. En die prachtige oude schaal. Dat was pas het echte werk, niet zoals die verschrikkelijke moderne prulletjes.
‘Ik geloof zeker dat een heleboel van die spullen uit je moeders huis komen,’ zei ze. ‘Het lijkt me allemaal goede kwaliteit.’
‘Misschien hebben ze deze dingen samen gekocht.’ Op de een of andere manier wilde Eve haar vader verdedigen tegen het idee dat kwaliteit en zijn naam niet samengingen.
Nan zei dat ze te opgewonden was om iets te eten. Het was geweldig om hier te zijn. Haar ogen glinsterden. Ze zag er koortsig en onrustig uit. Iedereen in de kamer voelde zich tot haar aangetrokken, maar ze was zich van niemand bewust. Ze wees iedereen die met haar wilde dansen af, omdat ze eerst alles in zich op wilde nemen. Ze liep rond, raakte alles aan en zuchtte van bewondering.
Bij de piano stond ze stil en deed de klep open om de toetsen te zien.
‘Is het niet jammer dat we geen van allen hebben leren spelen?’ zei ze tegen Benny. Het was voor het eerst dat Benny merkte dat Nan Mahon bitter klonk.
‘Ga je nog dansen of duurt deze inspectie de hele avond?’ vroeg Jack Foley.
Plotseling leek Nan weer bij haar positieven te komen. ‘Ik ben natuurlijk vreselijk onbeleefd,’ zei ze en keek hem aan.
‘Zie je wel, Johnny,’ zei Jack tegen Johnny O’Brien. ‘Ik wist wel dat je haar alleen maar uit haar trance hoefde te halen. Het werkt. Volgens Johnny is hij al tien minuten bezig om je ten dans te vragen en je hoort hem niet eens.’
Als Nan al teleurgesteld was dat Jack haar niet ten dans had gevraagd, dan merkte niemand daar iets van. Ze glimlachte zo hartverwarmend tegen Johnny dat hij bijna wegsmolt tot een plasje water op de grond. ‘Wat leuk, Johnny,’ zei ze en legde haar arm om zijn hals.
Er werd ‘Unchained Melody’ gespeeld, een lekker langzaam schuifelnummer. Benny was blij dat Jack haar niet voor Nan in de steek had gelaten toen Fonsie dat lied opzette. Het was een van haar lievelingsnummers. Had ze ooit kunnen dromen dat ze, hier in Knockglen, op dat nummer zou dansen met de man van wie ze hield? Hij had zijn armen om haar heen geslagen en leek ook van haar te houden. En dat in aanwezigheid van al haar vrienden.
Ze deden meer turf en hout op het vuur, maar toen een van de olielampen dreigde uit te gaan, deed niemand moeite om hem bij te vullen.
Ze zaten verspreid in groepjes of met zijn tweeën. De avond naderde zijn einde.
‘Kan iemand goed pianospelen?’ vroeg Nan.
Tot ieders verbazing zei Clodagh dat ze dat kon. Fonsie staarde haar met open mond aan. Ze kon alles, vertelde hij trots aan iedereen.
Clodagh ging achter het klavier zitten en bracht een repertoire ten gehore dat iedereen versteld deed staan. Liedjes van Frank Sinatra waarbij iedereen kon meezingen, malle solo’s... het lukte haar zelfs om anderen solo’s te laten zingen.
Bill Dunne verbaasde iedereen door met een prachtige stem een oud volksliedje te zingen.
‘Dat heb je altijd goed geheim gehouden,’ zei Jack tegen hem toen ze voor hem applaudisseerden.
‘Dit durf ik alleen maar als ik niet in Dublin ben en jullie niet overal publiek vinden om de gek met me te steken,’ zei Bill. Hij bloosde van plezier door alle bewondering.
Iedereen riep dat Knockglen niet genoeg kon worden geroemd en dat ze, nu ze wisten waar het was, regelmatig langs zouden komen. Fonsie zei dat ze de volgende keer wat vroeger op de dag moesten komen. Zo rond de tijd dat Mario openging, binnenkort het meest modieuze café van Ierland. Trends moesten toch ergens beginnen en waarom niet in Knockglen?
Eve zat op de grond naast een van haar twee versleten fauteuils. Op advies van Clodagh hadden ze spreien over het oude meubilair gelegd. Het zag er heel exotisch uit in het flakkerende licht.
Ze moest eigenlijk opstaan om nog wat koffie te zetten voor de vertrekkende gasten, maar ze wilde niet dat het afgelopen was. Te oordelen aan de manier waarop Aidan zijn arm om haar heen had geslagen en haar streelde, dacht hij er hetzelfde over.
Nan zat op een krukje, met de armen om haar knieën.
‘Ik heb je grootvader ontmoet,’ zei ze plotseling tegen Eve.
Eve voelde een koude rilling door haar heen gaan. ‘Is dat zo?’
‘Ja. Echt een lieve oude man, vind je niet?’
Benny voelde de behoefte opkomen om zich los te maken uit de armen van Jack. Ze wilde bij Eve zijn, om haar te ondersteunen. Op de een of andere manier wilde ze een buffer zijn tussen haar en dat wat Nan zei. Als Eve nu maar niets kribbigs of kwetsends zei. Kon ze voor dit ene moment haar mond maar houden, zodat het feest niet met ruzie zou eindigen. Het was alsof Eve haar gedachten had gelezen.
‘Hoe heb je hem ontmoet?’ Maar ze wist hoe. Ze wist het maar al te goed.
‘O, ik kwam Simon gisteren tegen op de races en we raakten aan de praat. Hij bood me een lift aan voor het geval ik eens deze kant op moest. Maar we waren hier een beetje vroeg en eh...nou, toen heeft-ie me meegenomen naar de Westlands.’
Als ze hier zo idioot vroeg waren, had Nan mooi op tijd kunnen komen in plaats van op een tijdstip dat iedereen al had gegeten, dacht Eve.
Ze had zichzelf niet genoeg in de hand om er meer over te zeggen. Maar Nan was nog niet klaar met het onderwerp.
‘Je kunt echt goed zien hoe hij vroeger geweest moest zijn. Heel rechtschapen en streng. Het moet vreselijk voor hem zijn om in die rolstoel te zitten. Hij was thee aan het drinken. Ze behandelden hem met veel egards, hoewel hij zo nu en dan tot eigenlijk niets in staat is.’
Ze was daar al vanaf theetijd geweest. Op z’n laatst om vijf uur en ze had geen enkele moeite gedaan om eerder dan negen uur op het feest te verschijnen. Eve voelde hoe haar keel werd dichtgeknepen van woede. Nan moest iets doorkrijgen. ‘Ik heb steeds weer aan Simon gevraagd of hij me hier naartoe wilde rijden, maar hij stond erop om me alles te laten zien. Nou ja, jij bent daar natuurlijk zo vaak geweest.’
‘Je weet best dat dat niet zo is.’ De stem van Eve klonk beangstigend kalm.
Alleen Benny en Aidan, die haar door en door kenden, merkten dat ze trilde.
Aidan wisselde een blik met Benny. Maar ze konden niets doen.
‘Dan zou je er een keer heen moeten gaan, Eve. Je moet je eens door hem laten rondleiden. Hij is er zo trots op. En hij vertelt er zo mooi over, helemaal niet opschepperig of zo.’
‘Waar hebben jullie het over?’ Sheila hoorde graag verhalen over imposante huizen en belangrijke mensen.
‘De familie van Eve. Op het landgoed. Een paar kilometer...die kant op... toch?’ Nan wees met haar vinger.
Eve zei niets. Benny zei dat het zo’n beetje de goede richting was. Benny vroeg ook of er nog mensen koffie wilden, maar niemand had behoefte. Ze wilden lui een beetje wegdromen bij de muziek en wat babbelen. En als het aan hen lag, praatte Nan verder. Dat kwam door de manier waarop haar gezicht straalde, door het vuur en door het huis waar ze over vertelde... Ga door, Nan.
‘Hij heeft me alle familieportretten laten zien. Je moeder was erg knap, vind je ook niet, Eve?’ Nan praatte met onverbloemde bewondering. Ze deed niet triomfantelijk omdat ze daar was geweest of omdat ze een rondleiding had gehad en de portretten had gezien die Eve bij haar visite niet te zien had gekregen. Nan had altijd tegen Eve gezegd dat ze de strijdbijl moest begraven in het conflict met haar familie. Waarschijnlijk dacht ze dat Eve wist hoe haar moeder eruit had gezien.
‘Je moet een uitputtende rondleiding hebben gehad.’ Eve stikte zowat in haar woorden.
‘Nou! Het was moeilijk om weg te komen.’
‘Het is je dan toch gelukt,’ zei Aidan Lynch. ‘Fonsie, als we geen cel in het klooster krijgen, zoals mij plechtig was beloofd, dan doen we er denk ik beter aan om de spieren los te maken voor de terugreis. Wat denk je ervan, man?’
Fonsie had al snel doorgehad dat Aidan een geestverwant was. Hij sprong op en liep de platenhoezen door.
‘Dat wordt vechten tussen Lonnie Donegan met “Putting On The Style” en Elvis met “All Shook Up”,’ zei hij na een ogenblik stilte.
‘Zulke helden kunnen we niet beledigen. We draaien ze allebei!’ riep Aidan en begon te klappen om iedereen weer aan het dansen te krijgen.
Benny was Eve naar de keuken gevolgd. ‘Ze begrijpt het niet,’ zei Benny.
Eve sloeg met beide handen op het aanrecht.
‘Natuurlijk begrijpt ze het. Hoe vaak hebben we het daar niet over gehad?’
‘Toch niet met haar. Echt, met haar niet. Tegen Nan doen we altijd alsof alles perfect in orde is. Anders zou zij er wel voor zorgen dat alles perfect in orde kwam. Toch?’
‘Dit vergeef ik haar nooit.’
‘Natuurlijk doe je dat wel. Je vergeeft het haar nu meteen nog, anders bederft het je hele feest. En het was fantastisch. Uniek. Echt waar.’
‘Dat is zo.’ Eve ontspande. Binnen zag ze Aidan naar haar wenken. Iedereen was op de dansvloer. Ook Benny ging terug. Jack en Nan waren aan het dansen. Ze lachten vrolijk. Geen van beiden leek te vermoeden dat er iets mis was.