4
Lieve Elizabeth,
Vannacht heb ik voor het eerst in mijn leven met een vrouw gevrijd die ik nooit eerder had ontmoet en die ik ook nooit meer zal ontmoeten. Als je me zou vragen: Hoe was ze? zou ik zeggen: Denk aan appelen. Haar borsten leken net appels, haar wangen bloosden als appeltjes en ook als ik haar billen streelde, was het of ik twee appels in mijn handen hield. Vanmorgen toen ik wakker werd, was ze verdwenen. Ik draaide me op mijn zij en sliep diep en rustig tot na de middag. Ik drukte mijn gezicht in haar kussen en kon haar ruiken. Zo wist ik dat ik onze ontmoeting niet had gedroomd. Lieve Elizabeth, waarom heb ik dit nooit eerder gedaan?
Ik had niet gedacht dat ze naar mijn kamer zou komen. We hadden met elkaar gepraat en naar elkaar geglimlacht, maar ze reisde samen met haar vader. Toen ze mijn kamer binnenkwam, legde ze een vinger op haar lippen. Ik mocht alleen kijken hoe ze uit haar nachtjapon stapte en naast me kwam liggen. Ze moest mijn hand zelf op haar borst leggen, anders had ik haar niet durven aanraken. Toen kon ik me niet meer beheersen en wilde ik zo vlug mogelijk in haar zijn. ‘Kijk me aan,’ beval ze. Ik mocht mijn ogen niet sluiten. Ooit hoop ik met jou in dat hotel te slapen. Alles was er van hout, steen of glas. In de tuin liepen schapen tussen oude fruitbomen. Er was een waterput.
Ik denk dat ik me nu pas van mijn moeder heb losgemaakt. Zij zei altijd dat als je respect had voor een vrouw, je haar niet aanraakte tenzij je van plan was met haar te trouwen. Ik ken de naam van mijn appelmeisje niet, maar mijn respect voor haar was zo groot dat ik elke vierkante millimeter van haar huid wilde zoenen en strelen. Zonder jou, Elizabeth, zou ik dit nooit hebben gedaan. Jij hebt iets in mij bevrijd. Ik was zo’n braaf kind. Als ik een vriendje had dat door mijn moeder niet werd goedgekeurd, dan zou ik het niet in mijn hoofd hebben gehaald om nog met hem te spelen. Maar als je altijd doet wat je wordt opgelegd, weet je op den duur niet meer wat je zelf wilt. Toen ik me inzette voor de wetswinkel, deed ik tenslotte ook maar wat van onze generatie werd verwacht. Ik denk dat ik niet wist hoe ik moest leven en daarom het gedrag van andere mensen imiteerde. Ik wil ontdekken wat goed is voor mij. Ik wil leren luisteren naar mijn hart. Ik wil zwak en naakt zijn.
In de nacht van zondag op maandag heb ik in een verlaten hotel in Wissant een jonge man gezoend. Ik schrok van mijn eigen heftigheid. Toen ik thuis was, droomde ik van hem, en ook overdag genoot ik van de herinnering aan die kus. Misschien heb ik daarom besloten naar Wissant terug te keren, niet om met die jongen iets te beginnen, maar om mezelf te leren kennen. Ik wil aan de vooravond van mijn vijftigste verjaardag ontdekken wie ik ben. Ik wil achterhalen waarom ik nauwelijks herinneringen heb aan mijn vader alsof ik alleen het kind van mijn moeder was. Waarom had ik zo vaak hoofdpijn?
Eén ding weet ik, lieve Elizabeth, jij bent goed voor me.
Paul
Ik had iets over Marius moeten schrijven, dacht hij nadat hij de brief op de post had gedaan, ze zal boos zijn dat ik niet naar Marius’ gezondheid informeer. Hij draaide haar nummer, maar kreeg het antwoordapparaat aan de lijn en legde neer.
‘Om hoe laat gaat morgen de bus naar Wissant?’ vroeg hij aan de receptioniste.
‘Tien over negen. Ik moest u dit nog geven.’
Hij scheurde de envelop open. Een bloem viel op de grond. Op een briefje waren een naam en een adres genoteerd. Hij bloosde.
‘Weet u waar Tardinghen ligt?’
Ze wees het hem aan op de kaart. Het lag vlak bij Wissant! Hij had haar niet willen zeggen hoe hij heette of waarheen hij onderweg was. Hun ontmoeting, dacht hij, had zich afgespeeld op een eiland. Ze hadden een deurtje opengetrokken naar een tovertuin en toen ze die verlieten, bleken de wijzers van de klok te hebben stilgestaan. Isabelle Mauroy. ‘Gooi dat weg,’ snibde zijn moeder in zijn oor. ‘Ze is veel te jong voor jou,’ zei Maja’s rustige stem. Wat zei hij? Wat zei Elizabeth? Hij stopte het briefje als bladwijzer in zijn boek. In de bus de volgende dag nam hij het uit zijn tas en las het verslag van de lijkschouwing. Hij had het boek veel sneller moeten lezen want nu kon het hem geen moer meer schelen wie de moordenaar was van de jonge vrouw van wie het lijk aan de voet van een hoge cliff was gevonden. Ze had maar niet ’s avonds alleen moeten gaan wandelen. Toch las hij het slot nog niet. Hij kon nog altijd de smaak te pakken krijgen. Hij veegde het raampje schoon en keek naar het desolate landschap. Zou hij hier ooit kunnen aarden?
‘Is kamer veertien vrij?’
‘Nee,’ zei Pierre. ‘U bent terug.’
‘Ja. Is Jacques er niet?’ Paul nam een miniatuurtank van het metalen tafelblad en bewonderde de zorg waarmee de kleinste details waren uitgevoerd.
‘Nee. Alsjeblieft. Kamer eenendertig.’
De glazen deur werd opengeduwd. In de tocht waaiden papieren van Jacques’ bureau op. Paul besefte dat de tank als presse-papier werd gebruikt en zette hem gauw neer.
‘Op de derde?’
‘Ja. In de schouw van de boot. Het is de enige gastenkamer daar.’ Pierre glimlachte vriendelijk. Wat jammer voor het hotel, dacht Paul, dat de barman niet altijd de gasten onthaalde. Hij zeulde zijn tas twee verdiepingen omhoog, maar vond de trap niet naar de derde, en ging zitten op de brits waarop hij op aanwijzing van Selma enkele nachten geleden het iele jongetje te slapen had gelegd. Hij keek om zich heen en besloot dat de trap achter het groene gordijn moest liggen. Hij schoof het opzij en zag een smalle, steile, houten trap waarop geen kleed lag. Hij haalde diep adem, maar nog voor hij halverwege was, hoorde hij een boze stem.
‘Wat doet u daar?’
Een zware vrouw stond met haar handen in haar zij en met gespreide benen aan de voet van de smalle trap. Haar blauwgeruite nylon schort hing open.
‘Ik zoek mijn kamer.’
‘Alleen het personeel heeft daar zijn kamers.’
‘Er is me gezegd dat…’ Hij kwam de trap af. ‘Kijk, eenendertig.’ Hij liet zijn sleutel zien. De vrouw bestudeerde de koperen kogel, mompelde het kamemummer en sloot de sleutel met kogel en al in haar vette hand. Toen richtte ze haar oogjes wantrouwend op de indringer.
‘Waarom bent u teruggekomen? Niemand komt ooit zo gauw terug. Wat zoekt u boven?’
‘Mijn kamer, dat zei ik toch.’
‘Wie heeft u die sleutel gegeven?’
‘De man die meestal achter de bar staat.’
‘Die man is een dwaas. U zult elders een kamer moeten zoeken. Pierre heeft u die sleutel gegeven omdat alle kamers verhuurd zijn, maar u kunt niet boven slapen. Niemand kan daar slapen. Het hotel zit vol.’ Ze stapte opzij om hem door te laten. Verbouwereerd staarde hij naar het pafferige gezicht.
‘Kan ik niet beter zelf de sleutel teruggeven?’
‘Dat doe ik wel. Ga nu, vooruit.’
Ik ben geen hond, dacht hij, maar hij kon bezwaarlijk proberen de zware vrouw te overmeesteren om haar de sleutel afhandig te maken. Toen hij nog even over zijn schouder keek, was ze verdwenen. Hij stond stil, spitste zijn oren en hoorde treden kraken. Hij had durven zweren dat ze recht naar kamer eenendertig ging. Wat moest hij beneden zeggen? Dat hij was aangerand door een potige schoonmaakster?
De hand waarin de sleutel van kamer eenendertig was gesloten, zweette. Het was een onaantrekkelijke ruwe hand waaraan geen enkele ring zat. Louise verstevigde haar greep en balde ook haar andere hand. Hoe lang wist Pierre al waar die sleutel lag? Waarom had hij het voor zich gehouden? En waarom had hij hem in hemelsnaam aan een vreemdeling gegeven? Haar hart bonsde, ze voelde het bloed kloppen in haar slapen, haar polsen en haar keel. Hoe lang was het geleden? Pipo was nog geen drie toen ze wegging. Ze was de enige in het hotel die ooit aandacht voor haar had gehad. Hoe dikwijls had ze haar niet bij zich geroepen en haar iets toegestopt, een tas, een zakdoek, een ceintuur? Louise trilde op haar benen van de zenuwen, bijna alsof ze mevrouw zelf ging terugzien. Zeven jaar! Ze zou tegen Jacques zeggen: Dit heeft lang genoeg geduurd. Ze komt niet terug. Je geeft die kamer aan de jongen. Zij en Jacques hadden in de mooiste kamer van het hotel geslapen, maar dat was niet genoeg voor haar geweest. Ze had een kamer voor zich alleen gewild. Toe, Jaco, er zijn hier zoveel kamers. Na de trouwpartij had ze Jacques het hotel laten sluiten, en het mocht pas weer open nadat hij in elke kamer met haar de liefde had bedreven. Dat verkondigde ze openlijk, iedereen mocht dat weten, moest het zelfs weten! En nog geen jaar later deed ze het in diezelfde kamers met een ander! Jaco, je snurkt te luid en je voeten stinken. Een vrouw heeft privacy nodig, Jaco. Privacy, haar reet. Jacques had moeten zeggen: Je bent mijn vrouw en je slaapt bij mij.
Louise stak de sleutel in het slot van kamer eenendertig en haalde diep adem. Al die jaren had ze hiernaast geslapen zonder te weten hoe mevrouw haar kamer had achtergelaten. Wat ze had meegenomen, wat niet. Ze draaide de sleutel in het slot en duwde de deur open. Aan de muur hingen de griezelige houten maskers die vroeger in hun slaapkamer hadden gehangen en die ze zou hebben geërfd van een oom die veel had gereisd. Waarom hing Jacques ze niet beneden maar hier, waar niemand er iets aan had? Haar voet stootte tegen een kartonnen doos. Ze bukte zich, sloeg de flappen van de doos open en zag flesjes parfum en make-up, armbanden en kettingen. Jacques moest alles wat ze niet had meegenomen, hier hebben gedumpt. Haar boeken stonden er nog, drie rekken vol, allemaal over liefde, ze had gedacht dat Jacques die wel had weggegooid. Lees, Louise, wees niet bang, het mag. Toen ze weigerde, had ze haar een stuk voorgelezen. Over een vrouw die bij de kapper haar fantasieën in de spiegel zag. Het stond er in de kleinste details beschreven. Wat ze met hem deed. Hoe hij bleef knippen terwijl zij hem aftrok. Louise, had ze gezegd, wij gaan samen zo’n boek schrijven, jij en ik, het is heel eenvoudig, je moet alleen je dromen zorgvuldig noteren, vertel me je dromen, je vuile vieze dromen waar je met niemand over durft te praten, die wil ik horen want dat willen de mensen lezen. Wat heb je gedroomd, Louise? Ik zal beginnen. Luister. Ik liep in een winkelstraat op zoek naar een verkoopster die me op een heel bijzondere manier zou helpen bij het passen. Ze moest mijn borsten strelen, ik had geen kleren nodig, ik moest iemand hebben die mijn borsten zou strelen, mijn borsten schreeuwden erom, ik had geen ogenblik rust. Eindelijk vond ik mijn verkoopster, we keken elkaar aan en ik wist dat ze begreep wat ik nodig had. Ik kocht kleren bij haar, en nog meer kleren, al mijn geld gaf ik in die winkel uit, maar het was het waard, Louise, die vrouw wist precies wat ik wilde, hoe ik het graag had. Hoe vind je die droom, zullen we daarmee ons boek beginnen? Je moet je niet zo generen, Louise, je bent te ernstig. Dat komt van al dat schoonmaken. Kijk naar mij, ik heb in mijn hele leven nog geen dweil vastgehad. Loop niet weg, Louise, kom bij mij, kijk naar mijn handen, kijk naar jouw handen, wie is de slimste van ons beiden? Waarom had ze die dingen gezegd? Wilde ze dat Louise haar borsten zou strelen, dat ze zou hebben gezegd: Laat ik die verkoopster zijn, mevrouw, om haar dan uit te lachen. Louise, denk je dat ik mijn borsten door een schoonmaakster zou laten strelen, kijk naar je handen, Louise. Zulke ruwe handen. Een slechte, slechte vrouw was het. Had ze werkelijk gezegd: Louise, laat ik je borsten strelen, of had Louise alleen honderden keren verwacht dat ze dat zou zeggen, gehoopt?
Ze trok haar kleerkast open en herkende meteen haar jurken, bloesjes, accessoires. Waarom had ze al die spullen achtergelaten? Ze nam een gebloemde sjaal en sloeg hem over haar schouders. Voor ze met Jacques sprak, zou ze hier met Selma komen, het was zonde om die kleren te laten hangen. Ze zouden een beetje ruim zitten voor Selma, maar het was beter dan wat ze nu droeg. Ze nam haar foto van de schouw en bestudeerde het lachende gezicht. Waar zou ze zijn? Wat zou ze doen? Ik kocht kleren en kleren, Louise, waarvoor ik nooit de tijd zou hebben om ze allemaal te dragen, als ze me maar bleef strelen, masseren, likken…
‘Klaar met je werk?’
Louise liet de foto vallen. Pierre raapte het lijstje op.
‘Kijk wat je hebt gedaan. Het glas is gebroken. Wat zal Jacques zeggen?’
‘Waarom laat je me zo schrikken?’
‘Als jij schrikt, dan heb je iets op je geweten.’ Hij nam een lange rode jurk en hield hem voor haar brede lijf. ‘Hij moet erg veel van haar hebben gehouden. Wat ben je van plan?’
Ze nam de sjaal van haar schouders en legde hem terug.
‘Zeg liever wat jij van plan bent. Waarom geef je die sleutel aan een van de gasten?’
‘Jammer dat je zo vet bent, Louise, anders kon je met oud en nieuw uitgaan in deze jurk. Zou het kunnen dat jij en ik hetzelfde plannetje hebben? Dat we allebei vinden dat dit hotel te klein wordt om kamers ongebruikt te laten?’ Hij zette een bordeauxrood hoedje op haar schrale grijze haren. ‘Eerder iets voor Selma, denk je niet? Alleen, als hier ook maar iets verdwijnt, zal Jacques het weten. Je denkt toch niet dat hij vergeet wat hij ooit voor haar heeft gekocht?’
‘Ik heb werk,’
Pierre nam een masker van de muur en hield het voor zijn gezicht.
‘Hij zou die maskers aan Selma moeten geven.’
‘Het was Pipo’s moeder.’
‘Is. Wat moet Pipo hiermee?’
‘Nu niets. Later misschien wel.’
Hij legde het masker op de schouw en hing de jurk in de kast. Hij ging achter haar staan en legde zijn handen op haar borsten.
‘Hoe komt het dat een vrouw met memmen als jij geen kinderen heeft?’
Ze sloeg zijn handen weg.
‘Voor wie wil jij deze kamer?’
‘Voor mezelf. Mijn vrouw heeft ontdekt dat ik hopeloos verliefd op jou ben en nu wil ze me weg.’
‘Wat!?’
‘Ik vlieg eruit.’
‘Waarom?’
‘Waarom, waarom. Ik maak soms een omweg als ik hier klaar ben. Ze heeft een detective gehuurd en me laten betrappen.’
‘Hoe wist jij waar de sleutel lag?’
‘Ik heb gekeken op de voor de hand liggende plaats: in de lade van zijn bureau. Jacques is zo dikwijls weg naar zijn bunker dat ik vrij spel had en in alle rust kon rondsnuffelen. Louise, je gaat me toch niet dwarsbomen?’
‘Ik wil dat Pipo deze kamer krijgt. Het is zijn moeder.’
‘Hoe nobel. Alleen geloof ik er niets van. Jij wilt niet langer dat hij pist in jouw bedden. Maar als hij in deze kamer pist, moet het bed net zo goed worden verschoond.’
‘Maar niet door mij.’
‘Als ik aan Jacques zeg dat ik blijf op voorwaarde dat ik de kamer krijg, heeft hij geen keuze.’
‘Ik kan ook zeggen dat ik blijf op voorwaarde dat Pipo de kamer krijgt. Hij is geen kind meer. Jacques zal moeten kiezen tussen jou en mij.’
‘Louise, schatje, het zou toch mooi zijn als wij kamers naast elkaar hadden?’
‘Wie is het?’
‘Wie?’
‘Met wie je bent betrapt?’
‘Foei, Louise. Zo nieuwsgierig. Ik zei je toch dat jij mijn grote liefde bent.’
‘Ik heb werk.’
‘Ik ook. Er is niemand beneden buiten die nieuwe ober. Geef me de sleutel, lieveling.’
‘Leg hem terug op zijn plaats. Zeg nog niets aan Jacques.’
‘Waarom niet?’
‘We moeten eerst nadenken.’
‘Ik heb niet veel tijd.’
‘Geef me een week. Er moet een oplossing bestaan waarmee we allebei vrede kunnen hebben.’
Ze raapte de glasscherven op en legde ze naast de foto op de schouw. Met haar wijsvinger tekende ze een ypsilon in het stof. Y voor Yvette. Mevrouw Yvette Perrin. Jacques zou het niet merken als hier iets verdween. Hij had al die jaren geen stap op de kamer van zijn vrouw gezet, anders had ze dat wel geweten.
Paul bestelde een tweede kop koffie. Er was nauwelijks volk in de gelagkamer, hij geloofde niet dat het hotel vol zat. Waarom bleef hij hier nu bleek dat niet alleen de hotelbaas maar ook het voltallige personeel onbeschoft was? Die barman had het ook al niet nodig gevonden zich te verontschuldigen. Hij had Paul niet laten uitspreken, maar was in paniek naar boven gestormd. Elizabeth had gelijk. Hij had nog nooit zulke onbeleefde mensen ontmoet.
De barman kwam lichtjes hijgend de gelagkamer in. Hij streek zijn haar glad, legde zijn hand berouwvol op zijn borst en boog zelfs naar Paul.
‘Excuseer,’ zei hij, ‘ik dacht dat die kamer in orde was gebracht. Vijftien komt zo voor u vrij.’
Paul glimlachte, niet omdat hij kon blijven of omdat die man zich toch verontschuldigde, maar omdat hij Selma de glazen deur zag openduwen. Ze droeg een bruine plooirok en bruine wollen kousen die om haar enkels slobberden. Hij ging staan om haar dag te zeggen en haar de chocolaatjes te geven die hij voor haar had meegebracht, maar ze deed of ze hem niet kende.
‘Ben je klaar met vijftien, Selma?’
‘Ja.’
Ze liep naar de bar en nam een flesje limonade. Ze steunde met haar voet tegen de muur en keek de andere kant op.
‘Uw sleutel,’ zei Pierre.
‘Hoeveel krijgt u voor de koffie?’
‘Niets.’
Het was inderdaad het minste wat hij kon doen om zijn brutaliteit van daarnet goed te maken. Maar waarom deed Selma nu zo vreemd? Hij nam zijn tas en ging hoofdschuddend de trap op. Hij zou de chocolaatjes aan het jongetje geven, of misschien moest hij ze zelf maar eten. Na zijn twaalfde had hij van zijn moeder geen chocola meer gekregen, want snoepen was voor meisjes. Jongens werden er zwak van. Hij nam Maja’s foto uit zijn tas en tikte op het glas. ‘Sorry dat ik je vorige keer niet bij me had.’ Hij wilde een hapje eten maar niet in dit gekkenhuis. Er werd geklopt.
‘Paul? Je bent terug.’
Als een schuchter schoolmeisje stond ze te pulken aan de mouw van haar schort. Zijn hart smolt.
‘Lust je chocola?’
‘Ik ben dol op chocola. Waarom ben je teruggekomen?’ Ze opende de doos en stopte twee chocolaatjes in haar mond. ‘Ook trek? De mama van Pipo zei altijd dat ik van al die chocola even bruin aan de binnenkant zou worden als van buiten. Waar is je vrouw?’
‘Thuis.’
‘Hier is een moord gebeurd. Een zwart meisje. Ze hebben haar opengesneden, vol met zand gestopt en in zee gegooid. De politie dacht dat ik het was. Ze zijn hier gisteren geweest om te kijken of alles in orde met me was en toen hebben ze me bijna gearresteerd. Die oude heks met haar pruiken begon me plotseling van diefstal te beschuldigen. Ik moest met de politie mee, maar ze konden niets bewijzen, want ik heb ook niets van dat mens genomen. Jacques was razend. Hij gooit haar eruit als ze nog veel kabaal maakt. Kom je voor mij terug?’
‘Nee.’
‘Voor wie dan wel?’
‘Voor mezelf. Wanneer is die moord gebeurd?’
‘Dat weten ze niet. Maar ze lag al een tijdje in het water. Ze was opgezwollen en zag vaalgrijs of ze gebleekt was. Paul, je mag nooit meer met mij proberen te praten als Jacques of Louise of Pierre het zien, begrepen? Het is iets tussen ons. Zijn al die chocolaatjes voor mij?’
‘Allemaal.’
‘Denk jij dat ik een dievegge ben?’
‘Je hebt net al mijn chocola gestolen.’
Ze nam het kussen van zijn bed en gooide het naar zijn hoofd. Hij probeerde haar te vangen maar ze glipte de kamer uit. Na de nacht met Isabelle had hij zich jong gevoeld, nu voelde bij zich een welwillende opa die chocolaatjes kocht voor zijn onstuimige kleindochter. Kleine kokette feeks. Suggereren dat hij voor haar terugkwam! Hoe oud zou Isabelle zijn? Twintig? Vijfentwintig? Hij had Elizabeth die brief niet mogen sturen. Hij moest haar absoluut bellen en haar vragen hoe het met Marius was. 19, rue de la Paix, Tardinghen. Hij nam het briefje uit zijn boek, scheurde het in kleine snippers en spoelde het door. Zodra Jacques terug was, zou hij hem vragen of hij de telefoon mocht gebruiken. Hij zou Elizabeth bellen of op haar antwoordapparaat iets inspreken. Jammer dat veertien niet vrij was. ‘In deze kamer werd Paul Jordens voor het eerst in zijn leven afgezogen.’ Isabelle had het ook gedaan. Misschien deden alle vrouwen het, behalve Maja. Lieve Elizabeth, de nacht met Isabelle had niets te betekenen. Ik heb het je verteld omdat ik wil dat jij alles over mij weet. Als je me nu nog aanvaardt, dan geloof ik dat je van me houdt. Ik heb Maja nooit bedrogen. Ze zou als een oester zijn dichtgeklapt. Ze zou niets hebben gezegd maar ik zou het elke seconde van de dag hebben gevoeld. Waarom verraad ik dat meisje? dacht hij. Waar ben ik bang voor? Ik heb Elizabeth toch nooit beloofd dat ik niet meer met iemand anders zou vrijen. Ik meende elk woord van die brief. Maar daarom hoefde je hem nog niet op te sturen, Paul. Welke vrouw leest nu graag dat haar minnaar een fantastische nacht met iemand anders heeft beleefd? Schrijf een brief waarin je jouw bezorgdheid over Marius uit. Zeg: Elizabeth, als je wilt, keer ik meteen terug. Of nodig haar uit om naar Wissant te komen. Huur iets, want in dit hotel wil ze geen stap meer zetten. Hij had het haar beter kunnen vertellen dan schrijven. Hij keek in de wc-pot. Alle snippers waren verdwenen, maar hij kende het adres uit zijn hoofd. 19, rue de la Paix, Tardinghen. Hij trok een dikke trui aan en warme sokken. Dit keer had hij rubberlaarzen en een regenjas met een capuchon meegebracht, maar nu regende het natuurlijk niet. Hij moest zich bedwingen om Maja’s foto niet om te draaien. Net als vroeger had hij het gevoel dat ze hem stille verwijten maakte. Hoe kun jij op stap gaan terwijl ik in mijn graf lig?
Hij was van plan geweest om op het gemeentehuis naar het spookhotel te informeren, maar het was gesloten, dus ging hij het immobiliënkantoor binnen.
‘Kunt u me misschien zeggen wie de eigenaar is van het verlaten hotel in de duinen?’
‘Wat gek,’ zei de vrouw, ‘u bent de tweede deze week die me dat vraagt. Volgens mij is het van de staat. Wie dat opnieuw bewoonbaar wil maken, moet heel veel geld hebben. Bent u geïnteresseerd?’
‘Niet echt. Om te beginnen wil ik een klein huisje huren.’
‘Hier in Wissant heb ik alleen appartementen of villa’s. Voor huisjes moet u in Audinghen of Tardinghen zijn. Hebt u een auto? De bus komt daar niet.’
‘Nee.’
‘Misschien kunt u een brommertje huren, of een fiets. In Tardinghen hebben we een enig huisje vlak aan zee. Andere jaren huurt mijn zoon het in december, maar hij kon zich niet vrijmaken. Als u het ziet, wordt u er verliefd op.’ De vrouw nam haar jas van de kapstok en sloot haar bureau af. ‘De eigenaars komen er zelf tussen Kerstmis en nieuwjaar, maar dan kunt u voor enkele dagen naar een hotel of kunnen we een alternatief voor u zoeken.’ De vrouw hield het portier van haar auto voor hem open. ‘Kent u Tardinghen?’
‘Nee.’
Eenmaal in de dorpskom verwachtte hij elk ogenblik Isabelle op straat te zien lopen. Voorbij de kerk sloegen ze een smalle, kronkelende weg in met aan weerszijden hoge bermen.
‘Dit is eigenlijk Le Châtelet, een gehucht van Tardinghen.’
Hij ontspande zich. De vrouw parkeerde haar auto beneden aan de weg. Het huisje lag verder in de duinen. Hij begreep waarom ze had gezegd dat hij er verliefd op zou worden. Als Maja nog had geleefd, zou ze hem hebben aangekeken en nauwelijks merkbaar hebben geknikt. Nu fluisterde ze: Paul, denk goed na voor je iets beslist. Als je dit huurt, zal je onvermijdelijk vroeg of laat Isabelle tegen het lijf lopen. Ben je zeker datje haar terug wilt zien? En hoe zal Elizabeth reageren? Je was toch van plan om haar hier uit te nodigen?
‘Het moet hier erg eenzaam zijn.’
‘O ja, daarom is mijn zoon er ook zo dol op. Denk er rustig over na. Logeert u in Wissant?’
‘Ja, in Le Bateau Guizzantois.’
‘Bij Jacques Perrin. Wij hebben samen op school gezeten. Harde werker, die Jacques. Zal ik u bij het hotel afzetten?’
‘Liever bij het strand, als dat voor u geen al te grote moeite is.’
Op het strand liet hij zich op zijn knieën vallen en dacht aan het meisje dat bij Cap Blanc-Nez als een potvis was aangespoeld. Ook de vrouw van het immobiliënkantoor had het erover gehad. Hoe ze eerst hadden gedacht dat ze zwanger was, maar toen hadden begrepen dat haar buik was opengemaakt, met zand gevuld en dichtgenaaid. De wind sneed in zijn wangen. Jaren geleden was hij in een zandkuil geduwd die hij zelf had moeten graven. Hij was op het strand gekomen met zijn emmer en schop, en jongens die hij niet kende, hadden een kring om hem heen gevormd. Wat een mooie schop! Met zo’n schop moetje een kuil graven! Toen de kuil diep genoeg was, hielpen ze hem er niet uit, maar vulden de kuil met zand en holden joelend weg. Hij zat volslagen klem, kon alleen zijn hoofd bewegen. Waarom had hij geen oudere broer gehad die het voor hem opnam? Waar was zijn vader toen? Als hij om hulp riep, kreeg hij zand in zijn mond. Iemand had hem ten slotte bevrijd, een toevallige passant, hij wist niet wie. Zonder de man te bedanken was hij naar zijn moeder gerend. Ze zat te zonnen. Ik treur, dacht hij, om het jongetje in de zandkuil. Ik treur om het jongetje dat zo eenzaam was dat zijn beste speelkameraadje alleen in zijn verbeelding bestond. Ik treur om het jongetje dat oefende tot zijn handschrift een overtuigende kopie was van dat van de populairste jongen van de klas. Hij was iemand die door mensen in de steek werd gelaten. Was dat de sleutel? Mensen stierven of liepen lachend van hem weg. Hij zou mensen niet meer laten gaan. Hij zou hun duidelijk maken: blijf bij mij. Ik heb je nodig. En jou. Enjou. Maar wat deed hij dan in Wissant?
Zonder te kijken of Jacques in zijn kantoor was, liep hij naar zijn kamer. Hij was uitgeput. Toen hij wakker werd, was het donker. Hij ging naar beneden, vroeg aan Jacques of hij mocht bellen, draaide Elizabeths nummer maar kreeg haar verdomde antwoordapparaat aan de lijn. Hij zei dat hij hoopte dat zij en de kinderen het goed maakten. ‘Ik bel je morgen opnieuw. Ik zou willen weten of jij het een goed idee zou vinden als ik hier een huisje huurde. Het ligt in de duinen. Dag, dag.’
‘Zonder vrouw?’ vroeg Jacques.
‘Ja.’
‘En zonder auto?’
Paul knikte. Jacques droeg een groene legertrui. Op borsthoogte waren drie koperen sterren geprikt. Het stond Paul bij dat hij bij de jeugdbeweging met identieke sterretjes had rondgelopen.
‘Als je een tochtje wilt maken met de jeep, geef je maar een seintje. Ik kanje nu ook de Chunnelwerken laten zien. Een van de ingenieurs is een vriend van me.’
‘Leuk,’ zei Paul, maar hij ging meteen naar zijn kamer.
Zij heeft me natuurlijk ook in de steek gelaten, dacht hij plotseling. Een scène maken tot ik haar de auto geef en dan met gierende banden wegrijden. Ik ga je niet van me laten weghollen, Elizabeth, van mij niet en van jezelf niet. Ik wil dat het iets betekend heeft en betekent. Ik ben geen hoer.
Maar ’s nachts schrok hij wakker en zag met de helderheid die komt na enkele uren slaap, dat híj haar in de steek had gelaten. Hij had met haar naar de begrafenis van dat meisje moeten gaan. Hij had bij haar moeten blijven tot Marius uit het ziekenhuis was ontslagen. Hij moest haar bellen. Hij sloeg zijn jas over zijn schouders en ging naar beneden, maar de glazen deur was op slot. Hij hoorde stappen.
‘Selma?’
‘Wat doe jij hier zo laat?’
‘Ik kan niet slapen.’
‘Dan drinken we toch samen een kop warme melk.’
Ze glimlachte lief. Hij voelde zich erg oud.