3

Ze zaten zwijgend in het busje dat hotsend de heuvel af reed. Allemaal beseften ze dat ze deze avond nooit meer zouden vergeten. Het was een lange, zware dag geweest, een dag vervuld van emoties. In zekere zin hadden ze elkaar in korte tijd te goed leren kennen om zich nog helemaal op hun gemak te voelen in elkaars gezelschap. Maar allemaal hoopten ze de oude Andreas nog eens te zien. Hij had hun verteld dat hij een brommertje bezat met een karretje erachter en dat hij dagelijks over de hobbelige weg naar wat hij de stad noemde reed, om boodschappen te doen.

Ze deden die nacht geen van allen een oog dicht. Het enige wat hen nog verbond was dat ze onder de warme mediterrane nachthemel geen rust konden vinden. Ze lagen te draaien en te woelen, het licht van de sterren scheen op de een of andere manier te helder en drong in hun slaapkamer door. Miljoenen speldenprikjes die hun de nachtrust die ze nodig hadden onthielden.

Elsa stond op het balkonnetje van haar appartement en keek uit over de donkere zee. Ze logeerde in appartementenhotel Studio, dat gerund werd door een jonge Griek die in Florida makelaarservaring had opgedaan. Hij was teruggekeerd met het idee zes kleine zelfvoorzienende wooneenheden neer te zetten, met een eenvoudige inrichting: Griekse tapijten op de houten vloeren, kleurig Grieks aardewerk op de planken. Geen enkel balkon keek op de andere uit. Hij vroeg er meer voor dan in Aghia Anna gebruikelijk was, maar toch zaten zijn appartementen altijd vol.

Elsa had zijn advertentie in een reismagazine gezien en ze was niet in haar verwachtingen teleurgesteld.

Vanaf haar balkon zag de donkere zee er veilig en vredig uit, zelfs al waren er dicht bij de haven nog maar pas geleden vierentwintig mensen omgekomen en was datzelfde water niet in staat geweest omhoog te komen om de vlammen te doven.

Voor het eerst begreep ze hoe iemand die verschrikkelijk bedroefd en eenzaam was ertoe zou kunnen komen een einde in de omhelzing van de golven te zoeken. Het was een dwaze onderneming, natuurlijk, verdrinken was allesbehalve romantisch. Elsa wist dat het geen kwestie was van je ogen dichtdoen om je zachtjes deinend te laten wegvoeren van je problemen met het leven. Nee, je zou wild om je heen slaan, worstelend om adem te kunnen krijgen, in dolle paniek. Ze vroeg zich af of ze meende wat ze in haar boodschap aan Dieter had beweerd: dat ze zou wensen dat ze vandaag ook gestorven was.

Nee, dat meende ze niet echt. Ze wilde geen ongelijke strijd aangaan met een overweldigende watermassa.

Maar toch. Het zou al haar problemen wel in één klap oplossen. Het zou een uitweg bieden uit de vreselijke situatie waarvoor ze op de vlucht was maar waaraan niet te ontkomen viel. Ze wist dat ze de komende uren niet zou kunnen slapen. Het had geen zin op bed te gaan liggen. Ze zette een stoel op het balkon en met haar armen leunend op het smeedijzeren hekwerk bleef ze zitten kijken naar de patronen die het maanlicht op het water vormde.

Davids kleine kamer was veel te heet en benauwd. Tot aan deze nacht was het er best uit te houden geweest, maar alles was nu anders. Niemand zou hier kunnen slapen. Het huis was vervuld van de luide jammerklachten van de bewoners. Het was hun zoontje dat vandaag op Manos’ boot om het leven was gekomen.

David was zeer aangedaan geweest toen hij thuiskwam en de familie daar aantrof, omringd door vrienden die hen probeerden te troosten. Hij had verlegen handen geschud en hakkelend woorden proberen te vinden om uitdrukking te ge ven aan wat onzegbaar was. De bewoners spraken nauwelijks Engels en ze keken hem verwilderd aan, alsof ze hem nooit eerder hadden gezien.

Ze merkten het nauwelijks toen David de trap weer af kwam om buiten te gaan rondlopen. Hun verdriet was veel te groot.

David vroeg zich af wat er zou gebeuren als hij op de boot was omgekomen. Het had hem gemakkelijk kunnen overkomen. Hij had toevallig een andere dag uitgezocht om dezelfde tocht te maken. Het leven van mensen kan drastisch veranderen of zelfs eindigen als gevolg van dit soort schijnbaar onschuldige keuzes.

Zou er in zijn eigen huis ook zo gejammerd worden? Zou zijn vader van verdriet heen en weer schommelen? Of zou hij met een grimmig gezicht zeggen dat zijn zoon zijn eigen leven had gekozen en met die keuze moest leven en ook sterven.

Plotseling voelde David een diepe angst opkomen terwijl hij in het in rouw gedompelde dorp rondliep. Hij zou graag een van degenen tegenkomen met wie hij een groot deel van de dag had doorgebracht. Niet die vreselijke vriend van Fiona natuurlijk, die Shane, maar een van de anderen.

Misschien moest hij ook maar naar zo’n kleine taverna gaan, waar mensen nog zaten na te praten over de afschuwelijke gebeurtenissen van de afgelopen dag. Misschien kwam hij Fiona wel tegen. Dan kon hij met haar praten over Ierland. Daar had hij altijd al graag heen gewild.

Hij zou het ook met haar kunnen hebben over het vak van verpleegster. Was het werkelijk zo bevredigend als veel mensen beweerden? Gaf het echt een kick als patiënten beter werden? Bleven ze aan je denken en stuurden ze bedankbriefjes? Waren Engelsen tegenwoordig welkom in Ierland, als toerist of om er te werken, of was er nog iets over van de oude vijandigheid? Was er een mogelijkheid om in West-Ierland creatieve cursussen te volgen? David had er vaak over gedacht om potten bakker te worden. Hij zou het liefst iets met zijn handen doen, het gaf niet wat. Als het maar een heel eind af stond van de wereld van het grote geld.

Of misschien kwam hij Thomas wel tegen, dan kon hij hem van alles vragen. Wat hij schreef, bijvoorbeeld. Waarom hij de universiteit voor zo lange tijd vaarwel had gezegd. Hoe vaak hij zijn zoontje te zien kreeg.

David luisterde graag naar wat anderen te vertellen hadden. Daarom was hij ook helemaal niet geschikt voor een functie in het investeringsbedrijf van zijn vader.

Het was de bedoeling dat de cliënten van de firma hem vroegen hoe ze hun geld het beste konden beleggen. Maar David toonde veel meer interesse voor hun leven dan voor hun beleggingsobjecten. Hij bracht hen in verwarring door te vragen of ze huisdieren hielden of een boomgaard bij hun huis wilden, terwijl zij alleen maar van hem wilden weten wat een bepaalde investering zou kunnen opleveren.

Tijdens het lopen zag hij Elsa op haar balkon zitten. Toch riep hij niet om haar aandacht te trekken. Ze was zo’n kalm en beheerst persoon, ze zat midden in de nacht echt niet te wachten op een zeurkonijn als hij.

Thomas had voor twee weken een appartement gehuurd boven een cadeauwinkeltje met kunstnijverheidsartikelen. De eigenaresse was een excentrieke vrouw die Vonni heette; ze was achter in de vijftig en liep onveranderlijk in een zwart T-shirt en een bloemetjesrok, elke dag een andere. Ze zag er echt uit als iemand die haar maaltjes bij elkaar moest zien te scharrelen, vond Thomas, maar intussen bezat ze wel een schitterend appartement dat ze aan toeristen verhuurde.

Het was luxueus ingericht, er stonden prachtige beeldjes en aan de muren hingen kostbare schilderijen.

Vonni was van Britse afkomst, althans dat vermoedde hij. Ze weigerde ook maar iets over zichzelf los te laten. Ze was de volmaakte huisbazin, want ze liet hem volledig zijn gang gaan. Ze had aangeboden zijn kleren naar de plaatselijke wasserij te brengen als het nodig was en af en toe liet ze een mandje druiven of schaaltje olijven bij zijn drempel achter.

‘Waar woont u dan als ik hier zit?’ had hij bij hun eerste ontmoeting gevraagd. ‘Ik slaap in een schuurtje buiten,’ had ze geantwoord.

Thomas wist niet goed of ze een grapje maakte of misschien niet helemaal goed bij haar hoofd was. Maar hij vroeg niet verder – hij was maar al te blij met haar appartement.

Hij zou trouwens ook wel blij zijn geweest met een onderkomen dat tien keer zo goedkoop was, maar hij had nu eenmaal een telefoon nodig voor het geval Bill hem zou bellen.

Thomas was thuis in de Verenigde Staten altijd tegen het gebruik van een mobieltje geweest. Te veel mensen waren aan zo’n ding verslaafd. Hij dacht dat het op reis een storende invloed zou hebben. Mensen klaagden trouwens vaak dat ze ver van huis geen bereik hadden. Wat maakte het hem ook uit hoeveel euro’s hij spendeerde aan het huren van een appartement met een telefoon? Waar moest hij het geld dat hij als hoogleraar verdiende anders aan spenderen? Zijn gedichten leverden hem bovendien de laatste tijd een aardig zakcentje op.

Een gerenommeerd tijdschrift had hem geld geboden om te gaan reizen en over zijn belevenissen te schrijven, in zijn eigen stijl en vanaf welke plek hij maar wilde. Een perfect aanbod dat hem op het juiste moment bereikt had, namelijk toen hij inzag dat hij nodig een tijdje van huis moest, heel nodig zelfs. Hij had over Aghia Anna willen schrijven, maar de volgende dag zou het plaatsje overspoeld worden door persmensen uit alle windstreken en zou Aghia Anna geen onbekend oord meer zijn.

Hij had een tijdlang gedacht dat het gemakkelijk zou zijn in dezelfde stad als zijn ex-vrouw te blijven wonen, zodat hij zijn zoon Bill zo vaak mogelijk zou kunnen zien. Het moest toch mogelijk zijn om op een beschaafde, niet-agressieve manier met Shirley te blijven omgaan? Hij hield niet meer van haar, dus moest het niet al te moeilijk zijn om op een normale manier beleefd tegen haar te doen.

Mensen uit hun omgeving hadden hen zelfs bewonderd om hun gebrek aan wraakzucht, om het feit dat ze zo anders waren dan al die verbitterde stellen die het ook na een scheiding niet konden laten elkaar het leven zuur te maken.

Maar inmiddels stonden de zaken er toch anders voor.

Shirley had een nieuwe vriend, Andy, een autoverkoper die ze in het fitnesscentrum had ontmoet. Toen Shirley had aangekondigd dat ze met Andy ging trouwen, was alles veranderd.

Alles zou er nu gemakkelijker op worden als Thomas niet meer in de buurt was.

Ze legde uit dat ze de ware, eeuwige liefde gevonden had. En ze hoopte dat Thomas een nieuwe vrouw zou vinden.

Thomas herinnerde zich weer het toontje waarop ze tegen hem sprak. Het had hem van weerzin vervuld. Ze deed net alsof het allemaal een kwestie was van de meubels anders neerzetten. De heftigheid van zijn afkeer had hem zelf verbaasd. Andy was geen kwaaie kerel, maar wat Thomas het meest stak was dat Andy zo vanzelfsprekend zijn plaats kon innemen in het huis dat hij, Thomas, voor hemzelf, Shirley en Bill had gekocht.

‘Dat is toch het allergemakkelijkst,’ had Shirley gezegd.

Bill had gezegd dat hij Andy aardig vond, en Andy was ook aardig, er was niks mis met hem. Maar een beetje pummelig was hij wel, hij was niet erg geletterd en het was beslist niet iemand die ’s avonds bij Bill op bed zou komen zitten met een boek en zou zeggen: ‘Zoek jij maar een verhaaltje uit, dan lezen we dat samen.’

Thomas moest toegeven dat Andy het ongemakkelijke van de situatie wel aanvoelde. Andy had voorgesteld dat Thomas tussen vijf en zeven, als hij naar fitness was, bij Bill op bezoek zou komen.

Dat was redelijk en verstandig van hem, het getuigde van inlevingsvermogen, maar het had bij Thomas alleen nog maar meer ergernis gewekt.

Alsof ze hem keurig ergens wegstopten waar hij hen niet lastig kon vallen. Elke keer dat hij in zijn oude woning kwam, kreeg hij er een grotere hekel aan: al die potjes en doosjes met vitaminen en voedingssupplementen die rondslingerden in de keuken en op de badkamers, de roeiapparaten in de garage, de tijdschriften over gezondheid en fitness op de salontafels.

Toen de kans zich aandiende om ertussenuit te gaan, wist Thomas zeker dat hij die moest grijpen. Hij kon contact met zijn zoon houden via de telefoon, brieven en e-mail. Er zou minder aanleiding zijn om zich te ergeren of ruzie te maken.

Hij had zichzelf aangepraat dat het voor iedereen het beste zou zijn.

En de eerste paar weken ging het ook redelijk goed. Hij werd niet meer elke ochtend kwaad wakker en zat zich niet voortdurend op te vreten bij de gedachte aan het nieuwe huishouden waarin zijn zoon terecht was gekomen. Het was goed dat hij eruit was gebroken.

Maar de gebeurtenissen van de afgelopen dag hadden alles op zijn kop gezet. Al die doden, een heel dorp dat in rouw gedompeld was. Het geweeklaag van de mensen drong tot in zijn appartement door.

Hij zou met geen mogelijkheid kunnen slapen, en zijn gedachten zoemden in zijn hoofd rond als boze insecten.

Thomas liep de hele nacht in Vonni’s appartement te ijsberen. Soms wierp hij een blik naar beneden, naar de verwilderde, met wijnranken overdekte tuin, waar aan het eind het kippenhok stond, zoals hij het aanduidde. Een keer of twee meende hij Vonni’s warrige haardos achter het oude raampje te zien – maar misschien was het alleen maar een bejaarde kip.

Ook Fiona kon die nacht de slaap niet vatten. Zij bevond zich in een kamertje in een overvol huisje net buiten het dorp.

Het huisje behoorde toe aan een magere, zorgelijke vrouw die Eleni heette en drie zoontjes had. Van een echtgenoot geen spoor. Het was eigenlijk niet haar gewoonte om gasten in huis op te nemen. Fiona en Shane waren bij haar terechtgekomen toen ze her en der hadden aangeklopt om een goedkope slaapplaats te vinden. Dat was het idee van Shane. Ze hadden geen geld om luxueus te overnachten. Ze moesten het allergoedkoopste logies zien te krijgen.

Eleni’s eenvoudige huisje was het allergoedkoopst.

Shane lag nu onderuitgezakt in een stoel te slapen. Hij was de enige van het hele stel die erin slaagde een oog dicht te doen. Fiona kon onder andere niet slapen omdat Shane plompverloren had aangekondigd dat ze de volgende dag weg moesten.

Het had haar volledig van haar stuk gebracht.

Ze hadden allebei gedacht dat ze een behoorlijke tijd in Aghia Anna zouden blijven. Maar nu was Shane ineens van gedachten veranderd.

‘Nee, we kunnen hier niet blijven. Door al dit geklooi zal het hier niet meer uit te houden zijn. Laten we maken dat we wegkomen. Morgen nemen we de boot naar Athene.’

‘Maar Athene is zo’n grote stad… het is er vast om te stikken,’ stribbelde ze tegen. Maar Shane zei dat hij met iemand had afgesproken en dat hij die persoon per se moest zien.

Toen Fiona en hij een maand eerder op weg waren gegaan, had Shane met geen woord gerept over iemand die ze gingen opzoeken. Maar Fiona wist uit ervaring dat ze Shane over zoiets onbenulligs beter niet kon aanspreken.

Eigenlijk maakte het ook niet zoveel uit of ze nu hier zaten of in Athene.

Ze had alleen wel naar de begrafenis van Manos gewild, die knappe, sexy Griek die in haar billen had geknepen en had gezegd dat ze orea was: prachtig, mooi.

Het was een rare snuiter geweest, die Manos, maar goed geluimd en vrolijk. Hij vond alle vrouwen orea, dronk wijn met de fles aan zijn mond en danste voor hen als Zorba de Griek in eigen persoon. Hij vond het heerlijk als er foto’s van hem werden gemaakt, foto’s die in albums in alle uithoeken van de wereld zouden belanden.

Er had geen greintje kwaad bij gezeten en Manos verdiende het niet om op zo’n manier te sterven, samen met zijn neefje, zijn hulpjes en al die toeristen die het juist zo naar hun zin hadden gehad.

Fiona zou ook wel graag de mensen terugzien met wie ze de afgelopen dag had doorgebracht. De oude man, Andreas, die zo vriendelijk en gastvrij was geweest. Thomas, de hoogleraar, zo’n aardig en geleerd iemand. En David… Als ze morgen niet weg moest, zou het haar misschien gelukt zijn hem een beetje uit zijn tent te lokken.

En Elsa…

Fiona had nog nooit zoveel bewondering voor iemand gehad. Elsa wist zo precies wat ze moest zeggen en wanneer. Ze droeg geen trouwring, maar ze moest minstens achter in de twintig zijn. Fiona vroeg zich af met welke persoon in Duitsland ze gebeld had.

Shane bleef maar doorslapen.

Fiona wou dat hij geen hasj tevoorschijn had gehaald waar Andreas en de anderen bij waren, en ze zou ook willen dat hij wat aardiger was geweest. Hij kon af en toe zo knorrig en lastig zijn. Maar wat wil je, hij had een heel moeilijke jeugd gehad, hij had het altijd zonder liefde moeten stellen.

Totdat hij Fiona had ontmoet dan. Zij wist als enige hoe ze tot de echte Shane moest doordringen.

Het was heel heet en benauwd in de kamer.

Ze wou dat ze ergens anders hadden kunnen logeren, ergens waar het beter toeven was. Dan zou Shane misschien niet morgen alweer weg willen.

Die nacht, terwijl de sterren de baai beschenen, schreef Andreas een brief. Hij schreef meerdere versies en vond uiteindelijk de laatste de beste. Toen de ochtend aanbrak, was de eerste brief die hij in zeven jaar tijd aan zijn zoon in Chicago geschreven had klaar om gepost te worden.

In het eerste licht van de zon stapte hij op zijn brommertje en tufte de helling af naar het dorp.

Toen de zon in Aghia Anna opkwam ging de telefoon in het smaakvolle appartement boven de cadeauwinkel. Het was Bill, de zoon van Thomas, die opbelde.

‘Papa, hoe gaat het met je?’

‘Heel goed, jongen. Fijn dat je belt. Heeft mama je het nummer gegeven?’

‘Het hangt op het prikbord, papa. Maar mama zei steeds dat het bij jou midden in de nacht is. Andy zei dat ik het toch maar moest proberen.’

‘Bedank Andy maar van mij.’

‘Doe ik, papa. Hij heeft jouw atlas gehaald en me laten zien waar Griekenland ligt. We zagen de brand op de televisie. Het was zeker heel eng?’

‘Het was vooral triest,’ zei Thomas.

‘Je bent heel erg ver weg, papa.’

Thomas verlangde er hevig naar nu bij zijn zoon te zijn. Het voelde als een fysieke pijn. Maar hij moest opgewekt blijven, want wat had dit anders allemaal voor zin?

‘Tegenwoordig is niets nog echt ver weg, Bill. We kunnen in elk geval altijd bellen. Ik kan jou heel goed horen. Het lijkt wel alsof je hier naast me staat.’

‘Ja. Jij hield altijd al van reizen, hè, papa?’

‘Ja, en ik wed dat jij dat ook gaat doen.’

‘Ja. Ik heb oma gebeld om haar te vertellen dat het goed met je gaat en ze heeft gezegd dat je goed op jezelf moet passen.’

‘Dat doe ik ook, hoor, Bill, reken maar.’

‘Nu moet ik weer ophangen. Dag, papa.’

Hij was weg. Maar de zon was gaan schijnen. Wat een prachtige nieuwe dag. Zijn zoon had gebeld. Thomas voelde zich ineens overlopen van energie. Voor het eerst in lange tijd was alles goed.

Toen de zon in Aghia Anna opkwam, ging Fiona naar het toilet en realiseerde zich ineens dat ze al zes dagen over tijd was.

Toen de zon in Aghia Anna opkwam, liep Elsa in de richting van de haven. Ze kwam langs de kerk, die tijdelijk als mortuarium diende. Toen ze de hoek omsloeg, zag ze tot haar schrik dat zich onder de massa’s mensen die uit Athene aankwamen een Duitse televisieploeg van haar eigen televisiestation bevond. Ze maakten opnamen van het nog smeulende wrak dat de haven in was gesleept.

Ze kende de cameraman en de geluidsman. Als ze haar gezien hadden, zouden ze haar ook meteen hebben herkend. En dan zou Dieter te weten komen waar ze was en binnen enkele uren ook arriveren.

Ze liep haastig een cafeetje binnen en keek verwilderd om zich heen.

Binnen zaten oude mannen een soort backgammon te spelen; van hen kon ze geen hulp verwachten. Toen zag ze David aan een tafeltje zitten, de zorgelijke David die ze gisteren had ontmoet, de aardige Engelse jongen die verteld had dat hij het zijn vader op geen enkele manier naar de zin kon maken.

‘David,’ siste ze.

Hij was erg blij haar te zien.

‘David, zou jij voor mij een taxi kunnen halen, ik kan niet naar buiten. Er zijn daar mensen die ik voor geen goud wil zien. Wil je dat alsjeblieft voor me doen? Alsjeblieft…’

Hij schrok er blijkbaar een beetje van dat ze zo anders was dan gisteren, dat ze zichzelf niet goed in de hand had. Maar gelukkig leek hij wel te begrijpen wat de bedoeling was.

‘Waar zal ik zeggen dat je heen moet?’ vroeg hij.

‘Waar was jij vandaag van plan naartoe te gaan?’ vroeg ze in het wilde weg.

‘Naar een plaatsje zo’n vijftig kilometer hiervandaan. Het is een artiestenkolonie en er staat een heel oud tempeltje. Het heet Tri… Tri… en nog wat. Het ligt aan een kleine baai. Ik wilde er met de bus naartoe.’

‘Oké, dan gaan we samen met de taxi,’ zei ze vastberaden.

‘Nee, Elsa, we kunnen toch beter met de bus gaan? Een taxi kost kapitalen, echt waar,’ sputterde David tegen.

‘Ik heb geld zat, neem dat maar van me aan,’ zei ze en overhandigde hem een stapeltje bankbiljetten. ‘Alsjeblieft, David, wees een vent en doe wat ik zeg, nu, dadelijk. Doe eens even doortastend…’ Ze keek hem aan en zag hoe hij ineenkromp bij haar woorden. Waarom deed ze zo gemeen tegen hem? Waarom moest ze hem zo nodig het idee geven dat ze hem een slappeling vond?

‘Ik bedoel alleen maar dat het natuurlijk idioot is om zoiets te vragen aan iemand die je nauwelijks kent, maar ik heb je hulp nodig, alsjeblieft, help me. Ik zal je er alles over vertellen als we eenmaal in dat plaatsje zijn. Ik heb geen misdaad gepleegd of zo, maar ik zit in de nesten en als je me nu niet helpt, dan weet ik echt niet wat ik moet beginnen.’ Wat ze zei, kwam recht uit haar hart, ze speelde niet zo intens toneel als ze voor de camera met zoveel succes placht te doen.

‘Op het plein staan taxi’s. Ik ben over vijf minuten terug,’ zei David.

En Elsa nam een stoel in het donkere café. Ze trok zich er niets van aan dat de ogen van iedereen die daar zat gericht waren op haar, de lange blonde godin die zo’n onwaarschijnlijk oord was komen binnenvallen om een nerveuze bebrilde jongeling een bom duiten te geven: een kapitaal waar zij misschien wel een jaar voor moesten werken. Ze ging met haar hoofd tussen haar handen zitten wachten.