Hoofdstuk 10

 

 

 

‘Ik ben er niet gerust op,’ vertrouwde Jianne Madeline de volgende dag tijdens de lunch toe. ‘Zhi Fu heeft al zo lang niets van zich laten horen; ik ben bang dat hij iets in zijn schild voert. En nu organiseert Jacob dat feest waarvoor hij half Singapore heeft uitgenodigd. In het donker kan iemand Jacob ongezien een mes tussen zijn ribben steken.’

‘O, maar je dacht toch niet dat Jacob hem daar de kans voor zal geven? Of Luke? Of Po? Po heeft zo iemand meteen door; die heeft er oog voor.’

Jianne sloot haar ogen en schudde haar hoofd. ‘Je hebt gelijk. Je hebt helemaal gelijk. Ik snap ook niet waarom ik me de hele tijd zorgen over iedereen zit te maken.’

‘Misschien komt dat door je slechte ervaringen met Zhi Fu. Of misschien is het gewoon nog even wennen aan het feit dat je gek bent op een zekere sensei, die op zijn beurt zijn leven voor je zou geven.’

‘Welnee, daar heb ik twaalf jaar de tijd voor gehad,’ zei Jianne. ‘En ik ben er aardig goed in geworden. Meer dan goed. Maar het feit dat ik om hem in angst zit, is heel nieuw voor me.’

‘Ook daar leer je wel mee te leven,’ merkte Madeline droogjes op.

Dat was waar ook, bedacht Jianne te laat. Luke moest in het kader van zijn werk immers vaak zijn leven op het spel zetten. Als er iemand wist waarover ze het had, was het Madeline wel.

‘Sorry, Madeline. Daar had ik even niet bij stilgestaan. Normaal gesproken ben ik niet zo onnadenkend. Ik ben gewoon –’

‘Ongerust,’ vulde Madeline aan. ‘Dat ken ik. Je angst maakt dat je je de vreselijkste dingen gaat voorstellen.’

‘Maar hoe ga jij daar dan mee om?’ wilde Jianne weten.

‘Je moet erop leren vertrouwen dat hij weet wat hij doet,’ antwoordde Madeline. ‘Zhi Fu is een gladjanus, dat weten we. En hij is gevaarlijk. Maar Jacob is niet de eerste de beste, geloof me, en als het gaat om de vrouw die hij liefheeft, zal hij zeker een formidabele tegenstander zijn.’

‘Hij heeft het anders nooit over liefde of houden van,’ zei Jianne gegeneerd.

‘Jij dan wel?’

Jianne haalde een hand door haar haren, die ze die dag voor een keer eens niet opgestoken droeg. ‘Het leek me beter om daar even mee te wachten.’

‘Waarom? Waar wacht je dan op?’

‘Eh… Tot het wat rustiger wordt of zo.’

‘Nou, dan kun je lang wachten,’ zei Madeline.

‘Vind jij dan dat ik hem nu moet vertellen dat ik van hem hou?’

‘Inderdaad.’

‘Nu, vandaag?’

Madeline knikte.

‘Als ik straks thuiskom?’

Madeline knikte weer en deed haar best een grijns te onderdrukken.

‘Goed, maar niet voordat ik me opgefrist heb. Wat denk je, is het een goed idee om iets speciaals aan te trekken?’

‘Ik denk dat het hem geen barst kan schelen wat je aanhebt,’ antwoordde Madeline, ‘maar als het je meer zelfvertrouwen geeft, zou ik het zeker doen.’

‘Oké, dan doe ik het.’ Jianne kreeg al vlinders in haar buik bij het idee.

‘Mooi zo,’ mompelde Madeline.

 

Het kwam Jacob wel goed uit dat Jianne belde om te zeggen dat hij haar niet van kantoor hoefde op te halen. Ze ging na het werk nog even wat nieuwe kleren kopen met Madeline, die haar daarna thuis zou afzetten. Niet dat hij het erg vond om haar dagelijks van kantoor op te halen – integendeel zelfs – maar mee kleren kopen was iets wat hij liever aan zich voorbij liet gaan. Bovendien moest hij Mica nog bellen om een paar laatste details van het feest door te nemen. Om zes uur was er weer een les. Misschien raakte hij dan wat van zijn onrust kwijt.

‘Ik sluit de boel af,’ zei hij iets over zevenen tegen Po. ‘Ik ga heel even naar Chin in verband met de catering voor het feest.’ Jianne had zo-even gebeld om te zeggen dat ze met Madeline nog bij Luke zat, maar dat ze over niet al te lang thuis zou zijn. Kon hij mooi net even de laatste dingen met Chin regelen. ‘Ga je mee?’

Po wierp een blik op het lijvige Chinese woordenboek dat voor hem lag en vervolgens op de nogal rommelig uitziende kolommen Chinese karakters die hij had opgeschreven. ‘Ik kom zo. Is dat goed?’ vroeg hij. ‘Ik wil dit af hebben voordat Jianne thuiskomt.’

‘Wat is het?’ wilde Jake weten.

‘Het is een tekst van een liedje, maar er zijn een paar woorden waarvan ik de correcte schrijfwijze niet weet.’ Het schrijven van Chinese karakters was bepaald niet eenvoudig te leren, ook al sprak je vloeiend Mandarijn. ‘Als ik iets niet weet, vraag ik het meestal aan Jianne. Zij weet gewoon hoe iets geschreven moet worden.’

‘Dat weet ik, ja.’

‘Ze kan ook goed koken.’

‘Dat heb ik gemerkt,’ mompelde Jake, zich afvragend waar de jongen naartoe wilde. Po zei echter niet meer dan het hoognodige; misschien had hij dat ook van Jianne geleerd. ‘Bel maar als je me nodig hebt. En doe de deur op slot als je het huis verlaat. Jianne zal trouwens zo wel thuiskomen, en ik ben binnen een halfuur wel terug.’ En niet ergens naartoe gaan zonder even met mij te overleggen, had hij er bijna aan toegevoegd, maar hij was niet van plan om zijn leven door Zhi Fu te laten dicteren. Het was al erg genoeg dat de dojo in een fort veranderd was.

Po knikte, waarna Jake het huis verliet. Chins restaurant bevond zich niet ver van de dojo. De eigenaar verwachtte hem al. Jakes vriendschap met de oude Chin was gebaseerd op de afhaalmaaltijden, hun gezamenlijke liefde voor de oosterse vechtsport en zo nu en dan een spelletje mahjong op de vrijdagochtend.

‘Op hoeveel man moet ik rekenen?’ vroeg Chin, nadat ze hadden plaatsgenomen aan het tafeltje in de hoek waar hij altijd zat wanneer hij zakendeed.

‘Zo’n tweehonderd, tweehonderdvijftig, schat ik.’

‘Wat is het nu, tweehonderd of tweehonderdvijftig?’ vroeg de oude man.

‘Reken voor alle zekerheid maar op driehonderd man,’ besloot Jake.

‘Driehonderd? En wie gaat dat allemaal betalen?’

‘De filmstudio. Ze schijnen het te beschouwen als een uitgelezen kans om te laten zien dat de nederige komaf van hun nieuwste aanwinst hem er niet van heeft weerhouden om carrière te maken.’

‘Goed. Driehonderd,’ zei Chin.

‘We hebben natuurlijk extra personeel nodig,’ zei Jake. ‘En verder moeten we de drank nog bespreken.’

‘Je wilt alcohol schenken? Daar moet je dan wel een vergunning voor aanvragen.’

‘Waarom is daar opeens een vergunning voor nodig?’ vroeg Jake verbaasd.

‘Omdat ik denk dat je het nu geen privéfeestje meer kunt noemen,’ antwoordde de restauranteigenaar.

Terwijl ze nog over de benodigde vergunning zaten te praten, zagen ze Po aankomen.

‘Daar is je leerling,’ zei Chin. ‘De beste keukenhulp die we hier ooit hebben gehad. Kom je me helpen op de avond van het feest?’

Voordat Po iets kon zeggen, schudde Jacob al met zijn hoofd.

‘Hij moet een oogje op de mensen houden,’ legde Jake uit.

‘Kijk aan, opgeklommen tot bewaker-uitsmijter, hè?’ merkte Chin gekscherend op, wat zowaar een lachje aan Po ontlokte.

‘Jianne is thuis,’ zei Po tegen Jake. ‘Ze wil graag weten of jij straks eten meeneemt; anders gaat ze vast koken.’

‘Zeg maar dat ik eten meebreng. Ik ben over niet al te lang thuis.’

‘Ze is mooi, die vrouw van je,’ zei Chin, nadat Po vertrokken was.

‘Dat vind ik zelf ook,’ zei Jake.

‘Ben je van plan haar nu bij je te houden?’

‘Het hangt ervan af.’

‘Waarvan?’

‘Of zij ook bij mij wil blijven,’ antwoordde Jake.

‘Heb je haar dat al gevraagd?’ vroeg Chin.

‘Nog niet, maar dat ga ik binnenkort doen.’ Zo gauw Zhi Fu van het toneel verdwenen was, zou Jianne pas echt een keus hebben tussen wel of niet bij hem blijven.

Het aanzwellende geluid van een sirene deed de twee mannen opkijken, en even later reed er een brandweerauto voorbij. Ze hervatten hun gesprek, maar toen er een tweede brandweerauto met loeiende sirene door de straat reed, gingen ze naar buiten. In deze wijk vol dicht op elkaar gebouwde kantoortorens met daartussen een wirwar van smalle steegjes en kleine eethuisjes was het blussen van een brand een lastige klus.

Jake tuurde in de richting waarin de bluswagen was verdwenen. Hoewel het al donker was, was er een rookpluim te zien.

‘Het is in de buurt van jouw huis, lijkt het wel,’ zei Chin. ‘Zullen we maar op een ander moment verder praten?’

Jake knikte.

‘Ga maar gauw kijken,’ zei Chin, toen er een ambulance langskwam. ‘En stuur Po straks maar even langs om eten te halen.’

Jake spoedde zich naar de plaats des onheils. Hij bleek niet de enige te zijn, want in zijn straat zag het zwart van de mensen. Zijn hart begon wild te bonzen toen hij zag dat de brandweerwagens pal voor de dojo stonden. Zijn huis stond in de fik. Sterker nog, het stond in lichterlaaie! Vervuld van een misselijkmakende angst baande hij zich een weg door de omstanders. De brandweer was al druk bezig met blussen; er werden commando’s geschreeuwd; meer slangen werden uitgerold. De voorste brandweerman richtte zijn spuit op het gapende gat waar zich ooit de voordeur van Jakes huis had bevonden.

Jake staarde met tranende ogen van de rook naar binnen en zag tot zijn ontzetting één grote vuurzee.

‘Achteruit!’ schreeuwde de brandweerman hem toe.

‘Er wonen een vrouw en een jongen in dat huis!’ schreeuwde Jake terug. ‘Weet je of ze nog binnen zijn?’

De man schudde zijn hoofd. Op dat moment laaiden de vlammen hoog op en moesten ze beiden een paar stappen achteruit doen. Hier was ook geen doorkomen aan, dacht Jake. Misschien hadden ze via de steeg kunnen ontsnappen. Hij rende in de richting van de steeg, maar ook daar kwam hij niet ver. De oostelijke muur bleek volledig ingestort. Blussen had geen zin meer; de brandweer concentreerde zich inmiddels op het nathouden van de omringende panden om verspreiding van het vuur te voorkomen. Waar waren ze? Waar waren Jianne en Po in vredesnaam?

Weer kon Jake niet verder. Weer werd hij achteruit gedreven door de verzengende hitte. Po kende wel tien manieren om de steeg te verlaten, maar de vraag was of ze wel op tijd het gebouw uit hadden kunnen komen. Hij staarde naar de bovenverdieping. Weg waren de ramen en de rolluiken. Weg was de slaapkamer die hij met Jianne had gedeeld. Het enige wat hij zag, waren hoog oplaaiende vlammen.

Nee! Daar was ze vast niet. Daar kon ze niet zijn; daar mocht ze gewoon niet zijn.

‘U moet hier weg, sir,’ zei iemand van het ambulancepersoneel. ‘Iedereen wordt verzocht bij het vuur vandaan te blijven.’

‘Maar ik woon hier,’ zei hij. ‘Met mijn vrouw en mijn jongen. Hebt u ze soms gezien?’

‘Nee, sir, maar als u even meeloopt naar de ambulance, dan kunt u daar wachten –’

‘De steeg aan de achterkant,’ zei Jake. ‘Ze zijn vast via de achterkant naar buiten gegaan…’ Hij was al onderweg. Met het hart in de keel vocht hij zich een weg door de mensenmassa. De politie was bezig het hele blok af te zetten, maar gelukkig kende Jake een sluiproute. Hij rende een restaurant in dat uitkwam op de steeg erachter. Hij kende de eigenaars, die hem zonder meer naar achteren lieten doorlopen. Nee, ze hadden Po niet gezien, en zijn vrouw ook niet.

Het nauwe steegje stond vol vuilcontainers, want er kwamen meer eethuisjes op uit. Ook daar was de brandweer al aan het spuiten. Aan deze kant van de dojo leken ze het vuur redelijk onder controle te hebben; het gedeelte waar de gastenkamers waren stond in elk geval nog overeind.

‘Jianne!’ schreeuwde hij. ‘Po!’ Boven op het dak van een pand iets verderop zag hij iets bewegen. Hij zag alleen een silhouet.

‘Sensei! Hierboven!’

Half grommend, half snikkend zocht Jake steun bij de muur. ‘Is Jianne bij je?’

‘Nee, ik ben alleen.’

‘Waar is ze dan?’ riep hij met overslaande stem.

‘Weet ik niet.’

De nachtmerrie was nog niet voorbij…

‘Ik kwam via de achterdeur binnen!’ riep Po. ‘De boel stond toen al in de fik, maar nog niet zo erg als nu. Ik ben meteen naar de keuken gerend, maar daar was ze niet. Misschien was ze boven, maar ik kon de trap niet meer bereiken, want de zaal stond intussen al in lichterlaaie.’

Jake boog zich voorover en steunde met zijn handen op zijn knieën. Zijn ogen prikten van de rook. ‘Je gaat toch geen brandend huis binnen, Po! Je bent niet goed wijs!’

‘Dat zou jij toch ook hebben gedaan?’

Jake haalde zuchtend een hand door zijn haren.

‘Ik kan vanhier het raam aan de achterkant zien!’ riep Po. ‘Als Jianne boven was toen de brand uitbrak, is ze waarschijnlijk via dat raam in de dakgoot gestapt. Vandaar kun je je op het dak van de gastenkamers laten zakken, en van het dak ben je zo op de grond. Het is goed te doen.’

Jake kreeg weer hoop. Hij ging rechtop staan en deed een paar stappen. De muur was al bijna te warm om aan te raken. Plotseling hoorde hij een luid geraas, en met een oorverdovend gekraak stortte het dak van de dojo in. Hij keek omhoog. Waar was Po gebleven? ‘Po!’ Hij sprintte naar de achteruitgang van het gebouw, waarop hij Po zo-even nog had zien zitten. De deur was niet gesloten. Hopelijk was er daarboven ergens een raam. Hoe kwam die knul anders beneden? Hoe was hij eigenlijk op dat dak gekomen?

‘Po!’ brulde Jake door het trappenhuis.

Het bleef stil. Geen snelle voetstappen van een jongen die de trap af rende. Zou hij soms al buiten zijn? Jake ging de straat op. Daar heerste chaos. De politie was bezig mensen te evacueren. Overal klonken sirenes. Iedereen werd uit het gebied verdreven, terwijl Jake er juist in wilde.

Opeens stond Po voor zijn neus, met verschroeide haren en een gezicht vol zwarte vegen. Een van zijn armen was lelijk verbrand. Zonder erbij na te denken, tilde Jake de jongen op en drukte hem aan zijn borst.

‘Je had daar nooit naar binnen mogen gaan,’ zei hij schor.

‘Jij zou het ook hebben gedaan.’

‘Kom, laten we maar gauw wat aan die arm van je gaan doen.’

‘Nee.’ Po klemde zich aan hem vast. ‘Eerst moeten we Jianne vinden. Ze loopt hier ergens rond. Ik weet het zeker.’

Ze liepen tegen de stroom mensen in, vergeefs zoekend naar een gezicht. Langzaam begonnen ze de moed te verliezen. Jake belde Luke op. Zijn broer en Maddy bleken op zoek te zijn naar hen. Ook zij hadden Jianne niet gevonden. Ze spraken af elkaar op de hoek te treffen. De straat zelf was nu afgezet, en iedereen werd op afstand gehouden. Jake kromp inwendig ineen bij het horen van het luide gekraak waarmee weer een stuk van het dak van zijn huis omlaagkwam.

‘Po moet verzorgd worden,’ was het eerste wat hij tegen Luke en Maddy zei. ‘Hij heeft brandwonden opgelopen.’

‘Nee,’ protesteerde Po. ‘We moeten Jianne eerst vinden.’

Jianne vinden. Het kwam niet eens in Jake op om bezwaar te maken. ‘Goed,’ zei hij. ‘Die kant op.’

‘Nee, wacht.’ Madeline was niet minder ongerust, maar ze kon in elk geval nog helder denken. ‘Als ik nu eens met jou naar die ambulance ga om iets aan die arm van je te laten doen? Jianne kennende, zal dat bovendien de eerste plaats zijn waar ze jou zal zoeken.’

‘Ze heeft gelijk,’ zei Luke tegen Po. ‘Jij gaat met Maddy naar de ambulance; Jake en ik gaan een ronde door de buurt maken.’

Een plan. Een zinnig plan. Luke liep linksom het huizenblok, Jake rechtsom, zoekend tussen de zee van hoofden naar dat ene gezicht. Ze moest hier ergens rondlopen. Ze moest er gewoon zijn. Hij zou haar vinden.

Hij liep, zoekend, hopend, terwijl achter hem zijn huis in een ruïne veranderde.

Geeft niets, liefje. Het is maar een huis…

Dat zou hij tegen haar zeggen als hij haar had gevonden. Het was maar een huis, en gelukkig was er niemand thuis.

Hij zag zoveel gezichten, maar niet het gezicht dat hij het liefst wilde zien. Opeens werd hij getroffen door een gedachte: zou Zhi Fu haar soms hebben ontvoerd? Misschien was dat de verklaring voor het feit dat hij haar maar niet kon vinden, dat Po haar ook helemaal niet had gezien. Beter dat dan dat ze dood was. Ze mocht niet dood zijn.

Hij merkte dat hij stilstond en naar de gezichten van de mensen staarde. Doorlopen, hield hij zich voor. Doorlopen en goed kijken. Toen hij de hoek omsloeg, meende hij een glimp te zien van het gezicht dat hij zo wanhopig graag wilde zien. Zijn hoop laaide op, en met hernieuwde energie zocht hij verder. Daar! Opeens zag hij haar – Jianne!

Gehavend en besmeurd, net als Po vol zwarte vegen. Met haar shirt aan flarden en bebloede knieën. Maar ze was er nog. Ze ademde en liep en was op zoek naar hem. Toen zag ze hem. Ze hield abrupt haar pas in. De vreugde en de opluchting in haar ogen raakten hem diep.

Langzaam en met onzekere tred kwam ze naar hem toe gelopen. Hij kwam haar tegemoet, al net zo onvast op zijn benen.

‘De dojo is er niet meer,’ was het eerste wat ze zei.

‘Ik weet het.’ Zij was er daarentegen nog wel, dacht hij, terwijl hij een verschroeide haarlok uit haar gezicht streek. ‘Het geeft niet.’ Hij zou haar in zijn armen willen nemen. ‘Heb je ergens brandwonden?’

‘Ik weet het niet,’ antwoordde ze hees. ‘Alles doet wel pijn, maar ik denk niet dat ik brandwonden heb.’

‘Je bent dus inderdaad via het raam aan de achterkant naar buiten geklommen,’ concludeerde hij. ‘Precies wat Po al dacht.’

‘Inderdaad.’

Hij legde een hand tegen haar wang en keek haar aan. ‘Ik dacht echt dat ik je ditmaal voorgoed kwijt was…’