14

 

Alec

 

 

De temperatuur sloeg om. Het windje dat langs zijn huid aaide, voelde kouder aan dan de bries van de afgelopen dagen. Hij koesterde de warmte, net zoals hij van de zee hield. Waarschijnlijk omdat het in zijn bloed zat. Aan de andere kant was het wel goed dat de wind iets frisser was, dan kwam hij tenminste niet al bezweet van het fietsen aan bij de fabriek.

Een paar straten verder doemde het grijze pand op. Als hij niet net vier jaar had vastgezeten, zou hij het vergeleken hebben met een gevangenis. Die vergelijking ging ook weer op toen hij zijn toegangsbadge voor de kaartlezer hield en de harde klik hoorde waarmee de beveiligde deur automatisch opende.

Hoewel zijn kamer geen cel werd genoemd, hoorde hij die klik iedere dag als hij werd ingesloten. Sommige jongens konden er niet tegen. Hun gejank of geschreeuw klonk door de muren. Het duurde altijd een paar weken, dan waren ze genoeg gewend.

Voor hem was het anders. De klik had hem altijd een veilig gevoel gegeven, met name in het begin, toen hij ’s nachts niet sliep en overdag niet wakker kon blijven. In zijn eigen huis, na zijn vrijlating, had hij opnieuw moeite gehad met slapen, maar om een andere reden. Te veel vrijheid bleek ook beangstigend.

De wisseling van diensten vertrok zich volgens de gebruikelijke manier en hij stond al een paar uur op zijn plekje achter de lopende band, toen zijn leidinggevende hem bij zich riep. Irene was een aardige vrouw. Ze had hem zonder veel problemen aangenomen, had niet gevraagd waarom hij zijn opleiding niet had afgemaakt. Hij was altijd eerlijk geweest over zijn verblijf in de jeugdinrichting en had het tijdens het sollicitatiegesprek ook willen aankaarten, maar Irene had haar hand opgericht en gezegd dat ze het niet wilde weten. Toen was het gesprek op muziek gekomen en haar voorliefde voor Pink Floyd.

Dat ze hem nu meenam naar het directiekamertje en zich met een zucht in de stoel tegenover hem liet zakken, beloofde weinig goeds. Hij kreeg gelijk.

‘Alec, we hebben een probleem.’

Pas toen zag hij de formulieren die ze in haar hand had, de bovenste bleek de vragenlijst te zijn die hij aan het begin van zijn eerste dienst moest invullen.

‘Oké.’ Ineens voelde hij de leuning van de houten stoel in zijn rug, hij had zich er onbewust tegenaan gedrukt.

‘HR heeft alle indiensttredingsformulieren nagelopen en de jouwe kwam boven met een rode pijl.’ Ze liet hem het blad zien. Bij de een na laatste vraag stond inderdaad een pijl getekend met dikke, rode stift. Alsof hij een toets had gemaakt en jammerlijk faalde.

‘Heeft u zich ooit schuldig gemaakt aan een strafbaar feit?’

Eronder zijn simpele antwoord. ‘Ja.’

‘Ik ben daarnet op het matje geroepen door de directeur en nu zitten we hier.’ Irene zuchtte nog een keer, haar zilvergrijze haren werden door de uitademing uit haar gezicht geblazen. ‘Nu zit ik hier en ik wil hier niet zitten, Alec. Ik vind je namelijk een aardige jongen en ik denk dat je beter functioneert dan de gemiddelde werknemer hier.’

Het einde van dit gesprek kon hij wel zien aankomen. ‘Je moet me ontslaan?’

Irene knikte. ‘Jongen, ik wilde dat het anders was, echt... Waarom heb je in hemelsnaam niet gewoon ‘nee’ opgeschreven? Ik bedoel, ik hoef niet te weten wat je hebt uitgespookt, het kan vast niet veel zijn, maar...’

‘Doodslag.’

Irene liet het papier dat ze nog altijd in haar hand had, op tafel glijden en schudde haar hoofd. De teleurstelling die ze vast moest voelen, daalde als een deken over de ruimte en verstikte hem. Hij mocht haar ook en was dankbaar dat ze hem de kans had gegeven.

‘Dat is niet niets.’

‘Nee.’ Hij kwam overeind. ‘Wanneer wil je dat ik vertrek? Nu direct?’

‘Alsjeblieft niet. Ik heb tegen de grijze pakken gezegd dat ik je niet kon missen deze week. Je staat de hele week in de derde ploeg ingeroosterd.’

Dat was een leugen. Hij had deze week gewoon overdag dienst. Maar derde ploeg betekende flink wat extra toeslag. ‘Dankjewel.’

‘Waarvoor?’ Irene stond ook op.

Nieuwsgierigheid won het van goed fatsoen. ‘Waarom heb je me eigenlijk aangenomen?’

‘Omdat ik ook een zoon heb, die ook heeft vastgezeten.’ Ze haalde haar schouders op. ‘Hij is er helaas een stuk minder goed uitgekomen dan jij. Kloteverslaving. En omdat je me beloofde ooit eens Pink Floyd te spelen. Wish you where here. Als een jonge knaap als jij die muziek kent, dan moet je wel een goeie jongen zijn. Wat er ook is gebeurd. Helaas ziet niemand verder dan de oppervlakte.’

Hij had haar inderdaad beloofd om nog eens te komen spelen bij het volgende personeelsfeestje. Dat ging nu niet meer door...

‘Zodra je doorbreekt, dan draag je gewoon een liedje aan mij op.’ Irene stak haar hand uit en hij schudde hem.

‘Ik ben niet van plan om professioneel muziek te maken.’

Irene hield zijn hand iets langer vast dan nodig. ‘Waarom niet? Dat is toch een droom van alle muzikanten. Vooral van de jongere generatie. Kijk eens naar al die talentenjachten. Je wordt er bijna misselijk van.’

Zijn gedachten dwaalden af naar Audrey. Hij hoopte dat hij haar deze week weer zou zien, misschien morgenmiddag. Ze wist dat hij dan in het muziekcentrum zou zijn. ‘Niet van mij.’ Het was deels de waarheid. Als hij muziek maakte, verloor hij zichzelf en dat was het meest heerlijke en tegelijkertijd het meest angstige gevoel dat hij kende.

 

De rest van de week draaide hij de ploegendiensten en sliep overdag, met de dinsdagmiddag en vrijdagmiddag als uitzondering. Audrey kwam dinsdag niet naar het muziekcentrum en ook vrijdagmiddag zag hij haar niet. Het zorgde voor een onplezierige onrust in zijn lijf. Die onrust werd alleen maar erger toen hij, nadat hij zijn toegangsbadge bij de receptie had ingeleverd na zijn laatste dienst, naar huis fietste.

Net op dat moment begon de regen. Een stevige bui die hem binnen een paar seconden drijfnat maakte. Met een ongelooflijk staaltje zelfbeheersing lukte het hem om niet vloekend zijn fiets de portiek door te duwen. Hoe goed zou het voelen om het ding tegen de muur te klappen, te zien hoe de goedkope witte sierpleisterlaag van de stenen afknalde.

‘Yo! Verzopen kat! Daar ben je eindelijk.’ De stem kwam van links. Onder het eerste balkon maakte een gestalte zich los uit de schaduw. Hij droeg een tas. De pet verhulde zijn gezicht, maar Alec wist precies wie zijn bezoeker was. Zijn eerste ontmoeting met Finn had hem een formica stoel op zijn kop opgeleverd. Het litteken kon je nog altijd zien zitten, dwars door zijn wenkbrauw.

Finn kwam op hem af, liet zijn tas vallen en sloeg zijn armen om hem heen, klopte hem een paar keer stevig op zijn rug en liet hem toen los. ‘Jongen, je bent natter dan een geil wijf op een zaterdagavond.’

Hij kon niet anders dan lachen. ‘Nu al?’

Finn knikte. ‘Nu al. Godzijdank. Ik had het daar wel gezien.’

Alec zocht naar de sleutel in zijn broekzak. Vond het ding eindelijk en maakte de portiekdeur open.

‘Je ziet er beroerd uit.’ Van alle jongeren in de instelling, was er niemand zo opmerkzaam als Finn.

‘Ontslagen.’

‘O.’ Finn volgde hem naar boven, waar hij de deur van zijn studio opendeed en naar binnen liep, rechtstreeks naar de keuken om met een handdoek zijn gezicht en haar te drogen. De handdoek wierp hij naar zijn gast, die zijn tas op de grond liet vallen en de doek met een hand opving. Vervolgens haalde hij hem door zijn aanzienlijk drogere haar. Onder het balkon bleek een goede schuilplaats.

‘Dus...’ Alec draaide zich om en observeerde zijn vriend. De laatste keer dat ze elkaar hadden gezien, liep hij naar buiten en zat Finn nog vast binnen.

Finn liet zijn schouders iets zakken. Zijn bravoure ineens een stuk minder. ‘Je zei dat… Als het zover was, en ik kon nergens anders heen, dat ik dan hier mocht komen.’

‘Ja, dat heb ik gezegd, ja.’ Hij had Finn zelfs zijn adres nog gestuurd, maar had er geen rekening mee gehouden dat hij daadwerkelijk ook gebruik zou maken van het aanbod. Finns familie was vermogend, rijk zelfs. De dag dat hij 21 werd, zou er een spaarfonds vrijkomen dat door zijn oma voor hem was opgericht. Zijn ouders hadden geprobeerd het tegen te houden, maar dat was niet gelukt. Met het geld zou hij gemakkelijk een eigen huis kunnen huren, misschien zelfs kopen.

‘Als je aanbod nog staat...’

‘Jazeker.’ Hij ging niet vragen naar Finns werkelijke reden om te kiezen voor een bank in een krap eenkamerappartement in plaats van een eigen huis. Als hij het Alec zou willen vertellen, zou hij dat wel doen als het moment daar was.

Finn leek ineens weer tot leven te komen. Hij rechtte zijn schouders en liep naar de koelkast, die hij met een ferme ruk opentrok. De inhoud ervan werd grondig bekeken. De conclusie: ‘Waar is het bier?’

‘Ik drink nog steeds niet.’

Finn klapte de koelkast dicht. ‘Ik dacht dat je misschien een voorraad had voor je vrienden. O wacht. Die heb je niet.’

‘Ik dacht dat jij een tijdelijke slaapplaats nodig had?’ Hij trok een wenkbrauw op en keek naar zijn makker, degene die hem naast Rowan het beste kende. Misschien wist Finn nog wel beter wie hij daadwerkelijk was. Hij had hem meegemaakt op de momenten waarop hij het diepst ging en ook daarna, toen hij langzaam weer opbloeide, weer menselijk werd. Weer leerde voelen.

‘Wie had het over tijdelijk?’ Op zijn gemakje wandelde Finn naar de goedkope tweezitter, een juweeltje vergeleken met de rest van het meubilair in de kringloop. Een paar goedkope kussens en een plaid dat de grootste slijtage bedekte, maakte de bank een prima toevoeging in zijn bij elkaar geraapte interieur. Hij plofte in de kussens en strekte zijn benen voor zich uit.

‘Geen tv?’

‘Geen tv.’

‘Man… Dat betekent dat we vanavond uit moeten. Geen bier. Geen tv. Geen leven. Ik ben net een week een vrij man en verdomme, ik wil bier. En een mooie meid die de taak van mijn rechterhand overneemt.’

Alec ging naast hem op de bank zitten. ‘Gelukkig heb je geen eisen.’

‘Nope. Ik ben heel gemakkelijk. En hopelijk de meiden straks ook.’