7
In het Anna Beach Hotel stonden heel wat persmensen bij de receptie om af te rekenen. Hun klus was geklaard, ze hadden weer een ramp vastgelegd en gingen nu op weg naar de volgende. Ze zouden pas weer teruggrijpen op deze ramp als de deskundigen hun onderzoek hadden afgerond en een rapport hadden opgesteld.
Dieter en Elsa begaven zich naar de serre met de grote rotan stoelen en lage tafeltjes. Onder hen spoelde de zee onschuldig om de rotsen. Het was ongelofelijk dat deze zelfde zee de afgelopen week zoveel mensen het leven had gekost.
Dieter bestelde twee koffie.
‘Sorry.’ Elsa riep de kelner terug. ‘Hij neemt koffie, ik niet, hij heeft verkeerd voor mij besteld… Ik wil graag een ouzo met water.’
‘Doe alsjeblieft niet zo moeilijk,’ zei hij smekend.
‘Doe ik moeilijk? Omdat ik zelf wil weten wat ik drink?’ vroeg ze perplex.
‘Nee, dat bedoel ik niet, ik bedoel dat je punten wilt scoren.’
‘Ach, dat soort dingen heb ik wel gehad, Dieter. En trouwens, jij wou praten. Nou goed, ik ben hier. Praat maar.’
‘Nee, ik wil dat jij praat, ik wil dat jij me vertelt waarom je verdwenen bent, alles achter je hebt gelaten… om in het geniep in een gat als dit onder te duiken.’
‘Hoezo in het geniep?!’ zei Elsa verontwaardigd. ‘Ik heb keurig ontslag genomen en ik ben hier onder mijn eigen naam. Toen jij me vroeg om met je te praten, ben ik met je meegegaan, dus wat bedoel je met “in ’t geniep”? En waarom noem je dit een gat? Kijk eens naar de receptie – persmuskieten uit alle hoeken en gaten van de wereld… er is hier meer dan genoeg te beleven als je ’t mij vraagt.’
‘Doe niet net alsof alles je koud laat, Elsa, zo ben je helemaal niet, en ik vind het vreselijk als je zo doet.’
De kelner kwam. Elsa goot wat water bij haar anijsdrankje en keek even naar de wolkige vloeistof. Daarna sloeg ze het glas in een keer achterover.
‘Nou nou!’ Verbluft en geamuseerd tegelijk nam hij een slokje koffie.
‘Als jij nou ook even opschiet… dan kunnen we naar jouw kamer.’
‘Wat?’ In opperste verbazing keek hij haar aan.
‘Naar jouw kámer,’ herhaalde ze alsof hij doof was.
Hij bleef haar niet-begrijpend aanstaren.
‘Dieter, daar gaat het toch allemaal om, of niet soms? Je had het over praten, maar dat bedoel je helemaal niet, toch? Je bedoelt neuken.’
Zijn mond hing open.
‘Nou… ik… eh… Hou nou op, Elsa, wat zeg je dat ordinair… Zo’n relatie hebben we toch helemaal niet.’
‘Sorry, hoor, maar volgens mij ging het daar toch om, om neuken, elke avond dat je bij me kwam. En als het even kon ook nog tussen de middag.’
‘Elsa, ik hou van jou en jij houdt van mij, dus waarom praat je er dan op zo’n grove manier over?’
‘Dus je wilt niet met me naar bed?’ vroeg ze, hem onschuldig aankijkend.
‘Natuurlijk wel.’
‘Nou, drink je koffie dan op en ga je sleutel halen.’
‘Dank je wel, Vonni, alleen iemand als jij zou er op een avond als deze aan denken om te komen afwassen.’ Maria, de weduwe van Manos, stond in haar keuken naar de stapels schone borden en de fonkelende glazen te kijken.
‘Hoe gaat het binnen? Krijg je wel steun van de familie?’
‘Ja zeker. Maar er zijn er ook een paar die zeggen dat Manos onverantwoorde risico’s heeft genomen, en daar schiet ik niet echt veel mee op.’
‘Ach, er zijn altijd mensen die totaal verkeerde dingen zeggen, het lijkt wel of sommigen erin gespecialiseerd zijn,’ zei Vonni om haar gerust te stellen.
‘Dat klinkt alsof jij er de nodige ervaring mee hebt.’
‘Ik zou er een boek over vol kunnen schrijven. Wie heeft je het meest gekwetst?’
‘Mijn zus, denk ik. Ze zei dat ik maar gauw op zoek moest naar een andere man, nu ik er nog een beetje goed uitzie. Manos ligt koud in zijn graf en dan zegt ze zoiets tegen me.’
‘Is dat die zus die met die vrek is getrouwd, van de andere kant van het eiland?’
‘Ja.’
‘Nou, die heeft geen enkel benul van liefde, dus ik zou me er niets van aantrekken. Wie nog meer?’
‘Mijn schoonvader. Hij zegt dat het me nooit zal lukken zijn kleinkinderen hier op een goeie manier op te voeden. Hij vindt dat we bij hem in Athene moeten komen wonen. Dat zou ik echt afschuwelijk vinden, Vonni, daar wil ik van mijn leven niet heen.’
‘Natuurlijk niet. Zeg tegen hem dat je er een jaar over na wilt denken. Dat je gehoord hebt dat je nooit een belangrijke beslissing moet nemen in de twaalf maanden nadat je iemand verloren hebt. Zeg maar dat dat een oude traditie is.’
‘Is dat zo dan?’ vroeg Maria.
‘In Ierland wel, maar je hoeft hem toch niet te vertellen waar zoiets vandaan komt? Zeg alleen maar dat het een heel bekend gebruik is.’
‘Als ik hem het idee geef dat ik misschien naar Athene kom gaat hij meteen plannen maken.’
‘Nee, je moet heel duidelijk zijn. Je moet zeggen dat er op zijn vroegst pas over een jaar plannen gemaakt kunnen worden. En over een jaar zeg je dat de kinderen niet weg kunnen van school, of wat dan ook.’
‘Heb jij echt ook zoiets meegemaakt, een begrafenis waarop mensen allemaal verkeerde dingen zeggen? Jij lijkt altijd zo onverstoorbaar.’
‘Na de begrafenis van mijn moeder schreef mijn zus dat ik mijn moeder altijd vreselijk tot last was geweest, dat ze door mij nooit goed had kunnen slapen.’
‘Ach, Vonni, dat kan toch niet waar zijn?’
‘Ik was een wilde meid vroeger, ik was een stuk onverantwoordelijker dan Manos. Wat mijn zus schreef, heeft me verschrikkelijk veel verdriet gedaan en ik heb een hele tijd gedacht dat ze misschien wel gelijk had. Maar toen bedacht ik dat ik mijn moeder ook vaak aan het lachen heb gemaakt en dat je dat van die saaie zus van mij niet kon zeggen. En toen begon ik me heel wat beter te voelen.’
‘Heb je nog contact met je zus?’ voeg Maria. ‘Ik zou nu het liefst de kamer in gaan om die van mij een klap voor haar kop te geven.’
‘Dat had ik ook wel willen doen. Heel vaak zelfs. Maar geloof me, je maakt het jezelf alleen maar gemakkelijker als je het niet doet. Ik stuur haar tegenwoordig altijd een kaart met haar verjaardag en met Kerstmis.’
‘En hoor je van haar wel eens iets?’
‘Ze stuurt me een kaart als ze in Italië naar de opera gaat of een culturele reis door Spanje maakt of zoiets. Alleen maar om duidelijk te maken hoe ontwikkeld ze wel niet is. Maar het is een eenzame ziel, ze heeft geen echte vrienden. Ik ben hier op dit eiland met alleen maar hartelijke mensen honderd keer beter af dan zij. Ik kan het me veroorloven haar een beleefd kaartje te sturen. Jij ook, Maria, wees maar ontzettend blij dat je niet getrouwd bent met die gierigaard die je zus heeft uitgezocht. Geniet van dat idee en hou je haaks daarbinnen. Over twee dagen is zij weer bij hem terug en dan kunnen ze weer lekker samen geld gaan zitten tellen. Verkoop haar vandaag maar geen oplawaai.’
Maria lachte. ‘Door jou voel ik me echt een stuk beter. Ik had niet gedacht dat ik ooit nog zou kunnen lachen.’ Ze legde haar hand op de arm van de oudere vrouw.
‘Jij gaat nog heel vaak lachen,’ verzekerde Vonni haar. ‘Huil maar flink, maar je moet ook lachen. Dat is de manier om je erdoorheen te slaan.’
David wilde niet terug naar het huis waar hij een kamer had. De bewoners daar waren kapot van verdriet om hun zoontje en hij had het gevoel dat hij hun alleen maar in de weg zou zitten. Fiona voelde er niets voor om het hele eind naar Eleni’s huis te lopen om daar te gaan slapen, in haar eentje, in het besef dat Shane haar had achtergelaten zonder enige verklaring, zonder briefje of boodschap.
‘Waarom blijven jullie niet hier slapen?’ stelde Thomas plotsklaps voor. ‘Fiona, jij kunt de kamer aan de achterkant nemen, en jij kunt op de bedbank slapen, David.’ Hij keek hen aan. Ze zagen er allebei opgelucht en dankbaar uit. Ze knikten en zeiden dat ze het een geweldig idee vonden.
Het was geen nacht om alleen te zijn.
‘Kan ik niet op het bureau blijven slapen?’ vroeg Andreas zijn broer Georgi.
‘Ik wilde het net voorstellen.’
‘Ik vind het opeens zo’n eind, de berg op, ik weet ook niet waarom.’
‘Niemand is na zo’n trieste begrafenis als die van vandaag graag alleen,’ zei Georgi. Hij gaf zijn broer een klopje op zijn hand. ‘Ik ben vannacht liever ook niet alleen. Ik ben blij dat je blijft.’
Ze praatten met geen woord over de reden van hun eenzaamheid. Ze hadden het over de mensen die vandaag naar de rouwplechtigheid waren gekomen. Ze hadden het over hun zus Christina, die ook gekomen zou zijn als ze niet zo ver weg had gewoond en geen groot gezin had gehad om voor te zorgen. Ze repten met geen woord over Andreas’ zoon Adoni die in Chicago woonde en geen contact meer had met zijn geboorteplaats en met zijn vader. Adoni die indertijd nog met Manos over dezelfde weg naar school en terug was gelopen.
Ze spraken niet over Georgi’s vrouw die hem jaren geleden had verlaten nadat er iets was voorgevallen. Zijn vrouw had steeds gezegd dat ze zich gewoon vriendelijk had gedragen tegenover een toerist, niet meer dan dat. Georgi had het heel anders opgevat. Er waren over en weer woorden gevallen die niet meer terug te nemen waren. Ze was teruggegaan naar haar familie op Kreta.
Georgi liep naar een van de archiefkasten en haalde er een fles Metaxa uit. Toen ging hij schone lakens en een schone sloop halen.
‘Stop je me in een van je cellen?’ vroeg Andreas.
‘Nee, broertje, jij en ik hebben vroeger jaren samen op een kamer geslapen en het kan geen kwaad dit weer eens te doen. Twee ouwe eenzame mannen in een treurige nacht als deze.’
Vonni had de familie van Manos en Maria van koffie met baklava voorzien en stond op het punt stilletjes te vertrekken toen Maria de keuken weer in kwam.
‘Vonni, mag ik je iets vragen?’
‘Vraag maar wat je wilt, Maria.’
‘Zou je hier willen blijven slapen, één nachtje maar? Ik denk niet dat ik het vannacht in mijn eentje red.’
‘Natuurlijk blijf ik.’
‘Je bent zo’n lieve vriendin. Het bed is te groot voor me, te leeg.’
‘Ik moet je wel waarschuwen, ik snurk een beetje,’ zei Vonni.
‘Manos snurkte ook, elke nacht, al beweerde hij glashard van niet.’
‘Die lieve Manos,’ zei Vonni gloedvol. ‘Hij vindt het vast prima als ik een nachtje of twee in zijn plaats snurk.’
Op het terrein van het Anna Beach Hotel stond een aantal bungalows met uitzicht op zee. Dieter maakte de deur van zijn bungalow open en deed een stap opzij om Elsa voor te laten gaan.
Ze ging niet zitten, maar bleef staan kijken naar de afbeeldingen die aan de muur hingen, sterk vergrote foto’s van de kust bij Aghia Anna.
‘Mooi,’ zei ze bewonderend.
‘Ik had dit niet verwacht,’ zei hij.
‘We waren het er toch over eens dat dit is wat je wilt?’ zei ze glimlachend.
‘Dat is geen echte glimlach, Elsa,’ begon hij.
‘Jij hebt me een televisieglimlach aangeleerd. Tanden en ogen, zei je. Tanden en ogen. Ik weet het nog heel goed.’
‘Lieverd, alsjeblieft, ik hou van je. Doe nu niet zo kribbig.’
‘Nee, oké, en laten we ook maar geen tijd verspillen.’ Elsa had haar marineblauwe jasje al uitgetrokken. Nu trok ze de linnen jurk over haar hoofd en legde hem netjes over de rug van een stoel.
Hij wist nog steeds niet goed wat hij moest doen.
Ze maakte haar kanten beha los, trok haar broekje uit en legde beide boven op haar jurk. Toen pas stapte ze uit haar fraaie donkerblauwe sandalen.
‘Wat ben je toch mooi. En ik die dacht dat ik je misschien wel nooit meer zou zien.’ Hij keek naar haar met onverhulde bewondering.
‘Ach nee toch, Dieter, jij krijgt toch altijd wat je hebben wilt?’ Ze legde haar armen om zijn nek en kuste hem. En plotseling was het alsof ze nooit uit elkaar waren geweest.
In het appartement boven de cadeauwinkel lag Fiona in het witte kamertje van Vonni op het bed met de turkooizen sprei. Behalve het bed stonden er een helderblauw geverfde stoel en een wit ladekastje met daarop een spiegel in een blauwe lijst, wat schelpen en aardewerken potten. Het was een koel maar vriendelijk ogend vertrek.
Fiona was moe en treurig.
De dag die achter haar lag was een nachtmerrie geweest en de toekomst zag er niet rooskleurig uit. Ze had niet het gevoel dat ze een oog dicht zou doen. Er was te veel gebeurd en de dingen die nog komen gingen joegen haar angst aan. Wat zou het fijn zijn als Shane nog bij haar was; misschien hadden ze dan wel een paar dagen met z’n tweeën bij Thomas kunnen logeren in dit prachtige appartement. Op het moment dat ze dit dacht, wist Fiona dat ze zichzelf voor de gek hield. Shane zou onmiddellijk mot hebben gekregen met Thomas. Zoals hij iedereen altijd tegen zich in het harnas joeg. Gewoon omdat hij zo onzeker was.
Ze snikte zachtjes.
Wat vreselijk toch dat mensen Shane altijd zo slecht begrepen en daardoor het slechtste in hem naar boven haalden.
Op het bed met de blauwe sprei huilde ze zichzelf in slaap.
In de kamer ernaast speelden Thomas en David een spelletje schaak. Ze hoorden Fiona’s gesnik door de muur heen.
‘Ze ligt te huilen om die rotzak,’ fluisterde David vol verbazing.
‘Ja,’ fluisterde Thomas terug, ‘onbegrijpelijk.’ Zwijgend wachtten ze tot het gesnik was opgehouden. Toen glimlachten ze opgelucht naar elkaar.
‘Weet je hoe wij erbij zitten?’ zei David. ‘We zijn net de ouders van een klein kind dat niet wil slapen.’
Thomas zuchtte. ‘Ja, ik weet nog hoe er altijd een moment was dat ik zéker meende te weten dat Bill sliep en als ik dan wegsloop riep hij me terug zodra ik bij de deur was. Wat een heerlijke tijd was dat toch.’ Bij de gedachte aan zijn zoon had zijn gezicht een trieste uitdrukking gekregen.
David speurde naarstig zijn geest af, op zoek naar troostende woorden. Hij zei zo vaak precies de verkeerde dingen.
‘Vrouwen zijn moeilijk te begrijpen, hè?’ zei hij ten slotte.
Thomas keek hem peinzend aan. ‘Wat je zegt, David. Ik zat aan precies hetzelfde te denken. Fiona die ligt te huilen om een dronken bruut die haar helemaal verrot zou hebben geslagen als hij niet was tegengehouden. Elsa die meegaat met de man voor wie ze mijlenver op de vlucht is geslagen. Mijn vrouw die altijd zei dat ze zo gek was op poëzie, romanliteratuur en kunst en die nu samenwoont met een dodo die in elke kamer van mijn huis een fitnessapparaat heeft neergezet.’ Het klonk ontzettend bitter.
David was uit het lood geslagen. Had hij toch weer het verkeerde gezegd.
Thomas haalde zijn schouders op. ‘Jij hebt natuurlijk je eigen onbegrijpelijke verhalen over vrouwen, David,’ zei hij.
‘Nee, dat is mijn probleem juist. Zoals ik Elsa al heb verteld: ik ben nooit echt verliefd geweest en heb nooit echt van iemand gehouden. Ik ben blijkbaar een kil, oppervlakkig type.’
Thomas glimlachte naar hem. ‘Nee, je bent juist een prima vent en ik ben blij met je gezelschap vanavond. Maar erg goed schaken kun je niet. Je hebt je koning niet goed verdedigd. De arme kerel kan geen kant meer op. Schaakmat, David, ik kan er niks anders van maken.’ Om de een of andere reden vonden ze dit allebei zo grappig dat ze hardop lachten, maar ook weer niet zo luid dat Fiona in de kamer ernaast er wakker van werd.
Dieter streelde Elsa’s gezicht.
‘Wat idioot van me dat ik dacht dat ik je kwijt was.’
Ze zei niets.
‘Het komt allemaal weer goed,’ zei hij.
Ze gaf weer geen antwoord.
‘Je houdt van me, want anders zou je niet zo met me vrijen,’ zei hij, en nu klonk zijn stem voor het eerst een beetje ongerust.
Elsa lag daar maar te zwijgen.
‘Zeg nou iets, zeg dat het allemaal maar onzin was, dat je met me meegaat en dat het allemaal weer goed komt.’
Maar nog steeds zei ze geen woord.
‘Alsjeblieft, Elsa… Alsjeblieft?’
Ze kwam traag uit bed en trok de grote zachte badjas aan die aan de deur van de badkamer hing. Ze pakte Dieters pakje sigaretten en stak er een op.
‘Ik dacht dat je gestopt was!’ zei hij beschuldigend.
Ze inhaleerde diep, ging op de stoel van bamboe zitten en keek naar hem.
‘Ga je met me mee terug naar huis, Elsa?’
‘Nee, natuurlijk niet. Dit is een afscheid, dat weet jij net zo goed als ik, dus laten we niet zo raar doen, Dieter.’
‘Een afscheid?’ herhaalde hij.
‘Een vaarwel, ja. Jij gaat naar huis en ik ga naar… nou ja, doet er niet toe. Ik weet nog niet precies waar ik heen ga.’
‘Dit is idioot, wij zijn voor elkaar gemaakt, dat weet jij net zo goed als ik. Iedereen weet dat.’
‘Nee. Dat weet niet iedereen. Een paar mensen op het werk weten het, maar die zeggen niets omdat ze doen wat jij wilt. En omdat jij het niet aan de grote klok wilt hangen, hebben we twee jaar lang een verborgen leven geleid. Dus dat iedereen weet dat we voor elkaar gemaakt zijn klopt niet zo erg, of wel soms?’
Hij keek haar verschrikt aan. ‘We zijn er met open ogen aan begonnen. Allebei,’ zei hij.
‘En ik stap er met open ogen uit,’ zei Elsa bedaard.
‘Jij bent niet het type vrouw dat een man laat wachten omdat ze eerst een verlovingsring wil zien,’ zei hij met iets smalends in zijn stem.
‘Natuurlijk niet. En ik heb je ook niet laten wachten, of wel soms? Ik ben de derde keer dat ik je zag met je naar bed gegaan. Dus kun je moeilijk volhouden dat ik een spelletje met je gespeeld heb, dat ik je dingen onthouden heb.’
‘Maar waar heb je het dan in godsnaam over?’ Hij kon er echt geen touw aan vastknopen.
‘Dat weet je al. Ik heb het allemaal opgeschreven voordat ik wegging.’
‘Dat dacht ik niet. Heb je het over die twaalf verwarde regeltjes waarvan ik nog steeds geen chocola kan maken? Je hoeft me toch geen raadseltjes op te geven, Elsa? We zijn allebei toch veel te oud voor zoiets? Wat wil je dan? Zeg het. Als je een pistool tegen mijn hoofd wilt zetten om me te dwingen met je te trouwen, goed, dan doen we dat. Als dat dan moet, dan doen we dat, oké.’
‘Ik heb wel eens fraaiere aanzoeken gehoord,’ zei ze glimlachend.
‘Hou op met die malligheid. Als het de enige manier is om je bij me te houden, dan trouw ik met je.’ En na enig nadenken voegde hij eraan toe: ‘Dan zal ik trots zijn dat ik je man mag zijn.’
‘Nee, dank je, Dieter, ik wil niet met je trouwen.’
‘Wat wil je dan?’ riep hij uit, bijna wanhopig.
‘Ik wil je vergeten, ik wil niet dat je nog langer deel uitmaakt van mijn leven.’
‘Wat heb je dan een eigenaardige manier bedacht om me dat te laten zien.’ Hij keek naar het bed, waar ze zo-even nog in had gelegen.
Elsa haalde haar schouders op. ‘Ik heb het je toch gezegd. Ik vertrouw je niet meer, ik heb geen bewondering of respect meer voor je. Seks heeft nergens iets mee te maken. Seks is gewoon seks, een beetje genot, een beetje plezier, maar meer niet. Dat heb je zelf tegen me gezegd, weet je nog?’
‘Ja, dat weet ik nog, maar de situatie lag toen heel anders. Ik had het niet over ons, niet over jou en mij.’
‘Maar het principe is toch zeker hetzelfde?’ Ze was nu ijzig kalm.
‘Nee, dat vind ik niet, we hadden het toen over een dronken ontmoeting met een heel onnozele meid op een of ander filmfestival. Het had helemaal niets om het lijf. Ik herinner me haar naam zelfs niet meer.’
‘Birgit. Zij herinnert zich jou nog wel.’
‘Ze herinnerde zich mij alleen nog om jou te kunnen kwetsen met een verhaal over iets wat totaal geen betekenis had.’
‘Dat weet ik ook wel.’
‘Maar als je dat dan weet, Elsa, waarom doe je dan zo verschrikkelijk moeilijk? Waarom ben je weggegaan?’
‘Dat heb ik je in mijn brief geschreven.’
‘Dat heb je niet. Je schreef over verantwoordelijkheid nemen en dat er grenzen zijn. Ik zweer dat ik totaal niet begreep wat je daar nou mee bedoelde. En ik snap het nog steeds niet.’
Zijn knappe gezicht was verwrongen van emotie. Zijn dikke haar stond alle kanten op.
‘Birgit heeft me over Monika verteld,’ zei Elsa.
‘Monika? Mónika? Maar dat met haar was toch een hele tijd voor jou? We hadden toch afgesproken dat het verleden er niet toe deed? Waar of niet?’
‘Jawel.’
‘Waarom begin je dan over haar? Ik zweer dat ik haar nooit meer heb gezien sinds ik jou heb ontmoet. Niet één keer.’
‘Dat weet ik.’
‘Leg het me dan uit. Ik smeek het je. Als je toch weet dat ik Monika in geen jaren meer gezien heb en zelfs niet aan haar gedacht heb… wat heeft dit dan allemaal te betekenen?’
‘Aan je dochter heb je blijkbaar ook niet meer gedacht.’
‘Ach,’ zei Dieter. ‘Birgit is wel grondig te werk gegaan, hè?’
Elsa zei niets.
‘Het is nooit de bedoeling geweest dat er een kind kwam. Ik heb tegen Monika gezegd dat ik er niet aan toe was om vader te worden, dat ik geen vastigheid wilde. Dat wist ze vanaf het begin. Daar heeft nooit onduidelijkheid over bestaan.’ Hij schreeuwde onderhand.
‘Hoe oud is ze nu, Dieter?’ Elsa’s stem klonk vlak.
Hij was echt het spoor bijster.
‘Monika?’
‘Gerda. Je dochter.’
‘Ik weet het niet, ik heb je toch gezegd dat ik niets met hen te maken heb.’
‘Natuurlijk weet je het wel.’
‘Ze zal negen of tien zijn. Maar waarom dram je hier zo over door, Elsa? Het heeft toch niks met ons te maken?’
‘Je bent vader van een kind. Dat heeft met jou te maken.’
‘Nee, niet waar. Het is een incident in mijn leven dat allang voorbij is en het was niet mijn schuld. Monika was degene die de verantwoordelijkheid voor de anticonceptie op zich had genomen. Ik heb niets met haar kind te maken en ik wil er ook nooit iets mee te maken hebben. We zijn allemaal een nieuw leven begonnen.’
‘Maar Gerda is haar leven zonder vader begonnen.’
‘Hou op met haar bij haar naam te noemen, je kent haar niet, je herhaalt alleen maar wat dat kreng van een Birgit je heeft ingefluisterd.’
‘Je had het me moeten vertellen.’
‘Nee, dat zou net zo goed verkeerd zijn geweest. Je zou me verweten hebben dat ik voortdurend in gedachten bij een kind uit een vorige relatie was. Wees eerlijk, Elsa, dat zou je toch ook niet prettig hebben gevonden?’
‘Ik zou het heel wat fijner hebben gevonden dan een vader die de benen heeft genomen en zijn kind met vertwijfeling en vergeefse verwachtingen heeft opgezadeld.’
‘Dat is geklets in de ruimte, je weet helemaal niets van dat kind af.’
‘Maar haar verhaal is mijn verhaal. Mijn vader is ervandoor gegaan en jarenlang heb ik vertwijfeld gehoopt dat ik iets van hem zou horen! Aldoor, als ik jarig was, met Kerstmis, in de zomervakantie. Ik was er heilig van overtuigd dat hij zou schrijven of bellen of dat hij langs zou komen.’
‘Voor jou was het anders, jouw vader had al bij jou in huis gewoond. Je had het recht te denken dat hij altijd in de buurt zou zijn. Maar ik heb met Monika’s kind helemaal niets te maken gehad. Nooit. Er waren gewoon geen verwachtingen.’
Elsa keek hem langdurig aan.
‘Wat wil je dat ik doe?’ vroeg hij uiteindelijk.
‘Niets, Dieter.’
‘Je zou bij me terugkomen als ik contact zocht met dat kind, dat een totale vreemde voor me is?’
‘Nee, ik kom nooit meer bij je terug.’
‘Maar dit dan…’Weer keek hij naar het bed waarin ze hadden liggen vrijen. ‘Betekende dit dan niets voor je?’
‘Je weet best dat het wel iets betekende. Het was een afscheid,’ zei ze, waarop ze haar jurk en sandalen weer aantrok. Haar ondergoed stopte ze in haar tasje terwijl ze naar de deur liep.
‘Dit kun je niet doen!’ riep hij uit.
‘Dag, Dieter,’ zei ze en liep langs de rotstuintjes voor de bungalows van het Anna Beach Hotel naar de poort. Haar blauwe jasje had ze over haar schouder gelegd.
Vanuit zijn bungalow riep Dieter haar na: ‘Ga niet weg, Elsa, alsjeblieft, ga niet weg. Ik hou zo vreselijk veel van je. Laat me niet alleen…’
Maar ze liep door.
Vonni had gezien dat er geen melk meer was in Maria’s huis en bedacht dat er de volgende ochtend wel behoefte aan zou zijn. Zodra Maria’s ademhaling regelmatig was geworden, glipte Vonni het grote tweepersoonsbed uit en haalde een grote aardewerken kan uit de keuken. Ze zou naar het Anna Beach Hotel gaan, want daar was de keuken de hele nacht geopend.
Ze liep juist van het hotel weg met de kan die een keukenhulp bereidwillig voor haar had gevuld toen ze het mooie Duitse meisje in haar eentje zag aankomen. Er stroomden tranen over haar wangen. Vonni verschool zich achter een grote bougainville om haar niet tegen het lijf te lopen.
Toen hoorde ze een man schreeuwen. Vonni sprak nauwelijks Duits, maar ze begreep wel wat hij riep. En naar haar idee meende hij het ook uit de grond van zijn hart, wie hij ook was.
Maar Elsa keek niet achterom.