6

Marius opende zijn ogen en zag Stella’s balletspullen door Paula’s logeerkamer dansen. Het was een blauwe nylon zak die werd dichtgesnoerd met een zwart touw waarin aan beide uiteinden een knoop was gelegd om rafelen te voorkomen. Voorbij de knoop was het touw een kwastje waarmee Stella hem kietelde, bij voorkeur onder zijn neus, of waarop ze met overgave zoog alsof het een geheime, verslavende substantie afscheidde. Als hij aan zijn zus dacht, zag hij het blauwe, vormeloze ding dat ze overal met zich mee zeulde zoals een kind zijn lievelingsbeer, maar dat ze dan plotseling van zich afstootte of gewoon vergat. ‘Stella, waar zijn je baltetspullen? Marius, heb jij Stella’s balletspullen gezien?’ ‘Nee, ik heb Stella’s balletspullen niet gezien.’ Maar de vraag gonsde door het huis, het gezeur viel niet te negeren. Nu werd naar de telefoon gegrepen en de vraag drong andere huizen binnen. Boeken en kranten werden neergelegd, het vuur onder kookpannen gedoofd, iedereen reageerde op de oproep, alleen Stella bleef onverstoorbaar. ‘Stella, waar heb je ze voor het laatst gezien? Stella, zou je niet helpen zoeken?’ ‘Ik zoek toch.’ ‘Nee Stella, dît is zoeken.’ Hij greep haar bij de pols, trok haar op de grond, dwong haar onder haar bed te kijken, ineenlade, achter eenkast. ‘Jedoetme pijn!’ ‘Kijk dan godverdomme!’ ‘Marius, doe je zus geen pijn!’

De naden van de zak gaapten, want al had Stella een boekentas en een sporttas en een logeertas, deze vod was haar fetisj waar haar schatten in werden gepropt: een cassette met een opname van een hoorspel dat zij met haar vriendinnen had geschreven en geregisseerd; een sleutelhanger met een groene pluchen gorilla wiens ogen rood oplichtten als je aan zijn rechterarm trok; een schelp waarin iets leefde toen ze hem had opgeraapt; een zakspiegeltje met op de rug een foto van Madonna, Verder zat er een trui in voor na het dansen, een handdoek om zweet weg te wissen, een haarborstel, zalfjes, beenwarmers. Als Stella haar balletpak uit de zak trok, werd de hele rotzooi mee uitgespuwd. Iedereen die ooit met Stella te maken had gehad, had meegezocht naar een oplossing voor het probleem. Er was aan een ruimere tas gedacht, of aan een tas in een opvallende, schreeuwende kleur. Op een gegeven moment waren er meerdere tassen in omloop, maar de ene na de andere raakte zoek. Alleen de blauwe nylon zak herrees telkens opnieuw uit het stof onder een kast, een bed of een bank.

Marius knipperde met zijn ogen en het beeld verdween. Hij zuchtte. Als Stella zijn dochter was geweest, zou er vandaag nog een punt achter dat ballet worden gezet. ‘Maar ze is je dochter niet, Marius.’ Kreupel had het haar gemaakt. Van een ballerina zou je verwachten dat ze als een vogeltje door het huis fladderde, maar Stella’s voeten waren soms zo toegetakeld dat ze zich alleen nog van de ene voet op de andere kon laten vallen. Als hij het niet meer kon aanzien nam hij haar in zijn armen, droeg haar naar de badkamer en gaf haar een bad. Als haar voeten een kwartier hadden geweekt, vijlde hij het eelt eraf en masseerde ze met amandelolie. Twee balletlessen later waren ze weer kapot. ‘Nee mama, ze is mijn dochter niet,’ zei hij luid, en hij gooide de donsdeken van zich af.

De logeerkamer was zo nadrukkelijk vrouwelijk dat hij zich afvroeg of er een mannelijke tegenhanger was en waarom Paula hem die niet had aangeboden. Op een grenehouten ladenkast stond een collectie lege parfumflesjes en op het nachtkastje lag een bloknoot roze briefpapier. De gordijnen, het laken en de kussenslopen waren van roze katoen gemaakt, en in de werveling van pasteltinten op de hoes van het dekbed dook hetzelfde roze op. Het tapijt was godzijdank wit, maar de wol was zo dik en zacht dat het onmiskenbaar voor verwende, luie voetjes was gemaakt. Thuis, bij zijn vader zowel als bij zijn moeder, hoorde hij dag en nacht het verkeer razen, maar hier was het onnatuurlijk stil. Zou Paula de tweeling weg hebben gestuurd? Een vogel wipte heen en weer op de vensterbank. Marius trok het raam open en hij vloog weg. Regen drupte van kroonlijsten en vensterbanken, wind wervelde tussen de bomen en droeg de laatste bladeren mee. De lucht was schoongeblazen op enkele witte slierten na, maar boven de kale kruinen van het bos staken nieuwe donkere wolken de kop op. Hij sloot het raam en het was muisstil.

Op het plankje boven de wastafel lag een tandenborstel voor hem klaar. Hij scheurde de plastic verpakking weg, kneep een slangetje tandpasta uit de minuscule tube en poetste langdurig zijn tanden. Hij liet zijn onderbroek zakken, legde zijn lul op de rand van de roze wastafel, pletste er water op en wreef hem zorgvuldig in met het stukje roze zeep. Hij ontblootte zijn eikel en liet de zeep schuimen. Hij trok de luxueuze badjas aan die aan de deur hing en voelde zich een prins. Zou Paula naakt slapen? Hij trok zijn onderbroek uit, gooide hem op de stapel kleren naast het bed en ging op zoek naar haar kamer. Gisteravond was hij met haar meegelopen omdat ‘een heer een dame tot bij de deur vergezelt’, maar toen hij met zwier een kniebuiging wilde maken, had hij zich gestoten aan een eikehouten kist. Een tinnen schotel was met veel kabaal op de tegels tussen de muur en de loper gekletterd.

Hij klopte zacht, ze antwoordde niet. Hij hield zijn hand klaar om opnieuw te kloppen, maar bedacht zich. Niet aarzelen, Marius. Gewoon doen. Hij duwde de deur open. Hij had zich van kamer vergist! De tweeling sliep dicht tegen elkaar in een breed bed. Verder waren van alle meubelstukken twee exemplaren in de kamer aanwezig: twee kasten, twee kaptafels, twee spiegels, twee leunstoelen en twee kapstokken, maar de tweeling zelf was tot één versmolten. Hun blonde haren staken boven het dekbed uit en waren zodanig verstrengeld dat het leek of hun hoofden alleen met een kam van elkaar zouden kunnen worden gescheiden. Marius liet de prinsesjes slapen en sloop naar de kamer van hun moeder.

Ze zat rechtop in bed met een leesbril op het puntje van haar neus en een groot gekartonneerd schrift op haar knieën. Hij trok de deur achter zich dicht en liep op het bed af. Satijn, dacht hij, die lakens zijn van satijn, en haar nachthemd ook.

‘Lekker geslapen?’

‘Moet je nu al weg?’

Hij schudde zijn hoofd.

‘Wat doe je?’

‘Facturen controleren. Zondag is facturendag. Zal ik het ontbijt laten brengen?’

Hij schudde zijn hoofd.

‘Wat wil je, Marius?’

Hij ging op het bed zitten.

‘Ik dacht dat de tweeling weg was.’

‘Waar zouden ze volgens jou moeten zijn?’

‘Ik weet het niet. Uit logeren misschien.’

Hij zag dat haar tepels twee punten drukten in de roomkleurige satijnen stof.

‘Heb jij hen gevoed?’

Ze knikte.

‘Ben jij niet gezoogd?’

‘Ik weet het niet.’

‘Heb je het je moeder nooit gevraagd?’

Hij schudde zijn hoofd, keek gefascineerd hoe de punten in het satijn scherper werden. Zonder naar haar gezicht te kijken boog hij zich naar haar toe en opende geconcentreerd de drie bovenste knoopjes van haar nachthemd. Ze had veel zwaardere borsten dan zijn moeder. Hij keek op. In haar gezicht had ze geen enkele sproet, maar op haar borsten telde hij een, twee, drie… negen sproeten op de linkerborst, en negen op de rechter, sommige niet meer dan een stip, andere zo groot als een vlek, een hele hofhouding van pages, kameniersters, gezelschapsdames voor hare majesteit de linkertepel en hare majesteit de rechtertepel. Hij boog zich dichter naar haar toe, kneep de ene tepel zacht tussen zijn wijs- en middelvinger, zoog voorzichtig op de andere. Een hand graaide in zijn haar en trok hem dichter naar haar toe. Hij kneep harder en zoog gulziger. Ver weg hoorde hij gekreun. Zijn vingers lieten de tepel los, kropen omhoog naar de hals, voelden bloed kloppen, gleden over haar kin naar haar lippen. Ze drongen in de mondholte, trokken zich terug, gleden opnieuw naar binnen. Heen en weer gingen ze als golven op het strand. Zijn lippen lieten de tepel los en gingen zijn vingers achterna over hals en kin, maar toen hij haar met zijn tong wilde binnendringen, duwde ze hem weg.

‘Dus toch niet voor mijn huis of mijn dochters.’

‘Wat zeg je?’

‘Ik dacht altijd dat je voor mijn huis kwam, of voor mijn dochters. Zoek je hier een moeder met wie je mag vrijen?’

‘Waarom doe je dit?’

‘Is het omdat je niet weet of je gezoogd bent?’

‘Paula, waarom doe je dit?’

‘Wat?’

‘Me wegduwen. Afkammen.’

‘Ik ben realistisch.’

‘Moeders kreunen niet als ze hun kind zogen.’

Ze zweeg. Haar handen zochten de knoopjes van haar nachthemd, maar hij duwde ze weg.

‘Wat wil je, Marius? Wat wil je echt?’

‘Ik wil datje nie serieus neemt. Oudere mensen doen altijd zo superieur. Wij maken geen kans want zij weten het allemaal beter.’

‘Zo is dat.’

‘Op een dag zal je niet meer met me spotten, Paula.’ Zijn stem klonk belachelijk hoog. ‘Dan zul jij bij mij aankloppen en zal ik facturen doornemen.’ Hij wist dat hij zich aanstelde maar kon zich niet beheersen. Ze probeerde op de staan, maar hij hield haar tegen.

‘Heb je littekens?’

‘Littekens?’

‘Van de zwangerschap. De bevalling. Zijn ze met een keizersnee gehaald?’

‘Marius, alsjeblieft!’

‘Je buik.’

‘Ik heb geen littekens, Marius.’

‘Ik wil je buik zien.’

Hij nam het schrift van haar schoot, sloeg het dekbed weg. Haar borsten gingen sneller op en neer, ze was net zo opgewonden als hij.

‘De meisjes,’ zei ze.

‘Ze slapen. Trek dat uit.’

Ze schortte haar nachthemd verder op maar trok het niet uit. Hij dacht: Zo moet het dus. Je moet bevelen geven. Hij greep haar linkerborst en kneep hard. Hij beet in de rechter, liet plotseling los en begroef zijn hoofd in haar buik. Aarzelend gleden zijn handen over de binnenkant van haar dijen. Hij voelde haar krulletjes en liet zijn vinger over haar lippen glijden. Ze was vochtig en zacht en diep. Daar dus waren de prinsesjes uit gekomen. Zijn vinger stootte in haar. Ze kreunde. Hij stootte harder. Wie had ooit beweerd dat je met een vrouw teder moest zijn? Zijn hoofd lag lekker in haar satijnen schoot. Hij wilde haar niet zien, hij wilde haar horen, ruiken, voelen. Plotseling sloot haar hand zich om zijn pas gewassen lul. Hij sidderde alsof een elektrische schok door zijn lijf werd gejaagd, en ontlaadde zich met een luide schreeuw. ‘De tweeling,’ siste ze, en ze sloeg haar vrije hand voor zijn mond. Ineens zag hij hen als een Siamese tweeling en moest hij de aandrang onderdrukken om naar hun kamer terug te keren en zich er met zijn eigen ogen van te vergewissen dat ze twee autonome lichamen hadden. Had hij hen niet altijd samen bij het raam gezien?

‘Waarom?’ vroeg hij.

‘Waarom wat?’

‘Heb je me niet in jou laten komen.’

Hij ging naast haar liggen en schoof zijn benen onder het dekbed.

‘Ik moet opstaan, Marius, en ik wil niet dat de meisjes jou straks in mijn bed vinden,’

Opnieuw zag hij ze aan elkaar gekluisterd, mankend en strompelend zoals deelnemers aan een estafette, bij wie door middel van een touw was bewerkstelligd wat in zijn visioen bij Paula’s dochters door de natuur was geregeld. Ze duwden zich elk met het eigen been af en gooiden dan het gemeenschappelijke voorwaarts. Bij iedere stap slingerden hun lichamen vervaarlijk van links naar rechts. Hield Paula hen daarom voor de buitenwereld verborgen?

‘Je antwoordt niet op mijn vraag.’

‘Je moet niet zoveel vragen stellen.’

‘Bedoel je dat ik het zal begrijpen als ik zo oud ben als jij?’

‘Zoiets, ja.’

Als een hond volgde hij haar naar de badkamer die annex aan de slaapkamer lag. Nu zou hij toch nog haar buik kunnen zien. In de deuropening draaide ze zich om.

‘Wat wil je, Marius?’

‘We kunnen toch gezellig samen in bad?’

Hij legde zijn handen op haar schouders, maar durfde haar niet te zoenen. In plaats van hem te promoveren tot de status van minnaar, leek het gebeurde haar superieure rol te hebben bevestigd.

‘Marius, ik ga graag alleen in bad.’

Ze deed de deur dicht.

‘Ik ga nog een beetje slapen!’ riep hij, maar hij wist niet of ze hem hoorde boven het lawaai van het water dat uit de kranen stroomde. In bed draaide hij zich op zijn buik, en dacht aan Paula’s borsten en tepels en dijen. Hij bewoog heen en weer over het laken, genoot behaagziek van de herinnering aan zijn verovering. De juiste mensen uitkiezen, Marius. Geen tijd verliezen met de Philippen en de Stephanies van deze wereld. Hij rolde met zijn tong over zijn verhemelte, beeldde zich in dat hij op Paula’s tepel zoog. Ze had hem lekker gevonden, dat kon ze niet ontkennen, ze wilde meer, en hij zou haar meer geven op zijn voorwaarden. Eerst moest ze hem tonen wat de uitbraak van het driebenige monster had aangericht, dan pas zou hij haar verwennen. Hij zou haar laten smeken, kreunen, jammeren, bedelen… Hij dempte zijn schreeuw in het roze kussen. Ik ben een leeuw die brult in de nacht, dacht hij. Hij trok drie ragfijne zakdoekjes uit de doos die zijn gastvrouw op zijn nachtkastje had klaargezet, en veegde het laken schoon. Lichtgroene en lichtgele pluisjes bleven in het roze katoen haken. Hoewel hij er niet aan twijfelde dat Paula een meisje had om de bedden te verschonen, was hij er zeker van dat ze zijn bed zou inspecteren. Misschien zou ze haar gezicht in de lakens drukken in de hoop hem te ruiken. Je minnaar is een man! riep hij, en hij viel uitgeput in een diepe slaap.

De wind stak op, wolken werden over het bos naar het kasteel gejaagd, een bliksemschicht zigzagde boven de toren. Donderkoppen botsten tegen elkaar, regen zeeg neer op het leien dak, Marius sliep. Hij hoorde het onweer niet, en hij hoorde de meisjes niet die de deur van zijn kamer openduwden en tot bij zijn bed slopen. Ze staken hun tong naar hem uit en glimlachten. Melissa nam de karaf met water van de tafel en zette hem op de gang. Sandrina bukte zich bij de wastafel en draaide het kraantje van de watertoevoer dicht. Melissa spreidde de kleren van de indringer uit en haalde een flesje azijn uit de zak van haar kamerjas. Sandrina ging tegenover haar staan, nam het flesje aan en besprenkelde zorgvuldig alle kledingstukken. Melissa nam de azijn van haar zus over en gaf haar de olie om over de kleren te gooien. Olie en azijn verdwenen in Melissa’s zakken, en de zusjes gingen aan weerskanten van het bed staan. Sandrina maakte haar zakken leeg, en reikte haar zus de peper en het zout. Melissa maalde peperbolletjes fijn boven zijn haar en legde behoedzaam enkele korrels zout tussen zijn lippen. Een laatste bliksemschicht schoot boven het kasteel de hoogte in, en abrupt hield de regen op. De meisjes staken hun tong uit en likten obsceen hun lippen. Ze bliezen hun slachtoffer een kusje toe en trokken de deur van de logeerkamer achter zich dicht.

Kort voor de middag werd Marius wakker en rook dat er in de keukens van het restaurant werd gekookt. Zijn mond was kurkdroog. Hij gooide het dekbed van zich af, stak zijn hoofd onder de kraan en ving drie druppels op. Hij wreef met zijn tong over zijn lippen en proefde het zout dat de wraakgodinnen tussen zijn lippen hadden gelegd. Drinken, dacht hij, ik moet drinken. Aan het einde van de gang was een wc, maar die spoelde niet door en uit de kraan van het wasbakje kwam ook al geen druppel. Voorbij de wc verbreedde de gang zich tot een overloop die was ingericht met een tafel, een bank, een kleerkast en een ficus. De poten van de tafel waren gesneden in’de vorm van lotusbladeren, en het blad was van grijs gestippeld marmer. In een fruitschaal lagen drie vergeelde ficusblaadjes. Het meubilair stond op de overloop zoals het in een museum had kunnen staan. Marius trok een blaadje van de ficus, scheurde het in tweeën, likte de vochtige rand en gooide het in de schaal. Hij tastte met zijn vinger in het schoteltje onder de bloempot maar voelde geen druppel water. Verdomme, Paula! Hij klopte op haar deur, kreeg geen antwoord, duwde de klink naar beneden, maar de kamer was op slot. Als een dronkelap die door zijn vrouw de toegang tot de echtelijke woning wordt ontzegd, begon hij op de deur te bonken. Was ze bang dat hij er met het zilver vandoor zou gaan? Hij keerde op zijn schreden terug, maar ook de logeerkamer was nu op slot. Hij voelde zich een kind dat is ontsnapt uit de school waar het voor het eerst heen is gebracht en dat na een lange zwerftocht zijn ouderlijk huis heeft teruggevonden om daar te ontdekken dat er niemand op hem wacht. Hij werd buitengesloten, maar het was te laat. Hij had zijn handtekening achtergelaten, niet op haar lichaam maar in ieder geval wel op haar lakens. Hij zou beneden aan een tafeltje in het restaurant gaan zitten en haar bevelen hem te bedienen. Hij zou luid in zijn handen klappen en haar vragen op te schieten. Hij zou het beste en het duurste eisen. Hij trok de band van zijn broek naar voren en streek de plooien uit zijn hemd. Maar, wat zag hij eruit! Zijn hemd, zijn das, zijn broek en zijn jasje zaten vol vieze vlekken. Hij zat in de val, bestierf het van schaamte en dorst. Toch scheidde zijn lichaam water af. Tranen van woede sprongen in zijn ogen en hij moest dringend plassen. In de woestijn drinken mensen hun eigen pis, bedacht hij, maar het dampende vocht dat in Paula’s perzikroze toiletpot klaterde zou alleen maar diepere groeven in zijn tong en kaken trekken. Wat moest hij doen? Plotseling stond hem haarscherp de metalen brandladder voor ogen die tussen de vele ramen van het kasteel zigzag over de achtergevel slingerde. Als het hem eindelijk een beetje meezat, kon hij er via het raam naast de huiskapel bij.

De kapel was gesloten maar op het raam zat godzijdank geen slot. Achter een gordijn van zware grijze stof lagen de woonkamers waar hij, dwaas, gehoopt had te ontbijten met Paula en haar dochters. Behoedzaam lichtte hij het gordijn op en zag een glanzend witte polyester deur zonder klink of knop. In de muur naast de stijl was een metalen plaatje met drukknoppen gemetseld. Alleen wie de code kende, kon naar binnen en misschien tikte Paula iedere week een andere code in. Hij liet het gordijn vallen, opende het raam en hees zich op de vensterbank. Wilde hij langs de brandladder uit het kasteel ontsnappen, dan moest hij eerst op de vensterbank van een verder raam stappen. Voetje voor voetje schuifelde hij naar de rand van de arduinsteen. Niet naar beneden kijken, dacht hij, niet aarzelen, gewoon doen. Hij schatte dat het anderhalve meter was tot bij de volgende vensterbank, en zes meter tot de begane grond. Hij had geen keuze. Hij deed een stap naar rechts, voelde de steen onder zijn ene voet en trok meteen de andere bij. Hij draaide zich om, ging zitten en wipte op zijn achterste naar het uiteinde van de vensterbank. Hij hoorde stemmen. Drie mannen in zwarte pakken leunden tegen de muur en rookten een sigaret. Het waren Paula’s obers. Een van hen liet al na enkele trekken zijn sigaret in een plas sissen en gooide de peuk in de container met afval.

‘Wacht op ons!’

‘Kom nu, anders merkt ze het.’

‘We zijn haar slaven niet.’

Maar ook de andere twee gooiden hun sigaretten in de container.

Als ik me laat vallen, dacht Marius, kom ik bij haar afval terecht. Hij hees zich overeind, draaide zich om, ging op de uiterste rand van de vensterbank staan en sprong naar de brandladder. Gulzig likte hij de druppels Van het metaal. Hij was gered. Sleutels, dacht hij. Wat als de heksen de sleutel van de Audi uit zijn broekzak hadden gehaald en geruild voor een van een auto die op een autokerkhof stond te roesten? Maar het was de sleutel van de Audi. Met drie sporten tegelijk ging hij de ladder af, sprong op het asfalt tussen de container en de muur. Hij trok zijn hoofd tussen zijn schouders en liep gebukt weg van het kasteel. Takken zwiepten in zijn gezicht, maar hij drong het bos verder binnen. Hij wilde onder geen beding dat Paula hem zag, maar de bomen hadden al hun bladeren verloren en boden weinig bescherming. Pas bij de fontein kwam hij op adem. Hij legde zijn hand in de plas die op de bodem was blijven staan en stak zijn natte vingers in zijn mond. Tussen de bomen zag hij de blauwe glinstering van de Audi. Hij sloot zijn hand om de sleutel in zijn broekzak en strompelde verder. De banden waren niet stukgesneden, en niemand had in de verf gekrast. De benzinetank was niet leeggelopen en de sleutel draaide in het slot. Hij liet zijn voorhoofd tegen het stuur rusten en sloot zijn ogen. Hij haalde diep adem en rook het parfum van zijn moeder. Als hij vijf, zes jaar geleden met zulke vuile kleren was thuisgekomen, zou ze ze lachend van zijn bezwete lijf hebben gepeld en gelukkig zijn geweest met het bewijs van zijn mannelijkheid. Zonen moesten onder het slijk van het voetballen thuiskomen. Nu kon hij beter naar zijn vader gaan die niet zou merken hoe zijn zoon erbij liep. Hij zou een bad nemen en een joggingpak van hem aantrekken ‘omdat dat zo lekker zat’. De kleren zou hij weggooien, of naar zijn oma brengen. Hij opende zijn ogen en zag een eindje zwart touw als een slangetje onder de bank vandaan kruipen. Stella’s ballet-zak! Hij trok de blauwe nylon zak onder de bank uit, drukte hem lachend tegen zich aan en gaf hem een smakkende zoen. Hij duwde een cassette in de recorder en reed met gierende banden weg.

In het raam van het eerste café dat hij passeerde brandden een blauwe en een rode tl-buis, en toen ook het tweede en het derde café een bordeel bleken te zijn, bedacht hij dat het mogelijk moest zijn om er koffie of water te krijgen. Bij het vierde café stopte hij. Op een zondagmiddag om kwart over een sliepen de meisjes vast. Witte verf schilferde van de ramen en de deur, en de rode tl-buis floepte aan en uit. ‘Meisje gevraagd’ stond op een met de hand geschreven briefje dat op ooghoogte tegen het glas in de deur was geplakt. Hoe ging je een bordeel binnen? Hij duwde de deur open en stond voor een tweede keer die dag voor een gordijn. Hij schoof het opzij en stapte een donkere ruimte in. ‘Hallo?’ Hij greep achter zich en schoof het gordijn verder open. In het licht dat door het glas in de deur naar binnen viel, zag hij dat het café was ingericht als een saloon. Boven de bar hing een zadel en rond de tafel stonden boomstronken. Een man in een verschoten beige suède pak verscheen plotseling achter de bar alsof hij als een schietschijf uit de grond was gefloept. Zijn pak was met witte en rode kralen versierd en om zijn hals droeg hij kettingen waaraan tanden en andere trofeeën bungelden.

‘We zijn gesloten.’

‘Hebt u een glaasje water voor me?’

‘We hebben geen water.’

‘Of koffie?’

‘Ook geen koffie.’

De man kruiste zijn armen zoals een chief in een indianen-boek.

‘Het enige dat je hier kunt krijgen is whisky.’

‘Lest whisky de dorst?’

‘Wat dacht je?’

‘Ik geloof dat ik niet genoeg geld bij me heb voor whisky.’

‘Hoeveel heb je?’

‘Tweehonderd.’

De man nam een fles van het schap, schroefde de dop eraf en stak hem naar Marius uit.

‘Vuurwater?’

De man negeerde zijn grapje.

‘Drink.

Hij dronk.