14

‘Moeder?’

‘David!’ De vreugde in haar stem sneed hem door de ziel.

‘Moeder, ik heb uw brief gekregen, over de prijsuitreiking.’

‘O, David, ik wist wel dat je zou bellen. Ik wist het. En zo snel al. Wat fijn.’

‘Nou ja, ziet u, ik weet nog niet precies hoe het verder gaat allemaal…’ Hij wilde voorkomen dat ze begon over een precieze datum en hoe laat hij aankwam, of over de tafelschikking en wat hij aan zou trekken op de grote dag.

‘Wat zal je vader blij zijn als hij hoort dat je gebeld hebt. Dat maakt zijn hele dag goed.’

Het bekende gewicht van de druk die ze altijd op hem uitoefenden, voelde hij alweer op zijn schouders en in zijn borst.

Zijn moeder praatte intussen opgewonden door. ‘Over een uurtje is hij terug. Het zal hem erg opvrolijken.’

‘Hij is toch zeker niet aan het werk? Het is zaterdag.’

‘Nee, nee, hij is… hij is gewoon even weg.’

Dat verbaasde David. Zijn vader ging op zaterdag vrijwel nooit naar de synagoge, dat deed hij alleen op hoogtijdagen. Op zaterdag was hij altijd thuis.

‘Wat is hij aan het doen dan?’

‘Ach, je weet wel… Dit en dat,’ zei zijn moeder ontwijkend.

De schrik sloeg David om het hart. ‘Is vader soms ziek?’ vroeg hij plompverloren.

‘Hoe kom je daarbij?’ Hij hoorde angst in haar stem.

‘Ik weet het niet, moeder, ik kreeg zo’n beetje het idee dat hij misschien ziek was en het mij niet wilde vertellen, jullie allebei niet.’

‘Dat gevoel kreeg je zomaar ineens, daar in Griekenland?’ vroeg ze verwonderd.

‘Ja, eigenlijk wel.’ Hij weifelde even. ‘Maar klopt het, moeder?’

Het leek wel alsof de tijd stilstond terwijl hij wachtte op haar antwoord. Het leek een eeuw te duren, maar feitelijk duurde het niet langer dan een paar seconden. Vanuit de telefooncel kon hij de bedrijvigheid in de haven zien. Kratten werden aan of van boord gehesen en iedereen wijdde zich aan zijn normale dagelijkse bezigheden terwijl hij wachtte.

‘Je vader heeft darmkanker, David, en een operatie is niet meer mogelijk. Ze hebben hem nog zes maanden gegeven.’

Het bleef een tijdje stil, terwijl David naar adem hapte.

‘Weet hij het, moeder? Hebben ze het hem verteld?’

‘Ja, dat doen ze tegenwoordig. Ze vertellen het altijd. Hij is er heel kalm onder.’

‘En heeft hij veel pijn?’

‘Nee, wonderlijk genoeg niet. Maar hij krijgt heel veel medicijnen.’

David slikte. Het klonk alsof hij een snik onderdrukte.

‘Ach, David, niet verdrietig zijn. Hij is erg berustend, hij is niet angstig.’

‘Waarom hebt u het me niet verteld?’

‘Je kent je vader, het is zo’n trotse man, hij wil niet dat je alleen maar uit medelijden terugkomt. David, hij wilde niet dat ik het tegen je zei.’

‘O,’ zei David. Hij voelde zich ellendig.

‘Maar hij had nooit kunnen voorzien dat je het door telepathie aan de weet zou komen, David. Dat je dat op die afstand hebt aangevoeld… Het is bijna griezelig, maar ja, je bent altijd al heel gevoelig geweest.’

David had zich zijn leven lang nog niet zo geschaamd.

‘Maandag bel ik weer,’ zei hij.

‘En weet je dan wat je gaat doen?’ vroeg zijn moeder gretig.

‘Ja,’ zei hij. Hij had het niet meer.

Thomas belde zijn moeder op.

‘Je moet me niet van zo ver bellen, jongen, je verspilt veel te veel geld aan mij.’

‘Dat zit wel snor, ma, mijn salaris wordt gewoon doorbetaald. Ik heb zat geld om hier als een miljonair te leven en ook nog Bills toelage te betalen.’

‘En om mij cadeautjes te sturen. Erg lief van je, ik ben erg blij met die tijdschriften die je me elke maand stuurt. Zelf zou ik ze nooit kopen, natuurlijk.’

‘Dat weet ik toch, ma, jij koopt alleen maar dingen voor ons, nooit voor jezelf. Je kunt niet anders meer.’

‘Dat gaat zo als je kinderen hebt. De meeste ouders spenderen alles aan hun kinderen. Niet dat dat altijd zo goed uitpakt. Ik heb geboft met jou en je broer. Het kan ook heel anders gaan.’

‘Het valt niet mee om ouder te zijn, hè?’

‘Ik vond het eigenlijk wel goed gaan, maar toen ging mijn man dood, in plaats van dat hij het gewoon met een ander aanlegde, zoals jouw vrouw.’

‘Bij een huwelijk dat stukloopt zijn er twee betrokken, ma, het is niet alleen Shirleys schuld.’

‘Nee, maar wanneer begin jij weer eens wat met iemand?’

‘Ik beloof je plechtig dat het er nog wel een keer van komt, ma, en dan ben jij de eerste die ervan hoort. Maar ik bel eigenlijk over Bill. Hoor je nog wel eens iets van hem?’

‘Dat weet je toch, ik bel hem elke zondag op. Het gaat heel goed op school en hij houdt de laatste tijd erg van sport.’

‘Ja, omdat die saaie ouwe vader van hem niet meer in de buurt is om hem te vervelen met boeken en gedichten en meer van dat soort dingen.’

‘Hij mist je ontzettend, Thomas, en dat weet jij ook best.’

‘Hij heeft de fantastische Andy toch? En er komt een broertje of zusje voor hem aan, dus wat moet hij nog met mij?’

‘Hij heeft me verteld dat jij de nieuwe baby maar niks vindt,’ zei zijn moeder.

‘Nee, ik had moeten juichen, natuurlijk,’ zei Thomas bitter.

‘Hij zei dat hij eerst dacht dat jij wel van de nieuwe baby zou houden, zoals Andy van hem houdt, ook al is het niet zijn vader.’

‘Dacht hij echt dat ik van die baby zou houden?’Thomas stond perplex.

‘Hij is een kind, Thomas. Hij is pas negen, zijn vader heeft hem in de steek gelaten, is zelfs niet meer in Amerika. Hij grijpt zich vast aan elke strohalm. Hij dacht dat je misschien wel terug zou komen als er een nieuwe baby kwam en jij de stiefvader zou worden, zoals Andy zijn stiefvader is.’

‘Andy is een malloot, ma.’

‘Misschien, maar dan wel een aardige malloot, Thomas,’ zei zijn moeder.

‘Ik ben aardig, ma.’

‘Dat zal wel, Thomas, of liever gezegd, ik weet dat het zo is, maar ik ben er minder zeker van of Bill het wel weet.’

‘Kom nou, ma, ik heb alleen maar gedaan wat nodig was, ik heb hem losgelaten, ik heb gezorgd dat hij de ruimte heeft. En dat geeft hem de kans om aan zijn nieuwe leven te wennen.’

‘Ja, en jij denkt dat een kind van negen dat allemaal snapt?’

‘Wat vind jij dan dat ik zou moeten doen?’

‘Ik weet het niet, ik denk eigenlijk dat je dicht bij hem in de buurt zou moeten zijn, in plaats van duizenden kilometers weg.’

‘Denk je echt dat het er dan beter op wordt?’

‘Ik weet het niet, maar dan hoeft Bill in elk geval niet meer te denken dat jij, zijn eigen vlees en bloed, hem in de steek hebt gelaten.’

‘Oké, oké, ma, ik begrijp de boodschap.’

Elsa las de tweede fax die Dieter had gestuurd.

Ik weet dat je gelezen hebt wat ik vorige week heb geschreven. In het hotel zeiden ze dat je mijn fax hebt gehad. Hou op met die spelletjes, Elsa, laat me weten wanneer je terugkomt. Jij bent niet de enige speler in dit drama, en ik moet ook verder met mijn leven. Waarom zou ik anderen over ons vertellen zolang ik niet weet of je terugkomt en wanneer?

Antwoord vandaag nog alsjeblieft.

Ik zal altijd van je houden,

Dieter

Ze las de boodschap keer op keer en probeerde zijn stem erbij te horen, alsof hij de woorden uitsprak. En dat lukte heel goed. Het was een Dieter die haar snel, zelfverzekerd en dringend toesprak. ‘Antwoord vandaag nog alsjeblieft.’

Hij was degene die de hoofdrol vervulde in het drama. Was hij dan vergeten dat het allemaal in de eerste plaats om haar leven en haar toekomst begonnen was? Ze ging naar het kleine kantoortje in het Anna Beach Hotel waar je e-mails kon verzenden.

Het is niet zomaar een besluit dat ik moet nemen. Ik heb tijd nodig om na te denken. Maak het niet nog moeilijker voor me. Ik schrijf je over een paar dagen.

Ik hou ook voor altijd van jou, maar dat is niet het enige waar het om gaat.

Elsa

Fiona was al vroeg wakker, ze zag het licht worden in Aghia Anna. Ze kon nog steeds nauwelijks geloven wat ze gisteren van Vonni had gehoord.

En ze was nog steeds woedend op Vonni en Georgi omdat ze tegen haar gelogen hadden. Ze hadden nota bene glashard beweerd dat Shane geen contact had opgenomen. Hoe kwamen ze erbij om haar met het verschrikkelijke gevoel te laten zitten dat Shane haar verlaten had, dat hij haar had laten zitten omdat ze zo stom was, oerstom zelfs? Hij had wél geprobeerd haar te bereiken, maar die twee ouwe bemoeials hadden dat onmogelijk gemaakt.

Ze zeiden dat hij haar alleen maar nodig had om op borgtocht vrij te kunnen komen. Nou ja, zeg, hij moest toch ook eerst vrij zijn om verder te kunnen met zijn leven? Dat was toch logisch?

Ze was ontzettend blij dat ze vandaag naar hem toe ging.

Minder blij was ze met het feit dat ze de bootreis ging maken met Vonni als gezelschap. En ze wenste nu ook dat ze gisteravond niet alles aan Elsa had verteld, want die had gereageerd op een manier waar ze helemaal niets aan had.

Fiona wenste uit de grond van haar hart dat ze de klok zou kunnen terugzetten. Waarom had ze Elsa ook gevraagd haar te helpen het geld bijeen te brengen? Waarom had ze Elsa gevraagd haar duizend euro te lenen, voor een paar dagen maar, tot Barbara het geld vanuit Dublin had overgemaakt?

‘Moet ik jou geld lenen zodat hij je gezicht nog verder kan vertimmeren?’ had Elsa schamper gezegd.

‘Dat hij me toen sloeg kwam omdat hij in een soort shocktoestand verkeerde,’ begon Fiona. ‘Ik had hem mijn nieuws op een heel verkeerde manier gebracht.’

Waarop Elsa Fiona’s haar optilde en zachtjes zei: ‘Je gezicht is nog bont en blauw, Fiona. Niemand is zo gek om jou geld te lenen om die rotzak ergens uit te krijgen waar hij permanent zou moeten zitten.’

Waarschijnlijk had Fiona er op dat moment erg zielig uitgezien, want Elsa had zich onmiddellijk berouwvol getoond.

‘Sorry, ik doe het al net zo verkeerd als Vonni. Ik hoor jou helemaal niet de les te lezen. En ik weet hoe moeilijk het is, echt waar, ik weet het uit eigen ervaring. Maar weet je wat ik eraan probeer te doen? Ik probeer naast mezelf te gaan staan om de dingen, of beter gezegd mijn situatie, zo objectief mogelijk te bekijken. Ik probeer het vanaf een afstandje te bekijken, in plaats van er helemaal in op te gaan. Misschien kun jij dat ook proberen, helpt het jou ook.’

Fiona had haar hoofd geschud. ‘Ik denk dat, als ik er zo naar zou proberen te kijken, ik toch alleen maar Shane voor me zou zien. Shane die in de gevangenis zit te verkommeren, arme, arme Shane die van me houdt, die geprobeerd heeft met me in contact te komen. Meer kan ik toch niet zien, Elsa. Ik zie toch alleen maar Shane voor me die denkt dat ik hem in de steek heb gelaten. En daar schiet ik dus helemaal niets mee op.’

Elsa had haar aangekeken met een blik waarmee je naar een foto van een hongerend weeskind in Afrika zou kunnen kijken. Een blik waarin medelijden en bezorgdheid vermengd waren met afgrijzen vanwege het feit dat zoiets kon bestaan.

Toen Vonni en Fiona elkaar op de kade troffen, had Vonni al kaartjes voor de boot gekocht. Twee dagretours. Fiona wilde gaan zeggen dat ze die dag niet terug zou gaan, maar bedacht zich.

‘Wat heb je een grote tas bij je,’ zei Vonni verbaasd.

‘Ach ja, je weet maar nooit,’ zei Fiona vaag.

De veerboot vertrok en Fiona bleef aan dek naar het kleiner wordende Aghia Anna staan kijken. Wat was er veel gebeurd sinds ze hier was aangekomen, en dan nog wel in zo korte tijd.

Vonni was naar de kleine bar beneden gegaan waar ze koffie, thee en allerlei koude dranken verkochten. Stel je voor dat ze opeens weer zou gaan drinken? Hier op de boot? Dat kon zomaar gebeuren. Andreas had David verteld dat Vonni erg gedeprimeerd was en dat ze het er voor het eerst sinds jaren over had gehad dat ze weer met drinken zou beginnen. Fiona wenste uit de grond van haar hart dat het niet vandaag zou gebeuren, niet terwijl ze op zee zaten.

Tot haar opluchting zag ze Vonni terugkomen met koffie en gebak dat er kleverig uitzag.

Loukoumades,’ zei Vonni. ‘Beignets met honing en kaneel. Neem er maar een, je krijgt er een hoop energie van, en die kun jij vandaag best gebruiken.’

Fiona keek haar dankbaar aan. De vrouw deed echt haar best om het goed te maken. En Fiona besefte dat ze aardig tegen haar zou moeten zijn.

‘Je bent erg lief voor me,’ zei ze, en streek even over Vonni’s hand.

Tot haar verbazing zag ze tranen in Vonni’s ogen verschijnen. Ze gingen als vriendinnen naast elkaar zitten en begonnen aan hun gebak.

‘Georgi?’

‘Andreas! Ik zat net aan je te denken. Kom binnen, kom binnen!’ Het hoofd van politie trok een stoel bij voor zijn broer.

‘Georgi, er is iets gebeurd…’

‘Goed of slecht?’ vroeg Georgi.

‘Ik weet het niet.’

‘Kom nou toch.’

‘Nee, ik weet het echt niet. Er stond een boodschap op mijn antwoordapparaat. In het Engels. Van de winkel waar Adoni werkt. Ze zeiden dat ik hem, zodra ik hem zag, moest vragen op te bellen over de sleutel van een voorraadruimte, want die konden ze nergens vinden. Het was allemaal nogal ingewikkeld, maar het leek wel alsof ze dachten… alsof ze geloofden dat hij misschien…’

Georgi greep zijn broers hand vast. ‘Denk je dat dat betekent dat hij misschien naar huis komt?’ vroeg Georgi uiterst behoedzaam, alsof hij bang was de woorden hardop uit te spreken.

‘Misschien, Georgi, ja, misschien,’ zei Andreas. Zijn ogen straalden van verwachting.

Elsa’s vriendin Hannah zag Dieter alleen in de redactieruimte zitten en liep naar hem toe. Gewoonlijk kwamen mensen alleen voor iets belangrijks naar de grote Dieter toe. Maar zij vond dat dit dringend genoeg was. Hannah had zojuist een e-mail ontvangen. Heel kort en op de vrouw af.

Ik voel me heel erg op mijn gemak in dit dorp. Het is een goede plek om beslissingen te nemen. Maar alles gaat hier traag, en mijn brein werkt ook al niet zo snel. Als Dieter naar me vraagt, wil je dan alsjeblieft tegen hem zeggen dat ik geen spelletje speel. Ik ben echt heel erg diep over alles aan het nadenken en ik neem nog contact op. Hij zal je wel niets vragen, maar ik wil je er toch op voorbereiden.

Liefs,

Elsa

Hannah legde de geprinte pagina op Dieters bureau. ‘Je hebt me wel niets gevraagd…’ zei ze aarzelend.

‘Nee, maar ik ben erg blij dat je me dit laat lezen, Hannah.’ Hij wist hoe ze heette. Dat was opmerkelijk voor iemand als Dieter.

Vonni vertelde van alles over wat ze onderweg met de veerboot tegenkwamen. Zo was er een eiland waar vroeger een leprozenkolonie gevestigd was, een ander eiland was ooit getroffen door een aardbeving, en op een derde was er elk jaar in de lente een groot festival. En er was ook een kaap waar een dorp was geweest waarvan de bewoners van de ene dag op de andere met z’n allen naar Canada geëmigreerd waren, niemand wist waarom.

‘Wat heb jij een geluk gehad dat je hier belandde, Vonni. Want het is wel duidelijk hoe gek je op dit land bent.’

‘Heb ik geluk gehad?’ vroeg Vonni. ‘Daar zet ik anders heel vaak vraagtekens bij.’

‘Hoezo?’

‘Nou, volgens mij bestaat er niet echt zoiets als geluk hebben. Kijk eens naar al die mensen die op geluk hopen en daarom loten kopen, naar Las Vegas reizen, hun horoscoop bijhouden, op jacht gaan naar klavertjes-vier of niet onder een ladder door lopen. Dat is toch allemaal zinloos gedoe, of niet soms?’

‘Maar mensen moeten toch ergens op kunnen hopen?’

‘Natuurlijk, maar geluk maken we zelf, we nemen beslissingen die goed of slecht uitvallen, en dat heeft allemaal niets te maken met een zwarte kat die ons pad kruist of het gesternte waaronder we geboren zijn.’

‘Of met een schietgebedje tot de Heilige Antonius,’ deed Fiona glimlachend een duit in het zakje.

‘Ken jij dat? Bidden tot de Heilige Antonius? Daar ben jij toch veel te jong voor? Dat is nou echt iets van vroeger!’ zei Vonni.

‘Mijn oma vertrouwde alleen maar op de Heilige Antonius. Als ze haar bril kwijt was, bad ze altijd: “Heilige Antonius, beste vriend, maak dat ik mijn bril weer vind…” En bij bingo bad ze dat hij haar liet winnen. Of ze bad dat die afgrijselijke terriër van haar ophield met dat geblaf van hem. Ze richtte voortdurend schietgebedjes tot de Heilige Antonius. En hij deed altijd haar zin.’

‘Altijd?’ vroeg Vonni sceptisch.

‘Nou, met haar oudste kleindochter had ze misschien wel pech. Ze vroeg Antonius aldoor of hij me een aardige rijke dokter wilde sturen om mee te trouwen. Maar dat heeft niet gewerkt.’

Fiona grijnsde trots, alsof ze de heilige Antonius, de patroonheilige van verloren zaken, eigenhandig had verslagen door koppig bij Shane te blijven en zo zijn plannen met haar te dwarsbomen.

‘Zie je ernaar uit om hem weer te zien?’ vroeg Vonni.

‘Ik kan bijna niet wachten. Ik hoop niet dat hij kwaad is dat ik er zo lang over gedaan heb.’ Boosheid en zelfverwijt waren nog niet geheel verdwenen.

‘Ik zal het uitleggen, dat heb ik toch al gezegd, ik zal hem vertellen dat het niet jouw schuld was.’

‘Dat weet ik wel, Vonni, dank je wel… Maar weet je… het is gewoon zo dat…’ Fiona wrong haar handen van verlegenheid in haar poging iets duidelijk te maken.

‘Zeg het maar,’ moedigde Vonni haar aan.

‘Nou, jij hebt Shane gezien, hij kan nogal eens moeilijk doen, weet je, dan reageert hij veel agressiever dan eigenlijk de bedoeling is. Dat is nu eenmaal zijn manier van reageren. Ik zou niet willen dat je denkt…’

‘Maak je geen zorgen, Fiona, ik denk helemaal niets,’ zei Vonni met opeengeklemde kaken.

‘Elsa, wat ben ik blij dat ik je zie,’ zei Thomas.

‘Nou, dan ben je waarschijnlijk de enige op het hele eiland,’ zei Elsa.

‘Dat geloof je toch zeker zelf niet? Moet je horen, ik was op weg om voor een paar uur een roeibootje te gaan huren. Denk je dat je me genoeg vertrouwt om bij me in te stappen?’

‘Dat lijkt me enig. Gaan we nu meteen dan?’

‘Ja. David komt toch niet naar het café, want zijn vader is ziek. Daar had Vonni toch maar mooi gelijk in. Hij moet een ticket naar huis regelen.’

‘Arme David.’ Elsa had met hem te doen. ‘En Fiona is met Vonni naar Athene. Ze is vanochtend vroeg weggegaan, woest op mij omdat ik haar geen geld wilde lenen om Shane uit de bak te krijgen.’

‘Dus we zijn met z’n tweetjes,’ zei Thomas.

‘Een afscheidstochtje in een bootje… Lijkt me heerlijk. Maar ik wil best helpen roeien, hoor.’

‘Nee, dat hoeft niet, jij mag lekker luieren. Maar je hebt het over afscheid… Ga je terug naar Duitsland dan?’

‘Ja, ik weet nog niet precies wanneer, maar ik ben het wel van plan.’

‘Dan zal Dieter wel erg blij zijn.’

‘O, die weet het nog niet,’ zei ze achteloos.

Dat verbaasde Thomas. ‘Waarom heb je het hem nog niet verteld?’ vroeg hij.

‘Ik weet het niet,’ zei Elsa. ‘Er zijn een paar dingen waar ik nog niet helemaal uit ben.’

‘Ik begrijp het,’ zei Thomas op de toon van iemand die dat juist niet deed.

‘En jij, Thomas, wanneer ga jij weer terug?’

‘Dat hangt er een beetje van af,’ zei hij.

‘Waarvan dan?’

‘Of Bill me echt graag bij zich wil hebben,’ antwoordde hij spontaan.

‘Natuurlijk wil hij dat, dat is toch logisch,’ zei Elsa.

‘Waarom vind je dat zo logisch?’ vroeg hij verwonderd.

‘Dat weet ik omdat mijn vader ook wegging toen ik klein was. Ik zou er toen alles voor gegeven hebben als hij gebeld had met de mededeling dat hij dicht bij me in de buurt kwam wonen zodat ik hem elke dag kon zien. Dat zou voor mij het heerlijkste zijn dat me kon overkomen. Maar dat gebeurde niet.’

Thomas keek haar verbluft aan. Zoals zij het vertelde was het allemaal ineens heel simpel. Hij legde zijn arm om haar schouder en zo liepen ze verder naar de plek waar roeiboten te huur waren.

In de drukke haven van Piraeus liep Fiona zeulend met haar zware tas achter Vonni aan, die op weg was naar de ilektriko en kaartjes kocht.

‘Dit is een heel apart stukje Athene, waar heel wat te ontdekken valt,’ zei Vonni. ‘Het barst hier van de fantastische visrestaurantjes en er staat hier ergens een kolossaal bronzen beeld van Apollo. Maar daar hebben we nu allemaal geen tijd voor.’

‘Weet je, ik vind het ook een beetje eng om hem weer te zien,’ zei Fiona toen ze in de metro zaten op weg naar de stad zelf.

‘Maar hij houdt toch van je, hij zal toch wel blij zijn als hij je ziet?’ zei Vonni weifelend.

‘Ja, ja, natuurlijk. Maar het zit me een beetje dwars dat ik niet weet hoeveel het precies kost om hem op borgtocht vrij te krijgen. En ik weet echt niet hoe ik aan dat geld moet komen als ik het eenmaal weet. Ik denk niet dat ik hiervoor op hulp uit Dublin hoef te rekenen. Misschien moet ik ze thuis maar vertellen dat ik het geld voor iets anders nodig heb.’

Vonni zei niets.

‘Maar natuurlijk zal hij erg blij zijn als hij weer eens een vriendelijk gezicht ziet.’

‘Je vindt het toch niet echt eng om hem weer te zien?’ vroeg Vonni.

‘Nou, het is eigenlijk altijd weer spannend om naar iemand toe te gaan van wie je houdt,’ zei Fiona. ‘Ik krijg er de kriebels van in mijn buik. Het hoort er zo’n beetje bij, toch?’

Georgi had het politiebureau in Athene vooraf gebeld om te melden dat Vonni en Fiona zouden komen. Hij had in het kort verteld wie ze waren en wat ze kwamen doen. De politie man had hem aangehoord en toen gezegd: ‘Nou als die dwaze juffrouw de borgtocht bij elkaar krijgt en ons van hem verlost, dan staan wij hier allemaal te juichen. We zouden haar het geld bijna willen schenken, zo graag willen we hem kwijt.’

Bij de ingang van het politiebureau bleef Fiona even staan om haar gezichtspoeder en haar kam te pakken. Vonni keek droevig toe terwijl de jonge vrouw make-up aanbracht op de geel verkleurde plek op haar voorhoofd en haar haar er ter verdere camouflage overheen schikte. Ze deed ook nog lippenstift op en spoot eau de toilette op de binnenkant van haar polsen en achter haar oren.

Ze glimlachte tegen haar spiegelbeeld in de glazen deuren om haar zelfvertrouwen een duwtje te geven.

‘Ik ben er klaar voor,’ zei ze met trillende stem tegen Vonni.

Ze vertelden Shane pas een minuut of tien van tevoren dat Fiona op bezoek zou komen.

‘Heeft ze het geld?’ vroeg hij.

‘Wat voor geld?’ vroeg Dimitri, de jonge politieman.

‘Het geld dat jullie klerelijers willen hebben in ruil voor mijn recht op een menselijke behandeling!’ schreeuwde Shane. Hij schopte tegen de muur van zijn cel.

‘Wil je een schoon T-shirt aan voor als ze komt?’ vroeg Dimitri onverstoorbaar.

‘Jij wilt alles er hier zeker keurig en spic en span laten uitzien, hè? Nee, ik wil geen schoon shirt, verdomme. Ik wil dat ze ziet hoe het er hier aan toe gaat.’

‘Ze komen zo,’ zei de politieman kortaf.

‘Zé?’

‘Ze heeft een vrouw uit Aghia Anna bij zich.’

‘Zeker nog zo’n suffe trut, dat is nou weer typisch iets voor Fiona. Ze doet er idioot lang over om hier te komen en dan sleept ze ook nog eens iemand mee.’

Terwijl hij de celdeur weer op slot deed, wijdde Dimitri enkele gedachten aan de grilligheid van de liefde. Hijzelf was verloofd. Hij was een nuchter persoon, iemand op wie je kon bouwen, maar soms maakte hij zich zorgen dat hij misschien aan de saaie kant was voor zijn betoverend mooie verloofde. Ze zeiden toch vaak dat meisjes hielden van een beetje gevaar? Volgens die oude politieman uit Aghia Anna was de jonge vrouw die bij Shane op bezoek zou komen verpleegster en was het een hele lieve, aantrekkelijke meid… Ach ja… Hij moest niet zo generaliseren.

‘Hoe oud ben jij, Andreas?’

‘Ik ben achtenzestig,’ antwoordde Andreas.

‘Mijn vader is pas zesenzestig en die gaat binnenkort dood,’ zei David.

‘Ach, David, wat ontzettend triest, wat spijt het me om dat te horen.’

‘Dank je, Andreas, je bent mijn vriend, ik weet dat je het meent.’

‘Ga je naar huis om bij hem te kunnen zijn?’

‘Ja, natuurlijk ga ik naar huis.’

‘Wat zal hij daar blij mee zijn. Reken maar. Mag ik je een goede raad geven? Wees maar heel aardig voor hem. Ik weet wel dat je kwaad werd toen Vonni je van advies wilde dienen…’ vervolgde Andreas aarzelend.

‘Ja, ik had de pest in, maar ze bleek gewoon gelijk te hebben. Ik heb haar proberen te vinden om het haar te vertellen, maar ze is er niet.’

‘Nee, ze is naar Athene, maar vanavond komt ze weer terug.’

‘Als jij ziek was, Andreas, wat zou je dan willen dat je zoon tegen je zei?’

‘Ik denk dat ik graag van hem zou horen dat ik het er als vader heel redelijk heb afgebracht.’

‘Dat zal ik dan tegen hem zeggen als ik thuiskom,’ zei David.

‘Dat zal hem echt deugd doen, David.’

Ze brachten Vonni en Fiona naar de arrestantencel.

Dimitri maakte de deur open. ‘Hier zijn je vriendinnen,’ kondigde hij aan.

‘Shane!’ riep Fiona uit.

‘Hè hè, ben je daar eindelijk!’

‘Ik hoorde pas gisteren waar je was,’ zei ze terwijl ze naar hem toe liep.

‘Dat zal wel,’ zei Shane. Hij deed net of hij haar armen, die ze naar hem had uitgestrekt, niet zag.

‘Dat was mijn schuld,’ zei Vonni, ‘ik heb niet aan haar doorgegeven dat je gebeld had.’

‘Wie ben jij, verdomme?’ vroeg Shane.

‘Ik ben Vonni, ik kom oorspronkelijk ook uit Ierland, maar ik woon al meer dan dertig jaar in Aghia Anna en hoor er onderhand helemaal bij.’

‘En wat kom je hier doen?’

‘Ik heb Fiona geholpen om hier te komen.’

‘Nou fijn, bedankt. Dan mag je nu oprotten, want ik wil alleen zijn met mijn vriendin.’ Zijn gezicht had een grimmige uitdrukking.

‘Zeg jij maar wat je wilt, Fiona,’ zei Vonni op vriendelijke toon.

‘Nee, ik bepaal hier wat er gebeurt,’ zei Shane.

‘Zou je… misschien even hierbuiten… op me willen wachten, Vonni?’ vroeg Fiona smekend.

‘Als je me nodig hebt, roep je maar, Fiona,’ zei Vonni en ging de cel uit.

Dimitri stond op de gang te wachten.

Den pirazi,’ zei ze tegen hem.

‘Wat zei u?’ reageerde hij geschrokken.

‘Ik woon hier nu al jaren,’ zei ze in zijn eigen taal tegen hem. ‘Ik ben getrouwd met een Griek, en ik heb een Griekse zoon die ouder is dan jij. Ik zei “Den pirazi”, het maakt allemaal niks uit, helemaal niks, die suffe meid vergeeft die akelige hufter toch alles…’

‘Misschien vinden vrouwen dat soort kerels gewoon de leukste die er zijn,’ antwoordde Dimitri. Er lag een pijnlijke uitdrukking op zijn gezicht.

‘Welnee. Ze zien dit soort volk als het erop aankomt helemaal niet zitten. Misschien denken ze een tijdje dat ze houden van zo’n type, maar dat gaat wel weer over. Vrouwen zijn af en toe misschien wel dwaas, maar het zijn geen complete idioten. Fiona komt er binnenkort vast wel achter wat een rotzak die knaap is die je hier in de cel hebt zitten. Het is alleen maar een kwestie van tijd.’

Dimitri leek blij te zijn dat ze zo overtuigd was van haar zaak.

‘Wat is dat voor een ouwe tang die je bij je hebt?’ vroeg Shane.

‘Ze is heel aardig voor me geweest.’

‘Dat zal wel,’ zei hij schamper.

Fiona wilde hem omhelzen, wilde hem kussen, maar hij leek geen interesse te hebben.

‘Shane, ik vind het zo fijn om je weer te zien.’

‘Heb je het geld?’ vroeg hij.

‘Sorry?’

‘Het geld! Om me hieruit te krijgen!’ zei hij.

‘Maar Shane, ik heb helemaal geen geld. Dat weet je toch?’ Fiona’s ogen waren wijd opengegaan. Waarom wilde hij haar niet in zijn armen nemen?

‘Je wilt me toch niet vertellen dat je me niks te melden hebt nu je eindelijk hier bent.’

‘Ik heb je een heleboel te vertellen, Shane.’

‘Nou, kom op dan.’

Fiona begreep niet waarom ze nog steeds niet in elkaars armen lagen, maar ze wist dat ze moest doorpraten. Ze wist niet of ze met het goede of het slechte nieuws moest beginnen.

‘Nou, het goede nieuws is dat ik iets van Barbara heb gehoord. Ze schreef dat er dicht bij het ziekenhuis een paar mooie flats vrijkomen en dat we er makkelijk een kunnen krijgen als we teruggaan.’

Hij keek haar niet-begrijpend aan.

Fiona vertelde snel verder. ‘Maar het slechte nieuws is dat we onze baby hebben verloren. Vreselijk, maar het is nu eenmaal zo. Dokter Leros heeft gezegd dat er verder niets met me aan de hand is… als we het opnieuw willen proberen, dan…’

‘Wat?’

‘Ik weet hoe erg het voor je is, Shane, ik was er ook helemaal kapot van, maar dokter Leros zegt…’

‘Fiona, hou op over die dokter Huppelepup. Heb je het geld of niet?’

‘Sorry, Shane, maar wat bedoel je?’

‘Heb je het geld om me hieruit te krijgen?’

‘Natuurlijk heb ik dat niet, Shane, dat zei ik toch al, ik ben hier om erover te praten en om je te vertellen dat ik van je hou en dat het allemaal wel goed komt.’

‘O ja, hoe dan?’

‘Shane… ik leen dat geld wel… En dan gaan we terug naar Dublin en huren die flat… En dan betalen we alles terug en…’

‘Fiona, schei verdomme uit met dat gewauwel van je… Hoe komen we aan die borgtocht?’

Hij had haar nog niet aangeraakt, hij omhelsde haar niet, hij zei geen woord over de gestorven baby.

‘Shane, vind je het dan niet erg van de baby?’

‘Hou eens op, zeg. Vertel me liever hoe we aan geld moeten komen,’ zei hij.

‘Ik lag op bed en onze baby vloeide uit me weg,’ zei Fiona.

‘Dat was geen kind, dat was je menstruatie. Dat weet je toch ook wel, Fiona? Dus vertel me nou hoe we aan het geld moeten komen.’

‘We zullen het hun vragen, Vonni en ik, we vragen hun hoeveel ze moeten hebben en dan zal ik proberen het bij elkaar te krijgen… Maar dat is toch niet het allerbelangrijkste, Shane…’

‘O, nee, wat dan wel?’

‘Nou, dat ik je gevonden heb en dat ik voor eeuwig van je zal houden.’ Ze keek hem aan om te zien wat haar woorden voor uitwerking hadden.

Geen reactie.

‘Ik ben gek op je, Shane…’ begon ze weer.

‘Ja, ja,’ zei hij.

‘Waarom wil je me niet kussen?’ vroeg ze.

‘Hou nou eens op over liefde. Bedenk liever waar we geld vandaan kunnen halen.’

‘Als we dat geld lenen, moeten we een baan zien te vinden om het te kunnen terugbetalen,’ zei ze zorgelijk.

‘Zoek jij maar een baan dan. Als ik hieruit ben moet ik een aantal mensen opzoeken, ik moet contacten zien te leggen. En dan heb ik binnen de kortste keren geld zat.’

‘Wil je niet terug naar Aghia Anna dan?’

‘Naar dat rotgat? Ik dacht het niet.’

‘Waar wou je dan heen, Shane?’

‘Ik wil eerst nog wat rondhangen in Athene en dan ga ik misschien door naar Istanbul. Het ligt er een beetje aan.’

‘Waaraan dan?’

‘Aan de contacten die ik opdoe, wat die zeggen.’

Ze keek hem recht aan. ‘En is het de bedoeling dat ik met je meega om die mensen te ontmoeten, en dat ik meega naar Istanbul of waar dan ook naartoe?’

Hij haalde zijn schouders op. ‘Als je mee wilt. Als je me maar niet aan mijn kop zeikt over ergens gaan wonen en een baan zoeken, of me probeert mee te slepen naar dat dorp waar geen hond woont. We zijn niet voor niets uit Ierland weggegaan, we zijn gegaan om van dat soort shitzooi af te zijn.’

‘Nee, we zijn uit Ierland weggegaan omdat we van elkaar hielden en niemand daar begrip voor had, omdat iedereen steeds zo moeilijk deed.’

‘Ja, hoor,’ zei Shane.

Ze herkende het toontje. Het betekende dat hij er helemaal genoeg van had. Hij gebruikte het tegen iemand die hem ontiegelijk verveelde. En als hij zich van zo iemand had ontdaan, slaakte Shane een diepe zucht van verlichting en vroeg zich hardop af waarom er geen verbod op ouwe zeurpieten bestond. De maatschappij hing immers aan elkaar van regeltjes en verbodsbepalingen?

Fiona wist nu dat ze Shane de keel uithing. Ze begon in te zien dat hij niet van haar hield en ook nooit van haar gehouden had.

Totaal niet.

Het was een besef dat haar wereld aan het wankelen bracht en bijna ondraaglijk was, maar ze wist dat het waar was. Het betekende dat al haar dromen en verwachtingen vergeefs waren geweest. Evenals haar ongerustheid en vrees van de laatste dagen. Ze had er niet van kunnen slapen, zo bang was ze dat hij nooit meer iets van zich zou laten horen. En nu was duidelijk dat hij alleen maar contact had gezocht omdat hij geld nodig had voor zijn borgtocht.

Ze besefte ineens dat haar mond openhing en haar ogen uitpuilden. Ze merkte het aan de manier waarop hij naar haar keek.

‘Wat sta je me nu aan te gapen?’ vroeg Shane.

‘Je houdt niet van me,’ zei ze met trillende stem.

‘God in de hemel, hoe vaak moet ik het nog zeggen. Ik zei toch dat je met me mee mocht als je wilde. Ik zei alleen maar dat je dan niet moest zeiken. Is dat een misdaad soms? Nou?’

In de hoek stond een houten stoel. Fiona ging erop zitten en begroef haar hoofd in haar handen.

‘Nee toch, Fiona, niet nu. We moeten bedenken wat we moeten doen. Dit is niet het moment om een potje te gaan zitten snotteren. Hou daarmee op, zeg…’

Ze keek naar hem op, haar haar hing niet meer voor haar voorhoofd. Ondanks de make-up was de blauwe plek nog erg goed zichtbaar.

Hij staarde haar aan.

‘Wat is er met je gezicht gebeurd?’ vroeg hij, alsof het hem afkeer inboezemde.

‘Dat heb jij gedaan, Shane. In dat restaurant op de landtong.’ Ze had hem er tot dat moment nog niet aan herinnerd dat hij haar geslagen had. Dit was het eerste wat ze erover zei.

‘Dat heb ik niet gedaan!’ tierde hij.

Fiona zei kalm: ‘Dat ben je dan zeker vergeten. Het maakt ook niet meer uit.’

Ze stond op, als om te vertrekken.

‘Waar ga je heen? Je bent er net, we moeten een plan maken.’

‘Nee, Shane, niet we, maar jij.’

‘Hou op met dreigen.’

‘Ik dreig niet en ik zeik ook niet. Ik heb je gezien en nu ga ik weer.’

‘Maar hoe moet het dan met het geld? De borgtocht?’ Zijn gezicht was vertrokken. ‘Hoor eens, ik zal alles wat je maar wilt over liefde en zo tegen je zeggen, als dat is wat je wilt… Fiona, niet weggaan!’

Ze klopte op de deur en Dimitri maakte hem voor haar open. Hij had de situatie blijkbaar door, want er lag een brede glimlach op zijn gezicht.

Dat dreef Shane tot waanzin. Hij maakte een sprong en greep Fiona vast bij haar haren.

‘Je komt niet hier om alleen maar een spelletje met me te spelen!’ brulde hij.

Maar Dimitri was een stuk sneller dan hij eruitzag. In een oogwenk lag zijn arm om Shanes nek en duwde hij diens kin omhoog. Shane moest Fiona wel loslaten om de politieman te kunnen weerstaan.

Het was een ongelijk gevecht. Dimitri was een grote kerel en verkeerde in een puike conditie. Shane maakte geen schijn van kans tegen hem.

Fiona bleef even in de deuropening staan toekijken en liep toen de gang in naar de ruimte aan de voorzijde van het bureau.

Vonni was daar in gesprek met een hoge politiefunctionaris.

‘Ze hebben het over tweeduizend euro,’ begon ze.

‘Dat is best,’ zei Fiona, ‘maar van mij krijgt hij het niet.’ Ze hield haar hoofd fier rechtop en haar ogen schitterden.

Vonni keek haar aan, durfde nauwelijks te hopen. Was het werkelijk waar? Had Fiona het uitgemaakt? Het leek er wel op.