7 – ZONNEWENDE

 

 

Helston, Engeland

21 juni 1854

 

De handen van Luce waren verbrand, vlekkerig en deden pijn tot op het bot.

Sinds ze drie dagen daarvoor op het landgoed van de familie Constance in Helston was aangekomen, had ze niet veel anders gedaan dan eindeloze stapels borden afwassen. Ze werkte van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat en boende borden, schalen en juskommen en hele batterijen zilverwerk, tot aan het eind van de dag haar nieuwe bazin, mejuffrouw McGovern, voor het keukenpersoneel de avondmaaltijd klaarzette: een treurige schaal met koud vlees, droge hompen kaas en een paar harde broodjes. Elke avond viel Luce na het eten in een droomloze, tijdloze slaap, op de brits op zolder die ze deelde met Henrietta, de andere keukenmeid, een meisje met vooruitstekende tanden, strokleurig haar en een flinke boezem, die vanuit Penzance naar Helston was gekomen.

Er was zo veel werk, er kwam werkelijk geen einde aan.

Hoe kon je in één huishouden zo veel borden vuilmaken dat twee meisjes twaalf uur achter elkaar moesten werken om alles weer schoon te krijgen? Toch bleven de bakken met borden vol etensresten maar komen, en mejuffrouw McGovern hield haar kraalogen op Luce’ gootsteen gericht. Op woensdag was iedereen op het landgoed in alle staten over het zonnewendefeest dat die avond gehouden zou worden, maar voor Luce betekende dat alleen maar nog meer borden. Ze keek vol walging omlaag naar de kuip met smerig water.

‘Dit is helemaal niet wat ik in gedachten had,’ mompelde ze tegen Bill, die zoals altijd boven de rand van de lage kast naast haar wastobbe zweefde. Ze was er nog steeds niet aan gewend dat zij de enige in de keuken was die hem kon zien. Telkens wanneer hij boven andere leden van het personeel zweefde en schuine grappen maakte die alleen Luce kon verstaan en waarom niemand – behalve Bill zelf dan – lachte, werd ze zenuwachtig.

‘Jullie kinderen van het millennium hebben totaal geen arbeidsethos,’ zei hij. ‘En praat wat zachter, trouwens.’

Luce ontspande haar kaak. ‘Als het schoonboenen van deze gore soepterrine ook maar iets te maken had met inzicht krijgen in mijn verleden, zou je nog staan te kijken van mijn arbeidsethos. Maar dit is zinloos.’ Ze hield Bill een smeedijzeren steelpan voor zijn neus. Het handvat was glibberig van het varkensvet. ‘Om nog maar te zwijgen over hoe misselijkmakend dit is.’

Luce wist dat haar frustratie niets met de vaat te maken had. Ze klonk waarschijnlijk als een verwend kind, maar sinds ze hier was komen werken was ze nog amper het souterrain uit geweest. Ze had de Helston-Daniël sinds die eerste glimp in de tuin niet meer gezien en ze had geen flauw idee waar haar vorige ik uithing. Ze was eenzaam en voelde zich lusteloos en gedeprimeerd. Zo had ze zich sinds die vreselijke eerste dagen op Zwaard & Kruis niet meer gevoeld, vóór ze met Daniël was geweest, vóór ze iemand kende van wie ze echt op aan kon.

Ze had Daniël, Miles, Shelby, Arriane, Gaby, Callie en haar ouders in de steek gelaten. En waarvoor? Om een keukenmeid te zijn? Nee, om deze vloek te ontrafelen – terwijl ze niet eens wist of ze daar wel toe in staat was. En Bill vond dat ze zanikte. Nou, ze kon er niets aan doen. Ze was een instorting nabij.

‘Ik haat dit werk. Ik haat dit huis. Ik haat dat stomme zonnewendefeest en die stomme fazantensoufflé…’

‘Lucinda is vanavond op het feest,’ zei Bill plotseling. Zijn stem klonk gekmakend kalm. ‘Zij is toevallig verzot op de fazantensoufflé van de familie Constance.’ Hij schoot omhoog en ging toen met zijn benen over elkaar op het aanrecht zitten, waarbij hij zijn hoofd een griezelige 360 graden op zijn nek liet draaien om zich ervan te vergewissen dat er verder niemand in de keuken was.

‘Komt Lucinda?’ Luce liet de pan en haar borstel in het zeepsop vallen. ‘Ik ga met haar praten. Ik kom deze keuken uit en ik ga met haar praten.’

Bill knikte alsof dat al die tijd al het plan was geweest. ‘Als je maar niet vergeet wat hier je positie is. Als een toekomstige versie van jezelf op een kostschoolfeestje van jou was verschenen en tegen jou had gezegd…’

‘Dan zou ík dat hebben willen weten,’ zei Luce. ‘Wat het ook was, ik zou per se alles hebben willen weten. Ik zou hebben gepopeld om alles te horen.’

‘Mm-mm. Tja.’ Bill haalde zijn schouders op. ‘Maar Lucinda niet. Dat geef ik je op een briefje.’

‘Dat bestáát niet!’ Luce schudde haar hoofd. ‘Zij is… mij.’

‘Niet dus. Ze is een versie van jou die door totaal andere ouders in een heel andere wereld is grootgebracht. Jullie hebben wel dezelfde ziel, maar ze lijkt verder helemaal niet op je. Daar kom je zelf nog wel achter.’ Hij schonk haar een cryptische grijns. ‘Ga nou maar gewoon voorzichtig te werk.’ Bill keek snel naar de deur voor in de grote keuken, want die ging abrupt open. ‘Vrolijk kijken, Luce!’

Hij plofte met zijn voeten in de tobbe en slaakte een schorre, tevreden zucht. Net op dat moment kwam mejuffrouw McGovern binnen, die Henrietta aan haar elleboog meetrok. De eerste dienstmeid somde de gangen voor de avondmaaltijd op.

‘Na de gestoofde pruimedanten…’ dreunde ze op.

Aan de andere kant van de keuken fluisterde Luce tegen Bill: ‘Wij zijn nog niet klaar met dit gesprek.’

Met zijn stenen voeten spetterde hij zeepvlokken op haar schort. ‘Mag ik je adviseren om tijdens je werk niet meer met je onzichtbare vrienden te praten? De mensen gaan anders nog denken dat je gestoord bent.’

‘Dat begin ik zelf ook al te denken.’ Luce zuchtte en rechtte haar rug. Ze wist dat ze niet meer uit Bill los zou krijgen – in elk geval niet tot de anderen weg waren.

‘Ik verwacht van Myrtle en jou dat jullie vanavond in uitstekende vorm zijn,’ zei mejuffrouw McGovern hardop tegen Henrietta, en daarbij wierp ze Luce snel een boze blik toe.

Myrtle. De verzonnen naam die Bill op haar referentiebrieven had gezet.

‘Ja, juffrouw,’ zei Luce toonloos.

‘Ja, juffrouw!’ Er klonk geen sarcasme in Henrietta’s antwoord door. Ze was altijd ernstig, altijd vriendelijk. Luce mocht Henrietta best graag, als ze even buiten beschouwing liet dat het kind hoognodig in bad moest.

Zodra mejuffrouw McGovern de keuken uit was gebeend en de twee meisjes weer alleen waren, wipte Henrietta naast Luce op de tafel en liet haar zwarte laarsjes heen en weer zwaaien. Ze had geen idee dat Bill vlak naast haar zat en haar bewegingen nadeed.

‘Zin in een pruim?’ vroeg Henrietta, en ze haalde twee robijnkleurige bollen uit haar schortzak en hield er Luce één voor.

Luce vond het leukste aan Henrietta dat ze geen steek uitvoerde, tenzij de bazin in de buurt was. Ze namen allebei een hap en grijnsden toen het zoete sap uit hun mondhoeken droop.

‘Ik dacht dat ik je net met iemand hoorde praten,’ zei Henrietta. Ze trok een wenkbrauw op. ‘Heb je een vrijer, Myrtle? O, zeg alsjeblieft niet dat het Harry uit de stallen is! Dat is me toch een ellendeling.’

Net op dat moment ging de keukendeur weer open, waardoor allebei de meisjes opschrokken, hun pruimen lieten vallen en net deden alsof ze het eerste het beste bord stonden schoon te boenen.

Luce dacht dat het mejuffrouw McGovern was, maar toen ze twee meisjes in prachtige bij elkaar passende zijden ochtendjassen zag, die gillend van de lach door de smerige keuken renden, stond ze als aan de grond genageld.

Een van hen was Arriane.

Het andere meisje – het duurde even voor Luce haar wist te plaatsen – was Annabelle. Het meisje met het knalroze haar dat Luce indertijd op Zwaard & Kruis op de Ouderdag heel even had gezien. Ze had zich voorgesteld als Arrianes zus.

En wat voor zus.

Henrietta hield haar ogen neergeslagen, alsof het de normaalste zaak van de wereld was dat er in de keuken tikkertje werd gedaan, alsof ze in de problemen zou komen als ze zelfs maar deed alsof ze de twee meisjes zag – die Luce of Henrietta op hun beurt in elk geval niet zagen. Het was net alsof de bedienden opgingen tussen de vuile potten en pannen.

En anders lachten Arriane en Annabelle gewoon te hard om de twee andere meisjes op te merken. Toen ze zich langs de tafel wurmden waarop patisserie werd gemaakt, greep Arriane een grote hand bloem van de marmeren plaat en gooide dat Annabelle in het gezicht.

Heel even, een halve seconde lang, keek Annabelle woedend; toen begon ze nog harder te lachen, pakte zelf een hand bloem en gooide dat naar Arriane.

Tegen de tijd dat ze door de achterdeur naar buiten stormden, hapten ze naar lucht. Ze gingen de kleine tuin in, die uitkwam op de grote tuin, waar, geloof het of niet, de zon scheen en waar Daniël misschien wel was. Luce wilde niets liever dan achter ze aan gaan. Ze had met geen mogelijkheid kunnen zeggen wat ze gevoeld had als ze het had geprobeerd: schrik of gêne, verbazing of frustratie?

Dat alles moest van haar gezicht af te lezen zijn geweest, want Henrietta bekeek haar veelbetekenend, boog zich naar haar toe en fluisterde: ‘Dat stel is gisteravond aangekomen. Nichtjes van iemand uit Londen, die hier zijn voor het feest.’ Ze liep naar de patisserietafel. ‘Ze hebben bijna de aardbeientaart verpest met hun capriolen. O, wat moet dat heerlijk zijn, als je rijk bent. Misschien in een volgend leven, wat jij, Myrtle?’

‘Ha.’ Meer wist Luce niet uit te brengen.

‘Ik moet de tafel dekken, tot mijn spijt,’ zei Henrietta, en ze nam een stapel borden onder haar mollige roze arm. ‘Waarom neem je niet een hand bloem mee, voor het geval die meisjes deze kant weer op komen?’ Ze knipoogde naar Luce, duwde de deur met haar brede achterwerk open en verdween toen de gang in.

Voor haar in de plaats verscheen er iemand anders: een jongen, ook in bediendekledij, wiens gezicht schuilging achter een reusachtige doos met boodschappen. Die zette hij aan de andere kant van de keuken op de tafel neer.

Toen ze zijn gezicht zag, schrok ze. Alhoewel, net had ze Arriane al gezien, dus ze was enigszins voorbereid.

‘Roland!’

Toen hij opkeek, vertrok hij zenuwachtig zijn gezicht, maar toen vermande hij zich. Roland liep naar haar toe en kon ondertussen zijn ogen niet van haar kleren afhouden. Hij wees op haar schort. ‘Waarom heb je dat aan?’

Luce trok aan de knoop van haar schort en deed het af. ‘Ik ben niet wie je denkt dat ik ben.’

Hij bleef voor haar staan, staarde naar haar en draaide zijn hoofd eerst een klein beetje naar links en toen naar rechts. ‘Jeetje, je lijkt sprekend op een ander meisje dat ik ken. Sinds wanneer verlaagt de familie Biscoe zich tot de keuken?’

‘De familie Biscoe?’

Roland trok geamuseerd een wenkbrauw naar haar op. ‘O, ik snap het al. Je doet alsof je iemand anders bent. Hoe noem je jezelf?’

‘Myrtle,’ zei Luce doodongelukkig.

‘En jij bent niet de Lucinda Biscoe die ik twee dagen geleden op het terras kweeperentaart heb geserveerd?’

‘Nee.’ Luce wist niet wat ze moest zeggen, hoe ze hem moest overtuigen. Ze draaide zich om naar Bill in de hoop dat hij haar kon helpen, maar hij was verdwenen en zelfs voor haar niet meer te zien. Natuurlijk, Roland was een gevallen engel, dus hij zou Bill ook kunnen zien.

‘Wat zou de vader van mejuffrouw Biscoe zeggen als hij zijn dochter hierbeneden zag, tot aan haar ellebogen in het vet?’ Roland glimlachte. ‘Dat is een mooie streek die je hem levert.’

‘Roland, het is geen…’

‘Waar verstop je je hier eigenlijk voor?’ Roland maakte met zijn hoofd een beweging in de richting van de tuin.

Een blikkerig gerommel in de voorraadkast verried waar Bill zich ophield. Het was net alsof hij haar een of ander signaal stuurde, alleen had ze geen idee wat dat te betekenen had. Bill wilde waarschijnlijk dat ze haar mond hield, maar wat was hij van plan te gaan doen? Tevoorschijn komen en haar de mond snoeren?

Er verscheen een laagje zweet op Rolands voorhoofd. ‘Zijn we alleen, Lucinda?’

‘Ja, natuurlijk.’

Hij hield zijn hoofd schuin, keek haar aan en wachtte. ‘Ik heb anders het gevoel van niet.’

De enige andere aanwezige in het vertrek was Bill. Hoe kon het dat Roland hem opmerkte, maar Arriane niet?

‘Moet je horen, ik ben niet het meisje voor wie je me aanziet,’ zei Luce weer. ‘Ik ben een Lucinda, maar ik ben… ik ben hier uit de toekomst… Het is eigenlijk een beetje moeilijk uit te leggen.’ Ze haalde diep adem. ‘Ik ben geboren in Thunderbolt, Georgia… in 1992.’

‘O.’ Roland slikte. ‘Tja.’ Hij sloot zijn ogen en begon heel langzaam te praten. ‘En de sterren aan de hemel vielen op de aarde neer als vijgen die in een storm van een boom worden geblazen…’

Het waren cryptische woorden, maar Roland zei ze heel gevoelig op, bijna alsof hij een favoriete regel uit een oud bluesnummer citeerde. Zo’n soort nummer als ze hem op Zwaard & Kruis op een karaokefeest had horen zingen. Op dat moment leek hij op de Roland die ze van thuis kende, alsof hij voor eventjes uit dit victoriaanse personage was gegleden.

Maar er was iets met de woorden die hij gesproken had. Die kwamen Luce bekend voor. ‘Wat bedoel je? Wat betekent dat?’ vroeg ze.

De kast rammelde weer. Nog luider dit keer.

‘Niks.’ Rolands ogen gingen open en hij was weer terug in zijn victoriaanse ik. Zijn handen waren sterk en eeltig en zijn bicepsen groter dan ze van hem gewend was. Zijn kleren zaten drijfnat van het zweet tegen zijn donkere huid. Hij zag er moe uit. Er daalde een diepe bedroefdheid over Luce neer.

‘Ben jij hier in dienst?’ vroeg ze. ‘De andere engelen… Arriane en zo… die mogen gewoon rondrennen en… Maar jij moet werken, hè? Alleen maar omdat je…’

‘Zwart bent?’ zei Roland, en hij bleef haar aankijken tot ze ongemakkelijk haar blik afwendde. ‘Maak je om mij geen zorgen, Lucinda. Ik heb wel ergere dingen meegemaakt dan dodelijke dwaasheid. Bovendien komt mijn tijd nog wel.’

‘Het wordt beter,’ zei ze, hoewel ze de indruk had dat elk geruststellend woord van haar kant banaal en krachteloos zou zijn. Ze vroeg zich af of het echt waar was wat ze had gezegd. ‘Mensen kunnen verschrikkelijk zijn.’

‘Tja. Daar moeten we ons maar niet al te druk over maken, hè?’ Roland glimlachte. ‘Waarom ben jij hier trouwens, Lucinda? Weet Daniël ervan? En Cam?’

‘Is Cam hier dan ook?’ Dat had Luce niet moeten verbazen, maar dat deed het toch.

‘Als mijn timing klopt, is hij waarschijnlijk net in de stad aangekomen.’

Daar kon Luce nu niet mee zitten. ‘Daniël weet nog niet dat ik hier ben,’ bekende ze. ‘Maar ik moet hem zien te vinden, en Lucinda ook. Ik moet weten…’

‘Luister,’ zei Roland, en hij deinsde met zijn handen omhoog achteruit, bijna alsof Luce radioactief was. ‘Jij hebt mij hier vandaag niet gezien. Wij hebben niet met elkaar gesproken. Maar je kunt niet zomaar naar Daniël toe gaan…’

‘Dat weet ik,’ zei ze. ‘Dan gaat hij door het lint.’

‘Door het lint?’ Roland zei haar de vreemd klinkende uitdrukking na, en Luce moest er bijna om lachen. ‘Als je bedoelt dat hij dan misschien op deze versie van jou verliefd wordt’ – hij wees naar haar – ‘dan begrijp ik het. Dat is echt heel gevaarlijk. Jij bent hier een toerist.’

‘Prima, dan ben ik een toerist. Maar ik mag in elk geval toch wel met hem praten?’

‘Nee, dat mag je niet. Jij woont niet in dit leven.’

‘Ik wil helemaal nergens wonen. Ik wil alleen maar weten waarom…’

‘Het is heel gevaarlijk dat jij hier bent – voor jou, voor hen, voor alles. Begrijp je dat?’

Luce begreep het niet. Hoe kon zij nou gevaarlijk zijn? ‘Ik wil hier niet blijven, hoor, ik wil alleen maar weten waarom dit telkens weer tussen Daniël en mij gebeurt… ik bedoel, tussen Daniël en die Lucinda.’

‘Dat is nou precies wat ik bedoel.’ Roland ging met zijn hand over zijn gezicht en keek haar doordringend aan. ‘Luister goed: je mag ze van een afstandje observeren. Je mag – ik weet niet, hoor – door de ramen kijken. Zolang je maar weet dat hier niets van jou is.’

‘Maar waarom mag ik niet gewoon met ze praten?’

Roland liep naar de deur, deed die dicht en schoof de grendel ervoor. Toen hij zich weer omdraaide, stond zijn gezicht ernstig. ‘Luister, het is niet uitgesloten dat jij iets doet waardoor je verleden verandert, iets wat door de tijd heen trekt en je verleden herschrijft, zodat jij – de toekomstige Lucinda – veranderd zal zijn.’

‘Goed, dan zal ik heel voorzichtig zijn…’

‘Met voorzichtig alleen kom je er niet. Je bent een olifant in de porseleinkast van de liefde. Je kunt niet weten wat je kapotgemaakt hebt of hoe kostbaar dat is. Als jij een verandering teweegbrengt zal die niet meteen aan het daglicht treden. Je krijgt heus geen groot bord te zien met daarop: ALS JE NAAR RECHTS GAAT, WORD JE EEN PRINSES, en aan de andere kant een bord met: ALS JE NAAR LINKS GAAT, BLIJF JE VOOR ALTIJD EEN KEUKENMEID.’

‘Kom op, Roland, denk je nou echt dat ik geen hoogstaandere doelen heb dan dat ik een prinses zou willen worden?’ vroeg Luce bits.

‘Ik wil wedden dat jij een of andere vloek uit de wereld wilt helpen.’

Luce knipperde met haar ogen naar hem en voelde zich heel onnozel.

‘Nou, goed dan, succes ermee!’ Roland lachte vrolijk. ‘Maar zelfs als je daarin zou slagen, weet je het nog niet. Het precieze moment waarop jij je verleden verandert? Die gebeurtenis zal zijn zoals die áltijd is geweest. En alles wat daarna komt zal zijn zoals het altijd is geweest. De tijd ruimt zijn eigen rommel achter zich op. En jij maakt daar deel van uit, dus jij zult het verschil niet merken.’

‘Ik zal het toch moeten merken,’ zei ze in de hoop dat het, doordat ze het hardop uitsprak, waarheid zou worden. ‘Ik zal toch op de een of andere manier wel voelen dat…’

Roland schudde zijn hoofd. ‘Nee. Maar het staat wel als een paal boven water dat je, voor je ook maar iets goed kunt doen, de toekomst vervormt als je ervoor zorgt dat de Daniël van dit tijdperk op jóú verliefd wordt in plaats van op dat pretentieuze wicht van een Lucinda Biscoe.’

‘Ik moet haar ontmoeten. Ik moet zien waarom ze van elkaar houden…’

Roland schudde weer zijn hoofd. ‘Als jij je met je vorige ik gaat bemoeien wordt het alleen nog maar erger, Lucinda. Daniël weet in elk geval wat de gevaren zijn en kan ervoor zorgen dat hij geen drastische veranderingen in de tijd aanbrengt. Maar Lucinda Biscoe? Die weet helemaal niets.’

‘Niemand van ons weet ooit iets,’ zei Luce. Ze had plotseling een brok in haar keel gekregen.

‘Die Lucinda heeft niet veel tijd meer over. Laat haar die met Daniël doorbrengen. Laat haar gelukkig zijn. Als jij in haar wereld treedt en iets voor haar verandert, zouden er ook dingen voor jou kunnen veranderen. En dat zou wel eens heel beroerd kunnen uitpakken.’

Roland klonk als een vriendelijker, minder sarcastische versie van Bill. Luce wilde niks meer horen over alles wat ze niet mocht doen, wat verboden was. Als ze nou alleen maar even met haar vorige ik kon praten…

‘En als Lucinda nou eens langer de tijd zou kunnen hebben?’ vroeg ze. ‘Als ze nou eens…’

‘Dat is uitgesloten. Je bespoedigt haar einde alleen maar. Door een praatje met Lucinda te maken kun jij echt niets veranderen. Je maakt alleen maar een bende van je vorige levens, én van je huidige leven.’

‘Mijn huidige leven is geen bende. En ik kan dingen herstellen. Ik zal wel moeten.’

‘Dat valt nog te bezien. Het leven van Lucinda Biscoe is voorbij, maar jouw eigen einde moet nog geschreven worden.’ Roland veegde zijn handen af aan zijn broek. ‘Misschien kun je in je eigen leven wel een verandering bewerkstelligen, in het grootse verhaal van Daniël en jou. Maar hier gaat je dat niet lukken.’

Luce voelde dat haar lippen zich tot een tuitmondje verstrakten, maar Rolands gezicht kreeg juist een zachtere uitdrukking.

‘Kom op,’ zei hij, ‘ik ben in elk geval blij dat je er bent.’

‘O ja?’

‘Dit zal verder niemand je vertellen, maar we waren allemaal naar je op zoek. Ik weet niet wat je hier heeft gebracht of hoe je die reis überhaupt hebt kunnen maken. Maar ik denk wel dat het een goed teken is.’ Hij keek haar aandachtig aan, tot ze zichzelf bespottelijk begon te voelen. ‘Je begint echt in je kracht te komen, hè?’

‘Ik weet het niet,’ zei Luce. ‘Ik geloof van wel. Ik probeer het alleen maar te begrijpen.’

‘Mooi zo.’

Op de gang klonken stemmen, en Roland liep abrupt bij Luce weg, naar de deur toe. ‘Tot vanavond,’ zei hij, terwijl hij de grendel van de deur deed en stilletjes naar buiten glipte.

Roland was nog niet weg of de kastdeur zwaaide open en sloeg tegen de achterkant van haar been. Bill sprong eruit en hapte luidkeels naar lucht, alsof hij de hele tijd zijn adem had zitten inhouden.

‘Ik zou je je nek wel kunnen omdraaien!’ zei hij, en zijn borst ging zwaar op en neer.

‘Ik begrijp niet waarom je zo buiten adem bent. Alsof jij kúnt ademhalen!’

‘Dat is voor het effect! Ik doe de grootst mogelijke moeite om jou camouflagedekking te geven en jij stort gewoon je hart uit bij de eerste de beste knul die hier binnenkomt.’

Luce rolde met haar ogen. ‘Roland gaat echt geen stennis schoppen omdat hij me hier gezien heeft, hoor. Roland is cool.’

‘O, gut, wat is hij toch cool,’ zei Bill. ‘En slim. Nou, als hij zo geweldig is, waarom heeft hij je dan niet verteld wat ik weet over wat er gebeurt als je geen gepaste afstand van je verleden inneemt? Over wat er gebeurt als je’ – hij liet een dramatische stilte vallen en sperde zijn stenen ogen wijd open – ‘bínnenkomt?’

Nu boog ze zich naar hem toe. ‘Waar heb je het over?’

Hij sloeg zijn armen over elkaar en stak zijn stenen tong uit. ‘Dat vertel ik lekker niet.’

‘Bill!’ smeekte Luce.

‘Nog niet in elk geval. Eerst maar eens zien hoe je het er vanavond afbrengt.’

 

Tegen de schemering zag Luce voor het eerst sinds ze in Helston was haar kans schoon. Vlak voor het avondeten liet mejuffrouw McGovern de hele keuken weten dat het bedienend personeel boven wat extra hulp nodig had voor het feest. Luce en Henrietta, de twee jongste keukenmeiden en degenen die ook het liefst van iedereen het feest van dichtbij wilden zien, staken als eersten hun hand op.

‘Uitstekend.’ Mejuffrouw McGovern schreef de namen van de twee meisjes op. Ze liet haar blik even op de vettige haardos van Henrietta rusten. ‘Op één voorwaarde, en die luidt dat jullie in bad gaan. Jullie allebei. Jullie stinken naar uien.’

‘Ja, juffrouw,’ zeiden de meisjes in koor, maar hun bazin had het vertrek nog niet verlaten of Henrietta draaide zich om naar Luce. ‘In bad voor dit feest? En dan het risico lopen dat m’n vingers helemaal rimpelig worden? Dat mens is niet goed wijs.’

Luce moest lachen, maar was diep in haar hart dolgelukkig toen ze de ronde blikken wastobbe achter in de kelder vulde. Ze kon net genoeg kokend water aandragen om het badwater lauw te krijgen, maar toch genoot ze toen ze in het sop lag – en ze genoot ook van de gedachte dat ze die avond misschien dan toch eindelijk Lucinda te zien zou krijgen. Zou ze Daniël ook zien? Voor het feest trok ze een schone dienstmeisjesjurk van Henrietta aan. Om acht uur die avond kwamen de eerste gasten binnen door de poort van de noordelijke ingang van het landgoed.

Luce keek door het raam in de gang aan de voorkant hoe de karavaan met verlichte rijtuigen de rondlopende oprit opreed, en ze huiverde. In de hal was het warm van alle bedrijvigheid. Om haar heen waren de andere bedienden in rep en roer, maar Luce bleef doodstil staan. Ze voelde het: een trilling in haar borst, waardoor ze wist dat Daniël in de buurt was.

Het huis zag er prachtig uit. Luce had op de ochtend dat ze was begonnen een heel korte rondleiding gekregen van mejuffrouw McGovern, maar nu, onder de gloed van al die kroonluchters, herkende ze het huis bijna niet. Het was alsof ze in een film van Merchant-Ivory was gestapt. Naast de ingang stonden hoge potten met paarse lelies, en de met fluweel beklede meubels waren tegen met gebloemd behang bedekte muren geschoven om ruimte te maken voor de gasten.

Ze kwamen getweeën en gedrieën door de voordeur binnen; gasten die zo oud waren als mevrouw Constance met haar witte haar en zo jong als Luce zelf. Met stralende ogen, gehuld in witte zomercapes, maakten de vrouwen een reverence voor de mannen in hun fraaie pakken met gilet. Obers in zwarte jas snelden de grote open hal door en boden fonkelende kristallen glazen champagne aan.

Luce vond Henrietta bij de deuren van de grote balzaal, die eruitzag als een bloeiend bloembed: binnen was het een zee van extravagante jurken in alle mogelijke felle kleuren, jurken van organza, tule en zijde, met sjerpen van ripslint. De jongere dames hadden een kleurig tuiltje bloemen aan hun pols, waardoor het hele huis naar de zomer rook.

Henrietta had als taak om bij binnenkomst de omslagdoeken en tasjes van de dames aan te nemen. Luce was verteld dat ze balboekjes moest uitdelen – kleine kostbaar uitziende boekjes, met het met edelstenen bezette familiewapen van de Constances op de voorkaft genaaid en met binnenin de speellijst van het orkest.

‘Waar zijn alle mannen?’ fluisterde Luce tegen Henrietta.

Henrietta snoof minachtend. ‘Zo mag ik het horen! In de rookkamer natuurlijk.’ Ze gaf een rukje met haar hoofd naar links, waar een gang in schaduw eindigde. ‘En als ze een beetje slim zijn, blijven ze daar tot de maaltijd wordt geserveerd, als je het mij vraagt. Wie heeft er nou zin om al dat gewauwel te moeten aanhoren over een of andere oorlog helemaal ver weg in de Krim? Deze dames niet, hoor. En ik ook niet. En jij ook niet, Myrtle.’ Toen gingen Henrietta’s dunne wenkbrauwen omhoog en wees ze naar de tuindeuren. ‘Oef, dat was iets te snel. Zo te zien is er eentje ontsnapt.’

Luce draaide zich om. In het vertrek vol vrouwen stond één man. Hij stond met zijn rug naar hen toe, zodat er niets van hem te zien was, op een bos glad gitzwart haar en een lang smokingjasje na. Hij stond te praten met een blonde vrouw in een zachtroze baljurk. Haar diamanten oorhangers fonkelden toen ze haar hoofd omdraaide… en Luce recht aankeek.

Gaby.

De mooie engel knipperde een paar keer met haar ogen alsof ze zich ervan wilde vergewissen of Luce een geestverschijning was of niet. Toen hield ze haar hoofd een heel klein beetje schuin naar de man met wie ze stond te praten, alsof ze hem een signaal probeerde te geven. Maar nog voor hij zich helemaal had omgedraaid, had Luce het scherpe profiel al herkend.

Cam.

Luce slaakte een kreet en liet alle balboekjes op de grond vallen. Ze bukte zich en begon ze onhandig op te rapen. Toen duwde ze Henrietta de boekjes in handen en schoot de zaal uit.

‘Myrtle!’ riep Henrietta haar na.

‘Ik ben zo terug,’ fluisterde Luce, en nog voor Henrietta kon reageren rende ze de lange, rondlopende trap op.

Mejuffrouw McGovern zou Luce ogenblikkelijk de laan uit sturen zodra haar ter ore kwam dat Luce haar post in de balzaal had verlaten, en de kostbare balboekjes had laten vallen. Maar daar kon Luce niet mee zitten. Ze was niet bereid de confrontatie met Gaby aan te gaan, niet nu ze maar één ding voor ogen had, namelijk Lucinda zien te vinden.

En Cam wilde ze al helemaal nooit meer bij zich in de buurt hebben. In haar eigen leven niet en in geen enkel ander leven. Ze dacht aan hoe hij die pijl gericht had op datgene wat hij voor haar aanzag, op de avond waarop de Verschoppeling haar spiegelbeeld mee de lucht in had proberen te voeren. Ze kromp ineen bij de gedachte.

Was Daniël hier maar…

Maar hij was er niet. Luce kon alleen maar hopen dat hij op haar zou wachten – en dat hij niet al te boos zou zijn – terwijl zij uitzocht wat ze hier deed en dan weer terugkeerde naar het heden.

Boven aan de trap schoot Luce de eerste de beste kamer in. Ze deed de deur achter zich dicht en leunde ertegenaan om op adem te komen.

Ze was alleen, in een reusachtige salon. Het was een schitterende kamer met een stijlvolle, met ivoorkleurige stof beklede loveseat en twee leren stoelen rond een glimmend klavecimbel. Donkerrode gordijnen omlijstten de drie grote ramen in de muur op het westen. In de haard knisperde een vuur.

Luce stond naast een boekenkast die de hele wand besloeg, met planken vol dikke in leer gebonden boeken, van de vloer tot aan het plafond, zo hoog dat er zelfs zo’n trapladdertje was dat je langs de planken kon verschuiven.

In de hoek van het vertrek stond een ezel, en daar werd Luce op de een of andere manier naartoe getrokken. Ze was nog nooit boven geweest in het landhuis van de familie Constance, maar toch: één stap op het dikke Perzische tapijt maakte iets in haar geheugen los en vertelde haar dat ze dit allemaal al eens eerder had gezien.

Daniël. Luce moest aan het gesprek denken dat hij met Margaret in de tuin had gevoerd. Ze hadden het over zijn schilderijen gehad. Hij verdiende zijn brood als kunstenaar. De ezel in de hoek – dit was dus de kamer waar hij werkte.

Ze liep ernaartoe. Ze moest zien wat hij aan het schilderen was.

Vlak voor ze bij de ezel aankwam, hoorde ze drie hoge stemmen, en ze schrok zich een ongeluk.

Ze kwamen van vlak achter de deur.

Ze bleef als aan de grond genageld staan en zag de deurknop draaien – buiten op de gang draaide iemand die om. Er zat niets anders op dan zich te verstoppen, dus glipte ze achter het dikke roodfluwelen gordijn.

Ze hoorde ruisende tafzijde, een deur die dichtsloeg, iemand die een kreet slaakte. Daarna een giechellach. Luce sloeg haar hand voor haar mond en boog zich iets naar voren, net genoeg om langs het gordijn te kunnen gluren.

Op drie meter afstand stond de Helston-Lucinda. Ze had een beeldschone witte jurk aan met een lijfje van zachte zijden crêpe en een blote rug. Haar donkere haar zat hoog op haar hoofd opgestoken in een schikking van glanzende, vernuftig geplaatste krullen. Haar diamanten ketting glinsterde tegen haar bleke huid en gaf haar zo’n vorstelijke uitstraling dat het Luce bijna de adem benam.

Haar vorige ik was het elegantste schepsel dat Luce ooit had gezien.

‘Je straalt helemaal vanavond, Lucinda,’ zei een zachte stem.

‘Is Thomas weer bij je langs geweest?’ plaagde iemand anders.

En de twee andere meisjes – Luce herkende de een als Margaret, de oudste dochter van de familie Constance, degene die met Daniël in de tuin had gewandeld. De andere, een frissere replica van Margaret, was vast de jongere zus. Zo te zien was ze ongeveer net zo oud als Lucinda. Ze plaagde haar alsof ze een goede vriendin was.

En ze had gelijk ook: Lucinda straalde inderdaad. Dat moest door Daniël komen.

Lucinda zeeg neer op de ivoorkleurige loveseat en zuchtte op een manier zoals Luce zelf nooit zou zuchten – een melodramatische zucht waarmee ze om aandacht smeekte. Luce wist onmiddellijk dat Bill gelijk had: haar vorige ik en zij leken totaal niet op elkaar.

‘Thomas?’ Lucinda trok haar neusje op. ‘De vader van Thomas is maar een doodgewone houthakker…’

‘Niet waar!’ riep de jongste dochter uit. ‘Hij is juist een heel óngewone houthakker! Hij is rijk.’

‘Maar dan nog, Amelia,’ zei Lucinda, en ze spreidde haar rok over haar smalle enkels uit. ‘Hij is bijna een arbeider.’

Margaret ging op de rand van de loveseat zitten. ‘Toen hij vorige week die bonnet voor je meebracht uit Londen, dacht je niet zo min over hem.’

‘Nou, dingen kunnen veranderen. En ik ben inderdaad dol op een mooie bonnet.’ Lucinda fronste haar voorhoofd. ‘Maar bonnetten daargelaten; ik ga tegen mijn vader zeggen dat hij hem geen toestemming mag geven mij nog een keer een bezoek te brengen.’

Lucinda was nog niet uitgesproken of haar frons ontspande tot een dromerige glimlach, en ze begon te neuriën. De andere meisjes keken vol ongeloof toe terwijl zij zachtjes in zichzelf zong, het kant van haar omslagdoek streelde en uit het raam naar buiten staarde, dat slechts een paar centimeter verwijderd was van de plek waar Luce zich verscholen hield.

‘Wat bezielt haar?’ fluisterde Amelia goed verstaanbaar tegen haar zus.

Margaret maakte een snuivend geluid. ‘Wíé bezielt haar, kun je beter vragen.’

Lucinda stond op en liep naar het raam, waardoor Luce zich nog verder achter het gordijn terugtrok. Luce’ huid voelde warm en rood aan, en ze kon het zachte geneurie van Lucinda Briscoe op slechts een paar centimeter afstand horen. Toen Lucinda zich van het raam omdraaide en haar vreemde lied abrupt staakte, hoorde Luce haar voetstappen.

Luce waagde het om nog even snel om het gordijn te gluren. Lucinda was naar de ezel gelopen en daar als aan de grond genageld blijven staan.

‘Wat is dit?’ Lucinda hield het doek omhoog om het aan haar vriendinnen te laten zien. Luce kon het niet goed zien, maar het leek haar iets heel gewoons. Een of andere bloem.

‘Dat is het werk van meneer Grigori,’ zei Margaret. ‘Zijn schetsen waren heel veelbelovend toen hij hier net was, maar ik vrees dat er iets in hem is gevaren. Hij schildert nu al drie dagen lang alleen maar pioenen.’ Ze haalde gespannen haar schouders op. ‘Vreemd hoor. Kunstenaars zijn toch maar raar.’

‘O, maar hij is wel heel knap, Lucinda.’ Amelia pakte Lucinda’s hand vast. ‘We moeten je vanavond echt aan meneer Grigori voorstellen. Hij heeft prachtig blond haar, en zijn ogen… O, je zou nog smelten van die ogen!’

‘Als Lucinda te goed is voor Thomas Kennington met al zijn geld, durf ik te betwijfelen of een eenvoudige schilder aan haar verwachtingen voldoet.’ Margaret zei het zo bits dat het voor Luce meteen duidelijk was dat ze zelf warme gevoelens voor Daniël koesterde.

‘Ik zou hem heel graag ontmoeten,’ zei Lucinda, en ze begon weer zachtjes te neuriën.

Luce hield haar adem in. Dus Lucinda had hem nog niet eens ontmoet? Hoe kon dat als het toch zonneklaar was dat ze verliefd was?

‘Kom, dan gaan we,’ zei Amelia, en ze trok Lucinda aan haar hand mee. ‘We lopen hierboven de helft van alle feestroddels mis.’

Luce moest iets doen. Maar als het waar was wat Bill en Roland hadden gezegd, was het uitgesloten dat ze haar vorige leven kon redden. Het was zelfs veel te gevaarlijk om ook maar een poging te wagen. Zelfs als ze er op de een of andere manier in slaagde, kon de cyclus van Lucinda’s die na deze hadden geleefd, veranderd worden. Dan zou Luce zelf dus veranderd kunnen worden. Of iets veel ergers.

Ze zou geëlimineerd kunnen worden.

Maar misschien was er toch een manier voor Luce om Lucinda in elk geval te waarschuwen. In de hoop dat ze zich niet verblind door liefde in deze relatie zou begeven. In de hoop dat ze niet als onderpand in een eeuwenoude straf zou sterven zonder er ook maar iets van te begrijpen. De meisjes stonden al bijna buiten, maar toen vatte Luce toch moed en stapte ze achter het gordijn tevoorschijn.

‘Lucinda!’

Haar vorige ik draaide zich vliegensvlug om. Toen ze de dienstmeidenjurk van Luce zag, kneep ze haar ogen tot spleetjes. ‘Heb jij ons staan bespioneren?’

In haar ogen was geen enkel vonkje van herkenning te zien. Het was heel vreemd dat Roland Lucinda in de keuken voor Luce had aangezien, maar dat Lucinda zelf geen enkele gelijkenis tussen hen leek te bemerken. Wat zag Roland dan dat dit meisje niet kon zien? Luce haalde diep adem en dwong zichzelf haar flinterdunne plannetje door te zetten. ‘N-nee, ik was niet aan het spioneren,’ stamelde ze. ‘Maar ik moet u spreken.’

Lucinda grinnikte en keek even naar haar twee vriendinnen. ‘Neem me niet kwalijk?’

‘Ben jij niet het dienstmeisje dat de balboekjes uitreikt?’ vroeg Margaret aan Luce. ‘Ik denk niet dat mijn moeder erg blij is als ze hoort dat je je plicht verzaakt. Hoe heet je?’

‘Lucinda.’ Luce kwam dichterbij en liet haar stem zakken. ‘Het gaat over de kunstenaar. Over meneer Grigori.’

Lucinda keek Luce doordringend aan en er sloeg een vonkje tussen hen over. Lucinda leek zich niet los te kunnen maken. ‘Gaan jullie maar alvast,’ zei ze tegen haar vriendinnen. ‘Ik kom zo.’

De twee meisjes keken elkaar even niet-begrijpend aan, maar het was wel duidelijk dat Lucinda de leider van het groepje was. Haar vriendinnen schreden zonder nog een woord te zeggen de gang op.

In de salon deed Luce de deur dicht.

‘Wat is er zo belangrijk?’ vroeg Lucinda, maar toen verried ze zichzelf al door te glimlachen. ‘Heeft hij naar me gevraagd?’

‘U moet niks met hem beginnen,’ zei Luce snel. ‘Als u hem vanavond ontmoet, zult u hem heel knap vinden. U wilt dan verliefd op hem worden. Doe dat niet.’ Luce vond het vreselijk om zo cru over Daniël te moeten spreken, maar het was de enige manier waarop ze het leven van haar vorige ik kon redden.

Lucinda Biscoe snoof minachtend en draaide zich om om de kamer uit te lopen.

‘Ik heb een meisje gekend uit eh… Derbyshire,’ ging Luce verder, ‘die allerlei verhalen over zijn reputatie heeft verteld. Hij heeft al van heel veel meisjes het hart gebroken. Hij… hij heeft ze te gronde gericht.’

Er ontsnapte een geschrokken kreet aan Lucinda’s roze lippen. ‘Hoe dúrf je een dame zo aan te spreken? Wie denk je wel dat je bent? Het gaat jou helemaal niets aan of ik verliefd ben op deze kunstenaar of niet.’ Ze priemde met een vinger naar Luce. ‘Ben je zelf soms verliefd op hem, egoïstisch wicht dat je bent?’

‘Nee!’ Luce deinsde met een schok achteruit alsof ze een klap in haar gezicht had gekregen.

Bill had haar wel gewaarschuwd dat Lucinda heel anders was dan zij, maar ze kon toch niet alleen maar zo gemeen zijn als ze nu deed? Hoe kon het anders dat Daniël van haar hield? Hoe kon het anders dat zij deel uitmaakte van Luce’ ziel?

Er moest nog iets diepers zijn wat hen met elkaar verbond.

Maar Lucinda zat over het klavecimbel gebogen en schreef iets op een stukje papier. Toen rechtte ze haar rug, vouwde het dubbel en duwde het Luce in handen.

‘Ik zal je brutale gedrag niet aan mevrouw Constance melden,’ zei ze, terwijl ze Luce hooghartig opnam, ‘maar dan moet je wel dit briefje voor me aan meneer Grigori brengen. Ik zou die kans om je baan te behouden maar aangrijpen als ik jou was.’ En toen was ze weg en was ze nog slechts een wit silhouet dat door de gang schreed, de trap af en terug naar het feest.

Luce maakte het briefje open.

 

Beste meneer Grigori,

Sinds we elkaar gisteren toevallig bij de kleermaker zijn tegengekomen, moet ik voortdurend aan u denken. Ik ben vanavond om negen uur in het prieeltje. Kom naar me toe. Ik zal op u wachten.

Eeuwig de uwe,

Lucinda Biscoe

 

Luce scheurde de brief in stukjes en gooide die in het haardvuur dat in de salon brandde. Als ze het briefje niet aan Daniël gaf, zou Lucinda alleen in het prieel zijn. Dan kon Luce ernaartoe gaan, op haar wachten en haar weer proberen te waarschuwen.

Ze rende de gang in en sloeg scherp rechts af naar de diensttrap die naar de keuken leidde. Ze holde langs de koks, de patissiers en Henrietta heen.

‘Door jouw toedoen zitten we allebei in de nesten, Myrtle!’ riep het meisje Luce na, maar ze was de deur al uit.

Het was koel buiten, en terwijl ze verder rende voelde de lucht droog aan haar gezicht aan. Het was bijna negen uur, maar de zon was nog steeds aan het ondergaan boven het bosje aan de westkant van het landgoed. Ze stormde het rozegetinte pad over, langs de weelderige tuin en de sterke zoete geur van de rozen, langs het labyrint van hagen.

Haar blik viel op de plek waar ze uit de Verkondiger dit leven in was getuimeld. Haar voeten dreunden over het pad naar het lege prieeltje toe. Vlak ervoor bleef ze staan en op dat moment voelde ze dat iemand haar arm vastpakte.

Ze draaide zich om.

En stond oog in oog met Daniël.

Een windje blies zijn blonde haar over zijn voorhoofd. In zijn nette zwarte pak met de gouden horlogeketting en de kleine witte pioen op zijn revers gespeld zag Daniël er nog beeldschoner uit dan ze zich van hem herinnerde. Zijn gave huid straalde in de gloed van de ondergaande zon. Om zijn lippen speelde een heel flauw glimlachje. Toen hij haar zag, vlamden zijn ogen paarsblauw op.

Er ontsnapte haar een zachte zucht. Ze wilde niets liever dan zich een paar centimeter naar voren buigen om haar lippen op de zijne te drukken. Ze wilde niets liever dan haar armen om hem heen slaan en de plek op zijn brede schouders voelen waar zijn vleugels ontsproten. Ze wilde vergeten wat ze hier kwam doen en wilde hem alleen maar vasthouden, wilde alleen maar zelf vastgehouden worden. Ze had hem erger gemist dan in woorden was uit te drukken.

Nee. Haar komst hierheen ging om Lucinda.

Daniël, háár Daniël, was op dat moment heel ver weg. Ze had geen idee wat hij op dat moment deed of dacht. En ze had al helemaal geen idee hoe hun hereniging zou zijn, als dit allemaal achter de rug was. Maar daar draaide deze hele queeste toch om? Dat ze meer over haar verleden te weten kwam, zodat ze in het heden echt bij Daniël kon zijn?

‘Jij hoort hier helemaal niet te zijn,’ zei ze tegen de Helston-Daniël. Hij kon niet weten dat de Helston-Lucinda hem daar wilde ontmoeten. Maar hij was er toch. Het was alsof niets hun ontmoeting in de weg kon staan. Ze werden tot elkaar aangetrokken, wat er ook gebeurde.

Daniël lachte precies dezelfde lach die Luce van hem kende – de lach die ze voor het eerst op Zwaard & Kruis had gehoord, toen Daniël haar had gekust. De lach waar ze zo van hield. Maar deze Daniël kende haar niet. Hij wist niet wie ze was, waar ze vandaan kwam of wat ze in haar schild voerde.

‘Jij hoort hier zelf ook niet te zijn.’ Hij glimlachte. ‘Om te beginnen horen wij binnen met elkaar te dansen en later, als we elkaar beter hebben leren kennen, hoor ik een wandelingetje bij maanlicht met je te gaan maken. Maar de zon is nog niet eens helemaal onder. En dat betekent dat er eerst nog flink gedanst moet worden.’ Hij stak haar zijn hand toe. ‘Ik ben Daniël Grigori.’

Hij had niet eens gemerkt dat ze het uniform van een dienstmeisje droeg in plaats van een baljurk en dat ze zich helemaal niet als een echt Engels meisje gedroeg. Hij had haar alleen gezien, maar net als Lucinda was Daniël nu al verblind door liefde.

Het wierp een vreemd helder licht op hun relatie dat Luce dit nu eens vanuit een andere invalshoek zag. Het was fantastisch, maar het was ook op een tragische manier heel kortzichtig. Was Lucinda wel degene van wie Daniël hield, en omgekeerd, of was het gewoon een cyclus die ze niet konden doorbreken?

‘Ik ben het niet,’ zei Luce bedroefd tegen hem.

Hij pakte haar handen. Ze smolt een beetje.

‘Natuurlijk ben jij het wel,’ zei hij. ‘Jij bent het altijd.’

‘Nee,’ zei Luce. ‘Het is niet eerlijk tegenover haar; je bent niet eerlijk. En bovendien is het een kreng, Daniël.’

‘Over wie heb je het?’ Hij zag eruit alsof hij niet wist of hij haar nu serieus moest nemen of dat hij moest lachen.

Luce zag uit haar ooghoek een in het wit geklede gestalte vanaf de achterkant van het huis naar hen toe komen lopen.

Lucinda.

Ze kwam voor haar afspraakje met Daniël. Ze was vroeg. In haar briefje stond negen uur – althans, vóórdat Luce de snippers in het vuur had gegooid.

Luce’ hart hamerde in haar keel. Ze moest maken dat ze wegkwam voordat Lucinda hier was. Maar ze kon Daniël ook niet zo snel alweer verlaten.

‘Waarom hou je van haar?’ Luce sprak gehaast. ‘Waardoor ben je verliefd op haar geworden, Daniël?’

Daniël legde zijn hand op haar schouder – heerlijk. ‘Rustig aan,’ zei hij. ‘We kennen elkaar nog maar net, maar ik verzeker je dat ik van niemand hou, behalve van…’

‘Wat doe jij hier? Dienstmeid!’ Lucinda had hen in het vizier gekregen en aan haar toon te horen was ze daar niet bepaald blij mee. Ze begon te rennen, naar het prieeltje toe, en ondertussen vervloekte ze haar jurk, het zompige gras en Luce. ‘Wat heb je met mijn brief gedaan, meid?’

‘D… dat meisje, dat onze kant op komt,’ stamelde Luce. ‘Dat ben ik, in zekere zin. Ik ben haar. Jij houdt van ons, en ik moet weten…’

Daniël draaide zich om om naar Lucinda te kijken, naar degene van wie hij in dit tijdperk zou houden. Hij kon haar gezicht nu duidelijk zien. Hij kon zien dat er twee van hen waren.

Toen hij zich weer naar Luce omdraaide, begon zijn hand op haar schouder te beven. ‘Dat ben jij, die ander. Wat heb je gedaan? Hoe heb je dit voor elkaar gekregen?’

‘Jij daar! Meid!’ Lucinda had gezien dat Daniël zijn hand op Luce’ schouder had liggen. Haar gezicht betrok. ‘Ik wist het wel!’ krijste ze, en ze begon nog harder te rennen. ‘Ga bij hem weg, sloerie die je bent!’

Luce voelde de paniek over zich heen slaan. Er zat niets anders op dan de benen te nemen. Maar eerst legde ze haar hand nog even tegen Daniëls gezicht. ‘Is het liefde? Of is het alleen de vloek die ons telkens weer samenbrengt?’

‘Het is liefde,’ fluisterde hij. ‘Weet je dat dan niet?’

Ze maakte zich van hem los en vluchtte weg. Ze rende zo hard ze kon het gazon over, het bosje met zilverberken door, terug naar het hoge gras, daar waar ze de eerste keer was aangekomen. Haar voeten raakten verstrikt en ze struikelde en kwam plat op haar gezicht terecht. Alles deed pijn. En ze was boos. Razend. Op Lucinda, omdat ze zo gemeen deed. Op Daniël, omdat hij zomaar verliefd werd, zonder er verder bij na te denken. Op haar eigen machteloosheid om ook maar iets te doen wat enige verandering in de situatie bracht. Lucinda zou nog steeds doodgaan – dat Luce hier bij haar was maakte helemaal niets uit. Luce bonkte met haar vuisten op de grond en kreunde van frustratie.

‘Stil maar, stil maar.’ Een stenen handje klopte haar op de rug.

Luce duwde het weg. ‘Laat me met rust, Bill.’

‘Kom op, het was een moedige poging. Dit keer ben je echt de loopgraven in gegaan. Maar’ – Bill haalde zijn schouders op – ‘nu is het voorbij.’

Luce ging zitten en keek hem boos aan. Hij keek zo zelfingenomen dat ze het liefst linea recta terug wilde lopen en tegen Lucinda wilde zeggen wie ze echt was, haar wilde vertellen hoe de zeer nabije toekomst er voor haar uit zou zien.

‘Nee.’ Luce stond op. ‘Het is niet voorbij.’

Bill trok haar weer naar de grond. Hij was schrikbarend sterk voor zo’n klein wezentje. ‘Het is wel voorbij. Kom op, stap in de Verkondiger.’

Luce draaide zich om om te kijken waar Bill naar wees. Ze had het grote zwarte portaal dat vlak voor haar neus zweefde nog niet eens gezien. Ze werd misselijk van de muffe geur.

‘Nee.’

‘Jawel,’ zei Bill.

‘Jij hebt zelf gezegd dat ik het rustig aan moest doen.’

‘Hoor eens, de stand van zaken is als volgt: in dit leven ben jij een kreng en dat kan Daniël allemaal niks schelen. Dat is schrikken, hè? Hij maakt je een paar weken het hof, er worden bloemen uitgewisseld. Een heftige kus en dan kaboem. Oké? Veel meer valt er niet te zien.’

‘Jij begrijpt er niks van.’

‘Hoezo? Begrijp ik niet dat mensen uit het victoriaanse tijdperk zo stoffig zijn als een zolder en zo saai als toekijken hoe behang loslaat? Kom op zeg, als je toch door je verleden gaat zigzaggen, kun je er maar beter iets van maken. Laten we een paar hoogtepunten opzoeken.’

Luce hield voet bij stuk. ‘Bestaat er niet een manier om jou te laten verdwijnen?’

‘Moet ik je soms in die Verkondiger proppen, als een kat in een koffer? In de benen, vooruit!’

‘Ik moet zien dat hij van míj houdt, en niet alleen maar van een of ander idee van mij vanwege een vloek waar hij aan gebonden is. Ik moet voelen dat wij door iets krachtigers naar elkaar toe getrokken worden. Door iets echts.’

Bill ging naast Luce in het gras zitten. Maar toen leek hij zich te bedenken en kroop hij bij haar op schoot. Aanvankelijk wilde ze hem wegslaan, en de vliegen die rond zijn hoofd zoemden ook, maar toen hij naar haar opkeek, zag ze toch een oprechte blik in zijn ogen.

‘Schatje, als jij je nou ergens geen zorgen over hoeft te maken is het wel of Daniël van de echte Luce houdt. Jullie zijn zielsverwanten, godbetert. Dat woord is jullie op het lijf geschreven. Je hoeft niet hier te blijven om dat met eigen ogen te aanschouwen. Dat is in elk leven zo.’

‘Hoe bedoel je?’

‘Wil je ware liefde zien?’

Ze knikte.

‘Kom mee.’ Hij trok haar omhoog. De Verkondiger kwam voor hen zweven en begon een nieuwe vorm aan te nemen, totdat hij bijna op de flappen van een tent leek. Bill vloog op, haakte zijn vinger in een onzichtbaar handvat en trok eraan. De Verkondiger herschikte zich en liet zich als een ophaalbrug zakken, tot Luce alleen nog maar een tunnel van duisternis zag.

Luce keek even achterom naar Daniël en Lucinda, maar ze zag hen niet meer – ze zag alleen hun contouren, vage kleurvlekken die tegen elkaar aan gedrukt stonden.

Bill maakte met zijn vrije hand een zwaai in de richting van de buik van de Verkondiger. ‘Stap maar in.’

En dat deed ze.